HAALBAARHEIDSSTUDIE BERGAMBACHT



Vergelijkbare documenten
Biowkk in de glastuinbouw Praktijkvoorbeeld BioEnergieBergerden. 10 september 2009 Zevenhuizen Presentatie; Jan Willemsen

Mest, mestverwerking en wetgeving

Compact Plus biogasinstallatie, Lierop, 600 kw

Biobased economy in het Groene Hart

GroenLinks Bronckhorst. Themabijeenkomst Groengas Hoe groen is ons gas? 2 juni 2015

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum verzoek 2 april 2010

Systeemdocument AgriMoDEM mestraffinage

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa

CO2 uit biogas Toepassing glastuibouw. Presentatie door Jeroen de Pater - Gastreatment Services 10 september 2009

TITRE 00/00/2015 DE LA PRESENTATION ( MENU "INSERTION / 1 EN-TETE ET PIED DE PAGE") Groen Gas Burgum. 25 maart 2017

GroenGas InOpwerking. Kleinschalige biogasopwaardering met Bio-Up. Rene Cornelissen (CCS) 11 maart 2015

Melkveebedrijf Familie Prinsen

Project omschrijving Groen gas Hub Ameland

Mestverwerking in De Peel

Green Gas Technology. Duurzaam, betrouwbaar, betaalbaar. Shared Succes

Kringloop neutraal denken Emissie, mineralen, energie

Bio-energie. van de Boer.

4.A.1 Ketenanalyse Groenafval

Quickscan energie uit champost

Byosis Group. oplossingen voor vergisters; maisraffinage. Datum: September 2012

BIOGIS: Gissen naar biogas

Aandeelhoudende gemeenten van Cogas willen

Innovatieve mestverwerking op de boerderij

Samenvatting. Inkomensverlies per ha grasland

Co-vergisting van dierlijke mest

Kringloop neutraal denken Emissie, mineralen, energie

Verkenning mogelijkheden invoeding groengas. Johan Jonkman

Boeren met energie. 11 November 2010

Biogas: In 2011 startte het samenwerkingsverband. Het doel van het project was Biogas

Vergisting van eendenmest

Optimale waarde uit uw vergister

Voortgangsrapportage Ketenanalyse Bermgras

Paarden 6 mnd., kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV.

: Skal-voorwaarden voor vergisters en digestaat : Bedrijven die vergisten en biologische bedrijven die digestaat afnemen

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Mono vergisting in Wijnjewoude?!

Notitie Bemestingswaarde van digestaten

Mogelijkheden van vergisting voor de productie van biogas. Bruno Mattheeuws 09 juni 2007

NEW BUSINESS. Guy Konings

Innoveren doe je Samen

Resultaten KringloopWijzers 2016

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Agem-cáfe: biogas uit grootschalige mestvergisting. 20 april 2016 Ton Voncken, Programmanager Groen Gas Nederland

Harry Roetert, Stimuland / Provincie. Themadag bio-energie 27 februari 2013

DS% de juiste indicator? ENERGIE UIT MEST OPBOUW PRESENTATIE MEST # MEST. Mest mest. Wet- en regelgeving. Vloerkeuze en kelderplan

Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land

Vergistingstest BATCHTESTEN. Klant 2401/086/A1. Testsubstraat: Maisrestanten. Mystery Man

BIJLAGE 4 - NADERE BESCHRIJVING VAN HET VOORNEMEN

De afvalwaterzuivering als energiefabriek

Creëren van synergie in Biopark Terneuzen Energieconversiepark Sluiskil (NL) Jan Broeze, 14 mei 2013

Het gebruik van biogas als transportbrandstof

WERKEN AAN EEN GROENE TOEKOMST

Opwaarderen tot aardgaskwaliteit Van biogas naar groen gas

HR WKK met CO 2 winning

Kringloop neutraal denken (Emissie, mineralen, energie) Eddie ter Braack

Mestscheiding Annelies Gorissen

Mestbeleid in Nederland

Vergisting anno 2010 Rendabele vergister onder SDE Hans van den Boom 22 april 2010 Sectormanager Duurzame Energie

Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC

ESSENT MILIEU Energiek met afval. Biogas seminar Werlte, 22 september 2009

Dennis Froeling 2 februari 2017

De business case: Mest verwaarden. Hans van den Boom Sectormanager Food & Agri Rabobank Nederland

Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu?

