Vernieuwing van de grondwaterbescherming



Vergelijkbare documenten
Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan

Van generiek mestbeleid naar individuele verantwoordelijkheid. Harry Kager LTO Nederland

Project Duurzaam schoon grondwater (DSG)

Milieubelasting van de meest belastende bestrijdingsmiddelen uit 1992 Trends tussen 1992 en 2003

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Kennisbijeenkomst. Chemievrij onkruidbeheer op Verhardingen. Welkom

Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan

Film. &feature=share&list=plqpenng0hbqmkd3ixz Yal6iHYNX-hz96s

Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit

Pachters gaan voor Schoon Water. Resultaten & ervaringen 2008

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ( ): proces en stand van zaken. Inhoud

Schoon Water - Brabantse telers laten zien dat t kan Tussenrapportage over het jaar 2001

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Koeien & Kansen

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

september 2002, versie 2 Anton Kool (CLM) Dick Boland (CLM) Peter Leendertse (CLM) BIJLAGE 11: Rapportage CLM: Bestrijdingsmiddelen Noord-Holland

Aspecten van het gewasbeschermingsplan

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014

Effect van organische stof op opbrengst, stikstofuitspoeling en bodemkwaliteit

Geïntegreerde onkruidbestrijding: geeft milieubesparing ook kostenbesparing?

Teelthandleiding wettelijke regels

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Achtergronden Koeien & Kansen - KringloopWijzer

Naar chemievrij beheer van de openbare ruimte in Nederland?

de bodem in de kringloop wijzer Frank Verhoeven ir Frank

Duurzaam terreinbeheer door Brabantse gemeenten. MSc D.D.J. Keuper Ir. J. van Vliet Dr. P.C. Leendertse

D. Boland P.C. Leendertse

Toelichting beoordeling risico gewasbeschermingsmiddelen voor On the way to PlanetProof

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Gewasbescherming buiten de landbouw

Mestbeleid in Nederland

Lessen en Uitdagingen uit Duurzaam Bodembeheer Utrecht West.

CERTIFICATIESCHEMA BAROMETER DUURZAAM TERREINBEHEER. Criteria Brons. Datum van ingang: 1 maart Herziening per: 1 april 2013.

Milieukeur. Keurmerk voor duurzamere bloembollen. Informatiebijeenkomst Bollenteeelt Stefanie de Kool, SMK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mesdag Zuivelfonds NLTO

Onkruidbeheer op verhardingen

Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras?

Water nu en... KRW De Europese. Kaderrichtlijn water. Een grote kans voor. de verbetering van de. waterkwaliteit. en daarmee ook voor de

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Equivalente maatregelen bemesting open teelten Voorstel ingediend door LTO en NAV bij het Ministerie van Economische Zaken

Werken aan organische stof en bodemvruchtbaarheid: ervaringen vanuit de praktijk in Zuidoost Nederland

Gewasbescherming buiten de landbouw

KLW KLW. Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk? Jaap Gielen, Specialist melkveehouderij 15/22 februari Ruwvoerproductie en economie!

SW Knipselkrant september 2014 t.e.m. oktober 2014

Organische stof, meer waard dan je denkt

Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Uitgekiende onkruidbestrijding bespaart geld!

DEMETERtool in de praktijk. Pilootstudie bij 50 Vlaamse landbouwers

Waarde netwerk Onkruidbestrijding op basis van verdienmodellen

MAP5 Het oog op een betere waterkwaliteit met respect voor de bodem

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

K a n s e n. voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t. Onderzoeksrapport. Mei 2007

Naar een verantwoorde gewasbescherming voor Drentse gewassen

Economische gevolgen verlaagde N-gebruiksnormen. Wim van Dijk (PPO) Hein ten Berge (PRI) Michel de Haan (ASG)

Afwegingskaders. Doel DOB-project. Emissie draagt bij aan normoverschrijding. Beginsel-ethiek Religie, intrinsieke waarden,...

Bodemkwaliteit op zand

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans

Duurzame bemesting: omgeving

Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020

Duurzaamheid van melkveebedrijven in Noord-Nederland

IMPLEMENTATIE VAN AYM SYSTEMEN

Evaluatie Meststoffenwet 2016

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO

Nieuw Kyleo MaxCel Rizolex 500 SC

NIEUWSBRIEF. Nieuwe aanpak Noordrand Krimpenerwaard: Ruimte voor ondernemen. Oktober Partijen in de Krimpenerwaard en de provincie

Schoon Water voor Brabant Rapportage 2010

Peeters Financieel Advies Groenestraat PT Dorst Tel:

Green Deal Sportvelden. Bart van Kollenburg Adviseur Openbaar Groen, Sportvelden & Golfbanen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Sleepdoek in de praktijk

Bodem en bemesting: Regelgeving, knelpunten en kansen voor de biologische glastuinbouw. Willemijn Cuijpers (LBI) Oude Leede, 4 februari 2010

GRONINGER VERDIENMODEL. Provincie Groningen LTO Noord Natuur- en Milieufederatie Groningen

Leidt Europese mestbeleid tot knelpunten voor de bodem?

Op naar een specifiek meetnet voor bestrijdingsmiddelen

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

Waarde van bodemvruchtbaarheid. Oene Oenema. Wageningen University & Research

LMM e-nieuws 16. Inhoud. Inleiding. Het nieuwe LMM-programma vanaf Bezuinigingen. Het nieuwe LMM. Februari 2011 Heruitgave augustus 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Erfemissie-scan -----WATERKWALITEIT----- HET IS IN IEDERS BELANG OM DIT TE VOORKOMEN!! MAAR DIT GAAT DUS OOK OVER :

5.3.3 Schade aan bieten door verontreiniging spuitapparatuur en verkeerd middelengebruik

288445/ gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest

Bijlage(n) - blauwe diensten. Het college van dijkgraaf en heemraden heeft in de vergadering van 18 juni 2013 de

voorstel aan dagelijks bestuur Onderwerp Deelname van WPM in projecten voor 2 e tender innovatieprogramma KRW

CLM, DLV Plant, Eco Consult, PRI/PPO, ORD-ID en ZLTO verzorgen de uitvoering van het project.

Resultaten KringloopWijzers 2016

Bestrijdingsmiddelen bij drinkwaterwinningen en maatregelen om uitspoeling naar grondwater te verminderen

Monitoring van waterkwaliteit in de Bollaertbeek 2017 en 2018

Bodem en Water, de basis

Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB

Duiding van trends in uit- en afspoeling

Werkzame stikstof v.s. Totale stikstof

1 Aanduiding van focusgebieden en focusbedrijven

Schoon Water voor Brabant

Transcriptie:

Vernieuwing van de grondwaterbescherming in Drenthe Tycho Vermeulen Peter Leendertse Rob Hoekstra CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, januari 2005 CLM 606-2005

Inhoud Samenvatting I 1 Inleiding 1 2 Risicostoffen en bronnen 3 2.1 Grondgebruik 3 2.2 Gewasbescherming 3 2.3 Meststoffen 4 2.4 Bollenteelt in Drenthe 4 2.5 Conclusies en aanbevelingen 5 3 Vernieuwing Uitvoeringsregeling 2004 7 3.1 Systematiek: resultaatbeloning, terugkoppeling en maatregelen 7 3.2 Beloningssystematiek 8 3.3 Bemesting 9 3.4 Nieuwe procedure voor resultaatbeloning 9 3.5 Borging 10 4 Activiteitenagenda vijf jaar 11 4.1 Inleiding 11 4.2 Verantwoordelijkheden 11 4.3 Doelgroepen 12 4.4 Kennisoverdracht 12 4.5 Van uitvoeringsregeling naar gebiedscontracten 12 4.6 Gebiedscontracten 13 4.7 Registratie-borging-beoordeling-terugkoppeling 14 5 Niet-landbouw 15 5.1 Gemeenten 15 5.2 Schelpenpaden 15 5.2.1Doel 15 5.2.2Adviezen 15 5.3 Golfbanen 16 6 Advies 17 6.1 Hoofdconclusies 17 6.2 Structurele landbouwaanpak 17 6.3 Niet-landbouw 18 6.4 Gebiedscontracten 18 Bronnen 19

