Studiegids bacheloropleiding ACADEMISCHE LERARENOPLEIDING PRIMAIR ONDERWIJS (ALPO) 2015-2016



Vergelijkbare documenten
Opleidingsprofiel Instituut Theo Thijssen - Kerntaken- en deeltaken in de verschillende fasen van de opleiding

Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 1 (jaar 1)

Beoordelingsformulieren. Aanpassingen

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Verkorte studiegids. Bacheloropleiding ACADEMISCHE LERARENOPLEIDING PRIMAIR ONDERWIJS (ALPO)

Onderwijsaanbod & Toetsing Flexibele Deeltijdopleiding ITT/HUpabo. Verantwoording

Studiegids. Bacheloropleiding deeltijd. Leraar Basisonderwijs

Studiegids. Bacheloropleiding. Leraar Basisonderwijs Voltijd

Studiegids. Bacheloropleiding voltijd. Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO)

Studiegids. Bacheloropleiding voltijd. Leraar Basisonderwijs

Aantekenformulier van het assessment PDG

Studiegids. Deeltijdbacheloropleiding. Flexibele deeltijdopleiding Leraar Basisonderwijs

Flexibele Deeltijdopleiding ITT/HUpabo

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Informatie werkplekleren

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

kempelscan K1-fase Eerste semester

Visie op ouderbetrokkenheid

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Competentievenster 2015

van, voor en door de leraar Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

Thermometer leerkrachthandelen

Studiegids bacheloropleiding ACADEMISCHE LERARENOPLEIDING PRIMAIR ONDERWIJS (ALPO)

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

De leerkracht stelt duidelijke opbrengst- en inhoudsdoelen op en geeft concreet aan wat verwacht wordt van het werken in de klas en de omgang met

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

OER. Uitleg over de. Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

kempelscan P2-fase Studentversie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Zelfevaluatie. Inleiding:

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Het voorstel bekwaamheidseisen

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Verantwoording gebruik leerlijnen

INFORMATIEBIJEENKOMST CURRICULUM INSTITUUT HU PABO THEO THIJSSEN. Presentatie t.b.v. opleidingsscholen 14 en 21 september 2016

UITWERKING KOERS BEST ONDERWIJS

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Een taakgericht beroepsbeeld van de leraar

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

CP Resultaten QuickScan

ONDERWIJSBEHOEFTES VAN JONGEREN EN ONDERSTEUNINGSBEHOEFTES VAN MENTOREN EN LEERKRACHTEN IN KAART BRENGEN

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

ECTS- FICHE. Bij aanvang van dit opleidingsonderdeel dient de cursist over de volgende competenties te beschikken:

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

1 Interpersoonlijk competent

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders

1. Interpersoonlijk competent

Samenwerking. Betrokkenheid

Master Expertleerkracht PO (MEPO)

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

De cursist moet geen opleidingsonderdelen afgewerkt hebben of gelijktijdig volgen.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Voorstel bekwaamheidseisen

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

A. Persoonlijke gegevens

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel

Avans ontwikkelrichtlijn voor docenten

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie

Beoordelingsformulier Verslag Vakprofilering Geschiedenis Code: OTR3-PRWT1-15 EC: 5

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007)

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

ONDERWIJS EN INNOVATIE OP DE LINDERTE

ECTS- FICHE. L.Fret, H. Hicketick, S. Van Schoubroeck

WPL Fase A WPL Fase B WPL Fase C WPL Fase D

Assessment Startbekwaam

Onderwijs- en examenregeling

Bijlage 8.8: Professionele leergemeenschappen (Verbiest, 2012)

Onderwijs- en Examenregeling GMW. Bijlage 1a

Transcriptie:

Studiegids bacheloropleiding ACADEMISCHE LERARENOPLEIDING PRIMAIR ONDERWIJS (ALPO) 2015-2016 Hogeschool Utrecht, HU Diensten Utrecht, 2015

Inhoudsopgave 1 Voorwoord 5 2 Inrichting van de opleiding 7 2.1 Beroepssprofiel... 7 2.1.1 Beroep... 7 2.1.2 Uitwerking van het beroepsprofiel... 7 2.1.3 Competenties beginnende beroepsbeoefenaar... 7 2.1.4 Vaardigheden afgestudeerde... 7 2.1.5 Werkveld en functies... 8 2.2 Opleidingsprofiel... 8 2.2.1 Algemeen... 8 2.2.2 Doelstelling opleiding... 18 2.2.3 Het academisch niveau van de opleiding... 19 2.2.4 Didactische uitgangspunten... 19 2.3 Inrichting van de opleiding... 20 2.3.1 Opleidingsvarianten... 20 2.3.2 Verkorte en versnelde opleidingsroutes... 20 2.3.3 Getuigschriften... 20 2.3.4 Graden en titulatuur... 20 2.3.5 Opleidingsstructuur... 21 2.4 Propedeuse... 22 2.4.1 Opbouw programma... 23 2.4.2 Studieadvies... 24 2.4.3 Overstappen... 26 2.5 Hoofdfase... 26 2.5.1 Toelating hoofdfase... 26 2.5.2 Programma s... 27 2.5.3 Stages en stagewaardigheid... 29 2.5.4 Profileringsruimte... 30 2.5.5 Excelleren... 30 2.5.6 Afstuderen... 30 2.5.7 Vervolgopleidingsmogelijkheden... 31 2.6 Examencommissie... 31 2.6.1 Instelling... 31 2.6.2 Benoeming en samenstelling... 32 2.6.3 Taken en bevoegdheden... 32 2.6.4 Verzoekschrift... 33 2.7 Introductie- en begeleidingsdagen, excursies, werkwerken en trainingen.... 33 2.8 Voorzieningen... 33 2.8.1 Begeleiding... 33 2.8.2 ICT Faciliteiten... 34 2.8.2.1 Algemeen... 34 2.8.2.2 E-mail... 35 2.8.2.3 Mijn HU... 35 2.8.2.4 Sharepoint... 35 2.8.2.5 Osiris Student... 36 2.8.2.6 Wachtwoord... 37 2.8.2.7 Informatiebeveiliging en privacy... 37 2.8.2.8 Registratie studievoortgang... 38 2.8.3 Studenten Informatie Punt (STIP)... 38 2.8.4 Studievereniging... 38 2.8.5 Opleidingscommissie... 38 2.8.6 Contactgegevens... 39 3 Cursussen 40 3.1 Cursusdeelname... 40 2/93

3.2 Inschrijving voor cursussen... 40 3.3 Aanwezigheidsplicht... 40 3.4 Ingangseisen... 40 3.5 Cursusbeschrijvingen... 41 4 Tentamens en examens 42 4.1 Introductie... 42 4.2 Vrijstellingen... 42 4.3 Organisatie tentamens... 43 4.3.1 Tentamenvorm en -duur... 43 4.3.2 Tentamenrooster... 45 4.3.3 Inschrijving en deelname (her)tentamens... 45 4.3.4 Voorzieningen in geval van een functiebeperking... 47 4.3.5 Legitimatieplicht bij tentamens... 48 4.3.6 Gang van zaken tijdens tentamens... 48 4.4 Beoordeling... 48 4.4.1 Toekennen resultaat en inzage... 48 4.4.2 Onregelmatigheden / fraude... 50 4.4.3 Bewaring en teruggave tentamen- en examenwerk... 51 4.4.4 Geldigheidsduur resultaten... 51 5 Diplomering 52 5.1 Procedure afgifte getuigschrift... 52 5.1.1 Diploma-uitreiking... 52 5.2 Aantekening Cum Laude of Met Genoegen... 53 6 Roosters 55 6.1 Onderwijsjaarrrooster... 55 6.2 Vakanties en vrije dagen... 57 6.3 Lesdagen en -tijden... 57 6.4 Openingstijden gebouwen... 57 6.5 Roosterinformatie en -wijzigingen... 58 7 Klachten, bezwaar en beroep 59 7.1 Inleiding... 59 7.2 Bezwaar... 59 7.3 Beroep... 60 7.3.1 Beroep aantekenen... 60 7.3.2 Hoger beroep... 61 7.4 Klachten... 61 7.4.1 Klacht indienen... 61 7.4.2 Herzieningsverzoeken bij klachten... 62 7.5 Ongewenst gedrag... 62 7.6 Schema klachten, bezwaar en beroep... 62 8 Studentzaken 63 8.1 Studiebegeleiding... 63 8.2 Profileringsfonds... 63 8.3 Studentendecaan... 64 8.4 Centrum Studiekeuze... 64 8.5 Vertrouwenspersoon... 65 8.6 Studentenarts... 65 8.7 Bureau Studentenpsychologen... 66 8.8 Mediation... 66 8.9 Studeren met een functiebeperking... 66 8.10 Verbetering taalvaardigheden... 67 8.11 Bibliotheek... 67 8.12 Internationalisering... 67 8.12.1 Study abroad... 68 8.12.2 Studeren in het buitenland... 68 8.13 Medezeggenschap... 68 8.14 Studium Generale... 69 3/93

