Benchmark Minimaeffectrapportages. Een vergelijking van de financiële positie van inwoners met lage inkomens in diverse gemeenten



Vergelijkbare documenten
Minima-effectrapportage gemeente Venlo. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Hilversum De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam- Voorburg 2013

Minima-effectrapportage Gemeente Maastricht. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

EEffecten minimabeleid. Nibud Corinne van Gaalen

Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Enschede De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Naam en telefoon. Sille Dohmen 5772 Afdeling. Portefeuillehouder

Minima-effectrapportage Gemeente Waalwijk. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Voorschoten De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Overzicht huidige minimaregelingen

Minima-effectrapportage gemeenten Tilburg en Goirle 2011

Minima-effectrapportage Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland

Minima-effectrapportage gemeente Enschede 2017

Minima-effectrapportage gemeente Breda 2012

Minima-effectrapportage gemeente Nijmegen 2017

Minima-effectrapportage gemeente X. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Minima-effectrapportage gemeente Den Haag 2015

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Minima Effect Rapportage Gemeente Apeldoorn Robin Stoof & Sanne Lamers Nibud

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Minima-effectrapportage gemeente Veenendaal 2014

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2016

BELEIDSREGELS MINIMABELEID GEMEENTE HOOGEVEEN

Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2014

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Roosendaal. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Drimmelen

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

Onderwerp Vaststellen Minima-effectrapportage en besluit besteding middelen

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

Onderzoek Armoedeval 2016 Zeist

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Minima-effectrapportage gemeente Gouda 2015

Minima-effectrapportage gemeente Tiel 2015

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

Beleidsplan minimabeleid

Armoede in Voorschoten in beeld

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

Iedereen kan meedoen. Financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

- 1 - RAADSVOOASTEL J

Nibud minimumvoorbeeldbegrotingen

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Iedereen kan meedoen financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

In Beek doet iedereen mee. Regelingen voor mensen met een laag inkomen

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

Raadsvoorstel agendapunt

Bijzondere bijstand en minimaregelingen

Minima-effectrapportage Sociale Dienst Veluwerand 2015

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Moerdijk. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Aan de leden van de raad, raadscommissies, het college, genodigden en belangstellenden

Deelplan Minimabeleid Beleidsplan sociaal domein

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 8

Nota no claimcompensatie en eenmalige tegemoetkoming in de schoolkosten van 12 tot en met 17-jarigen, Minimabeleid, gemeente Helmond, 2007

Raadsvoorstel agendapunt

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

Meer Mee-Doen. Regelingen bijzondere bijstand en minimabeleid

Informatie over minimaregelingen 2018

Nibud minimum-voorbeeldbegrotingen 2015 / 1

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 7

Effecten van zorgmaatregelen uit het regeerakkoord

Minimaregelingen nader bekeken. Herman Voss (Sociale Zaken) Jaap Gernaat (Mens en Werk)

Nota van B&W. Samenvatting

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2016

Minimaregelingen. en bijzondere bijstand. Minimaregelingen. en bijzondere bijstand

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2018

Voor mensen met wat minder doet de gemeente wat meer. Informatie over minimaregelingen

Bijlage bij raadsvoorstel

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 10

Minima-effectrapportage Bijlage I / 1

Informatie over minimaregelingen 2018

Wat is bijzondere bijstand? informatiefolder

Behandelend ambtenaar F. Tinselboer, (t.a.v. F. Tinselboer)

Informatie over inkomensondersteuning Gemeente Medemblik. Er is meer mogelijk dan u denkt!

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Etten-Leur

Minimabeleid en Bijzondere Bijstand Deze brochure geeft informatie over financiële regelingen waarop u een beroep kunt doen als u een laag inkomen en

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar 2017

Minima-effectrapportage gemeente Deurne De invloed van gemeentelijke ondersteuning op de financiële positie van inwoners met een laag inkomen

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Minima-effectrapportage Bijlage I - hoge huur/ 1

Koopkrachtberekeningen voor huishoudens met extra zorgkosten naar aanleiding van de Miljoenennota 2012

Met ingang 2015 zijn er op het gebied van de bijzondere bijstand een aantal zaken veranderd.

Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening

Minimaregelingen Geld(t) voor mij!

Kosten naar draagkracht

Transcriptie:

Benchmark Minimaeffectrapportages 2012 Een vergelijking van de financiële positie van inwoners met lage inkomens in diverse gemeenten

Benchmark Minimaeffectrapportages 2012 Een vergelijking van de financiële positie van inwoners met lage inkomens in diverse gemeenten

Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgetonderwerpen, zoals kostgeld en alimentatie. Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn functionarissen uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het onderwijs. Het Nibud ondersteunt deze groepen met eigen publicaties (Budgethandboek, Prijzengids, Rekenprogramma s) en door deskundigheidsbevordering in de vorm van opleidingen en trainingen. Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk onderzoek. Het Nibud stelt de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop. Het Nibud geeft gemeenten meer inzicht in het effect van hun minimabeleid. Door middel van een minima-effectrapportage (MER) helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Nibud, in opdracht van de gemeenten Almere, Best, Breda, Capelle a/d IJssel, Hilversum, Nijmegen, Oss, Roosendaal en Zoetermeer. Met dit benchmarkrapport kunnen gemeenten (de effecten van) hun minimabeleid vergelijken met andere gemeenten en op basis hiervan verbeteringen doorvoeren. Utrecht, december 2012

Benchmark minima-effectrapportages 2012 6

Inhoud Voorwoord... 5 1. Inleiding... 9 1.1 Waarom benchmarken?... 9 1.2 Leeswijzer... 10 2. Minimabeleid... 11 2.1 Kwijtscheldingsbeleid... 11 2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering... 12 2.3 Langdurigheidstoeslag... 13 2.4 Participatieregelingen... 14 2.5 Regeling duurzame gebruiksgoederen... 16 2.6 Categoriale bijzondere bijstand ouderen en chronisch zieken... 17 2.7 Regelingen voor schoolgaande kinderen... 19 2.8 Overige regelingen... 20 2.9 Kinderopvang en peuterspeelzaal... 20 2.10 Individuele bijzondere bijstand... 21 2.11 Totaaloverzicht... 23 3. Koopkracht... 27 3.1 Het vergelijken van cijfers... 27 3.2 Vergelijking huishoudtypen... 29 3.3 Vergelijking gemeenten... 31 3.4 Vergelijking inkomensniveaus... 34 3.4.1 Vóór invulling van het restpakket... 35 3.4.2 Na invulling van het restpakket... 35 3.4.3 Langdurigheidstoeslag... 37 3.4.4 Conclusies armoedeval... 38 3.5 Equivalentiefactoren... 39 4. Samenvatting en conclusies... 43 4.1 Minimabeleid... 43 4.2 Maandbegrotingen... 44 Benchmark minima-effectrapportages 2012 7