Bijlage 1 Middelengebruik in Drenthe 21 Bijlage 2 Het gebruik van bestrijdingsmiddelen op verhardingen en in het openbaar groen 25 Bijlage 3 Scenario Bollenteelt Drenthe 27 Bijlage 4 Beheer van schelpenpaden 31 Bijlage 5 Grondwatervriendelijke maatregelen voor de kennisgroepen van Waterleidingsmaatschappij Drenthe 33 Bijlage 6 GewasbeschermingsPlan voor schoon grondwater 35 Bijlage 7 Voorbeeldformulier terugkoppeling 37 Bijlage 8 Persbericht: Nieuwe stimuleringsmaatregelen 39

Samenvatting In dit project heeft CLM in opdracht van de WMD een activiteitenagenda opgesteld voor de grondwaterbescherming in Drenthe. Deze activiteitenagenda gaat uit van een probleemanalyse van de mogelijke vervuilingsbronnen in Drenthe. Als opstap naar deze agenda heeft CLM een advies uitgebracht voor vernieuwing van de uitvoeringsregeling van het lopende convenant tussen de WMD, de NLTO en de provincie Drenthe. Het uiteindelijke advies voor deze vernieuwing is tot stand gekomen na overleg met telers, adviseurs en de provincie Drenthe. De activiteitenagenda sluit aan op deze vernieuwing en geeft richting aan voor de grondwaterbescherming door de WMD in de komende vijf jaar. Risicostoffen en bronnen Zowel de landbouw als de niet-landbouw zijn potentiële risico s voor de grondwaterbescherming. Het beleid van de WMD wordt afgestemd op de drinkwaternormen van een maximale concentratie bestrijdingsmiddel van 0,1 µg/l (en 0,5 µg/l als somparameter) en 50 mg/l nitraat. De normen voor bestrijdingsmiddelen kunnen via het model van de milieubelastingspunten (mbp) omgerekend worden naar 100 mbp per toepassing en 500 mbp als somtotaal. Deze (modelmatige) normen voor bestrijdingsmiddelen worden sterk overschreden door de bollenteelt (23 maal, exclusief natte grondontsmetting 1 ) en in mindere mate door de aardappelteelt en de bietenteelt. Ook in andere teelten, zoals maïs en tarwe, worden de normen overschreden. Het gemiddelde gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (somtotaal) in deze teelten ligt echter op de norm. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de niet-landbouw blijkt laag te zijn. Gemeentes in Drenthe proberen zo ecologisch mogelijk het groen en de verhardingen te onderhouden. Deze praktijk staat echter onder druk door de hoge kosten die het met zich meebrengt. Het risico van het gebruik van meststoffen in de landbouw is in dit project niet onderzocht. Monitoringsgegevens van de WMD tonen aan dat nitraatuitspoeling een probleem is voor het grondwater in Drenthe. Landbouw 2004 CLM adviseerde in het kader van dit project over een vernieuwing van de uitvoeringsregeling van het lopende convenant tussen WMD, NLTO en provincie Drenthe. Het advies is afgestemd met telers, adviseurs en de provincie Drenthe en heeft geleidt tot een vernieuwing van de uitvoeringsregeling. De vernieuwing houdt in: Scherpere doelen voor de hectarebijdrage (vergoeding op basis van gepresteerde milieubelasting); Aandacht voor studiegroepen hoog houden; Meer aandacht voor het uitvoeren van grondwatervriendelijke maatregelen via maatwerkbenadering (bv. individuele telers, of telers in een regio ondersteunen bij implementatie van nieuwe technieken); Meer aandacht voor monitoring, terugkoppeling, kennisontwikkeling en kennisoverdracht; maatwerkbenadering specifiek uitwerken in samenwerking met enkele top beschermers: telers in gevoelige grondwaterbeschermingsgebieden. 1 Een behandeling met natte grondontsmetting levert een overschrijding van 21.000 maal de norm van 100 mbp. I

De selectie en de samenwerking met enkele top beschermers is niet opgenomen in de rapportage. De WMD en CLM zullen in de zomer 2004 enkele ondernemers benaderen voor participatie en een samenwerkingstraject uitzetten. De doelstellingen van de samenwerking zijn gebaseerd op de aanbevelingen uit dit rapport: voorkomen van normoverschrijding in het grondwater voor mineralen en gewasbeschermingsmiddelen door het ondersteunen van grondwaterbeschermende maatregelen. Niet-landbouw Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door gemeenten in Drenthe blijkt laag. Alle geïnterviewde gemeenten (zes) passen zoveel mogelijk alternatieve bestrijding toe. Deze praktijk staat onder druk door de hoge kosten die ermee gemoeid zijn. CLM adviseert alert te zijn op eventuele omslag in het beleid van het terreinbeheer bij gemeentes in Drenthe. Overige gebruik van bestrijdingsmiddelen, zoals bij beheer van bedrijventerreinen, sportvelden, etc., is niet onderzocht. Enkele specifieke knelpunten liggen bij het beheer van schelpenpaden en golfbanen. CLM doet enkele concrete aanbevelingen in hoofdstuk 5 en adviseert ervaringen van terreinbeheerders van gemeenten te benutten voor de genoemde knelpunten. Agenda In de activiteitenagenda voor de komende vijf jaar doet CLM de aanbeveling gebiedscontracten af te sluiten met bedrijven en instellingen in gevoelige wingebieden. Een gebiedscontract is een raamovereenkomst tussen de WMD en de (agrarisch) ondernemers uit een gebied. In deze contractuele overeenkomst staan afspraken over (bovenwettelijke) prestaties (bv. behalen van de grondwaternormen) en tegenprestaties (bv. ondersteuning bij investering in systeem-innovaties). Deze overeenkomst wordt verder uitgewerkt naar contracten met de individuele ondernemers, waar doelen, maatregelen en activiteiten op bedrijfsniveau in worden afgesproken. De voordelen van werken met gebiedscontracten zijn dat de WMD zich kan richten op risicogebieden en teelten, hectarevergoeding kan loslaten en betere borging op geleverde prestaties. Participatie van bedrijven wordt gestimuleerd door de tegenprestaties van de WMD, de winst voor het imago, mogelijkheden voor gebieds-samenwerking (efficiënte benutting van mestafzet, machinerie, loonwerker, weerpaal, etc.) en de verplichting voor grondwaterbescherming die wordt opgelegd door de provincie. De inhoudelijke doelstelling voor de grondwaterbescherming zou gebaseerd moeten zijn op de drinkwaternorm van 0,1 µg/l per bestrijdingsmiddel (somtotaal van 0,5 µg/l) en 50 mg/l nitraat. Deze norm kan vertaald worden naar 100 milieubelastingspunten per behandeling of 500 voor het somtotaal. Voor toediening van meststoffen is hier geen algemeen geldende aanvoersnorm aan te geven. Gebiedscontracten moeten ondersteund worden door kennisontwikkeling en relevante monitoring en evaluatie. WMD doet er goed aan te blijven investering in kennisontwikkeling over grondwaterbescherming in de bedrijfsvoering (zowel landbouw als niet-landbouw). Dit kan zowel via de lopende studiegroepen als via de praktijkervaringen van de top beschermers. Monitoring en evaluatie moet verlopen via de cyclus van: registratie borging beoordeling terugkoppeling. Momenteel vindt registratie plaats, maar bestaat de borging slechts uit bureau-controle bij de WMD. Deze borging kan uitbesteed worden door aan te sluiten bij bestaande (markt)certificaten. De beoordeling van de gegevens zal moeten gebeuren aan de hand van de normen: 0,1 µg/l per bestrijdingsmiddel (somtotaal van 0,5 µg/l) en 50 mg/l nitraat. De beoordeling moet vervolgens worden teruggegeven aan de agrariër, zodat de ondernemer inzicht krijgt in de relevantie van de bedrijfsvoering en de relatie met de normen. II