ECOFERM in de praktijk

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

Bermgrasinzamelstructuur Regio Utrecht. Sieta de Vries Provincie Utrecht

Mest als basis voor energie en grondstoffen

G. Akkerman-Wielinga Ruimtelijke Ontwikkeling en Economische Zaken

Circulaire economie en duurzaamheid bij Waterschappen. Douwe Jan Tilkema directeur. Innovatie en Ondernemerschap bij Waterschappen

Mest vergisting en bewerking Vier routes verminderen N en P overschot. Welkom op Knowledge Transfer Centre De Marke:

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Biomassa Energie Centrales - biogas

Milieu. Waterkwaliteit: Denk aan: nitraat uitspoeling / erfwater / gewasbeschermingsmiddelen / alles wat oppervlakte- en grondwater kan vervuilen

Biomassa WKK in de glastuinbouw

Verwerken van (groene) biomassa en mest:

Oplossing mestafzet voor de veehouderij in De Liemers

Mesdag Zuivelfonds NLTO

Presentatie voor Agrivaknet Kleinschalig mest vergisten met Microferm

NOTITIE. : Voorstel nadere uitwerking vergisten GFT-afval en 'rijden op groen gas'

Introductie HoSt B.V.

Het Groene Hart Werkt

(Fermenteren) ECP technologie beschrijving. Proces: Anaerobe (Droge) vergisting

SDE Projectgroep Biomassa & WKK. Bert van Asselt i.v.m. ziekte Martijn Bos. 20 februari 2018

Duurzame mestverwerking voor productie van schone energie en groene mineralen

Synergie energie hergebruik overheden, agrarische sector en industrie

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Scheiding van biologische varkensmest met een decanteercentrifuge

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

Kwantificering van innovaties op de Energiemix van Twente. 4 maart 2014

Pogramma Kas als Energiebron

Serieproductie groen aardgas bij Waternet en gebruik ervan

Digestaat. Voor u en het milieu het beste resultaat SPADE

De doelstelling van het project Duurzame Energie Noordoostpolder (DE NOP) is de duurzame

Thermische Druk Hydrolyse

Transcriptie:

HAALBAARHEIDSSTUDIE BERGAMBACHT Studie naar de mogelijkheden voor de aanleg van een Groen Gas netwerk in de gemeente Bergambacht In opdracht van Gemeente Bergambacht Rapportnummer: P0911 Versie:20100202

INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Executive summary... 5 Afkortingenlijst... 7 1 Introductie... 8 1.1 Doel... 8 1.2 Opdrachtformulering... 8 2 Project opzet... 10 2.1 Uitgangspunten project... 10 2.2 Projectorganisatie en verantwoordelijkheden... 10 3 Vergister en biogas opwerkingstechnologie... 12 3.1 Vergisting... 12 3.2 Co-Vergistingsinstallaties... 12 3.3 Opwaardeerinstallatie en cryogene technologie... 13 4 Resultaten haalbaarheidstudie... 16 4.1 Biomassa en biogas productie... 16 4.2 Beschikbaarheid mest... 16 4.3 Beschikbaarheid coproducten... 17 4.3.1 Gras... 17 4.3.2 Bermgras... 17 4.3.3 Snijmaïs... 17 4.3.4 Kaasschaafsel... 17 4.3.5 Rioolwaterzuivering slib... 18 4.3.6 Andere industriële biomassa... 18 4.4 Biomassa vergisting... 18 4.4.1 Granen... 19 4.4.2 Gras... 19 4.4.3 Energiemaïs... 19 4.4.4 Rundveemest... 19 4.4.5 Varkensmest... 19 4.5 Biomassa receptuur project Bergambacht... 20 4.6 Digestaat na vergisting biomassa... 20 4.6.1 Digestaat als meststof... 20 4.6.2 Digestaat als kunstmestvervanger... 21 4.7 Groen Gas opwerking... 21 4.8 Type vergister... 21 4.9 Type GPP installatie... 21 4.10 Locatie vergister en GPP installatie... 22 4.11 Gastransport Netwerk... 24 4.11.1 Gas ontvangststations (GOS)... 24 4.11.2 Optie terugvoeding op 40 barg Gas Transport Services... 24 4.12 Eindgebruikers... 24 4.13 Subsidies... 25 4.13.1 Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) subsidie... 25 4.13.2 Energie Onderzoek Subsidie (EOS)... 25 4.13.3 Unieke Kansen Programma (UKP)... 26 4.13.4 Reductie Overige Broeikasgassen (ROB)... 27 4.13.5 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)... 27 4.13.6 Provinciale subsidies Clusterprojecten Zuid Holland 2009... 28 4.14 Financieel overzicht... 28 Pagina 3 van 46