Benchmark minima-effectrapportages 2012 8

1. Inleiding 1.1 Waarom benchmarken? In 2012 hebben 15 gemeenten een Minima-effectrapportage (MER) uit laten voeren door het Nibud. Voor veel van deze gemeenten was de directe aanleiding voor een dergelijk onderzoek gelegen in de stapeling van bezuinigingsmaatregelen, die van grote invloed zijn (geweest) op de bestedingsruimte van huishoudens met een minimuminkomen. In een MER worden naast landelijke regelingen ook gemeentelijke inkomensondersteunende regelingen en lokale variabelen (zoals de tarieven voor gemeentelijke belastingen) meegenomen. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoe groot de bestedingsruimte voor diverse huishoudtypen in elke gemeente is. De resultaten kunnen gemeenten aanleiding geven om hun minimabeleid op bepaalde punten aan te passen. Behalve inzicht in de effecten van het eigen minimabeleid, zijn gemeenten ook benieuwd naar hun resultaten in vergelijking met andere gemeenten: Doen wij het (relatief) goed? Wat kan beter? Wat kunnen wij leren van andere gemeenten en wat kunnen anderen van ons leren? Naar aanleiding van deze vragen, heeft het Nibud besloten een benchmarkrapport te maken, waarin (de effecten van) het minimabeleid van de deelnemende gemeenten met elkaar worden vergeleken. In dit rapport vergelijken wij het minimabeleid van de deelnemende gemeenten: wat voor soort (minima)regelingen kent de gemeente, welke bedragen zijn hieraan gekoppeld en voor wie zijn de regelingen toegankelijk? Daarnaast vergelijken we de koopkrachtberekeningen per huishoudtype. Welke huishoudens zijn goed af en waar doen zich tekorten voor? Ook komt de armoedeval aan bod: in welke gemeenten zijn een of meerdere armoedevallen zichtbaar en bij welk minimabeleid kan een armoedeval voorkomen worden? Goed benchmarken staat of valt met eenduidige definities. De minima-effectrapportages van het Nibud zijn geen standaardonderzoeken, maar maatwerk toegespitst op de situatie van de betreffende gemeente. Hierdoor zullen niet alle gegevens een-op-een met elkaar te vergelijken zijn. In het onderliggende rapport worden daarom alleen die cijfers naast elkaar gelegd, die eenzelfde uitgangssituatie kennen en die een eerlijke vergelijking opleveren. Benchmark minima-effectrapportages 2012 9

1.2 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de diverse lokale inkomensondersteunende regelingen die de deelnemende gemeenten kennen. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de koopkrachtberekeningen naast elkaar gelegd. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de conclusies en aanbevelingen. Benchmark minima-effectrapportages 2012 10

2. Minimabeleid Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen of door bijzondere bijstand. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de diverse inkomensondersteunende regelingen die de benchmarkgemeenten kennen. Gekeken wordt naar het soort en het aantal regelingen, de bedragen die via de regelingen verstrekt kunnen worden en de doelgroep(en) voor wie zijn de regelingen toegankelijk zijn. 2.1 Kwijtscheldingsbeleid In alle deelnemende gemeenten kan kwijtschelding worden aangevraagd voor gemeentelijke heffingen en waterschapsbelasting. Alle deelnemende gemeenten hanteren hierbij een norm van 100 procent van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB/AOW -niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan huur en voor nominale ziektekostenpremies. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeenten Best en Hilversum maken inmiddels van deze mogelijkheid gebruik. Van de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling va n de gemeentelijke heffingen. In de meeste gemeenten kan kwijtschelding worden aangevraagd voor de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en voor de hondenbelasting (meestal alleen voor de eerste hond). In de gemeente Roosendaal geldt de kwijtschelding alleen voor belastingen die men in principe niet kan vermijden: kwijtschelding voor de hondenbelasting is in deze gemeente niet mogelijk. Ook de waterschappen hanteren bij de berekening van de kwijtschelding de norm van maximaal 100 procent van de bijstandsnorm. De enige uitzondering hier is de gemeente Best, waar het waterschap de norm van 90 procent van de bijstandsnorm hanteert. De kwijtschelding voor de gemeentelijke heffingen en voor de waterschapsheffingen kan apart of gezamenlijk worden berekend. Als de gemeente en het waterschap de kwijtschelding apart berekenen, wordt in feite verondersteld dat een huishouden Benchmark minima-effectrapportages 2012 11

tweemaal over de draagkracht beschikt terwijl dit uiteraard niet zo is. Beter voor de financiële situatie van huishoudens met een laag inkomen is het om de draagkracht eenmalig te berekenen. Met andere woorden, indien er sprake is van (een beperkte) betalingscapaciteit wordt deze alleen ingezet voor de gemeentelijke heffingen en is er recht op vrijstelling van de waterschapslasten (of andersom). De gemeenten die de betalingscapaciteit gezamenlijk met het waterschap berekenen zijn: Breda, Hilversum, Nijmegen, Oss en Roosendaal. In Zoetermeer houdt de gemeente bij de berekening van de betalingscapaciteit rekening met lasten van het waterschap. Het Nibud adviseert de gemeenten Almere, Best en Capelle a/d IJssel om ook de betalingscapaciteit gezamenlijk te berekenen, aangezien dit gunstig uitwerkt voor huishoudens met een inkomen vlak boven bijstandsniveau. 2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering Het verzekeren tegen ziektekosten is voor iedereen wettelijk verplicht. Daarom bieden alle deelnemende gemeenten hun inwoners met een laag inkomen een collectieve zorgverzekering aan. De meeste gemeenten verstrekken naast de collectiviteitskorting een bijdrage in de premie en in sommige gemeenten is het eigen risico volledig afgekocht. In onderstaande tabel worden de kosten en voorwaarden van de collectieve zorgverzekering per gemeente weergegeven. Tabel 1. Voorwaarden en kosten collectieve zorgverzekering Gemeente Bijdrage gemeente Totale premie 1 Afkoop eigen risico Inkomensgrens Almere 2,91 145 Ja 120% (2013: 110%) Best 25,00 109 Nee 110% Breda 6,00 126 Nee 110% Capelle ad IJssel 12,00 141 Ja 110% Hilversum 12,17 136 Nee 110% (was: 130%) Nijmegen 11,00 126 Nee 120% (2013: 110%) Oss 16,50 120 Nee 110% Roosendaal 18,31 115 Nee 120% Zoetermeer 11,50 120 Ja 110% 1 Inclusief bijdrage gemeente Benchmark minima-effectrapportages 2012 12