8.15 Studentenvereniging... 69 8.15.1 Algemeen... 69 8.15.2 Bestuursbeurs... 69 8.16 Topsport... 70 8.17 Trajectum... 70 8.18 Sport... 70 8.19 Veilig, gezond en milieuvriendelijk studeren... 70 8.20 Verzekeringen: aansprakelijkheid, ongevallen en reisverzekering... 73 8.21 Werken naast uw studie... 73 8.22 Huisvesting... 74 9 Over de HU 75 9.1 Algemene informatie... 75 9.1.1 Onderwijsprofiel HU... 75 9.1.2 Bachelor- en masterstelsel... 76 9.1.3 Hogeschool- en faculteitsregelingen... 77 9.1.4 Orderegels... 78 9.1.5 Kwaliteitszorg... 79 9.1.6 Organogram HU... 79 9.1.7 Locaties HU... 79 9.2 Algemene informatie Faculteit Educatie... 80 9.2.1 Algemeen... 80 9.2.2 Organogram faculteit... 80 9.2.3 Contactgegevens... 81 9.2.4 Plattegrond... 81 9.2.5 Praktische voorschriften en aanwijzingen... 82 9.2.6 Faciliteiten... 82 9.2.7 In- en uitschrijven voor de opleiding... 84 9.2.8 Toelatingsonderzoek... 85 9.2.9 Studiekosten, eigen bijdragen en tegemoetkoming... 85 9.2.10 Collegegeld... 85 9.2.11 Kosten voor boeken en leermiddelen... 86 9.2.12 Overige kosten... 86 9.2.13 Financiële tegemoetkoming... 86 10 Bijlagen 87 10.1 Onderwijs- en examenregeling... 87 10.2 Cursusbeschrijvingen... 93 10.3 Conversietabellen... 93 10.4 Overige regelingen... 93 10.5 Diversen... 93 Waar in deze studiegids gesproken wordt over de opleiding wordt bedoeld de Bacheloropleiding Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO). De ALPO is een samenwerking tussen de Hogeschool Utrecht (Instituut Theo Thijssen) en de Universiteit Utrecht (bacheloropleiding Onderwijskunde). Deze studiegids beschrijft het onderwijs dat gegeven wordt door de Hogeschool Utrecht geregistreerd in het crohoregister onder nummer 34808. In deze studiegids zijn, daar waar nodig, verwijzingen opgenomen naar de OER van UU/FSW 2015-2016. 4/93

1 Voorwoord Beste student, Voor u ligt de HU-studiegids 2015-2016 van de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO). De ALPO is een geïntegreerde vierjarige voltijdse opleiding die zowel leidt tot een bachelordiploma leraar primair onderwijs (HU-Pabo) van de Hogeschool Utrecht als een bachelordiploma Onderwijskunde van de Universiteit Utrecht (UU/OWK). Deze studiegids beschrijft het onderwijs van de HU Pabo en en geeft aanvullingen over / verwijzingen naar informatie over de bachelor Onderwijskunde binnen ALPO. Aanvullende informatie over de bacheloropleiding Onderwijskunde vindt u via de link: http://students.uu.nl/fsw/alpo We hopen dat u bij onze opleiding een prettige en succesvolle studietijd heeft. In deze studiegids vindt u belangrijke spelregels en nuttige informatie over uw studie. Hogeschool Utrecht biedt vraaggestuurd en competentiegericht onderwijs. Competentiegericht wil zeggen dat u vaardigheden opdoet die aansluiten bij het beroepsleven (2.1). Met vraaggestuurd onderwijs streven wij er naar het onderwijs en de ondersteuning eromheen zo in te richten dat u zich tijdens uw studie kunt ontwikkelen op een manier die ú belangrijk vindt en die bij u past. Hieronder vindt u informatie over de belangrijkste aspecten van uw studie. Invloed van de student Veel van onze mogelijkheden zijn ontwikkeld en verbeterd op initiatief van uw medestudenten. De ALPO beschouwt u dan ook als partner, u maakt deel uit van onze kennisgemeenschap. De ALPO hecht veel waarde aan uw mening en ideeën. Dat begint al bij de evaluaties van alle cursussen, waar u als student uw oordeel en verbetertips kunt geven. Ook organiseren we op opleidingen en faculteiten onderwijsdialogen, waarin we samen in gesprek gaan over uw opleiding en alles eromheen. De HU ondersteunt actief deelname van studenten in opleidingscommissies en medezeggenschapsorganen (8.13). We vragen u elk jaar de NSE (Nationale Studenten Enquête) in te vullen. En bent u bijzonder tevreden over het onderwijs van die ene docent(e), nomineer hem/haar dan als docent(e) van het jaar. De HU Pabo kent een OpleidingsCommissie (OC). Door de samenwerking met UU/FSW is voor de OC ook een samenwerking gezocht. ALPO-studenten die deelnemen aan de Onderwijs Advies Commissie (OAC) van de UU hebben binnen hun takenpakket ook taken voor de OpleidingsCommissie OC van ITT. Dit aanvullende pakket betreft voornamelijk advies op studiegidsteksten, OER (Onderwijs en Examen Regelementen) en evaluaties en mogelijk op uitnodiging tijdelijk aansluiten bij onderwijsverbetertrajecten, bezoek van externe partijen zoals een auditcommissie. Daarnaast organiseren de studenten van de OAC ook aan het eind van ieder onderwijsblok panelgesprekken tussen docenten en studenten. Deze hebben als doel gezamenlijk het onderwijs te evalueren en verbeterpunten op te stellen. Excelleren De ALPO is een excellente opleiding van de Hogeschool Utrecht en levert u mogelijk naast het bachelordiploma leraar basisonderwijs ook het HU-waardepapier Excellente student op. U ontvangt dit predikaat naast het pabo diploma. Hiervoor moet u de studie binnen 4½ jaar hebben afgerond. Daarnaast kunt u bij het behalen van uitstekende resultaten de aantekening Cum Laude of Met Genoegen (5.2) op het diploma ontvangen. De ALPO heeft ook een zwaarder programma dan een gemiddelde universitaire studie. U moet als student de ambitie en motivatie hebben om hard te werken om binnen vier jaar twee diploma's te halen. Van de Universiteit Utrecht ontvangt u, naast het bachelordiploma Onderwijskunde, een honourscertificaat. Verbreden en verdiepen Binnen de ALPO is geen profilieringsruimte beschikbaar. Verbreding en verdieping op het paboprogramma is impliciet in de opleiding opgenomen door het geïntegreerde programma met de bachelor Onderwijskunde. 5/93