4.14.1 IRR berekeningen... 30 4.14.2 Gevoeligheidsanalyses... 31 5 Conclusies en aanbevelingen... 34 Bijlage 1... 41 Bijlage 2... 43 Bijlage 3... 45 Bijlage 4... 46 Pagina 4 van 46

EXECUTIVE SUMMARY In de regio Midden-Holland, waaronder de Benedenberg en Zuidbroek in de gemeente Bergambacht, wordt nog veelvuldig gebruik gemaakt van propaantanks als energievoorziening van particulieren. Veel propaantanks voldoen niet aan de gestelde veiligheidsvoorschriften en daarnaast brengt het transport van propaan via vrachtwagens ook veiligheidsrisico s met zich mee. Daarom is samen met particulieren, leveranciers en gemeenten naar oplossingen gezocht, waarbij het realiseren van een vast (groen) gasnetwerk als mogelijke optie naar voren is gekomen. De gemeente Bergambacht en Provincie Zuid Holland hebben het consortium opdracht gegeven om een haalbaarheidstudie uit te voeren en de mogelijkheden van een (groen) gasnetwerk te verkennen. Binnen het haalbaarheidsonderzoek wordt antwoord gegeven op openstaande vragen binnen de gehele (groen) gasketen. Onderstaand figuur geeft een overzicht van gegevens van de onderzochte keten. De volgende belangrijke conclusies kunnen worden getrokken. Zonder subsidiestromen is het niet mogelijk om een (groen)gasnetwerk te exploiteren voor de Benedenberg en Zuidbroek. Bij het opstellen van een exploitatiebegroting voor het project Bergambacht blijkt dat de onrendabele top bij de productie van biogas bij (co-)vergisting zo groot is, dat het niet mogelijk is zonder subsidiëring de exploitatie van de vergister sluitend te krijgen. Hiervoor bestaat de SDE subsidie waar aanspraak op gemaakt zal worden. Toekenning van deze subsidie is een uitgangspunt in het financiële model. Daarnaast is ook rekening gehouden met de EIA investeringsaftrek voor bepaalde componenten. Echter, de berekende rendementen zijn steeds nog onvoldoende bij de gestelde uitgangspunten. De in dit rapport vermelde rendementen zijn berekend met een steun in de vorm van een investeringsbijdrage van 2 miljoen. Dit bedrag kan lager uitvallen door optimalisatie van het vergistingsmenu en prijsstelling, schaalgrootte, externe warmteafzet etc. Uit calculaties blijkt dat de aspecten digestaat afvoer en de aankoop van additionele biomassa (coproducten met hoge energie inhoud of gasopbrengst) zwaar wegen binnen de exploitatie en kunnen leiden tot grote financiële verschillen. Meest realistische mogelijkheden voor de productie van groen gas in de regio Bergambacht lijken een alternatief om LBG (vloeibaar biogas) te produceren, of het invoeden van opgewerkt Groen Gas in het regionale 40 bar netwerk. Bij de productie van LBG is een netwerk niet strikt noodzakelijk, maar kan wel een impuls worden gegeven aan de productie van groene brandstoffen die in de regio kunnen worden ingezet en bijdragen aan een duurzamer ambitieniveau van de Gemeente en Provincie. Vanwege de hoge kosten van de aanleg van een drukhoudende gasleiding met voldoende capaciteit moet geconcludeerd worden dat de eventuele aansluiting van particulieren los gezien moet worden van de aansluiting van de vergistingsinstallatie. Pagina 5 van 46