De totale premie die in de derde kolom is weergegeven behelst een basisverzekering plus een aanvullende verzekering. Het is goed om hierbij in gedachten te houden dat de genoemde premies niet een-op-een vergelijkbaar zijn, omdat de pakketten van de aanvullende verzekering per gemeente zullen verschillen. In zijn algemeenheid zullen de duurdere pakketten ook meer kosten vergoeden. De meeste gemeenten hanteren een inkomensgrens van 110 procent, veelal ingegeven door de aanscherping van de WWB per 1 januari 2012, waarin bepaald wordt dat gemeenten hun inkomensondersteuning voor specifieke groepen tot deze grens moeten beperken. In de gemeenten Almere, Breda, Nijmegen en Oss kunnen huishoudens met een hoger inkomen wel deelnemen aan de collectiviteit, maar zij komen dan niet in aanmerking voor de gemeentelijke bijdrage. In Breda en Nijmegen kan dit tot een inkomensniveau van 130 procent, in Oss geldt dit voor huishoudens met een inkomen tot 120 procent. 2.3 Langdurigheidstoeslag Huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De hoogte van de toeslag en de voorwaarden om voor deze toeslag in aanmerking te komen variëren per gemeente. In onderstaande tabel is een en ander schematisch weergegeven. Tabel 2. Kenmerken langdurigheidstoeslag Gemeente Doelgroep Referte periode Bedrag per jaar Inkomensgrens Almere 23 65 jaar 5 jaar 352/ 451/ 502 100% Best 23 65 jaar 5 jaar 357/ 459/ 510 100% Breda 21 65 jaar 3 jaar 250 110% Capelle ad IJssel 21 65 jaar 5 jaar 364/ 465/ 517 100% Hilversum 23 65 jaar 5 jaar 366/ 467/ 519 100% Nijmegen 21 65 jaar 3 jaar 312/ 404/ 445 105% Oss 23 65 jaar 3 jaar 341/ 436/ 486 100% Roosendaal 21 65 jaar 3 jaar 361/ 462/ 516 105% Zoetermeer 21 65 jaar 3 jaar 363/ 465/ 519 100% De bedragen in bovengenoemde tabel gelden voor respectievelijk alleenstaanden, alleenstaande ouders en (echt)paren. Duidelijk afwijkend is de gemeente Breda, die aan alle huishoudtypen een bedrag van 250 euro per jaar toekent, maar wel als enige Benchmark minima-effectrapportages 2012 13

gemeente een inkomensgrens van 110 procent hanteert. Ook is de leeftijdgrens hier 21 jaar, waar dat in sommige andere gemeenten 23 jaar is. Bij de overige gemeenten liggen de bedragen relatief dicht bij elkaar, waarbij Nijmegen de laagste bedragen en Hilversum de hoogste bijdrage verstrekt. De inkomensgrens is 100 of 105 procent van de bijstandsnorm en de referteperiode bedraagt 3 of 5 jaar. Ook de doelgroep varieert weinig: om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag geldt een leeftijdsgrens van ofwel 21 ofwel 23 jaar. Boven de 65 jaar is geen langdurigheidstoeslag meer mogelijk. In de gemeente Capelle aan den IJssel geldt dat bij uitstroom naar werk met een inkomen van niet meer dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm, nog een half jaar langdurigheidstoeslag mogelijk is. In de gemeente Almere wordt vanaf 2012 de langdurigheidstoeslag beschouwd als een voorliggende voorziening voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Met andere woorden, wanneer bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor duurzame gebruiksgoederen, wordt de ontvangen langdurigheidstoeslag in mindering gebracht op de bijzondere bijstand. Ook in Breda is de langdurigheidstoeslag een voorliggende voorziening voor duurzame gebruiksgoederen. 2.4 Participatieregelingen Met uitzondering van de gemeente Almere kennen alle deelnemende gemeenten een regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie van (schoolgaande) kinderen. In Best, Breda, Hilversum, Oss en Zoetermeer kunnen ook volwassenen in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van sociale participatie. In de gemeente Roosendaal kan dit ook, maar hier is dit geregeld via de individuele bijzondere bijstand. Inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel kunnen, naast de vergoeding van de Doe Mee-regeling, een Rotterdampas aanvragen voor korting op sociaal-culturele activiteiten. Voor minima met een inkomen tot 120 procent van het toepasselijk minimum kost de Rotterdampas 5 euro, voor kinderen van deze huishoudens (3 t/m 17 jaar) is de pas gratis. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de diverse regelingen, vergoedingen en doelgroepen in de deelnemende gemeenten. Benchmark minima-effectrapportages 2012 14

Tabel 3. Kenmerken participatieregeling Gemeente Regeling Doelgroep Max. bedrag per jaar pp Almere -- -- -- -- Best 4 tot 18 jaar overige leeftijden Breda BredaPas tot 18 jaar Capelle ad IJssel Hilversum Doe-mee regeling vanaf 18 jaar 300,- 150,- Inkomens- grens 110% 195,- 110% 120,- 2 4 tot 18 jaar 250,- 110% tot 18 jaar vanaf 18 jaar 200,- 140,- 110% Nijmegen Kinderfonds 4 tot 18 jaar 450,- 120%/ 130% Oss Roosendaal Meedoen is Belangrijk Participatieregeling Activiteitenregeling Participatieregeling alle leeftijden 200,- 110% 5 tot 18 jaar 100,- 105% Zoetermeer Zoetermeerpas alle leeftijden 246,- 3 110% In bijna alle gemeenten geldt een inkomensgrens van 110 procent. In de gemeente Capelle aan den IJssel gold een inkomensgrens van 120 procent, maar deze is (naar aanleiding van de aanscherping van de WWB) per 1 augustus 2012 verlaagd naar 110 procent. Alleen de gemeente Nijmegen wijkt af: hier is de inkomensgrens om voor de bijdrage in aanmerking te komen 120 procent van de geldende bijstandsnorm voor huishoudens met een kind en 130 procent van de norm voor huishoudens met twee of meer kinderen. Het Kinderfonds in de gemeente Nijmegen wordt uitgevoerd door de Stichting Leergeld. Deze stichting beoordeelt de inkomenssituatie en verstrekt de vergoedingen. Dat is maatwerk en zou als zodanig dus niet onder de normering van het Rijk vallen. 2 Dit betreft de maximale bedragen voor sport en cultuur, de BredaPas kent daarnaast nog andere voorzieningen die hier niet zijn meegenomen. 3 De Zoetermeerpas werkt met diverse voordeelcheques. Voor deze rapportage hebben we de maximale waarden van verschillende cheques bij elkaar opgeteld. De bedragen variëren per huishouden. Een alleenstaande kan 246 euro ontvangen, een echtpaar met vier kinderen 730. Benchmark minima-effectrapportages 2012 15

Er zijn meer gemeenten die naast (of in plaats van) de eigen participatieregeling samenwerking hebben gezocht met particuliere fondsen, die zich ook bezighouden met participatie van kinderen. De bekendste fondsen zijn Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds/ jeugdcultuurfonds. Het voordeel van deze samenwerking is dat de gemeente de uitvoeringskosten van de regeling niet zelf hoeft te dragen. Bovendien kunnen dergelijke fondsen, indien zij individueel maatwerk leveren, een bredere doelgroep bedienen dan de gemeente, die gebonden is aan de kaders die de landelijke politiek heeft gesteld. Al met al werken de meeste deelnemende gemeenten samen met een of meer particuliere fondsen. In Almere kunnen dit soort particuliere fondsen subsidie ontvangen vanuit het Stadsfonds van de gemeente. Dit Stadsfonds heeft het doel om kinderen te laten participeren en zodoende is het alleen mogelijk om subsidie te krijgen als dit ook de doelstelling van de betreffende organisatie is. 2.5 Regeling duurzame gebruiksgoederen Een enkele gemeente verleent bijzondere bijstand voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. In de gemeente Hilversum kan een budget worden verstrekt aan personen die drie jaar of langer zijn aangewezen op een inkomen tot maximaal 110 procent van het netto minimuminkomen. Het startbudget voor de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is 700 euro voor gezinnen met kinderen en er is een vervolgbudget van 350 euro per jaar. Alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen kunnen een startbudget van 500 euro aanvragen en een vervolgbudget van 200 euro per jaar. Omdat het grootste deel van het bestand tot de doelgroep behoort, zijn de toepasselijke bedragen van het vervolgbudget in de begrotingen meegenomen. In de gemeente Oss kan per huishouden een bedrag van maximaal 480 euro worden aangevraagd voor de aanschaf van een computer. Het Nibud rekent hierbij met een gebruiksduur van vijf jaar. Daarnaast is een vergoeding voor de aanschaf van witgoed mogelijk voor inwoners die minimaal drie jaar op een laag inkomen zijn aangewezen. Het gaat om 480 euro voor de aanschaf van een wasmachine, 280 euro voor een kooktoestel, 330 euro voor een koelkast en 210 euro voor een televisie. Deze vergoeding is ondergebracht bij de individuele bijzondere bijstand en is niet meegenomen in de begrotingen. Benchmark minima-effectrapportages 2012 16