Wat anders? U kunt uw studietijd natuurlijk ook benutten om u zo breed mogelijk te ontwikkelen, en extra ervaring buiten uw reguliere studie op te doen. Wilt u een tijdje studeren in het buitenland (8.11)? Of denkt u erover bestuurlijk actief te worden in bijvoorbeeld de Universiteit Utrecht, een studievereniging of een studentensportclub? Er is van alles denkbaar dat door de ALPO (HU en UU) actief ondersteund wordt. Belangrijk is dat u deelname aan een of meerdere activiteiten overlegt met uw Studie- en werkbegeleider (S&W-er). De S&W-er zal meedenken in de mogelijkheden. Studievertraging Het kan gebeuren dat uw studie niet verloopt zoals u dat graag zou willen. Als dat komt door bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld ziekte of familieomstandigheden, dan zijn er verschillende regelingen waarop u een beroep kunt doen. Als u door uw persoonlijke situatie tentamens mist, kunt u om een extra herkansing vragen (4.3.3). Haalt u te weinig studiepunten en dreigt u een negatief studieadvies te krijgen dan kunt u hulp krijgen bij het maken van een studieplanning (2.4.2). En had u een studiebeurs, maar studeert u door persoonlijke omstandigheden zo lang dat u geen er recht meer op hebt? Dan is er wellicht een mogelijkheid tot financiële ondersteuning (8). In al deze gevallen geldt: meld het zo spoedig mogelijk aan uw studieloopbaanbegeleider (S&W) (2.8.1) of uw studentendecaan (8.3)! Problemen en klachten Heeft u problemen die uw studie negatief kunnen beïnvloeden? Bij uw S&W-er (2.8.1) of een studentendecaan (8.3) bent u aan het juiste adres; zij kunnen u adviseren of doorverwijzen. Als u klachten heeft over de bejegening door studenten of medewerkers, kunt u ook een vertrouwenspersoon (8.5) inschakelen. Als er sprake is van een escalerende situatie kunnen onze studentmediators helpen om verdere escalatie te voorkomen en de samenwerking weer te herstellen (8.8). En gaat er binnen de HU iets fout of bent u het niet eens met een besluit? Op elke faculteit op opleiding is een klachtenloket waar u terecht kunt met bezwaren en klachten (7.1). Ook hiervoor is de studentendecaan het eerste aanspreekpunt. Wat verwacht de HU van u? Wij streven ernaar u een opleiding en studieklimaat te bieden waarin u zich optimaal kunt ontplooien. Daarvoor is het nodig dat iedere student zich aan de interne regels houdt (9.1.4). Ongewenst gedrag (bijvoorbeeld intimidatie, hatemails, verbaal of fysiek geweld) wordt niet getolereerd. Zeker als dit gevolgen heeft voor onschuldige medestudenten doordat tentamenresultaten ongeldig worden verklaard, zijn de straffen zwaar. Zowel ongewenst gedrag als fraude kan leiden tot verwijdering van de opleiding. Er zijn veel mogelijkheden bij de ALPO een prettige studietijd te hebben. U vindt de HU-informatie terug in deze gids, daarnaast vindt u op de website van de UU/FSW informatie over studeren aan de UU. Lees deze gids en de informatie op de UU site goed door, voordat u aan uw studie begint. Zijn zaken niet duidelijk of kunt u iets niet vinden: kijk op Blackboard, vraag het uw S&W-er, het STudent Informatie Punt (STIP) of de coördinatie van de ALPO. We wensen u een prettige studietijd en veel succes in dit studiejaar. Mede namens alle collega s die aan uw opleiding bijdragen, Drs. Wichert Duyvendak Directeur Instituut Theo Thijssen 6/93

2 Inrichting van de opleiding 2.1 Beroepssprofiel 2.1.1 Beroep Als afgestudeerde aan de ALPO bent u bevoegd om te werken in het basisonderwijs; dat wil zeggen het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs 1. Tevens bent u Onderwijskundige en kunt u als zodanig binnen of buiten het basisonderwijs aan het werk. 2.1.2 Uitwerking van het beroepsprofiel Binnen de ALPO wordt u opgeleid aan de hand van een opleidingsprofiel. Binnen dit profiel zijn kerntaken en deeltaken gedefinieerd, voorzien van indicatoren die de opbouw over vier studiejaren aangeven. Onderleggers voor dit opleidingsprofiel zijn de SBL competenties zoals die in 2004 beschreven zijn door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL), de Dublin descriptoren, de kennisbases van de verschillende domeinen binnen de pabo zoals taal, rekenen, pedagogiek/onderwijskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, natuur&techniek, de verschillende kunstvakken en de onderzoekslijn (in samenwerking met UU/OWK en specifiek voor de ALPO). 2.1.3 Competenties beginnende beroepsbeoefenaar Voor de ALPO zijn de SBL competenties, Dublin descriptoren, aanvullende academische vaardigheden en kennisbases uitgewerkt in een opleidingsprofiel ALPO, bestaande uit kern- en deeltaken. In deze beschrijvingen, die zijn uitgewerkt in 4 opleidingsfasen, staat beschreven wat de student in zijn ontwikkeling tot startbekwaam leraar basisonderwijs moet kennen en kunnen. 2.1.4 Vaardigheden afgestudeerde Een startbekwaam academisch leraar beheerst de kern- en deeltaken uit het opleidingsprofiel op startbekwaam niveau en voldoet aan de eindtermen van de Bacheloropleiding Onderwijskunde (zie studiegids UU). Daarnaast beheerst u als afgestudeerde aan de ALPO de kerndelen van de kennisbases en de profieldelen die passen bij het gekozen profiel in de hoofdfase. In de afstudeerfase toont u aan dat u in staat bent alle taken als academisch gevormde leerkracht, namelijk het ontwerpen van, het verzorgen van, het adviseren over en het onderzoeken van onderwijs geïntegreerd op academisch niveau uit te voeren en hierop vanuit verschillende perspectieven diepgaand te kunnen reflecteren. Daarnaast levert u als volwaardig teamlid een actieve bijdrage aan de schoolontwikkeling. 1 Door het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van de bacheloropleiding leraar basisonderwijs, voldoet betrokkene aan de bekwaamheidsvereisten zoals vastgesteld in het Besluit Bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, titel 2. 7/93

2.1.5 Werkveld en functies Eenmaal afgestudeerd kunt u werken in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Als opleiding hebben we nauwe contacten met het werkveld via de schoolbesturen waarmee we een partnerschap hebben. Daarnaast kunt u ook als onderwijskundige in tal van andere functies werken zoals onderwijsontwikkelaar, onderzoeker of onderwijsadviseur. Bijzonder aan een ALPO afgestudeerde is dat deze combinatie en integratie van opleiden ervoor zorgt dat u binnen de basisschool ook al deze rollen kunt vervullen en daarmee een voortrekkersrol kunt vervullen. 2.2 Opleidingsprofiel 2.2.1 Algemeen ALPO: een samenwerking tussen HU Pabo en UU/OWK De ALPO is in september 2008 gestart. Het onderwijs wordt in nauwe samenwerking verzorgd door Instituut Theo Thijssen (HU Pabo) van de Hogeschool Utrecht en de opleiding Onderwijskunde (UU/OWK) van de Universiteit Utrecht. Dit betekent dat u als student geïntegreerd onderwijs krijgt vanuit beide opleidingen, in verschillende gebouwen op de Uithof in Utrecht. De hoofdlocaties zijn: Instituut Theo Thijssen, Faculteit Educatie (HU), Padualaan 97 Martinus Langeveldgebouw, Faculteit Sociale Wetenschappen (UU), Heidelberglaan 1 In de komende jaren zal het onderwijs van de ALPO een verdere integratie ondergaan. Daarnaast wordt de samenwerking met het werkveld uitgebreid en verstevigd. Dit gebeurt onder andere door een research community en contacten met alumni. Onderwijskenmerken Studenten van de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs worden opgeleid tot bachelors met een onderzoekende en lerende attitude en vaardigheid, die kunnen nadenken over de grondslagen van het vak, in staat zijn te reflecteren op het eigen professionele handelen en oog hebben voor ethische en normatieve vragen. Tijdens de opleiding leert u zowel theoretisch als praktisch relevante vraagstukken te onderkennen, te formuleren en op te lossen. Dit gebeurt door het toepassen en combineren van bestaande kennis, en door nieuwe kennis te ontwikkelen door middel van wetenschappelijk onderzoek. De creatieve en kritische omgang met kennis, begrippen en methoden staat centraal. Vandaar dat academische vaardigheden een belangrijk onderdeel van de opleiding vormen. Academische vaardigheden Studenten van ALPO worden opgeleid tot bachelors met een onderzoekende en lerende attitude en vaardigheid, die kunnen nadenken over de grondslagen van het vak, in staat zijn te reflecteren op het eigen professionele handelen en oog hebben voor ethische en normatieve vragen. Tijdens de opleiding leert u zowel theoretisch als praktisch relevante vraagstukken te onderkennen, te formuleren en op te lossen. Dit gebeurt door het toepassen en combineren van bestaande kennis, en door nieuwe kennis te ontwikkelen door middel van wetenschappelijk onderzoek. De creatieve en kritische omgang met kennis, begrippen en methoden staat centraal. Vandaar dat academische vaardigheden een belangrijk onderdeel van de opleiding vormen. 8/93