De huishoudens aan de Benedenberg en Zuidbroek kunnen worden aangesloten op een uitbreiding van het 100 mbar gasnetwerk vanuit Bergambacht. Hiermee wordt de propaanproblematiek aan de Benedenberg en Zuidbroek volledig opgelost en kunnen opgestelde propaantanks komen te vervallen. Via Groen Gas certificaten kan gegarandeerd worden dat het geleverde gas duurzaam geproduceerd is. Pagina 6 van 46

AFKORTINGENLIJST LBG VGI EIA SDE OS AS DS Nm 3 mbar bara of bar(a) of bar (abs) barg of bar(g) GOS RNB RTL LNV RWZI KvK WKK MW MWth MWe MWh N P K IRR MER Liquified BioGas Voeding- en genotmiddelen industrie Energie Investerings Aftrek Stimulering Duurzame Energieproductie Organische stof Anorganische stof Droge stof Cubieke meter gas bij normaal condities (0 C, 1 atm) Millibar, 1/1000 Bar Absolute druk in Bar Overdruk in Bar ten opaichte van de omgevingsdruk Gasontvangststation Regionale Netbeheerder Regionale Transport Leidingnet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Rioolwaterzuiveringsinstallatie Kamer van Koophandel Warmte Krachtkoppeling Megawatt Megawatt warmte (thermische energie) Megawatt electriciteit Megawattuur Stikstof Fosfor (fosfaat) Kalium Internal Rate of Return Milieu Effect Rapportage Pagina 7 van 46

1 INTRODUCTIE In de landelijke gebieden in de regio Midden-Holland wordt nog veelvuldig gebruik gemaakt van propaantanks voor de wamtebehoefte van particulieren en agrarische bedrijven (verwarming en warm tapwater). Uit recent onderzoek blijkt dat er zelfs meer tanks in de regio op staan gesteld dan op voorhand was geschat. Ook is gebleken dat veel propaan tankopstellingen niet voldoen aan de gestelde veiligheidsvoorschriften. Gezien de veiligheidsrisico s is samen met particulieren, leveranciers en gemeenten naar oplossingen gezocht, waarbij het realiseren van een vast (groen) gasnetwerk als mogelijk interessante optie naar voren is gekomen. Er is vooral een relatief hoge concentratie propaantanks opgesteld aan de Benedenberg en Zuidbroek in de gemeente Bergambacht. De gemeente Bergambacht en de provincie Zuid-Holland hebben het consortium opdracht gegeven om een haalbaarheidstudie uit te voeren en de mogelijkheden van een (groen) gasnetwerk te verkennen. 1.1 Doel Om de reële mogelijkheden van een (groen) gasnetwerk binnen de regio Midden-Holland te verkennen is een haalbaarheidsonderzoek noodzakelijk, zodat de mogelijkheden en onmogelijkheden van een (groen) gasnetwerk voor de Benedenberg en Zuidbroek inzichtelijk worden gemaakt en daarmee een kostenefficiënte oplossing wordt aangedragen voor de opstelling van particuliere propaantanks. 1.2 Opdrachtformulering Binnen het haalbaarheidsonderzoek zal antwoord gegeven worden op openstaande vragen binnen de gehele (groen) gasketen. In onderstaand figuur is een overzicht gegeven van deze keten. Figuur 1: Overzicht groen gas keten Bergambacht Deze rapportage geeft antwoord op de volgende vragen. 1. Is het economisch rendabel om, zonder subsidiestromen, een (groen)gasnetwerk te exploiteren voor de Benedenberg en de Zuidbroek? 2. Kan voor het opwerken van het biogas gebruik gemaakt worden van de mestproductie van omliggende veeteeltbedrijven? 3. Welke co-vergistingsstromen (agrarische of industriële bij- en restprodukten, maaisel, kaasschaafsel, en dergelijke) zijn in de regio Bergambacht voorhanden om tevens toe te passen om biogas op te wekken? 4. Hoe groot kan de biogasproductie zijn welke door toepassing van co-vergisting uit regionale stromen wordt opgewekt? 5. Is het mogelijk om het opgewekte biogas ter plaatse te verwerken tot aardgaskwaliteit en dit toe te voegen aan een aan te leggen (groen)gasnetwerk? 6. Is, met behulp van een back-up van het reguliere vastgasnetwerk, de eventuele zomer- en winterfluctuatie van de gistingsinstallatie, op te vangen? 7. Is de capaciteit van het huidige vastgasnetwerk in Bergambacht voldoende groot om de biogasproductie te verwerken? Pagina 8 van 46