In de gemeenten Breda en Capelle aan den IJssel geldt de regeling voor duurzame gebruiksgoederen specifiek voor inwoners van 65 jaar of ouder. Dit soort regelingen kunnen als een equivalent van de langdurigheidstoeslag worden beschouwd. Dit is vooral merkbaar in de gemeente Breda: de hoogte van de bijdrage voor duurzame gebruiksgoederen is gelijk aan die van de langdurigheidstoeslag, te weten 250 euro per jaar, per huishouden van 65 jaar of ouder. Bovendien hoeven huishoudens niet de noodzaak van de aanschaf aan te tonen; de bijstand wordt categoriaal verstrekt. In Capelle aan den IJssel bedraagt de vergoeding maximaal 350 euro per huishouden per jaar. Pas na vijf jaar kan voor hetzelfde gebruiksgoed weer bijzondere bijstand worden aangevraagd. In gemeenten zonder categoriale regeling voor duurzame gebruiksgoederen, kunnen dit soort kosten vergoed worden via de individuele bijzondere bijstand. Vaak gaat het hier om leenbijstand, die in bepaalde omstandigheden kan worden omgezet naar bijstand om niet. 2.6 Categoriale bijzondere bijstand ouderen en chronisch zieken Het is gemeenten toegestaan categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan ouderen en/of chronische zieken en gehandicapten. Vier gemeenten maken van deze mogelijkheid gebruik: 1. De gemeente Nijmegen verstrekt categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. De vergoeding bedraagt 200 euro per huishouden per jaar. Om voor de regeling in aanmerking te komen mag het inkomen niet hoger zijn dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en de vermogensgrens van artikel 34 WWB is van toepassing. Er bestaat per huishouden slechts één maal recht op de categoriaal te verstrekken bijzondere bijstand per jaar. Meerdere verstrekkingen aan belanghebbenden die tot twee doelgroepen behoren is uitgesloten. Evenmin bestaat recht op meerdere verstrekkingen indien er twee partners zijn die beiden tot de doelgroep behoren. 2. De gemeente Oss kent een voorziening voor ouderen en chronisch zieken en gehandicapten tot en met een inkomen van 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Alleenstaanden en alleenstaande ouders hebben recht op een bedrag van 222 euro per jaar. Paren komen in aanmerking voor 158 euro per persoon per jaar. Benchmark minima-effectrapportages 2012 17

3. In de gemeente Roosendaal kunnen alle inwoners van 65 jaar en ouder met een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm en een vermogen onder de WWB-grens in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand. De hoogte van de vergoeding bedraagt 200 euro voor alleenstaanden en 325 euro voor alleenstaande ouders en gezinnen. Daarnaast heeft de gemeente Roosendaal een aparte regeling voor chronisch zieken en gehandicapten. De categoriale bijzondere bijstand voor deze groep is vastgesteld op 255 euro per persoon per jaar. De inkomens- en vermogensgrens zijn gelijk aan die van ouderen. 4. De gemeente Zoetermeer kent een regeling voor 65-plussers die een inkomen hebben van niet meer dan 110 procent van de bijstandsnorm en die voldoen aan de vermogenstoets uit de WWB. Zij kunnen een bedrag van 328 euro per persoon per jaar krijgen. Personen tussen de 18 en 64 met een chronische ziekte of handicap en een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm kunnen een toeslag van 157 euro per jaar ontvangen. In de overige gemeenten is in voorkomende gevallen individuele bijzondere bijstand mogelijk. Tabel 4. Regelingen voor ouderen/ chronisch zieken en gehandicapten Gemeente Doelgroep Bedrag per jaar Inkomensgrens Nijmegen Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten 200, - per huishouden 110% + vermogensgrens WWB Oss Ouderen, 222,- alleenstaanden, 110% chronisch zieken en gehandicapten alleenstaande ouders 158,- pp voor paren Roosendaal Ouderen Chronisch zieken en 200,- alleenstaanden 325,- gezinnen 225,- per persoon 110% + vermogensgrens WWB gehandicapten Zoetermeer Ouderen Chronisch zieken en 328,- per persoon n 157,- per persoon 110% + vermogensgrens gehandicapten 18-64 jr WWB Benchmark minima-effectrapportages 2012 18

2.7 Regelingen voor schoolgaande kinderen Schoolgaande kinderen zijn duur. Daarom hebben sommige gemeenten een regeling in het leven geroepen voor ouders met schoolgaande kinderen. Veelal gaat het om een vergoeding voor bijkomende schoolkosten, zoals een schoolreisje. Andere gemeenten vergoeden de aanschaf van een computer, bijvoorbeeld op het moment dat het oudste kind naar het voortgezet onderwijs gaat. De gemeente Capelle aan den IJssel biedt ouders met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs een regeling voor indirecte studiekosten voor kinderen. Voor kinderen in het basisonderwijs vanaf 9 jaar, of die in het lopende schooljaar deze leeftijd bereiken, bedraagt de vergoeding maximaal 50 euro per kind per schooljaar. Voor kinderen in het voortgezet onderwijs is dit maximaal 125 euro per kind per schooljaar. Deze vergoeding geldt voor kosten die worden gemaakt tot en met het kwartaal waarin het kind 18 jaar wordt. In de gemeente Hilversum kunnen gezinnen met schoolgaande kinderen vanaf groep 6, met een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van het netto minimuminkomen, in aanmerking komen voor een vergoeding voor de aanschaf of vervanging van een computer. Hiervoor kan eenmaal per vijf jaar een bedrag van 450 euro worden aangevraagd. In de gemeente Nijmegen kunnen ouders of intermediairs via het Kinderfonds (zie paragraaf 3.4) een aanvraag indienen voor de ouderbijdrage voor school met een maximum van 50 euro voor een kind op het basisonderwijs en 100 euro voor een kind op het voortgezet onderwijs. De gemeente Oss verstrekt via de regeling Meedoen is Belangrijk een vergoeding voor de kosten van schoolgaande kinderen aan huishoudens met een inkomen tot en met 110 procent van de bijstandsnorm. De vergoeding bedraagt 100 euro voor kinderen van 6 tot 12 jaar en 250 euro voor kinderen op het voortgezet onderwijs. De gemeente Zoetermeer biedt ondersteuning aan kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. De financiële ondersteuning bestaat uit: - een bedrag van 50 euro per jaar per kind dat basisonderwijs volgt; - een bedrag van 150 euro per jaar per kind dat voortgezet onderwijs volgt. De gemeente Breda stelt ieder jaar 150.000 euro extra beschikbaar voor diverse incidentele projecten voor kinderen. Dit geld maakt onderdeel uit van de BredaPas. Benchmark minima-effectrapportages 2012 19