CLM adviseert het contact met de toptelers te benutten als startpunt voor een gebiedscontract. De afspraken met deze individuele telers kunnen gebruikt worden om naburige agrariërs te winnen deel te nemen aan een overeenkomst met de WMD. De WMD kan hiermee een sneeuwbaleffect van geborgde grondwaterbescherming veroorzaken in de belangrijke, of gevoelige waterwingebieden. III

IV

1 Inleiding Via resultaatbeloning heeft de Waterleiding Maatschappij Drenthe (WMD) de afgelopen jaren agrariërs in grondwaterbeschermingsgebieden gestimuleerd tot een grondwatervriendelijke landbouw. De WMD wilde deze aanpak vernieuwen, onder andere omdat factoren die een rol spelen bij de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en nitraat zijn veranderd. Zo is het bestrijdingsmiddelenpakket deels gesaneerd via de generieke regelgeving, hoewel momenteel via vrijstellingen sommige uitspoelingsgevoelige bestrijdingsmiddelen blijven. Daarnaast neemt het areaal bollenteelt, waar veel gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen, in Drenthe toe. Ook wordt via het provinciaal beleid de regelgeving in de Drentse grondwaterbeschermingsgebieden versoepeld. Verder heeft de WMD vastgesteld dat bepaalde delen van de gebieden meer aandacht verdienen omdat daar het risico op uitspoeling het grootst is. Tenslotte gebruiken ook andere partijen, zoals gemeenten, bestrijdingsmiddelen en is het van belang ook deze partijen aan te spreken. Werkwijze Voor vernieuwing van de aanpak is het belangrijk helder inzicht te hebben in de problemen en een duidelijk beeld te hebben van de doelen op de middellange termijn, bijvoorbeeld voor een periode van vijf jaar. CLM is daarom begonnen met een probleemanalyse en het stellen van doelen voor de grondwaterbescherming. Vervolgens is de uitvoeringsregeling van 2004 vernieuwd. Tenslotte is er een advies opgesteld voor de grondwaterbescherming voor de komende vijf jaar. De voorgestelde aanpak maakt een effectievere inzet van de financiële middelen van de WMD mogelijk, onder andere door het stimuleringsbeleid sterker te richten op de aandachtsgebieden en risicoteelten. Concreet zijn de volgende activiteiten uitgevoerd (leeswijzer): Stap 1: Analyse van de probleemstoffen en bronnen, inclusief een scenario voor grondwaterbescherming bij toenemende bollenteelt in Drenthe (hoofdstuk 2); Stap 2: Advies voor vernieuwing van de uitvoeringsregeling voor 2004, inclusief het organiseren van top beschermers in de gebieden (hoofdstuk 3); Stap 3: Activiteitenagenda voor de komende vijf jaar, inclusief aanbevelingen voor monitoring en evaluatie (hoofdstuk 4). Verder geeft hoofdstuk 5 een beschrijving van niet-landbouwkundig gebruik van bestrijdingsmiddelen en aanbevelingen hoe bij dit gebruik grondwaterbescherming kan worden toegepast. Hoofdstuk 6 geeft tenslotte de conclusies en aanbevelingen. De selectie en de samenwerking met enkele top beschermers is niet opgenomen in de rapportage. De WMD en CLM zullen in de zomer 2004 enkele ondernemers benaderen voor een dergelijke samenwerking. De top beschermers zijn bedrijven die samen met de WMD een voortrekkersrol in grondwaterbescherming willen vervullen. Deze rol wordt ingevuld met maatwerk voor goede bescherming op het bedrijf. De doelstellingen van de samenwerking zijn gebaseerd op de aanbevelingen uit dit rapport: voorkomen van normoverschrijding door grondwaterbeschermende maatregelen te stimuleren, kennisvermeerdering en -overdracht en gebiedsgerichte visie. 1

2

2 Risicostoffen en bronnen 2.1 Grondgebruik Het grondgebruik in de waterwingebieden en de grondwaterbeschermingsgebieden is als volgt: (zie tabel 1) Tabel 1: statistieken (%) van grondgebruik in Drenthe in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden in 2001 % Bebouwing Bos Bouwland Weiland Overig * Areaal (ha) Waterwingebied 7 48 2 30 13 532 Grondwaterbeschermingsgebied 5 20 35 33 7 6149 totaal 5 22 32 33 8 6682 *water, zand, heide, overig Tabel 1 laat zien dat 65% (4334 ha) van het areaal grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied in landbouwkundig gebruik is. 2.2 Gewasbescherming De WMD stemt haar landbouwbeleid af op de drinkwaternormen, te weten een maximale concentratie van bestrijdingsmiddelen van 0,1 µg/l per stof (en 0,5 µg/l als somparameter) en 50 mg/l nitraat. De grondwaternormen voor bestrijdingsmiddelen kunnen op landbouwbedrijfniveau weergegeven worden in milieubelastingspunten (mbp). Voor milieubelastingspunten komt dit neer op maximaal 100 mbp bij een org. stofgehalte van 1,5-3 % (reëel voor de situatie in Drenthe) voor eenmalige toepassing en 500 voor de totale jaarlijkse toepassingen. Op basis van de monitoring van bestrijdingsmiddelen in de meetputten blijkt binnen aandachtsgebieden uitspoeling van bestrijdingsmiddelen plaats te vinden. Op basis van het gebruik zoals geregistreerd door de agrariërs is een aantal specifieke bestrijdingsmiddelen met uitspoelingsrisico voor de Drentse gebieden aan te wijzen met behulp van de milieubelastingspunten (bijlage 1). Op basis van het landelijk gebruik van middelen in de niet-agrarische toepassingen (o.a. door gemeenten) zijn ook enkele risicomiddelen aan te wijzen (bijlage 2). Bestrijdingsmiddelen met uitspoelingsrisico in 2002 in de gebieden zijn (vetgedrukt zijn de stoffen die bij een org.stofgehalte van 1,5-3 % meer dan 1000 milieubelastingspunten bereiken): aldicarb, bentazon, bromoxynil, carbendazim, chloorthalonil, chloridazon,cymoxanil, desmedifam, diflufenican, ethofumesaat, mancozeb, metribuzin, pyridaat, clopyralid, glufosinaat-ammonium, rimsulfuron, triflusulfuron-methyl, terbutylazin, mecoprop-p, desmedifam, 3