8. Is er behalve de bewoning aan de Benedenberg en de Zuidbroek voldoende afzetmogelijkheid voor de gasproductie in de regio? 9. Wat voor consequentie heeft een eventuele vergistinginstallatie aan de Zuidbroek ten aanzien van het aantal transportbewegingen? 10. Is het mogelijk om bij de ontwikkeling van het (groen)gasnetwerk gebruik te maken van eenmalige subsidies. Te denken valt hierbij aan bijv. de EIA (Energie Investerings Aftrek) of provinciale en Europese subsidies? 11. Wat zijn de (eenmalige) kosten voor de bewoners voor de aanleg en aansluiting van een (groen)gasnetwerk? 12. Wordt door de aanleg van een (groen)gasnetwerk de propaanproblematiek aan de Benedenberg en de Zuidbroek opgelost? Pagina 9 van 46

2 PROJECT OPZET 2.1 Uitgangspunten project Binnen het haalbaarheidsonderzoek is uitgegaan van de volgende punten: Biomassa beschikbaar voor de vergister komt vrij binnen een straal van 30 km, met gemeente Bergambacht als basis. De vergistinginstallatie kent een maximale biomassa input van 36.000 ton op jaarbasis. Deze grens is gesteld om een MER traject te voorkomen vanwege mogelijke vertragingen. Om in aanmerking te komen voor subsidies dient minimaal 50% van de biomassa input uit mest te bestaan en maximaal 50% uit co-substraten (volgens het Meststoffenbesluit). Alleen co substraten die op de positieve lijst staan komen in aanmerking (volgens het Meststoffenbesluit). Indien dat het geval is kan het vrijkomende digestaat als dierlijke mest worden beschouwd waardoor het kan worden uitgereden op landbouwgronden in de regio. Uit het oogpunt van rentabiliteit van de vergister is ervoor gekozen geen digestaat nabehandeling (droging/scheiding) te laten plaatsvinden. 2.2 Projectorganisatie en verantwoordelijkheden Binnen het haalbaarheidsonderzoek werken meerdere partijen samen en zijn zij verantwoordelijk voor deeltrajecten van het onderzoek. Betrokken partijen binnen het haalbaarheidsonderzoek zijn: Gemeente Bergambacht Gemeente Bergambacht is gezamelijke opdrachtgever voor de haalbaarheidstudie Bergambacht en streeft naar een duurzaam en veilig alternatief voor de energievoorzieningen binnen de gemeente. Provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland is in combinatie met de Gemeente Bergambacht opdrachtgever en streeft net als de gemeente naar een duurzaam en veilig alternatief voor de energievoorzieningen binnen de gemeente. Daarnaast stimuleert de Provincie de mogelijkheid om op een duurzame wijze Groene energie op te wekken, waarbij de energieproductie voorziet in de behoefte van de eindklant. Tevens is biogas één van de speerpunten in het provinciaal energiebeleid. Eneco B.V. Eneco is een geïntegreerd energiebedrijf gericht op productie, handel, transport en levering van gas, elektriciteit en warmte en bijbehorende diensten. Eneco hoort bij de top drie van energiebedrijven in Nederland. Eneco wil in Noordwest-Europa de meest toekomstgerichte energiedienstverlener zijn. Betrokken, uitgesproken en daadkrachtig bouwt Eneco aan een duurzame toekomst met betaalbare en beschikbare energie voor iedereen. Om dit te bereiken wordt het DDS model toegepast: Duurzaam, Decentraal, Samen. Eneco s rol verandert van een traditionele energieleverancier naar energieregisseur in samenwerking met partners. Het streven is expliciet en ambitieus: volledig duurzame energievoorziening in 2030. Eneco is trekker en coördinator van het haalbaarheidsonderzoek. Stedin B.V. Stedin is als netbeheerder verantwoordelijk voor veilig en betrouwbaar transport van elektriciteit en gas. Stedin zorgt voor het transport van gas en elektriciteit in de Randstad naar bijna twee miljoen particuliere, zakelijke en overheidsklanten. Daarnaast is Stedin als netbeheerder verantwoordelijk voor de aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van het transportnet. Stedin zal zich binnen het project focussen op de aanleg van een vast (groen) gasnetwerk, de exploitatiekosten die daarvoor gemaakt moeten worden en de kosten die uiteindelijk aan de particulier doorberekend zullen worden. Pagina 10 van 46