2.8 Overige regelingen Niet alle minimaregelingen van gemeenten vallen in te delen in een bepaalde categorie. Sommige regelingen zijn uniek en specifiek voor de betreffende gemeenten. Zo kent de gemeente Almere een woonlastenfonds, dat de kwaliteitskorting van de huurtoeslag compenseert. Het fonds is in het leven geroepen met het oog op de relatief hoge huren in deze gemeente en is bedoeld voor inwoners die drie jaar of langer moeten rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau en die recht hebben op huurtoeslag met kwaliteitskorting. De kwaliteitskorting wordt voor 60 procent gecompenseerd, met een maximum van 288 euro per jaar. Daarnaast verstrekken de meeste gemeenten een toeslag aan voormalig alleenstaande ouders. Een alleenstaande ouder waarvan het jongste kind 18 jaar wordt, ontvangt niet langer de norm voor een eenoudergezin, maar voor een alleenstaande. In veel gemeenten wordt in dit geval een toeslag verstrekt om deze inkomensterugval te ondervangen. De exacte voorwaarden, zoals de duur en/ of de hoogte van de toeslag, zijn per gemeente verschillend. Deze regeling is verder niet in dit rapport meegenomen, omdat deze niet op de onderzochte huishoudtypen van toepassing is. 2.9 Kinderopvang en peuterspeelzaal Op grond van de Wet Kinderopvang kunnen ouders van kinderen tot twaalf jaar een tegemoetkoming toegekend krijgen voor de kosten van kinderopvang. Vervolgens resteert een eigen bijdrage voor deze kosten. De ontbrekende bijdrage kinderopvang kan door de gemeente worden vergoed. In alle deelnemende gemeenten wordt de eigen bijdrage vergoed voor huishoudens op bijstandsniveau die een re-integratietraject volgen. Huishoudens met een inkomen boven bijstandsniveau betalen de eigen bijdrage zelf, de WKO wordt als een adequate voorliggende voorziening gezien. (Alleenstaande) ouders zonder werk of echtparen waarvan een van beide partners werkt, maken geen gebruik van de kinderopvang, maar van de peuterspeelzaal. In de minima-effectrapportages zijn de kosten voor de peuterspeelzaal voor deze huishoudtypen meegenomen in de begrotingen. De kosten verschillen per gemeente en zijn bij sommige gemeenten inkomensafhankelijk. In onderstaande tabel zijn de tarieven opgenomen, zoals deze gelden voor de onderzochte inkomensniveaus. Benchmark minima-effectrapportages 2012 20

Tabel 5. Kosten peuterspeelzaal per gemeente Gemeente Tarief peuterspeelzaal per maand twee dagdelen per week Almere 26,50 Best 43,00 ( 39,42)* Breda 17,23 (Gratis voor houders BredaPas) Capelle ad IJssel 4,80 tot 20,- Hilversum 85,00 ( 77,90)* Nijmegen 19,19 tot 38,39 ( 16,00 tot 32,00)* Oss 47,66 (Vergoeding via Meedoen is belangrijk mogelijk) Roosendaal 24,00 Zoetermeer 16,00 tot 30,00 *Tussen haakjes het maandbedrag als jaarlijks maar 10 of 11 maanden worden gefactureerd 2.10 Individuele bijzondere bijstand Alle gemeenten verstrekken voor bijzondere en noodzakelijke kosten individuele bijzondere bijstand. De individuele bijzondere bijstand is in de minima-effectrapportages niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie en zich daardoor moeilijk in algemene termen laat vergelijken. Voor deze benchmark kan wel een vergelijking worden gemaakt van de wijze waarop gemeenten het recht op individuele bijzondere bijstand berekenen: Almere: Van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt van de eerste 100 euro per maand 5 procent als draagkracht beschouwd. Van het inkomen daarboven geldt 35 procent als draagkracht. In de gemeente Best geldt een draagkrachtloos inkomen tot en met 110 procent van de netto bijstandsnorm. Boven dit inkomen geldt een draagkracht van 35 procent van het meerdere inkomen. In de gemeente Breda is de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand afhankelijk van de reserveringscapaciteit: een huishouden met een inkomen op bijstandsniveau wordt geacht vijf procent van de toepasselijke norm te kunnen reserveren. Capelle aan den IJssel: Van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt van de eerste 1.000 euro per jaar 20 procent aangerekend als draagkracht. Voor het meerdere boven deze 1.000 euro geldt een Benchmark minima-effectrapportages 2012 21

draagkrachtruimte van 50 procent. Er wordt geen maximum inkomensgrens gehanteerd. In de gemeente Hilversum wordt de draagkracht op nul gesteld bij een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de bijstandsnorm, inclusief de maximale toeslag. Bij de bepaling van de draagkracht wordt rekening gehouden met het vermogen. Bij een vermogen hoger dan het vrij te laten bescheiden vermogen volgens artikel 34 WWB, wordt met dit vermogen volledig rekening gehouden. In Nijmegen kan het inkomen dat als draagkrachtloos wordt beschouwd variëren: Voor personen die uitgestroomd zijn uit de bijstand geldt voor een periode van maximaal drie jaar te rekenen vanaf datum uitstroom een draagkrachtloos inkomen van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm onder de voorwaarde dat men vóór de datum van uitstroom drie jaar of langer aangewezen is geweest op een inkomen op minimumniveau. Voor alleenstaande ouders en gezinnen met één ten laste komend kind wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, met dien verstande dat als men in de hierboven beschreven periode van drie jaar zit, geldt, gedurende deze periode een draagkrachtloos inkomen van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor alleenstaande ouders en gezinnen met twee of meer ten laste komende kinderen wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm Boven de gehanteerde percentages wordt 30 procent van het inkomen als draagkracht beschouwd. Bij personen van 65 jaar of ouder met een inkomen naast de AOW wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Van het inkomen boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, wordt 50 procent van het meerdere als draagkracht beschouwd. In de gemeente Oss kunnen huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent van de netto bijstandsnormvolledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Boven dit inkomen geldt een draagkracht van 50 procent van het meerdere inkomen. In de gemeenten Roosendaal en Zoetermeer wordt van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm 35 procent als draagkracht beschouwd. Benchmark minima-effectrapportages 2012 22