metsulfuron-methyl, MCPA, ethoprofos, metsulfuron-methyl, fluazifop-p-butyl haloxyfop-p-methylester, isoproturon, tebuconazool cycloxidim, fluroxypyr, metamitron, triadimenol en amidosulfuron. Dit betreft alle stoffen die in de landbouw worden toegepast. Met name in de aardappelteelt is de milieubelasting van het grondwater het hoogst. Bestrijdingsmiddelen met uitspoelingsrisico in 2002 vanuit de niet-agrarische toepassingen zijn: dichlobenil (BAM), MCPA, MCPP en glyfosaat (AMPA). 2.3 Meststoffen Op basis van de monitoring van nitraat in de meetputten van verschillende grondwaterbeschermingsgebieden is duidelijk dat dit een risicostof is. De norm voor nitraat wordt soms overschreden. Uitspoeling vanuit landbouwgronden vormt voor nitraat de belangrijkste bron. De grondwaternormen voor meststoffen kunnen op landbouwbedrijfsniveau weergegeven worden in maximale mestgift (stikstof en fosfaat). De (modelmatige) relatie tussen mestgift en normoverschrijding is echter per bodemsoort verschillend. De mestwetgeving zal zich in 2006 meer gaan richten op de verbruiksnormen voor zowel organische mest als kunstmest. De WMD zal hierbij het doel van 50 mg/l in de bovenste grondwaterlaag moeten nastreven. De norm van 50 mg/l moet vertaald worden naar verbruiksnormen op de specifieke bodemsoorten in Drenthe. 2.4 Bollenteelt in Drenthe De bollenteelt in Drenthe groeit. Omdat bollenteelt veel gebruik maakt van bestrijdingsmiddelen en mineralen, maakt de WMD zich zorgen over de gevolgen van deze ontwikkeling voor de kwaliteit van het grondwater. CLM is gevraagd om de gevolgen van uitbreiding van de bollenteelt voor het grondwater te kwantificeren. In dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de bevindingen. Bijlage 3 geeft het volledige onderzoek weer. Er wordt ingegaan op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de bollenteelt in relatie tot het grondwater. De bollenteelt in Drenthe bestaat voornamelijk uit de teelt van lelies (91%) en had in 2003 een omvang van 810 hectare. De bollenteelt veroorzaakt door het hoge gebruik van werkzame stoffen een groot risico voor het grondwater. Zonder natte grondontsmetting wordt de milieubelasting naar het grondwater geschat op 11.500 2 mbp/ha. Een behandeling met natte grondontsmetting (metam-natrium) veroorzaakt een milieubelasting van 2.100.000 mbp. Vergeleken met de andere teelten in Drenthe (maïs (438 mbp/ ha) en consumptieaardappelen (3276 mbp/ha)), veroorzaakt de teelt van bollen een zware belasting van het grondwater. Om op gebiedsniveau de drinkwaternorm voor bestrijdingsmiddelen in het grondwater van 0.1 µg stof/l te behalen, zou 1 hectare bollenteelt gecompenseerd moeten worden met 23 hectare grond waar geen grondwaterbelastende middelen gebruikt worden. De sterkst milieubelastende middelen zijn: Maneb, Gallant 2000 (a.s. haloxyfop-p-methylester) en Pyramin (a.s. chloridazon). Met name bij contractteelt worden relatief veel middelen gebruikt. 2 Milieubelastingspunten zijn berekend op een organische stofgehalte van 1,5-3% en toepassing in het zomerseizoen (maart-september). 4

In een eerder project in de bollenteelt werden stikstofoverschotten waargenomen van 114 kg/ha op zandgrond en 50kg/ha op kleigrond, terwijl het fosfaatoverschot 15 kg/ha op zand of 12 kg/ha op klei bedroeg. 2.5 Conclusies en aanbevelingen De huidige landbouwpraktijk in Drenthe vormt een risico voor het grondwater door de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen naar het grondwater. De belangrijkste risicoteelten zijn bollenteelt, aardappelteelt en bietenteelt; Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt is hoger dan in andere teelten. De milieubelasting als gevolg van dit middelengebruik ligt gemiddeld 23 maal boven de wenselijk milieubelasting voor de grondwaterbescherming van 500 mbp. Deze berekening is exclusief natte grondontsmetting; Het mineralengebruik in de bollenteelt ligt op het maximum dat wenselijk is voor grondwaterwinning. Meer gebruik van mineralen kan te hoge nitraatgehalten in het grondwater veroorzaken. Het mineralengebruik in andere teelten is niet onderzocht in deze studie; Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het beheer van groen en verhardingen kan een groot risico vormen voor de grondwaterbescherming. Het huidig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door gemeenten in Drenthe levert echter weinig risico s voor het grondwater. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van bestrijdingsmiddelen op bedrijventerreinen, spoorwegen, kazerneterreinen, volkstuinen, etc. 5

6

3 Vernieuwing Uitvoeringsregeling 2004 Bij de vernieuwing van de Uitvoeringsregeling hanteren we de volgende randvoorwaarden: 1. Telers moeten gestimuleerd worden maatregelen uit te voeren die de belasting van het grondwater, als gevolg van de teeltactiviteiten, verminderen en op den duur voorkomen. Structurele aanpassingen hebben de voorkeur boven tijdelijke wijzigingen in de bedrijfsvoering. 2. De te nemen maatregelen en aanpassingen van de bedrijfsvoering moeten passen binnen het teeltsysteem, en daar hun nut bewijzen. Maatregelen die puur gericht zijn op het binnenhalen van de subsidie beklijven niet. 3. De maatregelen met lagere milieubelasting moeten aansluiten bij diverse groepen van ondernemers. 4. Het is van belang om aan te sluiten bij de huidige systematiek en het hoge deelnamepercentage te behouden. Het voorstel is een systematiek te hanteren waarbij de resultaatbeloning wordt aangevuld met terugkoppeling van de prestaties en met aanbieden van maatregelen voor het bedrijf. Dit voorstel voor vernieuwing is besproken met een panel van telers en adviseurs en met de kleine commissie (NLTO, provincie Drenthe en WMD). 3.1 Systematiek: resultaatbeloning, terugkoppeling en maatregelen We stellen voor de volgende onderdelen in een systematiek voor een vernieuwde uitvoeringsregeling op te nemen: registratie van gewasbescherming en bemesting (ook nu onderdeel), kennis en gebruik van de milieumeetlat, terugkoppeling van de prestaties en keuzemaatregelen die in groepsverband of individueel zijn in te vullen (bijlage 5). 1. Registratie Telers dienen een registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen (dierlijke mest en kunstmest) bij te houden, zoals dat deels ook in de oude uitvoeringsregeling geldt. De vergoeding voor het insturen van de registratie verschilt per teelt. Teelten waar registratie een grotere administratieve last met zich meebrengt, zoals de aardappelteelt, krijgen een hogere vergoeding. De vergoeding zal echter maximaal gelijk zijn aan de vergoeding in de oude uitvoeringsregeling. In afwachting van het nieuwe Europese beleid geeft de nieuwe uitvoeringsregeling geen vergoeding meer voor minder gebruik van dierlijke meststoffen. De Europese wetgeving wordt naar verwachting in 2006 ingevoerd. De WMD zal op basis van deze wetgeving de uitvoeringsregeling aanpassen. Om onduidelijkheid over het insturen van registratie te voorkomen, wordt de trend van het insturen van alle registraties niet onderbroken: de registratie van zowel het meststoffen als het gewasbeschermingsmiddelengebruik dienen ingestuurd te worden. 7

2. Kennis en gebruik van de milieumeetlat Telers kunnen hun voordeel doen met het verkrijgen van inzicht in de milieubelasting voor grondwater van het gebruik van bestrijdingmiddelen, en de milieubelasting van een behandeling met alternatieve middelen. Met behulp van de milieumeetlat kunnen zij een bewuste keuze maken voor grondwatervriendelijke middelen. We stellen voor de score voor de milieubelastingspunten voor een groot deel de vergoeding te laten bepalen. Hiermee sluiten we aan bij de huidige regeling. 3. Terugkoppeling Telers kunnen hun voordeel doen met beter inzicht in de eigen score in relatie tot de prestaties van collega s. We stellen voor elke teler een beknopte schriftelijke terugkoppeling te geven (voorbeeld zie bijlage 7). Daarnaast biedt een jaarlijkse terugkoppelingsbijeenkomst telers de mogelijkheid om kennis uit te wisselen voor betere grondwaterbescherming. De nieuwsbrief zal, zoals nu al gebruikelijk, toelichting geven op maatregelen om het grondwater te beschermen. 4. Keuzemaatregelen en kennisgroepen De WMD zal in de nieuwe regeling meer nadruk leggen op de individuele benadering middels de kennisgroepen. In kennisgroepen kiezen de telers maatregelen die geschikt zijn voor het bedrijf. Voor te nemen maatregelen die goed zijn voor bedrijfsvoering én voor het grondwater is een stimuleringsbijdrage beschikbaar. Het is ook mogelijk om buiten de kennisgroepen om maatregelen uit te voeren en daar stimuleringsbijdrage voor te ontvangen. Voorbeelden van maatregelen zijn het gezamenlijk aanschaffen van onderbladbespuitingstechniek (maisteelt), MLHD-meter, weerpaal, schoffelmachine, etc. Bijlage 5 geeft meer voorbeelden van maatregelen. De kennisgroepen zullen zich inhoudelijk richten op de belangrijke knelpunten in de teelt en het bestrijdingsmiddelengebruik dat daarmee gepaard gaat, zoals de problematiek van de vrijlevende aaltjes, phytophthora, bemesting (nitraat en fosfaat uitspoeling) en onkruiden (in suikerbieten en maïs). De deelnemers in de kennisgroepen werken op basis van een individueel gewasbeschermingsplan zoals aangegeven in bijlage 6. Kennis uit deze groepen kan verspreid worden naar de telers in het grondwaterbeschermingsgebied via een nieuwsbrief en via de jaarlijkse terugkopperlingsbijeenkomst. De deelnemers aan de kennisgroepen betalen EUR 125,= eigen bijdrage. Voorheen werd deze eigen bijdrage alleen in de veehouderijsector gevraagd. De deelnemers ontvangen 50% restitutie (EUR 62,50) bij een aanwezigheid van minimaal 75% aan de groepsbijeenkomsten. 3.2 Beloningssystematiek Invulling van de vergoeding is als volgt opgesplitst: Resultaatbeloning voor een lage milieubelasting. Differentiatie tussen eenvoudige en moeilijke gewassen. De beloning is op basis van clusters in plaats van de eerdere graduele relatie. Door de clusterbenadering kunnen telers eenvoudig de relatie leggen tussen elke behandeling met gewasbeschermingsmiddelen en de milieubelasting. Daarnaast biedt de clusterbenadering een heldere uitdaging voor de telers. 8