Reflectie In opleidingen voor beroepen waarin interactie met volwassenen of kinderen een grote rol speelt, is leren reflecteren een noodzakelijk element. Dat is nodig omdat het gaat om complexe beroepen waarin u als student alleen geleidelijk kunt groeien en waarin u als persoon zelf het voornaamste instrument is. Reflecteren is een onmisbaar middel om te leren en uzelf als (aankomend) beroepsbeoefenaar verder te ontwikkelen. U leert gedurende de opleiding vanuit verschillende perspectieven te reflecteren op verschillende vormen van kennis, op u zelf (eigen handelen, ervaringen, ontwikkeling) en op de praktijk. In een aantal cursussen komt reflecteren expliciet aan de orde, in de vorm van theorieën over reflecteren en/of oefenen met reflecteren. Ook in de specifieke context van de schoolpraktijk, waarin u één of meer dagen per week werkt en leert, kunt u oefenen met reflecteren. Toetsing Toetsing en beoordeling dienen om na te gaan in hoeverre de leerdoelen van de afzonderlijke cursussen en de eindtermen van de opleiding als geheel worden bereikt. Dit is van belang voor studenten, docenten, opleidingsmanagement en afnemend beroepenveld. De opleiding ziet de toetsing en beoordeling als integraal onderdeel van het totale onderwijsleerproces. De vorm en inhoud van de toetsing hebben vaak veel invloed op de manier waarop studenten studeren en leren. Studenten behoren vooraf voldoende inzicht te verkrijgen in wat bij de toetsing wordt verwacht. De opleiding hanteert een diversiteit aan toetsvormen, deels vanwege de verschillende soorten leerdoelen die om verschillende toetsvormen vragen, deels om in te spelen op verschillen tussen studenten zodat zij gelijke kansen krijgen om te laten zien wat ze weten en kunnen, en tenslotte ook als voorbeeld voor de gevarieerde toetspraktijk die u in uw eigen onderwijspraktijk kunnen gaan realiseren. Begeleiding Om u zo goed mogelijk te ondersteunen in zijn professionele academische ontwikkeling in en rond de praktijk en de studievoortgang wordt u gedurende de gehele opleiding begeleid door S&W-ers. Deze S&Wers zijn docenten binnen de ALPO. Gedurende het studiejaar vindt een aantal bijeenkomsten plaats. In alle bijeenkomsten staat het opleidingsprofiel van de ALPO-student, waarin de kern- en deeltaken worden beschreven, centraal. In de bijeenkomsten wordt u ondersteund bij de ontwikkeling in de verschillende rollen van de academisch gevormde leerkracht (ontwerpen van, onderzoeken van, adviseren over en uitvoeren van onderwijs) en de kern- en deeltaken van het opleidingsprofiel. Zo wordt u begeleid in het koppelen van theorie, praktijk en persoon. Hierbij speelt diepgaande, kritische, systematische reflectie een belangrijke rol, omdat deze academische reflectie u steeds beter in staat stelt zijn eigen ontwikkeling te monitoren en te sturen. Evalueren van het onderwijs Studenten van de ALPO worden op verschillende manieren betrokken bij de evaluatie van het onderwijs. Via het evaluatieformulier aan het eind van een tentamen of cursus kunt u vragen en/of opmerkingen over die cursus noteren. Ook kunt u na elke periode de betreffende cursussen mondeling evalueren tijdens een van de panelgesprekken. Deze gesprekken worden georganiseerd door de Onderwijsadviescommissie (OAC) van de ALPO (oacalpo@uu.nl). Tijdens deze gesprekken zijn ook docenten aanwezig. De OAC stelt naar aanleiding van deze gesprekken een verslag op dat gedeeld wordt met de coördinatie van de ALPO, de betreffende docenten en de studenten. 9/93

Opleidingsprofiel ALPO Het onderwijs in de ALPO is ontwikkeld aan de hand van het Opleidingsprofiel ALPO. De vijf kerntaken beschrijven de deelgebieden waarop de academische leraar basisonderwijs zich dient te ontwikkelen. U wordt in vier jaar tijd voor alle deelgebieden opgeleid tot startbekwaam. Kerntaak 1 Pedagogisch adequaat handelen 1.1 Wetenschappelijk onderbouwde kennis hebben van hoe kinderen kunnen leren, zich ontwikkelen en gedragen en de context waarbinnen die ontwikkeling plaatsvindt (Wk). Opbouwen en onderhouden van een ondersteunende relatie met kinderen, leiding geven aan de groep en zorgen voor een goed en pedagogisch adequaat leerklimaat Fase 1, Opleidingsbekwaam Oriëntatie Fase 2, Basisbekwaam Vakmanschap Fase 3, Gevorderd bekwaam Kinderen Fase 4, Startbekwaam Schoolontwikkeling Kennen van het verloop van cognitieve, sociaalemotionele, morele en motorische leerprocessen en ontwikkeling bij kinderen. Kennen van (fasen in) groepsprocessen en leiderschapsstijlen. Herkennen van het niveau van cognitieve, sociaalemotionele, morele en motorische leerprocessen en ontwikkeling bij kinderen. Herkennen van (fasen in) groepsprocessen en van passende leiderschapsstijlen. Kennis hebben van andere culturen en hun opvattingen over opvoeding en onderwijs. Herkennen van gedrags, leer en ontwikkelingsproblemen en mogelijkheden tot groei bij kinderen. Herkennen van complexe groepsprocessen en van passende leiderschapsstijlen. Herkennen van cultuurgebonden communicatiestijlen. 1.2 Aandacht en zorg hebben voor kinderen en daarbij tegemoet komen aan hun basisbehoeften. 1.3 Een veilig leef en leerklimaat creëren door duidelijk te zijn over gedragsregels en afspraken. 1.4 Goede omgang, samenwerking bevorderen en adequaat hanteren van groepsprocessen en de dynamiek daarin. Contact maken met kinderen, empathisch reageren en een relatie met hen opbouwen. Kinderen aanmoedigen en effectieve complimenten geven. Ruimte geven aan kinderen en reageren op hun ideeën en inbreng. Leiding nemen binnen de groep en afspraken maken met kinderen. Geldende klassenregels herhalen, kinderen aanspreken en het gewenste gedrag positief waarderen. Groepsprocessen, rollen en sociale verhoudingen en de dynamiek hierin herkennen in de groep. Concrete verwachtingen uitspreken over samenwerking en positieve omgang met elkaar. Empathisch reageren op kinderen, hen ondersteunen en aanmoedigen. Effectieve feedback geven aan kinderen en deze constructief formuleren. Kinderen uitnodigen om hun eigen ideeën in te brengen. Leiding geven aan de groep en onderlinge verwachtingen uitwisselen. Klassenregels bespreekbaar maken, duidelijke verwachtingen uitspreken en deze consequent hanteren. Geldende schoolregels consequent hanteren binnen en buiten de klas. Groepsprocessen, rollen en sociale verhoudingen (waaronder pestgedrag) bespreken met kinderen. Met kinderen bespreken hoe samenwerking en positieve omgang met elkaar kan verbeteren. Kinderen ondersteunen op sociaal emotioneel en moreel gebied en herkennen van signaalgedrag. Responsief communiceren en hoge en realistische verwachtingen uitspreken. Ideeën en inbreng van kinderen een plek geven in de lesactiviteiten. Leiding geven aan de groep en tegemoet komen aan verschillen tussen kinderen. Kinderen betrekken bij het hanteren en eventueel aanpassen van de klassenregels. School en klassenregels verbinden en positief en consequent hanteren. Groepsprocessen, rollen en sociale verhoudingen (o.a. pestgedrag) met kinderen bespreken en verbeteren. Kinderen concreet ondersteunen bij het samenwerken en positief omgaan met elkaar. Interveniëren bij conflicten en Planmatig passende sociaal emotionele en morele ondersteuning bieden. Planmatig responsief handelen Ideeën en inbreng van kinderen een plek geven in het onderwijs en de klas. School en klassenregels zo nodig in het team aan de orde stellen en afstemmen. Groepsprocessen, rollen en sociale verhoudingen (o.a. pestgedrag) bij kinderen planmatig verbeteren. Planmatig ondersteunen bij het aanleren van samenwerking. Waar nodig bij conflicten contact 10/93

1.5 Zich bewust zijn van en een open houding hebben bij diversiteit en dit bij de kinderen bevorderen. Conflicten tussen kinderen signaleren en erop reageren. Vriendelijk en constructief reageren op alle kinderen in de groep. Het goede voorbeeld geven in het rekening houden met elkaar. Een open houding laten zien ten aanzien van diversiteit en interculturaliteit. Interveniëren bij conflicten tussen kinderen en deze met hen bespreken. Met kinderen bespreken hoe zij rekening kunnen houden met elkaar. Vanuit een open houding diversiteit en interculturali teit met kinderen bespreken. kinderen ondersteunen bij het oplossen ervan. Kinderen betrekken bij het creëren van een klimaat van rekening houden met elkaar. Verschillen in opvattingen en gedrag met kinderen bespreken en waarderen. opnemen met collega s en ouders. Planmatig creëren van een respectvolle sfeer in de klas samen met de kinderen. Verbinding leggen tussen thuis en schoolcultuur Onderkennen van de invloed van de eigen cultuur op het eigen handelen. Herkennen van vooroordelen bij zichzelf en bij kinderen en hier grenzen aan stellen. Bespreken van waarden en normen gericht op respect voor elkaar. Waardenontwikkelin g, ethisch handelen en moreel gedrag van kinderen stimuleren. 11/93