2.11 Totaaloverzicht In de onderstaande figuren wordt een overzicht gegeven van de bedragen per jaar die verschillende huishoudtypen met een inkomen op bijstandsniveau in de deelnemende gemeenten kunnen ontvangen, als zij gebruik maken van alle inkomensondersteunende regelingen. Het gaat hierbij nadrukkelijk alleen om categoriale regelingen, waarbij het inkomen bepalend is en niet zozeer de bijzondere omstandigheden. Dit is belangrijk om bij het lezen van de figuren in gedachten te houden, aangezien bepaalde verstrekking in de ene gemeente categoriaal en in andere gemeenten individueel vergoed worden. Een voorbeeld is de regeling voor duurzame gebruiksgoederen. In Hilversum is dit een categoriale regeling en dus meegenomen in de figuren. In andere gemeenten kunnen duurzame gebruiksgoederen via de individuele bijzondere bijstand worden vergoed. De bedragen in de figuren zijn dan lager, terwijl inwoners met een laag inkomen feitelijk wel voor een vergoeding in aanmerking komen. In Oss is alleen de vergoeding voor een computer in de figuren meegenomen, de vergoeding van overige duurzame gebruiksgoederen worden als individuele verstrekking gezien. De collectieve zorgverzekering is in dit overzicht niet meegenomen, omdat dit moeilijk is uit te drukken in een vast bedrag per jaar. Dit neemt niet weg dat een dergelijke regeling een (zeer) gunstige invloed kan hebben op het huishoudbudget van inwoners met een laag inkomen. Het aantal kleuren per staaf geeft aan hoeveel regelingen het betreffende huishoudtype aan moet vragen om dit bedrag daadwerkelijk te ontvangen. Figuur 1: Alleenstaande jonger dan 65 jaar, inkomen op bijstandsniveau Benchmark minima-effectrapportages 2012 23

Figuur 2: Alleenstaande van 65 jaar of ouder, inkomen op bijstandsniveau Figuur 3: Alleenstaande ouder met jonge kinderen (3 en 5 jaar), inkomen op bijstandsniveau Benchmark minima-effectrapportages 2012 24

Figuur 4: Echtpaar zonder kinderen, inkomen op bijstandsniveau Figuur 5: Echtpaar met oudere kinderen (14 en 16 jaar), inkomen op bijstandsniveau In de gemeente Hilversum kunnen de hoogste bijdragen per jaar worden aangevraagd, vooral vanwege de regeling voor duurzame gebruiksgoederen. Deze regeling is bedoeld voor huishoudens die drie jaar of langer zijn aangewezen op een inkomen tot maximaal 110 procent van het netto minimuminkomen. In de praktijk zal het weinig voorkomen dat de maximale bijdrage jaarlijks wordt verstrekt, maar theoretisch gezien kan een huishouden de bedragen aanvragen zoals deze in de tabellen zijn gepresenteerd. Benchmark minima-effectrapportages 2012 25

Ook de jaarlijkse verstrekkingen in de gemeente Zoetermeer liggen boven het gemiddelde. Hier speelt de Zoetermeerpas een belangrijke rol. Met deze (gratis) pas is korting mogelijk op een groot aantal sociale en maatschappelijke activiteiten, zoals het lidmaatschap van een vereniging en het abonnement op een krant. Ook is gratis lidmaatschap van de bibliotheek mogelijk en zijn er gratis toegangskaartjes voor dagjes uit. Bovendien kunnen mensen goedkoop een computer of een fiets aanschaffen (tweedehands). De hoogte van het financieel voordeel is dus afhankelijk van de mate waarin men van de pas gebruik maakt. Dit geldt overigens ook voor andere stadspassen, zoals de BredaPas en de Rotterdampas. Huishoudens van 65 jaar en ouder zijn in Zoetermeer het beste af. Naast de Zoetermeerpas kent de gemeente een ouderentoeslag van 328 euro per persoon per jaar. Ook in de gemeente Oss kunnen ouderen voor een bovengemiddeld bedrag in aanmerking komen. Gezinnen met kinderen zijn ook goed af in de gemeenten Best en Nijmegen; in deze gemeenten zijn hoge vergoedingen voor de sociale participatie van kinderen mogelijk. In zijn algemeenheid geldt dat gezinnen met (oudere) kinderen goed af zijn in de gemeenten die een specifieke regeling voor schoolkosten hebben. Voor alleenstaanden en echtparen zonder kinderen is soms alleen langdurigheids - toeslag mogelijk en dan alleen als aan de referte-eis wordt voldaan. Dit maakt de financiële positie van alleenstaanden in de bijstand relatief kwetsbaar. Alleenstaanden in de gemeente Almere kunnen (evenals de overige huishoudens) naast de langdurigheidstoeslag in aanmerking komen voor een vergoeding vanuit het woonlastenfonds. Dit fonds compenseert de kwaliteitskorting van de huurtoeslag en is vooral in het leven geroepen vanwege de relatief hoge huren in de gemeente. Een echte toevoeging aan het huishoudbudget is het daarmee niet. In de gemeente Roosendaal is de participatieregeling specifiek bedoeld voor schoolgaande kinderen. Echter, volwassenen kunnen dezelfde vergoeding aanvragen via de individuele bijzondere bijstand; iedereen die aan de inkomenseisen voldoet komt voor de regeling in aanmerking. Individuele bijzonder bijstand wordt in dit onderzoek niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie. De regeling in de gemeente Roosendaal staat open voor iedereen. Feitelijk kunnen de gemeentelijke bijdragen zoals gepresenteerd in bovenstaande figuren, in het geval van Roosendaal dus met 100 euro per volwassene worden verhoogd. Benchmark minima-effectrapportages 2012 26

3. Koopkracht Dit hoofdstuk vergelijkt de koopkrachtberekeningen van de deelnemende gemeenten. Welke huishoudens zijn relatief goed af, wie profiteren er vooral van het minimabeleid en welke huishoudens doen het minder goed? Welke verschillen zijn er tussen de gemeenten en hoe zijn deze verschillen te verklaren? Ook wordt dieper ingegaan op de armoedeval: in welke gemeente zijn een of meerdere armoedevallen zichtbaar en bij welk minimabeleid kan een armoedeval voorkomen worden? 3.1 Het vergelijken van cijfers In dit hoofdstuk wordt de bestedingsruimte van diverse huishoudtypen in de deelnemende gemeenten naast elkaar gezet. Het gaat hier om het bedrag onder de streep : kunnen huishoudens alle uitgaven van zowel het basispakket als het res tpakket bekostigen? Zo ja, houden zij nog iets over? En hoeveel? Harde bedragen lijken op het eerste gezicht gemakkelijk vergelijkbaar. Honderd euro is meer dan vijftig euro, of het nu gaat om de gemeente Oss of de gemeente Roosendaal. Toch kunnen ook harde cijfers een vertekend beeld geven. Zo verschilt het bedrag aan huur (zie onderstaande tabel). Tabel 6. Bedrag aan huur Alleenstaanden/ Gemeente echtparen Eenouder- gezinnen Echtpaar met kinderen Almere 436 491 491 Best 353 395 395 Breda 360 403 403 Capelle ad IJssel 353 395 395 Hilversum 360 410 410 Nijmegen 424 438 438 Oss 356 374 398 Roosendaal 369 408 408 Zoetermeer 400 450 450 Benchmark minima-effectrapportages 2012 27