% van maximale vergoeding Milieubelastingspunten per ha per jaar* aardappel maïs suikerbieten granen gras 0 >1500 >100 >370 >100 >100 30 1000-1500 70-100 270-370 85-100 70-100 50 800-1000 70 800-1 50-70 50-270 50-85 50-70 100 0 <50 <50 <50 <50 100% staat gelijk aan: 150 Euro 50 Euro 75 Euro 50 Euro 38 Euro * clusters zijn gemaakt op basis van berekeningen van adviseurs en de registratiegegevens van 2002 en 2003. Uitvoering van maatregelen: voor de uitvoering van maatregelen is een bijdrage beschikbaar op basis van de winst voor het grondwater, hoe structureel de inpassing is en de kosten die er voor de teler aan de maatregel verbonden zijn. De WMD voorziet hierin op basis van maatwerk. De studiegroep of een individuele teler kan maatregelen voordragen bij de WMD. 3.3 Bemesting Er worden grote wijzigingen in de meststoffenwetgeving voorzien. Het is op het moment van schrijven van deze nota nog niet duidelijk hoe het nieuwe beleid en de nieuwe wetgeving er uit zullen zien. Tot die tijd wordt er in de uitvoeringsregeling geen vergoeding gegeven voor minder gebruik van meststoffen. Er is wel vergoeding mogelijk voor het uitvoeren van maatregelen die het gebruik van meststoffen terugdringen. Enkele van deze maatregelen worden gegeven in bijlage 5. De maatregelen kunnen uitgevoerd worden in kennisgroepverband, maar ook op initiatief van een individuele teler. Daarnaast zal de WMD telers in aandachtsgebieden benaderen voor individuele begeleiding, en vergoeding op basis van maatwerk. 3.4 Nieuwe procedure voor resultaatbeloning De procedure wordt als volgt vormgegeven: 1. Na afloop van het jaar stuurt de teler registratie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. 2. De WMD voorziet in kennisgroepen en ondersteunt telers bij de uitvoering van nieuwe maatregelen. 3. Teler krijgt terugkoppeling van prestatie van het afgelopen seizoen. Bij deze terugkoppeling wordt aangegeven wat de laagste score van milieubelasting was voor de betreffende teelt, en welke technieken/methoden de teler met de laagste milieubelasting hanteerde. 9

Extra activiteit in het kader van de grondwaterbescherming: 4. Jaarlijkse bijeenkomst voor telers in het grondwaterbeschermingsgebied waar resultaten van milieubelasting worden teruggekoppeld en kennis en ervaringen uit de kennisgroepen worden besproken. 5. Individuele advisering en begeleiding van (grotere) telers in aandachtsgebieden. 3.5 Borging De borging van het systeem kan worden uitgevoerd op basis van: Insturen van de registratie van gewasbeschermingsmiddelen en mineralen; Insturen van kopieën van aankoopbonnen van apparatuur om een maatregel uit te voeren. 10

4 Activiteitenagenda vijf jaar 4.1 Inleiding Een onderdeel van het project is het opstellen van een activiteitenagenda voor de bescherming van het grondwater in Drenthe. CLM adviseert de WMD welke stappen de komende vijf jaar uitgevoerd zouden moeten worden om het gewenste doel voor grondwaterbescherming te bereiken. Dit hoofdstuk geeft een voorstel voor het agrarisch beleid van de WMD voor de komende vijf jaar, en het tijdspad daar naartoe. 4.2 Verantwoordelijkheden Gedurende de uitvoering van het project is bij CLM het beeld ontstaan dat het agrarische bedrijfsleven en de Provincie Drenthe (delen van de) eigen verantwoordelijkheden voor grondwaterbescherming neerleggen bij de WMD. Hieronder beschrijven wij hoe de situatie ontstaan kan zijn, en wat de verantwoordelijkheden van de verschillende instanties zijn. In de provincie Drenthe bestaat een goede samenwerking tussen WMD, agrarisch bedrijfsleven en de provinciale overheid. Deze samenwerking is vastgelegd in een convenant en een uitvoeringsregeling. Het is echter de vraag of in de samenwerking de verantwoordelijkheden van de partners voldoende tot uiting komen. Ook zijn, sinds het ondertekenen van het convenant, de visie van partners op landbouw en grondwaterbescherming en de wettelijke kaders deels gewijzigd. Enkele voorbeelden van veranderingen die we waarnemen: De provincie Drenthe wil minder provinciale regulering; De provincie Drenthe wil ruimte scheppen c.q. behouden voor meer (agrarische) bedrijfsvoering (zoals bollenteelt); Het nationale mestbeleid zit in een overgangsperiode. Dit maakt het onzeker voor alle partijen om na te gaan hoe ze om moeten gaan met het mestbeleid; Uitvoering van het nationale gewasbeschermingsbeleid laat op zich wachten. Het mislukken van de onderhandelingen rond het convenant gewasbescherming betekent opnieuw onzekerheid over de nationale ontwikkelingen; Deze ontwikkelingen zetten de grondwaterbescherming onder druk. Door zich bewust te zijn van de verantwoordelijkheden van de verschillende organisaties kan de WMD haar eigen positie bepalen in de gezamenlijke aanpak. De partijen hebben de volgende verantwoordelijkheden: Provincie: Wettelijke bescherming van het grondwater; Opstellen en handhaven van een zwarte lijst (volgens wettelijk voorschrift, of bovenwettelijk); Agrarisch bedrijfsleven: Bedrijfsvoering volgens de wettelijke voorschriften van de mestwetgeving, bestrijdingsmiddelenwetgeving, milieu- en bodemwetgeving; 11