LTO Noord LTO Noord behartigt de belangen van ruim 34.500 boeren en tuinders in de negen provincies boven de grote rivieren. LTO Noord zet zich in voor een sterke economische en maatschappelijke positie van agrarische ondernemers, voor een duurzame land- en tuinbouw en voor perspectief en ontwikkeling van de agrarische sector. Binnen het haalbaarheidsonderzoek zal LTO zich focussen op de randvoorwaarden die dienen te worden gesteld bij de boer(en) m.b.t. schaalgrootte, co-vergisting, aanlevering en beschikbaarheid van biomassa en de afvoer van digestaat. Gastreatment services (GtS) GtS is een ingenieursbureau dat zich bezig houdt met gasbehandeling in al zijn facetten. GtS heeft meer dan 50 jaar ervaring in huis op het gebied van de aardgas- en biogasindustrie. GtS heeft een cryogene techniek ontwikkeld, GPP genaamd die het mogelijk maakt biogas op te waarderen naar aardgaskwaliteit en zodoende de volledige energie-inhoud van het gas te benutten. Bij het productieproces wordt ook hoogwaardig vloeibaar CO 2 geproduceerd, dat ingezet kan worden als grondstof voor industriële processen van derden. Binnen het haalbaarheidsonderzoek zal GtS zich focussen op de GPP systeemkeuze en de bijbehorende exploitatiebalans van de installatie binnen een groen gasnetwerk. Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) zorgt voor droge voeten en schoon water in haar gebied. Het beheersgebied van HHSK strekt zich uit tussen Rotterdam, Schoonhoven en Zoetermeer. Binnen dit gebied zorgt het hoogheemraadschap voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het waterpeil en de waterkeringen. Daarnaast beheert HHSK een aantal wegen in de Krimpenerwaard. Het hoogheemraadschap is betrokken bij het project in verband met het vinden van een geschikte locatie waarop de vergister en gasopwerking kunnen worden gerealiseerd. Als beheerder van een gedeelte van het wegennet is HHSK direct belanghebbende in het kader van de transportbewegingen. Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Midden Holland (ISMH) De Milieudienst Midden-Holland is een overheidsorganisatie werkend voor de 11 gemeenten in de regio Midden-Holland. De Milieudienst is door de gemeenten van het Intergemeentelijke Samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH) opgericht om, in mandaat, de werkzaamheden op het vlak van milieu voor deze gemeenten uit te voeren. De werkzaamheden die door de Milieudienst Midden-Holland worden uitgevoerd zijn voornameljk gerelateerd aan de leefomgeving. Van oudsher behoren de taken van de milieudienst uit de vergunningverlening en handhaving bij bedrijven in het kader van de Wet Milieubeheer, afhandeling van milieuklachten en werkzaamheden in het kader van de Wet geluidshinder en de Wet bodembescherming. Tevens worden taken uitgevoerd op het gebied van externe veiligheid en milieueducatie voor zowel het primaire als het voortgezet onderwijs. Binnen het traject is de Milieudienst trekker geweest van de haalbaarheidstudie Bergambacht. Pagina 11 van 46