Iedere gemeente heeft de huur doorgegeven die gemiddeld door de doelgroep wordt betaald. Dit is belangrijk, want de huren in bijvoorbeeld Almere liggen een stuk hoger dan in Best. Zo bezien geven verschillende bedragen voor de huur een getrouw beeld van de werkelijkheid. Bovendien wordt het verschil in huur tot op zekere hoogte gecorrigeerd door de huurtoeslag. Dit neemt niet weg dat de huur voor de meeste huishoudens de grootste uitgave op de begroting vormt, terwijl de invloed van de gemeente op dit vlak gering is. Het is goed om dit bij het vergelijken van bestedingsruimte steeds in het achterhoofd te houden. Ook de gehanteerde uitgangspunten kunnen per gemeente verschillen. Deze zijn in overleg tussen het Nibud en de gemeente vastgesteld, maar kunnen vergelijken bemoeilijken. Het huishoudtype waar dit het meeste speelt, is het huishouden met een zorgvraag. Niet alleen kan de inhoud van de zorgvraag per gemeente verschillen, ook het soort huishoudtype dat aan de zorgvraag gekoppeld is varieert. Om deze redenen wordt in de rapportage geen vergelijking gemaakt van huishoudens met een zorgvraag. Het is vrijwel onmogelijk een zorgbehoevende alleenstaande 65-plusser te vergelijken met een gezin waarvan de moeder gebruik maakt van een rolstoel en die om die reden een vervoersvoorziening heeft aangevraagd. Zo zijn er meer verschillen. Een ander voorbeeld betreft de vergoeding voor de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Een dergelijke vergoeding wordt in de regel alleen toegekend aan huishoudens die al langere tijd (veelal drie of vijf jaar) van een minimuminkomen moeten rondkomen. Wanneer een gemeente de inschatting maakt dat dit geldt voor het grootste gedeelte van het bestand, is de regeling meegenomen in de begroting. Is er juist veel verloop in het uitkeringsbestand, dan zullen veel minima (nog) niet voor de regeling in aanmerking komen en is deze niet in de maandbegroting opgenomen. Ook de gehanteerde systematiek bij de berekening van het netto inkomen kan verschillen. Huishoudens van 65 jaar en ouder ontvangen een AOW-uitkering. Op 110 procent is dit inkomen vermenigvuldigd met 1,1. Bij andere gemeenten is er voor gekozen niet het AOW-bedrag, maar de bijstandsnorm voor 65-plussers als uitgangspunt te nemen. Hierdoor komt het netto inkomen op 110 en 120 procent iets lager uit. Om dit verschil te ondervangen is er voor gekozen dit voor alle deelnemende gemeente gelijk te trekken: het basisinkomen voor huishoudens op 110 en 120 procent staat nu voor alle deelnemers gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm, vermenigvuldigd met 1,1 en 1,2. Benchmark minima-effectrapportages 2012 28

Ten slotte heeft iedere gemeente een eigen keuze gemaakt wat betreft de huishoudtypen die zijn doorgerekend. Over het algemeen kunnen de standaard huishoudens goed met elkaar vergeleken worden. Huishoudtypen die hiervan afwijken (bijvoorbeeld wat betreft de leeftijd van de kinderen), zijn moeilijker of niet te vergelijken. De onderzochte inkomensniveaus zijn voor de meeste gemeenten gelijk: 100, 110 en 120 procent. De gemeente Breda heeft gekozen voor een inkomensniveau van 125 procent. Dit hebben wij voor deze rapportage omgerekend naar 120 procent. De gemeente Nijmegen heeft ook naar een inkomensniveau van 130 procent gekeken, vooral met het oog op het Kinderfonds dat in bepaalde gevallen uitkeert tot een inkomen van 130 procent. Dit geeft vooral zicht op de verschillen tussen huishoudens binnen de gemeente Nijmegen. In deze benchmark is dit inkomensniveau niet meegenomen, omdat geen van de andere gemeenten dit heeft laten doorrekenen. De Mer Oss is uitgevoerd in de tweede helft van 2012. De bijstandsbedragen lagen toen iets hoger en ook de kinderbijslag is per 1 juli 2012 iets gewijzigd. Deze bedragen zijn voor deze rapportage aangepast aan de bedragen van januari 2012. 3.2 Vergelijking huishoudtypen In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de saldi van de verschillende huishou dtypen per gemeente, bij een inkomensniveau van 100 procent zonder langdurigheidstoeslag. Acht gemeenten hebben de bestedingsruimte van een alleenstaande jonger dan 65 jaar laten doorrekenen en zeven gemeenten kozen voor het eenoudergezin met kinderen van 3 en 5 jaar. Echtparen met kinderen van 3 en 5 jaar en eenoudergezinnen met kinderen van 14 en 16 jaar komen beide bij vijf gemeenten voor. Alle andere typen van huishoudens komen bij minder dan de helft van het aantal gemeenten voor. Veel huishoudens maar één keer. Een tekort op de begroting is in rood weergegeven. Niet alle bedragen zullen afzonderlijk besproken worden. Wel zullen in het onderstaande de meest opmerkelijke resultaten en algemene tendensen aan de orde komen. Benchmark minima-effectrapportages 2012 29

Tabel 7. Overzicht saldi na basis- en restpakket, 100 procent Wwb, zonder langdurigheidstoeslag Capelle a/d Gem 100% zonder LDT Almere Best Breda IJssel Hilversum Nijmegen Oss Roosendaal Zoetermeer Alleenstaande, 65 - -37-16 -32-16 -56-2 -35-5 -25 Alleenstaande, 65+ 110 131 139 105 121 Eenouder, k 14 17 17 Eenouder, k 3 en 5 29 102 83 24 65 33 83 60 Eenouder, k 3 en 6 81 81 Eenouder, k 14 en 16-146 -82-75 -66-145 -102 Eenouder, k 14 en 18 558 558 Eenouder, k 16 en 19 289 96 193 Eenouder, k 18 en 22 988 988 Eenouder, k 3, 10 en 14-82 -82 Echtpaar, zonder kinderen -23-23 Echtpaar 65+ 152 152 Echtpaar, k 14-180 -180 Echtpaar, k 15-209 -209 Echtpaar, k 3 en 5-111 -180-142 -156-93 -136 Echtpaar, k 3 en 6-96 -96 Echtpaar, k 5 en 11-151 -151 Echtpaar, k 10 en 14-199 -199 Echtpaar, k 14 en 16-244 -264-272 -260 Echtpaar, k 16 en 19 jaar 148 148 Echtpaar, k 18 en 22 770 770 Echtpaar k 14, 16 en 19-51 -51 Echtpaar, k 14, 18 en 22 568 568