WMD: Produceren van veilig drinkwater dat voldoet aan de wettelijke normen (Waterleidingbesluit); Het faciliteren en vergoeden van agrarische activiteiten boven het wettelijk niveau (verplichting voortvloeiend uit het convenant). 4.3 Doelgroepen Voor enkele teelten bevindt de uitspoeling van middelen en nitraat door het bestrijdingsmiddelengebruik en de mestgift zich inmiddels in de buurt van de grondwaternormen, en de doorberekende normen voor bestrijdingsmiddelengebruik en mestgift (grasland, maïs). Dergelijke teelten vormen alleen een risico voor het grondwater wanneer onnodig veel bespuiting of bemesting plaatsvindt. Het CLM stelt voor deze teelten extra aandacht te geven met kennisgroepen en voorlichting over aangepaste bedrijfsvoering gericht op grondwaterbeheer. Teelten of aandachtsgebieden waar de normen voor schoon grondwater nog lang niet gehaald worden, verdienen meer aandacht. Het betreft met name de aardappel-, suikerbieten- en bollenteelt. De uitvoeringsregeling kan worden toegepast om met de ondernemers van deze teelten gericht samen te werken. In de thans geldende regeling krijgen telers vergoeding voor de vermindering van milieubelasting en voor het uitvoeren van maatregelen. De teler is niet verplicht tot deelname, en kan gedurende het jaar zelfs besluiten om ermee te stoppen. Deze vrijblijvendheid veroorzaakt een risico voor de grondwaterbescherming. Een manier om dit risico te verkleinen is een contract met betrokken teeltbedrijven in een (deel van een) intrekkingsgebied aan te gaan. Het kader hieronder geeft een korte toelichting op wat een contract kan bieden voor zowel de WMD als voor de betrokken telers. In het contract moeten de beschreven grondwaternormen worden opgenomen. 4.4 Kennisoverdracht WMD voorziet in kennisontwikkeling en -overdracht in studiegroepverband. Daarnaast wil WMD samenwerken met enkele top beschermers om zodoende meer ervaring op te doen. De kennisverspreiding verloopt momenteel alleen via de studiegroepen. Andere media voor kennisverspreiding zijn: nieuwsbrieven of een jaarlijkse bijeenkomst. Tijdens de bijeenkomst kan de stand der techniek op het gebied van grondwaterbescherming besproken worden en kunnen top beschermers en studiegroepleden hun ervaringen delen. Daarnaast is zo n jaarlijkse bijeenkomst een mooie gelegenheid om de terugkoppeling naar de telers van de resultaten te bespreken. 4.5 Van uitvoeringsregeling naar gebiedscontracten De vernieuwde uitvoeringsregeling introduceert een maatwerkbenadering en richt zich op maatregelen. De visie achter deze vernieuwing is dat zowel de WMD als het landbouwbedrijfsleven op de lange termijn niet gediend zijn bij hectarevergoeding. Hectarevergoeding heeft een afwachtende houding en afhankelijkheid bij de agrariërs tot gevolg. De vernieuwde uitvoeringsregeling doet een stap richting het 12

loslaten van hectarevergoeding, maar biedt tegelijkertijd perspectief door te faciliteren bij kennisontwikkeling en teeltmaatregelen (systeem-innovaties, gewasbeschermingsmiddelen vervangen). Het werken met gebiedscontracten is een volgende stap in het landbouwbeleid van drinkwaterbedrijven. Een gebiedscontract biedt de ruimte voor grondwaterbescherming, maatwerk en ondernemerschap. Investeringen van de WMD in de landbouw zullen moeten voldoen aan de volgende criteria: 1. Bovenwettelijke maatregel; 2. Toekomstgerichte investering (systeem-innovaties); 3. Maatregel met een aantoonbaar beschermend effect voor het grondwater. Dergelijke maatregelen kunnen opgenomen worden in een gebiedscontract (zie kader). 4.6 Gebiedscontracten Een gebiedscontract bestrijkt bovenwettelijke prestaties en tegenprestaties, en is een privaat-rechterlijke overeenkomst. Een gebiedscontract bestaat uit een paraplu-overeenkomst en individuele afspraken. De WMD en de betrokken telers (maximaal 20 telers uit één gebied per gebiedscontract) kunnen daarbij als ondernemers onder elkaar rond de tafel gaan om tot afspraken te komen. In de parapluovereenkomst staan zaken als: gebiedsdoelen en resultaatverplichting (500 milieubelastingspunten gemiddeld per hectare per jaar, 50 mg/l N in het grondwater); gebiedsactiviteiten (o.a. communicatie); borging en controle (bijvoorbeeld door certificatie); onder de paraplu-overeenkomst hangen individuele contracten. Prestaties van telers kunnen zijn: inspanningsverplichting voor het behalen van de gebiedsdoelstelling; het uitvoeren van keuzemaatregelen; deelname aan kennisgroep; borging van teeltwijze; Tegenprestaties van de WMD kunnen zijn: vergoeding: bijvoorbeeld vergoeding voor het uitvoeren van de maatregelen naar inspanning en/of prestatie, de registratievergoeding koppelen aan aanwezigheid bij een jaarlijkse terugkombijeenkomst, etc.; aanbieden van kennisgroepen; beheren van natuurgebied in het contractgebied om zo de gemiddelde gebiedsdoelen (5oo mbp, 50 mg N) per hectare gemakkelijker te halen; monitoring van prestaties. De prikkels voor telers om deel te nemen aan een gebiedscontract zijn: tegenprestaties van de WMD; imago; mogelijkheden voor gebieds-samenwerking (efficiënte benutting van mestafzet, machinerie, loonwerker, weerpaal, etc.); verplichting voor grondwaterbescherming, opgelegd door de provincie. 13

Wij stellen ons contracten voor met een looptijd van 5 jaar. Enkele voorbeelden van dergelijke gebiedssamenwerkingen zijn: glastuinbouwbedrijven voor efficiënter energiegebruik, DZH & Bommelerwaard (zie kader). Kader: Schoon water in de Bommelerwaard In de Bommelerwaard is een intensieve samenwerking tot stand gekomen tussen het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH) en de boeren en tuinders. Het doel is door gezamenlijke inspanning de milieubelasting van de Afgedamde Maas, waaruit jaarlijks 80 miljoen kuub oppervlaktewater wordt gewonnen voor de bereiding van drinkwater, te verminderen. De aanpak richt zich op het verminderen van de emissie van meststoffen en bestrijdingsmiddelen uit de melkveehouderij, fruitteelt en de chrysantenteelt onder glas. Door het nemen van teeltmaatregelen dragen de boeren en tuinders bij aan het behalen van de kwaliteitsnormen in het oppervlaktewater. Een deel van de maatregelen wordt in de vorm van (gebieds)contracten overeengekomen. Hoewel het moeilijk blijkt om op het niveau van teelten grote stappen vooruit te zetten, is door de intensieve samenwerking draagvlak ontstaan voor de aanpak aan de bron. 4.7 Registratie-borging-beoordeling-terugkoppeling Monitoring en evaluatie werkt voor zowel de WMD als voor de betrokken agrariërs het beste als de cirkel van registratie-borging-beoordeling-terugkoppeling compleet is. De huidige registratie volstaat voor de doelen van de WMD, maar is erg arbeidsintensief. Door aan te sluiten bij bestaande registratie (certificatie) systemen kan het verzamelen van gegevens vereenvoudigd worden. Aansluiting bij certificatie levert direct een goede mate van borging van zowel de (registratie)gegevens als van de werkwijze. Dergelijke verplichte certificatie kan overeengekomen worden in de gebiedscontracten. De borging kan ook zonder certificatie door de WMD zelf uitgevoerd worden. De beoordeling van de gegevens zal moeten gebeuren aan de hand van de normen of doelstelling: 0,1 µg/l per bestrijdingmiddel (somtotaal van 0,5 µg/l) en 50 mg/l nitraat. De beoordeling moet vervolgens worden teruggegeven aan de agrariër, zodat de ondernemer inzicht krijgt in de relevantie van de bedrijfsvoering en de relatie met de normen. 14