Kerntaak 2 2.1 Beheersen van de kennis en vaardigheden in het basisschool curriculum (K) 2.2 Beschikken over een wetenschappelijk onderbouwde vakdidactische kennisbasis 2.3 Beschikken over wetenschappelijke kennis en vaardigheden met betrekking tot het ontwerpen van onderwijsleersituaties Professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijsactiviteiten Fase 1, Opleidingsbekwaam Oriëntatie Fase 2, Basisbekwaam Vakmanschap Fase 3, Gevorderd bekwaam Kinderen Kennismaken met de stof en vaardigheden van het basisschoolcurriculum. Ontwikkelen van basiskennis over vakspecifieke leerstofopbouw. Kennen van vakspecifieke instructie en werkvormen. Kennen van recente wetenschappelijke theorieën en methoden voor het ontwerpen van leermiddelen. Kennen van en inzicht hebben in de fasering van wetenschappelijk gefundeerde ontwerpprocessen en de gegevens en criteria die daarbij een rol spelen. Construeren (ontwerpen en ontwikkelen) van leermateriaal op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. Volledig beheersen van de stof wat betreft kennis en vaardigheden. Herkennen en kritisch beoordelen van vakspecifieke leerstofopbouw in methodes. Kennen en herkennen en kritisch beoordelen van vakspecifieke leerinstructie en werkvormen. Inzicht hebben in mogelijkheden tot het verbinden van lesdoelen van verschillende vakken. Kennen van recente wetenschappelijke theorieën en methoden voor het ontwerpen van leermiddelen met de nadruk op ICT. Kennen van en inzicht hebben in de fasering van wetenschappelijk gefundeerde ontwerpprocessen met de nadruk op ICT en de gegevens en criteria die daarbij een rol spelen. Construeren (ontwerpen en ontwikkelen) van leermateriaal met de nadruk op ICT op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. Boven de stof staan en doorgaande leerlijnen kennen en herkennen. Herkennen en kritisch beoordelen van vakspecifieke leerstofopbouw en de cruciale momenten daarin, in verschillende methodes. Kennen, herkennen en kritisch beoordelen van vakspecifieke instructie en werkvormen, ook bij specifieke leerproblemen. (Her)kennen van specifieke mogelijkheden om lesdoelen en werkvormen in diverse vakken te combineren. (Her)kennen van vakspecifieke leerproblemen en mogelijkheden voor differentiatie. Construeren (ontwerpen en ontwikkelen) van leermateriaal op een wetenschappelijk verantwoorde wijze, naar aanleiding van een vanuit een vakgebied en de (eigen) praktijk gesignaleerd probleem. Fase 4, Startbekwaam Schoolontwikkeling Nieuwe ontwikkelingen signaleren en in lessen opnemen. * De doorgaande lijn van de school kennen. Beschikken over gespecialiseerde vakdidactische kennis. Relateren van vakdidactiek aan beschikbare kennis en het persoonlijk werkconcept Kennis van en inzicht in de voornaamste factoren die de implementatie van onderwijsleermateria al in de school of bedrijfsorganisatie bepalen. Construeren van leermateriaal op een wetenschappelijk verantwoorde wijze, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem. Het ontwikkelde materiaal implementeren in het onderwijs en dit evalueren. Opstellen van evaluatiecriteria en evaluatie instrumenten gericht op het eigen ontwerp. Opstellen van evaluatiecriteria en evaluatieinstrumenten met de nadruk op ICT. 2.4 Wetenschappelijk onderbouwde kennis hebben over toetsen en beoordelen van leerresultaten en diagnosticeren van leerproblemen. Kennen van de voornaamste vormen en methoden van toetsen en beoordelen en de registratie van toetsgegevens. Kennen van adequaat gebruik van toetsen en beoordelingen en van resultaten bij evalueren en voorbereiden van onderwijs. Kennen van kwaliteitseisen bij toetsen en beoordelingen en bestaande toetsen daarop kunnen analyseren en beoordelen. Inzicht hebben in de plaats en het belang van toetsen en beoordelen voor de zorgstructuur, kwaliteitszorg, externe verantwoording en schoolontwikkeling. 12/93

2.5 In kaart brengen van en aansluiten bij de beginsituatie van de groep en de verschillen tussen kinderen, en daarbij lesdoelen formuleren met passende inhouden, werkvormen en taken. 2.6 Toets en beoordelingsvormen kiezen, aanpassen en ontwikkelen op basis van wetenschappelijk onderbouwde kennis. 2.7 Methoden, materialen en hulpmiddelen, beoordelen, ontwerpen en functioneel inzetten tbv de inrichting van een betekenisvolle, stimulerende en effectieve leeromgeving op basis van wetenschappelijk onderbouwde kennis. Observeren van kinderen en signaleren van ontwikkelings niveaus, onderwijsbehoeften. Overleggen met de praktijk opleider over kinderen, programma, methode en activiteiten. Kiezen en ontwerpen van passende instructie, werkvormen en taken, ook individueel. Beoordelen, kiezen en ontwerpen van leermiddelen en materialen die aansluiten bij het doel van de activiteit (en de beginsituatie). Kennen van interpretaties en effecten van cijfers en rapporten bij leerlingen en ouders en voorwaarden voor betekenisvol gebruik. Analyseren en vastleggen van ontwikkelingsniveaus. Conclusies trekken uit hoe het onderwijs is verlopen en de resultaten daarvan. Ontwerpen van instructie vanuit de vakdidactiek op meerdere niveaus. Inzetten van toets en beoordelingsvormen uit de methode. Aanpassen van toetsen beoordelingsvormen. Beoordelen, kiezen, ontwerpen en inzetten van leermiddelen en materialen (ook vakoverstijgend) binnen de leeromgeving, gericht op de groep en de individuele kinderen. Kennen van de analyses van gegevens in een volgsysteem en het gebruik van de uitkomsten. Kennen van instrumenten en analyses voor diagnosticeren van leerproblemen. Adequaat analyseren en systematisch vastleggen van gegevens uit toetsen en het volgsysteem (klas en leerjaar overstijgend). De verzamelde gegevens systematisch gebruiken bij het voorbereiden van lessen. Hanteren van verschillende instructieniveaus en bedenken van alternatieven. Beoordelen van geschiktheid van toetsvormen en evt. alternatieven zoeken Ontwikkelen van toets en beoordelingsvormen. Beoordelen, kiezen en ontwerpen van passende leermiddelen en materialen en andere aspecten van de leeromgeving, gericht op de groep en de individuele kinderen. Resultaten van analyses betrekken bij afstemming tussen leerjaren en werken aan doorlopende leerlijnen. Adviseren over geschiktheid en implementatie van toets en beoordelingsvormen, gericht op de school, de groep en de individuele kinderen. Adviseren over passende leermiddelen, materialen en andere aspecten van de leeromgeving, gericht op de school, de groep en de individuele kinderen. 2.8 Plannen en organiseren van leeractiviteiten 2.9 Systematisch analyseren en interpreteren van evaluaties en toetsgegevens bij het voorbereiden van onderwijsactiviteiten en in te zetten voor schoolontwikkeling. Maken van een lesplanning met het lesvoorbereidingsformulier en overleggen met de praktijkopleider. Voorbereiden van twee opeenvolgende onderwijsactiviteiten. Analyseren van het verloop van de eigen lessen en activiteiten, feedback vragen en lering trekken. Maken lesplanning, rekening houdend met niveaugroepen en de planning van de praktijkopleider. Voorbereiden van meerdere onderwijsactiviteiten gedurende een dagdeel. Evaluaties, testgegevens en toetsgegevens analyseren en gebruiken om vervolgactiviteiten op groepsniveau aan te passen. Maken van een dagplanning, passend binnen de periodeplanning. Voorbereiden van meerdere onderwijsactiviteiten gedurende een dag. Evaluaties, testgegevens en toetsgegevens analyseren en gebruiken om planning en leeractiviteiten voor individuele kinderen aan te passen. Conclusies trekken uit klas en leerjaaroverstijgende evaluaties en toetsgegevens. Maken van een adequate organisatorische en inhoudelijke periodeplanning. Voorbereiden van meerdere onderwijsactiviteiten op meer dagen achter elkaar. Binnen het team klasen leerjaaroverstijgende evaluaties en toetsgegevens inbrengen en bespreken. Adviseren over klas en leerjaaroverstijgende evaluaties en toetsgegevens. 13/93