Wat als eerste opvalt, is dat wanneer een huishoudentype een tekort op de begroting heeft, dit huishouden altijd in alle gemeenten een tekort heeft. Wel kan de omvang van het tekort flink verschillen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de alleenstaande onder de 65 jaar, voor het eenoudergezin met kinderen van 14 en 16 jaar en voor echtparen zonder verdienende kinderen. Huishoudens van 65 jaar en ouder, zowel alleenstaanden als echtparen, zijn relatief goed af. Zij hebben ze na invulling van het restpakket altijd een positief saldo. Dit komt in de eerste plaats doordat de AOW iets hoger is dan de Wwb. Bovendien hebben ouderen lagere voedingskosten en ook wordt de huurtoeslag voor huishoudens van 65 jaar en ouder iets gunstiger berekend. Een ander opvallend punt is het verschil tussen eenoudergezinnen en echtparen. Echtparen hebben vaker met tekorten op de begroting te maken dan eenoudergezinnen en de tekorten zijn ook groter. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verschillende bijstandsnormen van de Wwb: een eenoudergezin ontvangt 90 procent van de norm (70 procent plus de maximale toeslag van 20 procent), terwijl een echtpaar 100 procent ontvangt. Van dit verschil van 10 procent moet een echtpaar alle kosten van een extra volwassene dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar blijkt veelal niet voldoende om deze extra kosten op te vangen. Huishoudens met (niet verdienende) oudere kinderen zijn slechter af dan huishoudens met jongere kinderen. Dit geldt zowel voor eenoudergezinnen als voor echtparen. De kosten voor oudere kinderen zijn over het algemeen hoger dan voor jonge kinderen, zoals de kosten voor voeding, kleding, schoolkosten en zakgeld. De hogere kinderbijslag en het kindgebonden budget kunnen dit verschil niet compenseren. 3.3 Vergelijking gemeenten Uit de bovenstaande paragraaf kwam naar voren dat, wanneer het gaat om het vergelijken van huishoudtypen, er trends zijn waar te nemen die voor alle gemeenten opgaan: huishoudens van 65 jaar en ouder doen het relatief goed, eenoudergezinnen zijn beter af dan echtparen en oudere kinderen drukken zwaarder op de begroting dan jonge kinderen. Toch doen zich tussen gemeenten ook de nodige verschillen voor. Deze zullen voor de meest voorkomende huishoudtypen worden besproken.

Alleenstaande onder de 65 jaar De alleenstaande onder de 65 jaar met een WWB-uitkering komt na invulling van het restpakket in alle gemeenten te kort. Dit tekort varieert van 2 euro in de gemeente Oss tot 56 euro in de gemeente Nijmegen. De belangrijkste oorzaak van dit verschil is de huur, die in Nijmegen 68 euro hoger ligt. De huurtoeslag corrigeert dit overigens weer met 47 euro. Daarnaast werken gemeentelijke regelingen in het voordeel van de alleenstaande in de gemeente Oss: de premie voor de ziektekostenverzekering is hier lager vanwege een bijdrage in de premie van 16,50 euro, er is een vergoeding voor de aanschaf van een computer en via de regeling Meedoen is Belangrijk is een tegemoetkoming voor sociale participatie mogelijk. Alleenstaande van 65 jaar en ouder Voor oudere alleenstaanden is de spreiding kleiner. In Nijmegen houdt de alleenstaande van 65 jaar en ouder maandelijks 105 euro over als alle uitgaven uit het basis- en het restpakket zijn gedaan, in Breda is dat 139 euro. Ook hier lijkt de huur een belangrijke rol te spelen. De vergoeding voor duurzame gebruiksgoederen voor 65 - plussers en de BredaPas werken ook in het voordeel van Breda. Almere heeft net als Nijmegen een wat hogere huur, maar de afkoop van het eigen risico van de zorgverzekering maakt weer wat goed. Best is meer vergelijkbaar met Breda, maar mist de specifieke bijdrage voor 65-plussers. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Het eenoudergezin met twee jonge kinderen heeft in iedere deelnemende gemeente voldoende inkomsten om naast de uitgaven uit het basispakket, de uitgaven uit het restpakket te kunnen bekostigen. Dit gezin houdt in de gemeente Hilversum 24 per maand over, terwijl in Breda ruim 100 euro overblijft nadat alle uitgaven uit het basis - en restpakket zijn voldaan. In Capelle aan den IJssel en Zoetermeer resteert 83 euro. Deze verschillen worden vooral veroorzaakt door de kosten voor de peuterspeelzaal. In Breda is de peuterspeelzaal gratis voor houders van de BredaPas, in Capelle aan de IJssel zijn deze kosten voor een huishouden op bijstandsniveau minimaal en ook in Zoetermeer liggen de kosten voor de peuterspeelzaal onder het gemiddelde. De gemeente Hilversum kent geen inkomensafhankelijke bijdrage, hier geldt voor ieder huishouden de reguliere ouderbijdrage van 85 euro per maand. Als de kosten voor de peuterspeelzaal niet in de begroting waren meegerekend, dan zouden de saldi van de deelnemende gemeenten veel dichter bij elkaar liggen. Benchmark minima-effectrapportages 2012 32

Eenoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) Eenoudergezinnen met oudere kinderen hebben onvoldoende bestedingsruimte om alle uitgaven uit het restpakket te kunnen bekostigen. In Oss komt dit eenoudergezin met een bijstandsuitkering 66 euro te kort, terwijl in Almere en Roosendaal er een tekort is van respectievelijk 146 en 145 euro. Evenals bij de alleenstaande spelen zowel de relatief lage huur als de gemeentelijke regelingen in de gemeente Oss hier een rol. Naast de eerder genoemde regelingen, ontvangt dit huishouden ook een vergoeding voor de schoolkosten van de kinderen op het voortgezet onderwijs. De gemeenten Best en Hilversum doen het met een tekort van respectievelijk 82 euro en 75 euro beter dan Almere en Roosendaal. In Best is de relatief hoge vergoeding voor sociale participatie van kinderen van 4 tot 18 jaar de belangrijkste oorzaak, in Hilversum speelt ook de regeling voor duurzame gebruiksgoederen een rol. Echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Ook het echtpaar met twee jonge kinderen kan de uitgaven uit het restpakket niet bekostigen. Een belangrijke oorzaak van dit tekort is al eerder genoemd: een echtpaar moet de kosten van twee volwassenen dragen, terwijl de bijstandsnorm voor een echtpaar maar 10 procent hoger ligt dan de norm voor een eenoudergezin. Dit is veelal niet voldoende om de uitgaven van een extra volwassene te bekostigen. Voor alle onderzochte gemeenten zijn het de kosten voor sociale participatie die het tekort veroorzaken. De kosten uit het basispakket kunnen wel uit de bijstandsnorm voldaan worden. Net zoals bij het eenoudergezin met jonge kinderen is het tekort in de gemeente Hilversum het grootst (180 euro) en in Zoetermeer het kleinst (93 euro). Dit hangt voor een groot deel samen met de kosten voor de peuterspeelzaal. Ook in Best (hier is het oudste kind zes jaar) ligt het tekort onder de 100 euro. Zowel Best als Zoetermeer kennen een gunstige participatieregeling, wat eveneens bijdraagt aan de lagere tekorten. Echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) Het echtpaar met twee oudere kinderen heeft van alle onderzochte huishoudtypen de minste bestedingsruimte. De combinatie van twee volwassenen binnen het huishouden en de relatief dure oudere kinderen maakt de inkomenspositie van dit specifieke huishoudtype zeer precair. Dit huishoudtype is in drie gemeenten onderzocht, te weten in Capelle aan den IJssel, Best en Hilversum. In de twee laatstgenoemde gemeenten was er al een (klein) tekort na bekostiging van het basispakket, in Capelle ontstaat het tekort pas na invulling van Benchmark minima-effectrapportages 2012 33