5 Niet-landbouw Er is in het kader van deze studie onderzoek gedaan naar het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Het onderzoek heeft zich gericht op het gebruik van gemeenten, terwijl er ook middelen gebruikt worden voor beheer van bijvoorbeeld bedrijventerreinen, spoorwegen, kazerneterreinen, volkstuinen, etc. Verder worden in paragraven 5.2 en 5.3 en in bijlage 4 specifieke maatregelen voorgesteld voor beheer van schelpenpaden en golfbanen, resp. 5.1 Gemeenten Het beheer van verhardingen en het openbaar groen in de belangrijkste gemeenten voor de grondwaterwinning in Drenthe wordt veelal milieubewust uitgevoerd, zo blijkt uit een korte interviewronde. De geïnterviewde gemeenten (Emmen, Assen, Westerveld, Aa en Hunze, Hoogeveen en Beilen) geven aan slechts chemische middelen te gebruiken als de situatie dat eist. Gemeenten maken gebruik van technieken als borstelen, branden, stomen, schoon houden van de straten en het aanleggen van bestratingen die minder gevoelig zijn voor onkruidvorming. Alle geïnterviewden geven echter aan dat er (relatief) hoge kosten gemoeid zijn met het duurzame beheer. Vanwege deze kosten overwegen beleidsmakers weer terug te keren naar chemisch beheer van groen en verhardingen. 5.2 Schelpenpaden 5.2.1 Doel Schelpenpaden worden opengebroken door onkruiden en grassen. Deze onkruiden en grassen moeten vervolgens verwijderd worden. Is het mogelijk het beheer van schelpenpaden chemie-vrij uit te voeren? Bijlage 4 geeft een overzicht van maatregelen die mogelijk zijn bij het beheer van schelpenpaden, met de voor- en nadelen. De belangrijkste aanbevelingen worden hieronder weergegeven. 5.2.2 Adviezen Voor zowel het toepassen van chemische of mechanische bestrijdingstechnieken is het moment van de behandeling van groot belang. CLM adviseert de WMD terreinbeheerders te stimuleren de planning van de onkruidbestrijding aan te passen op het beste moment van bestrijding. In algemene termen is dit eind april/begin mei (maar voordat de onkruiden te groot zijn) en half september (voor de bladval). Het exacte moment zal per jaar verschillen als gevolg van schommelingen in temperatuur, zonuren en neerslag. 15

Bestrijden Er zijn enkele mechanische onkruidbestrijdingstechnieken beschikbaar voor het beheer van schelpenpaden: branden, schoffelen of stomen. Elke terreinbeheer zal ervaring op moeten kunnen doen met de verschillende technieken om de beste voor de specifieke situatie te kunnen bepalen. Nieuwe maatregelen zullen veelal geleidelijk doorgevoerd moeten worden. In veel gevallen zal eerst geëxperimenteerd moeten worden of het effect naar wens is en zal de toepasser gewend moeten raken met het uitvoeren.probeer wat het meeste aansluit (branden, schoffelen of stomen). CLM adviseert WMD proeven uit te zetten bij terreinbeheerders, zodat de uitvoerders bekend kunnen worden met de technieken. Mochten de mechanische technieken niet effectief zijn, dan adviseert CLM dat er gewerkt wordt met laag-doserings technieken, zoals een voeler of een onkruidstick. Aanleg In de aanleg van paden kan rekening gehouden worden met het onkruidbeheer. In het geval van paden in het bos of in parken, kan gewerkt worden met betonpaden. CLM adviseert WMD de mogelijkheden van betonpaden te onderzoeken. 5.3 Golfbanen De WMD voert contractueel de uitvoering van het beheer van een golfbaan uit. Het beheer op deze baan zou een voorbeeldfunctie kunnen hebben voor grondwaterbescherming op golfbanen. Er zijn veel maatregelen beschikbaar voor het beheer van groen, verhardingen en grasvelden, maar over de inpasbaarheid en het effect van deze maatregelen bij het beheer van golfbanen is nog maar weinig bekend. Enkele knelpunten op golfbanen zijn: emelten, engerlingen, diverse schimmels, mossen en onkruiden. Verschillende type maatregelen zijn: Intensief maairegime (heeft goed effect tegen de meeste onkruiden); Beheer van paden zoals aangegeven in bijlage 4; Onkruidbestrijding zoals aangegeven in bijlage 4. CLM adviseert intensief met de terreinbeheerder(s) samen te werken om alternatieve gewasbeschermingsstrategieën te toetsen. Diverse gemeenten, zoals bijvoorbeeld gemeente Westerveld, hebben veel ervaring opgedaan en zijn veelal bereid mee te denken over alternatieve bestrijdingsmethoden. 16

6 Advies 6.1 Hoofdconclusies De huidige agrarische bedrijfsvoering veroorzaakt een risico voor de kwaliteit van het grondwater. Met name de teelt van bollen, aardappelen en bieten zorgen voor (aanzienlijke) normoverschrijdingen voor bestrijdingsmiddelen in het grondwater. Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in het openbaar groenbeheer en op verhardingen vormt een mogelijk risico. In Drenthe blijken gemeenten op het moment echter weinig chemische middelen toe te passen. Dat is gunstig voor de grondwaterkwaliteit. Bij veranderend beleid van de gemeenten, bijvoorbeeld vanwege de hogere kosten voor ecologisch beheer, neemt het risico op uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar het grondwater toe. Naast groenbeheer worden chemische middelen ingezet op schelpenpaden, op sportvelden en golfbanen. Voor deze toepassingen zijn nog maar weinig grondwatervriendelijke alternatieven bekend of in gebruik. 6.2 Structurele landbouwaanpak Teelten brengen een verschillend risico voor het grondwater met zich mee. Daarnaast verschillen gebieden in mate van gevoeligheid voor uitspoeling van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. CLM adviseert, vanwege het verschil in teelten, prioriteit moeten leggen bij hoog-risico-teelten (mn. Bollenteelt, aardappelteelt en bietenteelt) en een lichtere benadering te kiezen voor de laag-risico teelten. Ditzelfde geldt voor uitspoelingsgevoelige gronden en minder uitspoelingsgevoelige gronden. Met name op gevoelige gronden en bij risicoteelten is groot draagvlak onder agrariërs voor samenwerking met WMD noodzakelijk. CLM adviseert de samenwerking met agrariërs op te bouwen rond topbeschermers 3 in bedrijfs- en gebiedsovereenkomsten (zie paragraaf 6.4). CLM adviseert de inspanningen te richten op de grondwaternormen: een maximale concentratie van bestrijdingsmiddelen van 0,1 µg/l per stof (en 0,5 µg/l als somparameter) en 50 mg/l nitraat. Deze normen kunnen via modelberekeningen omgezet worden naar verbruiksnormen. Deze verbruiksnormen zullen bij voorkeur op bedrijfsniveau gehaald moeten worden. Als dit in een specifiek geval niet mogelijk is, adviseert CLM de verbruiksnormen op niveau van intrekkingsgebied zeker te stellen. CLM adviseert de grondwaterbescherming in de landbouw te richten op kennisontwikkeling en daadwerkelijke toepassing van de milieuvriendelijke teelttechnieken. 3 Agrarisch bedrijf waar, in samenwerking met de WMD, grondwaterbeschermende maatregelen worden toegepast. Het bedrijf heeft een voorbeeldfunctie in de regio. 17

De WMD zal de agrariërs perspectief moeten bieden door te faciliteren in het uitvoeren van teeltmaatregelen (kennisgroepen instellen, vergoeding op basis van maatregelen). Hierbij moet de huidige hectarevergoeding worden losgelaten en worden gefocussed op het ondersteunen van grondwaterbeschermende innovaties op het niveau van het agrarisch bedrijf. In het specifieke geval van bollenteelt onder contract adviseert CLM om samen te werken met de opdrachtgever van de teelt. Belangrijke onderdelen in deze samenwerking zijn het voorkomen van natte grondontsmetting, het vervangen van grondwaterbelastende middelen door minder schadelijke middelen en het terugdringen van bemesting. CLM adviseert samen met de telers de leercyclus van registratie-borgingbeoordeling-terugkoppeling te implementeren in de samenwerking met agrariërs. De registratie is hierbij gelijk aan de huidige registratie. De borging slaat zowel op borging van de werkwijze als op borging van de registratie, en kan plaatvinden door aan te sluiten bij een bestaand (markt)certificaat of in eigen beheer door de WMD. Beoordeling van de gegevens zal moeten gebeuren aan de hand van de eerder genoemde normen op bedrijfs- of op gebiedsniveau. De terugkoppeling kan door individuele rapportage naar agrariërs en jaarlijkse bijeenkomst met alle betrokken agrariërs. De leercyclus wordt ondersteund door kennisontwikkeling uit de studiegroepen van WMD en van de topbeschermers. 6.3 Niet-landbouw CLM adviseert alert te zijn op eventuele wijzigingen in het beleid van gemeenten ten aanzien van beheer van groen en verhardingen. Bij wijzigingen van dergelijk beleid zou de WMD moeten in spelen met stimuleringsbeleid of lobby. In de paragraven 5.2 en 5.3 staan stapsgewijze aanpakken voor de grondwaterbescherming bij het beheer van schelpenpaden en golfbanen. 6.4 Gebiedscontracten CLM adviseert de samenwerking met agrariërs vorm te geven aan de hand van gebiedscontracten. Dergelijke contracten zijn beschreven in paragraaf 4.6. In gebiedscontracten kan WMD heldere en afrekenbare afspraken maken met agrariërs, en met gemeenten en andere organisatie waar terreinbeheer wordt toegepast. WMD kan de samenwerking starten aan de hand van een losse pilot-groep of samen met geselecteerde topbeschermers. CLM stelt voor dit laatste te doen: WMD start het proces reeds om afspraken te maken met deze topbeschermers over maatregelen, borging en vergoeding, etc. Deze afspraken zullen vastgelegd worden in contractvorm (prestatie-tegenprestatie). Door werving van andere telers uit dezelfde waterwingebieden kunnen deze bedrijfscontracten uitgroeien tot specifieke bedrijfsafspraken in een gebiedscontract. De topteler heeft hierbij een belangrijke (wervende) voorbeeldfunctie, terwijl de WMD de aanjager is die sterk faciliterend werk. 18