Kerntaak 3 Uitvoeren van onderwijs en begeleiding 3.1 Met de kinderen een onderwijsactiviteit starten, hen motiveren en aansluiten bij hun voorkennis. 3.2 Geven van doelgerichte en gedifferentieerde instructie met gebruik van wetenschappelijk onderbouwde vakdidactische kennis. 3.3 Kinderen aan het werk zetten en houden met taken en werkvormen passend bij de lesdoelen. 3.4 Volgen en begeleiden van kinderen bij hun leerproces met gebruik van wetenschappelijk onderbouwde vakdidactische kennis. 3.5 Afronden en evalueren van de onderwijsactiviteit met de kinderen. 3.6 Behouden van overzicht en flexibel inspelen op de situatie, het lesverloop en verschillen tussen kinderen. Professioneel uitvoeren van onderwijsactiviteiten en volgen en begeleiden van kinderen Fase 1, Opleidingsbekwaam Oriëntatie Ophalen van voorkennis en lesdoelen expliciteren aan kinderen. Gebruik maken van de belevingswereld, de leefomgeving en de actualiteit bij de keuze van de leerstof. Motiveren van kinderen zodat de betrokkenheid toeneemt en een goede werkhouding stimuleren. Geven van interactieve klassikale, groeps en individuele instructie. Geven van instructie: presenteren en uitleggen Leergesprekken voeren: open vragen stellen, extra uitleg geven Uitleggen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om de betrokkenheid te verhogen Signaleren en benoemen van taakgericht gedrag van kinderen. Individuele kinderen helpen en volgen van de groep. Coachen: volgen van werk, denk en leerproces van kinderen. Kinderen hun denken laten verwoorden. Herkennen van leer en oplossingsstrategieën en kinderen ondersteunen. Het lesverloop en de behaalde lesdoelen met kinderen bespreken. De hele groep en de individuele kinderen overzien en reageren op gebeurtenissen. Fase 2, Basisbekwaam Vakmanschap * Met kinderen ophalen van voorkennis en lesdoelen met hen bespreken. * Gericht aansluiten bij de belevingswereld, leef omgeving en actualiteit bij de keuze van de leerstof. * Stimuleren van taakgericht gedrag van kinderen zodat de betrokkenheid toeneemt. Geven van interactieve instructie op meer niveaus, lettend op verschillen in niveau, tempo en interesse. Instructie: voorbeelden geven, voordoen (ook van denkprocessen, modeling) Leergesprekken: hardop denken stimuleren, suggesties geven Zo nodig opnieuw uitleggen van taken en werkvormen tijdens het uitvoeren van de lesactiviteit. Benoemen en eventueel bijsturen van taakgericht gedrag van de groep. Coachen: stellen van vragen die kinderen aan het denken zetten. Kinderen laten reflecteren en samenwerkend leren bevorderen. Ondersteunen van meerdere leer en oplossingsstrategieën. Met de kinderen het lesverloop en de behaalde lesdoelen evalueren en afspreken van vervolgactiviteiten. De groep en de individuele kinderen overzien en flexibel inspelen op gebeurtenissen. Fase 3, Gevorderd bekwaam Kinderen Structureel rekening houden met de belevingswereld, leefomgeving en actualiteit en kinderen inbreng geven bij de keuze van de leerstof. Op planmatige wijze kinderen motiveren en taakgerichtheid stimuleren zodat de betrokkenheid toeneemt. Geven van interactieve instructie en daarbij inspelen op verschillen tussen kinderen in niveau, tempo en interesse. Instructie: bij leerlingen stimuleren dat ze een juist mentaal beeld vormen Leergesprekken: uitspraken van leerlingen (samen) evalueren Zo nodig bijstellen van taken en werkvormen tijdens het uitvoeren van de lesactiviteit. Taakgericht gedrag afstemmen met de groep en individuele kinderen. Coachen: geven van hints, aanmoedigingen en feedback. Kinderen laten exploreren en zelfstandig leren stimuleren. Kinderen bewust maken van en begeleiden bij hun leeren oplossingsstrategieën. Samen met de kinderen periodiek evalueren van het onderwijs en bedenken van vervolgactiviteiten en alternatieve aanpakken. De groep en de individuele kinderen overzien en anticiperen op gebeurtenissen. Fase 4, Startbekwaam Schoolontwikkeling 14/93

Kerntaak 4 Communiceren en samenwerken 4.1 Vanuit een open houding professioneel communiceren met volwassenen, zowel individueel als groepsgewijs 4.2 Overleggen en samenwerken met ouders, collega s en andere professionals Communiceren, overleggen en samenwerken met ouders, collega s en andere professionals Fase 1, Opleidingsbekwaam Oriëntatie Contact leggen met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Open staan voor ideeën en waarden van anderen. Eigen ideeën en waarden inbrengen. De waarden van de school kennen en respecteren. Zich oriënteren in het team en de taken en rollen. Eigen handelen bespreken en open staan voor feedback. Zichtbaar zijn in de school. Vragen stellen over kinderen en hun omgeving. Fase 2, Basisbekwaam Vakmanschap Oog krijgen voor communicatievaardigheden en deze (verder) ontwikkelen. Actief interesse tonen in ideeën van anderen. In ontmoeting met anderen eigen waarden meer bewust maken en verwoorden. De waarden van de school in praktijk brengen. Af en toe bijdragen aan overleg tussen collega s. Vragen om feedback. Komen met suggesties. Over kinderen spreken met respect en begrip. Fase 3, Gevorderd bekwaam Kinderen Communicatievaardigh eden gericht inzetten, zoals een actieve luisterhouding. In dialoog treden met anderen. Uitleggen hoe eigen handelen voortkomt uit waarden. De waarden van de school bespreken en eraan bijdragen. Een presentatie verzorgen in het team. Deelnemen aan overleg en bijdragen aan de uitvoering. Samenwerking aangaan en (helpen) ontwikkelen. Nemen van initiatieven. Over kinderen spreken met inzicht en visie. Fase 4, Startbekwaam schoolontwikkeling Communicatievaardigh eden inzetten om negatieve patronen om te buigen. In dialoog treden met het oog op wederzijds begrip. De waarden van de school kritisch bespreken en ze uitdragen naar buiten. Een presentatie verzorgen voor ouders. Presenteren van advies op basis van uitgevoerd onderzoek voor directie en team. Initiëren van overlegsituaties en zaken ter discussie stellen. Deelnemen aan collegiale consultatie en feedback vragen en geven. Anderen bij eigen activiteiten betrekken en leiding geven. Deelnemen aan en hulp aanbieden bij activiteiten buiten de lessen (vieringen, excursies e.d.). Contacten hebben met ouders. Af en toe samenwerken met ouders bij activiteiten binnen de groep. Zich verdiepen in de zorgstructuur op de school. Bij activiteiten buiten de lessen deeltaken op zich nemen en initiatieven nemen. Met ouders over de dagelijkse gang van zaken spreken. Deelnemen aan activiteiten in de school waarbij ook ouders betrokken zijn. De contacten met andere instellingen in kaart brengen. Inzicht hebben in het taakbeleid op de school en deelnemen aan bespreking van taken. Zicht hebben op de ontwikkeling van kinderen en handelingsvoorstellen bespreken met de praktijkbegeleider. Zicht hebben op de ontwikkeling van kinderen en een gepland gesprek voeren met hun ouders. Deelnemen aan contacten die de school met ouders onderhoudt. Aansluiten bij gesprekken met externe professionals. Inzicht hebben in de schoolorganisatie en verantwoordelijkheid en initiatief nemen voor activiteiten. Een gepland gesprek voeren met de ouders van een kind met specifieke onderwijsbehoeften en handelingsvoorstellen doen. Proactief deelnemen aan contacten die de school met ouders onderhoudt. Professioneel handelen in de contacten met externen. 15/93

Kerntaak 5 Werken aan professionele ontwikkeling Op kritische, systematische en gefundeerde wijze blijven werken aan de eigen persoonlijke en professionele groei en anderen daarbij ondersteunen. 5.1 Kennis en vaardigheden op het gebied van het opzetten, uitvoeren en verslag doen van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Fase 1, Opleidingsbekwaam Oriëntatie Kennis van sociaalwetenschappelijk e methodologie en (beschrijvende) statistiek. Fase 2, Basisbekwaam Vakmanschap Kennis van sociaalwetenschappeli jke methodologie en statistiek, met nadruk op de kwalitatieve dataverzameling en de correlationele onderzoekdesigns. Fase 3, Gevorderd bekwaam Kinderen Kennis van sociaalwetenschappelij ke methodologie en statistiek, met nadruk op de kwalitatieve data analyse en experimentele onderzoeksdesign. Fase 4, Startbekwaam Schoolontwikkeling Wetenschappelijk onderzoek en praktijk verbinden via contextualiseren en decontextualiseren. 5.2 Kennis van brede onderwijskundige en pedagogische kennisbasis, kennisontwikkeling en professionele groei. Kennis en inzicht in vraagstukken/probleme n die zich lenen voor wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappelijke onderzoeksartikelen kunnen lezen en begrijpen. Inzicht hebben in kenmerken van onderwijsorganisaties op niveau van de leerling, de klas en de school. Kennis hebben van verschillende reflectiemodellen, de wetenschappelijke onderbouwing daarvan en inzicht hebben in de bruikbaarheid daarvan in specifieke situaties. Herkennen van vraagstukken/problem en die zich lenen voor wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappelijke onderzoeksopdrachte n opzetten en uitvoeren in de praktijk. Kennis hebben van en oog hebben voor wetenschappelijke en maatschappelijke debatten en controverses die voor de praktijk van het primair onderwijs relevant zijn. Kritisch en op kennis van zaken gebaseerd reflecteren op onderwijs pedagogische vraagstukken. Vraagstukken en problemen met betrekking tot het individuele kind omzetten in een onderzoekbare (klinische) vraag. Opzetten en uitvoeren van onderzoek. Kennisclaims uit wetenschappelijk onderzoek beoordelen door methodologische keuzen en theoretische aannames kritisch te beschouwen en analyseren. Kennis hebben van en oog hebben voor wetenschapsfilosofisch e, epistemologische, wijsgerig antropologische en ethische theorieën en stromingen en beschikken over vaardigheden om deze kennis toe te passen in de mondelinge en schriftelijke bespreking van praktisch relevante vraagstukken van het primair onderwijs. Kritisch en op kennis van zaken gebaseerd reflecteren op onderwijs pedagogische vraagstukken en een gefundeerde visie ontwikkelen. Formuleren van een voor de universitaire bachelorthesis geschikte onderzoeksvraag naar aanleiding van een ontwikkelvraag van de school. Opzetten en uitvoeren van bachelorthesis. Nieuwe kennis voor wetenschap en praktijk genereren op basis van eigen wetenschappelijk onderzoek. Schrijven van een wetenschappelijk artikel. Opstellen van bruikbaar advies voor de schoolontwikkeling met aandacht voor concrete vervolgstappen en de implementatie daarvan Kennis van de beleids en ideeëngeschiedenis van het primair onderwijs en de relatie met maatschappelijke ontwikkelingen. Kritisch en op kennis van zaken gebaseerd reflecteren op onderwijs pedagogische vraagstukken en een gefundeerde visie ontwikkelen en kunnen uitdragen. Kennen van innovatieen 16/93

5.3 Actief omgaan met wetenschappelijke informatie en blijven ontwikkelen van eigen kennis, mede op basis van bestaand en eigen onderzoek, en deze kennis gebruiken bij visie ontwikkelen, keuzen maken en zich verantwoorden op wetenschappelijke gronden. Zoeken en selecteren van relevante informatie. Zich verdiepen in beschikbare kennis uit evaluatie en wetenschappelijk onderzoek. Met anderen bespreken van relevante kennis. Analyseren en beoordelen van informatie op kwaliteit. Actief kennisnemen van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Eigen kennis delen met anderen. Eigen handelen verantwoorden op basis van relevante concepten en ervaring. Structureren en effectief gebruiken van informatie. Onderzoeksuitkomsten analyseren op relevantie. Kennis uit eigen onderzoek delen binnen de school. Eigen handelen (ethisch) verantwoorden op basis van wetenschappelijke kennis en visie. implementatieprocess en en professionele ontwikkeling van leraren. Kennis hebben van schoolontwikkeling en verandermanagement. Met kennis op basis van (eigen) onderzoek bijdragen aan de kennisontwikkeling op de school. 5.4 Leren van feedback, reflectie en wetenschappelijk onderbouwde kennis, zowel individueel als gezamenlijk. Reflecteren op de praktijk in de klas, relevante kennis, eigen keuzen en handelen. Diverse vormen van reflectie gebruiken, en daarbij ook beschikbare kennis betrekken. Feedback vragen over eigen handelen en deze feedback bespreken. Reflecteren op het eigen functioneren en de eigen visie. Conclusies en vragen formuleren en inbrengen. Feedback geven, ontvangen en gebruiken om eigen handelen te verbeteren. Relaties leggen tussen praktijk, theorie / kennis en eigen visie en handelen. Voorstellen ontwikkelen en deze inbrengen. Inzicht krijgen in eigen veronderstellingen t.a.v. kinderen en hun leermogelijkheden. Voor verdere professionele ontwikkeling een eigen leerroute kiezen. Inzicht ontwikkelen in en bijdragen leveren aan collectieve leerprocessen. 5.5 Ontwikkelen van een persoonlijke visie en een normatieve persoonlijke professionaliteit, in relatie tot de visie en de context van de school. In de school en de omgeving sociale, economische, culturele en morele verschillen herkennen. Met belangstelling kennis nemen van de werkwijze en onderwijsvisie in de school. Eigen handelen bespreken en gaan werken aan de eigen beroepsidentiteit. Eigen leerdoelen afstemmen op het beleid van de school. Aan herkende verschillen betekenis geven. De werkwijze in de school koppelen aan achterliggende visie(s) op onderwijs. Eigen handelen bespreken tijdens intervisie en inzichten gebruiken voor reflectie. Eigen handelen systematisch onderzoeken en evalueren. Deelnemen aan processen van collectief leren in de school. Sociale, economische en culturele heterogeniteit in en rond de school en divers gedrag daardoor begrijpen. Onderscheid maken tussen diverse werkwijzen en visies, ook van zichzelf. Kennis van de wetenschappelijke houdbaarheid van onderwijsvisies. Nieuwe inzichten gebruiken voor verdere ontwikkeling van de beroepsidentiteit. Heterogeniteit in en rond de school waarderen en verbinden met het eigen werkconcept. De visie en werkwijze van de school systematisch en kritisch analyseren en deze op constructieve wijze verbinden met een wetenschappelijk onderbouwd persoonlijk werkconcept. 17/93