Bronnen Uitvoeringsregeling WMD 2003 Onderzoek groen en verhardingen CLM Milieumeetlat 2003 CBS-2000 Eindrapportage project Bollen na 2000 Project Koeien & Kansen Project Zuid Oost Friesland: Contactpersoon dhr. Vasen KAVB. Contactpersoon: contactpersoon dhr. Osinga Werkgroep Bollenboos: contactpersoon dhr. Meems Provincie Drenthe: contactpersoon dhr. Smits en dhr. Van Burg 19

20

Bijlage 1 Middelengebruik in Drenthe Tabel 1: Middelengebruik in Drenthe. Gegevens op basis van de bij de WMD ingezonden registratie Milieubelasting grondwater middel actieve stof 3-6% O.S. 1,5-3% O.S. dosering toelichting Brouwgerst MCPA VLB 500 MCPA 100 800 1 2 1 behandeling per seizoen. Dosering:1-3.8 kg/ha. Standaard dosering: 2 Behandelingen Consumptie aardappelen MOCAP 20 GS ethoprofos 1375 15000 1 12,5 door 1 teler toegepast: is geen standaard behandeling Graszaad MATADOR tebuconazool 10,4 208 1 0,8 standaard 1 behandeling van 0,8-1 kg/ha. MCPA VLB MCPA 1 400 1 1 500 STARANE 200 fluroxypyr 1,5 105 1 1,5 Haver (Gigant i.o.) MCPA VLB 500 MCPA 50 400 1 1,00 in 50% van de gevallen 1 behandeling met 1 kg/ha Korrelmais LADDOK N bentazon 23 263 1 1,25 Gerst ALLY metsulfuronmethyl 28 160 1 0,2 05% behandeld met Ally. Dosering wisselt. Gem. Onder de 0,1 MCPA VLB 500 MCPA 125 1000 1 2,5 standaard 1 behandeling van 2 kg/ha. Pootaardappelen AVISO DF cymoxanil 350 350 1 2,5 40%: 1 behandeling met 2, 5 kg/ha MOCAP 20 ethoprofos 2750 30000 1 25 Enkele keer GS SENCOR WG metribuzin 25 245 1 0,07 30%: 1 behandeling met 0,07 kg/ha TATTOO C chloorthalonil 51 1080 2 3 gemiddeld 2 behandelingen met totaal 1,6-3 kg a.s/ha TITUS rimsulfuron 232 300 1 0,04 20%: 1 behandeling met 0,04 kg/ha 21

Rode bieten TRAMAT 200 EC ethofumesaat 96 1680 4 1,2 Rogge isoproturon 300 4500 1 3 MCPA 100 800 1 2 mecoprop-p 135 135 1 0,75 Snijmais AGRICHEM ISOPRO- TURON FLOW MCPA VLB 500 MCPP VLB 600 AGRICHEM TERBUTYterbutylazin 7,5 250 1 0,5 20% 1 behandeling met gem. 0,5 kg/ha LAZIN F.W. BROPYR bromoxynil 36 240 1 0,4 20% 1 behandeling met gem. 0,5 kg/ha LADDOK N bentazon 31 357 1 1,7 30% 1 behandeling met gem. 1,7 kg/ha LIDO SC pyridaat 82,5 855 1 1,5 20% 1 behandeling met gem. 1,5 kg/ha TITUS rimsulfuron 232 300 1 0,04 enkele keer Suikerbieten BRABANT CARcarbendazim 1 130 2 1 gemiddeld 2 behandelingen met totaal 1 kg / ha BENDAZIM FLOW PYRAMIN FL. chloridazon 0 183 4 0,83 gemiddeld 0,9 kg per ha. Aantal behandelingen verschilt sterk LONTREL 100 clopyralid 225 413 1 0,75 gemiddeld 2 behandelingen met totaal 0,73 kg / ha FOCUS cycloxydim 0 130 1 1 enkele keer PLUS BETANAL desmedifam 92 1650 1 1,5 enkele keer PROGRESS OF ethofumesaat VLB 200 ethofumesaat 120 2100 3 1,5 gemiddeld 4 behandelingen met in totaal 1,6 kg / ha (teruggerekend naar gebruik van ethofumesaat vlb 200 => 0,32 kg/ha ) FUSILADE fluazifop-pbutyl 45 250 1 2,5 enkele keer GALLANT haloxyfop-pmethylester 300 900 1 0,5 enkele keer 2000 PIRIMOR pirimicarb 2 194 1 0,78 enkele keer SAFARI triflusulfuron-methyl 182 270 2 0,052 gemiddeld 1,6 behandelingen met totaal 0,05 kg / ha 22

TBM Pootaardappelen AVISO DF cymoxanil 1260 1260 4 9 Winterrogge MCPA VLB 500 AZUR diflufenican 0 4800 1 4 enkele keer MCPA VLB MCPA 100 800 1 2 enkele keer 500 MCPP VLB 600 mecoprop-p 360 360 1 2 enkele keer MCPA 50 400 1 1 30% 1 behandeling 1 liter/ha Wintertarwe Zetmeelaardappelen TEMIK 10 aldicarb 75 10500 1 7,5 enkele keer G GYPSUM TATTOO C chloorthalonil 51 1080 2 3 18% 2 behandelingen met totaal 3 kg/ha AVISO DF cymoxanil 1295 1295 4 9,25 30% gem. 3 behandelingen met 9,25 kg/ha MOCAP 20 GS ethoprofos 1320 14400 1 12 30% 1 behandeling met 12 kg/ha MCPA VLB 500 MCPA 5 40 1 0,1 5% 1 behandeling met 0,1 kg/ ha SENCOR WG metribuzin 87,5 875 1 0,25 40% 1 behandeling met 0,25 kg/ ha TITUS rimsulfuron 232 300 1 0,04 40% 1 behandeling met 0,4 kg/ ha ALLY MCPA VLB 500 MCPP VLB 600 Zomergerst ALLY metsulfuronmethyl 0 160 1 0,2 enkele keer (veelal een lagere dosis, onder de 100 punten) behandeling is gangbaar: 1 behandeling met 0,02 AZUR diflufenican 0 4800 1 4 enkele keer ethofumesaat ethofumesaat 200 3500 5 2,5 enkele keer VLB 200 MCPA MCPA 100 25 1 1 80% 1 behandeling met 1 kg /ha MCPP VLB 600 mecoprop-p 270 270 1 1,5 enkele keer Zomertarwe metsulfuronmethyl 4 24 1 0,03 gangbaar MCPA 100 800 1 2 gangbaar. Dosering varieert tussen 1 en 2 kg /ha mecoprop-p 270 270 1 1,5 enkele keer Zonnebloemen PIRIMOR pirimicarb 5 375 3 1,5 23