2.2.2 Doelstelling opleiding Het doel van de ALPO is dat de afgestudeerden in staat zijn in de volle omvang van de dagelijkse praktijk te functioneren als leerkracht (onder andere met kinderen in de klas, met collega s in de school, met ouders in de wijk) en daarbij een wetenschappelijk verantwoorde bijdrage leveren aan de ontwikkeling en verbetering van het basisonderwijs. En dat de afgestuuderden op basis van wetenschappelijke kennis systematisch, kritisch en gefundeerd kunnen reflecteren op hun eigen professionele handelen en daar ethische en normatieve vragen bij betrekken. De afgestudeerden vervullen een voortrekkersrol bij de schoolontwikkeling door de in de opleiding verworven kennis en vaardigheden te delen met collegaleerkrachten en in te zetten voor de verbetering van het onderwijs, onder meer door het entameren en uitvoeren van onderzoek in de school, het initiëren en evalueren van innovaties en het coachen van collega s. De Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs is gebaseerd op drie uitgangspunten: 1. Een veelzijdige opvatting van het leraarsvak Goed onderwijs staat of valt met de leraar. Dit oude principe blijft van kracht, maar het takenpakket van leraren wordt steeds veelzijdiger. Waar voorheen leraren voornamelijk klassikaal moesten kunnen lesgeven, worden tegenwoordig in toenemende mate ook andere vaardigheden van hen verwacht, zoals het individueel begeleiden van leerlingen en het samenwerken met collega s, ouders of externe instanties, kennis te delen, nieuwe docenten op te leiden, het onderwijs te verbeteren of onderzoek uit te voeren. De ALPO bereidt de student voor op de uiteenlopende taken van de moderne leraar en gaat ervan uit dat de student de ambitie heeft om daarin expertise te verwerven. Zij richt zich daarbij op de opleiding van leraren die in de basisschool (op termijn) een specifieke rol krijgen, bijvoorbeeld als schoolonderzoeker, voortrekker van innovaties of coach van collega s. 2. Een nauwe relatie tussen praktijk, theorie, reflectie en onderzoek Een ambitieuze leraar is nooit uitgeleerd. Dit betekent in de eerste plaats dat afgestudeerden van de ALPO kennis en vaardigheden ten aanzien van de vakinhouden op peil houden of verbeteren (nederlands, rekenen, aardrijkskunde, etc.). Daarnaast reflecteert een afgestudeerde ALPO-student op de onderwijspraktijk op basis van empirische gegevens en theorie, zowel wat betreft het eigen lesgeven als de praktijk in de gehele school. Hoe verlopen de lessen? Op welke manier kunnen leerlingen worden gestimuleerd om te leren? Hoe ontwikkelen leerlingen zich? Wanneer hebben zij speciale begeleiding nodig? Wat kan worden verbeterd in de school? Om deze vragen te beantwoorden, analyseert de afgestudeerde zijn eigen ervaringen, gaat hij te rade bij collega s of andere deskundigen, verzamelt hij systematisch gegevens en maakt hij gebruik van wetenschappelijke inzichten uit de onderwijskunde, psychologie, pedagogiek, sociologie en organisatiekunde. Afgestudeerden van de ALPO zijn in staat om relevante wetenschappelijke literatuur te zoeken en deze kritisch te beoordelen en te gebruiken in de eigen les- en schoolpraktijk. Zij kunnen systematisch onderzoek doen naar specifieke problemen en gerichte vragen, alleen of samen met collega s binnen en buiten de school. Het steeds verbinden van praktijk, theorie, reflectie en onderzoek zorgt ervoor dat een afgestudeerde van de ALPO zich niet alleen als leraar blijft ontwikkelen maar ook bijdraagt aan de ontwikkeling van de school en eventueel het beroep. In de aard en de plaats van reflectie en onderzoek (en daarmee de betekenis van wat evidence based of research informed handelen wordt genoemd) verschilt de ALPO van andere initiatieven die streven naar kwaliteitsverbetering in het (primair) onderwijs. Waar bijvoorbeeld in de excellentietrajecten van PABO s en de academische opleidingsscholen studenten worden opgeleid tot Reflective Practitioner, worden de ALPO studenten opgeleid tot Scientist Practitioner. Een Reflective Practitioner is een leerkracht die een geordende analyse van en reflectie op zijn praktijk(kennis) gebruikt voor aanpassingen in de eigen les- en schoolpraktijk. De theorieën en onderzoeksresultaten waarvan gebruik wordt gemaakt zijn voornamelijk secundaire bronnen (vakliteratuur). Een Scientist Practitioner is nog beter op de hoogte van relevante wetenschappelijke theorieën en raadpleegt voor verbetering van de onderwijspraktijk actueel wetenschappelijk onderzoek (primaire bronnen) en zal meer dan een Reflective Practitioner zelf onderzoek opzetten en uitvoeren ten dienste van de schoolorganisatie, basisonderwijs en maatschappelijke omgeving. 18/93

3. Voorbereiding op een voortrekkersrol binnen de school Als expert in de uiteenlopende taken van het leraarsvak is de afgestudeerde in staat een voortrekkersrol te vervullen binnen de school waarin hij of zij komt te werken. Het verwerven van deze expertise is een langdurig proces dat doorgaat na de opleiding, maar met de ALPO wordt een belangrijke basis gelegd.in de verschillende leerjaren van de opleiding leert de student steeds meer verantwoordelijkheid te nemen in de onderwijspraktijk eerst voor zichzelf, dan voor de klas, dan voor de individuele leerling, en uiteindelijk voor de school als geheel. 2.2.3 Het academisch niveau van de opleiding Academisch gevormde leerkrachten: 1. beschikken over een brede vakinhoudelijke en vakdidactische kennisbasis; 2. zijn in staat om inhoudelijk, pedagogisch en didactisch adequaat te handelen op basis van relevante wetenschappelijke kennis; 3. kunnen op basis van deze kennis systematisch, kritisch en gefundeerd nadenken over problemen die ze tegenkomen (bij individuele kinderen, in de klas, bij de instructie, in de schoolorganisatie, in de maatschappelijke omgeving) en op basis daarvan zo nodig hun handelen bijsturen; 4. denken ook los van actuele problemen na over mogelijke verbeteringen in de volle breedte van de onderwijspraktijk en voeren deze zo nodig door; 5. zijn in staat om wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren ten behoeve van de verbetering van de onderwijspraktijk; 6. kunnen door onderzoek verworven kennis middels (vak)publicaties delen met onderwijsprofessionals binnen en buiten de eigen school; 7. nemen initiatieven ter bevordering van condities die voor verbetering van onderwijs en professionaliteit, van zichzelf en anderen, nodig zijn; 8. blijven werken aan hun eigen professionele ontwikkeling (inclusief het uitbreiden, verdiepen, actualiseren en preciseren van hun kennis en de benutting daarvan). 2.2.4 Didactische uitgangspunten De ALPO sluit aan bij het competentiegericht onderwijsmodel van de Hogeschool Utrecht. Een competentie is de combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om een taak in een bepaalde (beroeps)context uit te oefenen. Voor ons onderwijs betekent dit het volgende: Het onderwijs richt zich op het verwerven van beroepscompetenties: het in samenhang verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten waarmee beroepstaken worden uitgevoerd, binnen of buiten Nederland. Leren is een doelgerichte activiteit van u als student. Het onderwijs stimuleert daarom actief en zelfstandig leren. De docent ondersteunt en coacht uw leerproces en is inhoudelijk expert op een bepaald competentiegebied. Het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Moderne media worden ingezet. Leermomenten op de opleiding en in de beroepspraktijk beïnvloeden elkaar positief. Leren is een sociaal en interactief proces, u leert nooit alleen. Daarom werkt u in uw opleiding veel samen: met andere studenten, met docenten en met professionals uit de praktijk. Om vast te stellen op welk niveau u de competenties beheerst, zijn er periodiek toetsen waaraan u deelneemt. De toetsen worden beoordeeld en geven u inzicht in de vorderingen van uw leerproces. 19/93

Het voorgaande betekent dat de opleiding verschillende onderwijsvormen kent: Hoorcolleges Werkcolleges Practicumonderwijs Werkgroepbijeenkomsten Praktijk (stage) gedurende alle jaren van de studie Casus-/projectonderwijs 2.3 Inrichting van de opleiding 2.3.1 Opleidingsvarianten De ALPO is een voltijdopleiding. Deze voltijdopleiding (incl. honourstraject) veronderstelt dat u veertig uur per week beschikbaar bent voor het volgen van onderwijs aan de hogeschool/universiteit. De ALPO is een academische opleiding en kent specifieke toelatingseisen. 2.3.2 Verkorte en versnelde opleidingsroutes De ALPO kent geen verkort of versneld traject. 2.3.3 Getuigschriften Als bewijs dat u (een deel van) de opleiding leraar basisonderwijs (HU Pabo) heeft afgerond (propedeuse of bachelor), wordt door de examencommissie van de hogeschool FE een diploma uitgereikt. De wettelijke term hiervoor is getuigschrift maar omdat wij in het gangbare taalgebruik binnen de HU over diploma s spreken, zullen we in deze studiegids de term diploma gebruiken. We kennen binnen de bacheloropleiding ALPO de volgende diploma s: het propedeutisch diploma Pabo na het behalen van het propedeutisch examen; het bachelordiploma Pabo na het behalen van het afsluitend examen; het bachelordiploma Onderwijskunde na het behalen van het afsluitend examen. Lees hierover meer in hoofdstuk 5 Diplomering. Voor diplomering van de bacheloropleiding Onderwijskunde, zie OER van UU/FSW. 2.3.4 Graden en titulatuur Als u een zogenaamde degree -opleiding bij de HU afrondt, krijgt u een graad. De graad wordt namens het College van Bestuur verleend door de examencommissie. Bij een bacheloropleiding wordt de graad Bachelor verleend als u met goed gevolg het afsluitend examen hebt afgelegd. Aan de graad wordt een vermelding van het vakgebied, of het beroepenveld waarop de graad betrekking, heeft toegevoegd. In dit geval is dat leraar basisonderwijs. Het verlenen van de graad Bachelor geeft u het recht om deze, afgekort tot B (met toevoeging Ed), achter uw eigen naam te vermelden: BEd. De graad Bachelor geeft u ook het recht om een titel te voeren. In dat geval mag u in plaats van de graadvermelding (dus niet in combinatie) de volgende titel gebruiken: Bachelor of Education. Om de internationale herkenbaarheid van de titulatuur in het hoger beroepsonderwijs te bevorderen, mag een opleiding, wanneer dit door de minister akkoord wordt bevonden, een specifieke toevoeging aan de titulatuur hanteren. Hiervan is sprake als de opleiding door de Nederlands-Vlaamse Accrediatieorganisatie (NVAO) op haar website als zodanig daartoe wordt aangewezen. Na aanwijzing door de NVAO treedt de 20/93