3 VERGISTER EN BIOGAS OPWERKINGSTECHNOLOGIE Om biogas te produceren dient biomassa eerst vergist te worden. Bij vergisting van biomassa wordt biogas geproduceerd. Het ruwe biogas bevat veel vocht en andere niet brandbare componenten. Indien beoogd wordt om het biogas extern af te zetten, dan dient het geproduceerde biogas opgewaardeerd te worden naar Groen Gas van aardgas kwaliteit. Eventueel kan het gas ook nog vloeibaar gemaakt worden om bijvoorbeeld als transportbrandstof te kunnen fungeren. Voorgaande is op meerdere manier te realiseren. Binnen deze haalbaarheidstudie is uitgegaan van biogas productie- en opwaardering technologie zoals in de volgende paragrafen wordt beschreven. 3.1 Vergisting Bij vergisten zetten verschillende soorten bacteriën natte biomassa (mest, groente, fruit- en tuinafval, bermgras, etc.) om in biogas. Dit gebeurt in een zuurstofloze omgeving (anaëroob). Bij mesofiele vergisting is de temperatuur rond de 37 C en bij thermofiele vergisting rond de 55 C. Het biogas bestaat voor ongeveer 60% uit methaan en daarnaast hoofdzakelijk uit CO 2 en waterdamp, sporen waterstofsulfide en overige verontreinigingen. Er vinden verschillende reacties plaats onder invloed van specifieke bacteriestammen, wat schematisch is weergegeven in onderstaande figuur. Biogas kan relatief eenvoudig dienen als brandstof voor een stationaire gasmotor die elektriciteit, en bruikbare warmte opwekt (via een gesloten koelwater systeem). Het biogas kan ook verder gezuiverd worden tot aardgas kwaliteit en is dan geschikt voor invoeding op het aardgas netwerk als zogeheten Groen Gas. De biogasopbrengst van een mestvergistingsinstallatie kan worden verbeterd door toevoeging van andere organische bij- of restproducten. Dan is sprake van co-vergisting. Voorbeelden van deze stromen zijn GFT, bermgras en plantaardige vetten. Een hogere biogasopbrengst verbetert het financieel rendement van een mestvergistingsinstallatie aanmerkelijk. 3.2 Co-Vergistingsinstallaties De beschikbare mest wordt nu ingezet als bodemverbeteraar. Door de mest te laten (co-)vergisten is het mogelijk energie op te wekken met deze mest. De vergiste mest (digestaat genoemd) kan nog Pagina 12 van 46

steeds worden ingezet als bodemverbeteraar, onder voorwaarde dat de gebruikte voedingsstromen naar de vergister toegestaan zijn volgens de Positieve Lijst van het Meststoffenbesluit. Consequentie van co-vergisting is wel dat de totale hoeveelheid mest toeneemt. Indien er sprake is van een locaal mestoverschot zal hierdoor de mest export toenemen, wat reden kan zijn om het digestaat verder te bewerken (hygienisatie en volume verkleining). Positief neveneffect van vergisting is dat de kwaliteit van de mest verbetert (structuur, opneembaarheid van nutriënten) en de uitstoot van geur, methaan en lachgas bij de mestopslag en tijdens en na het uitrijden vermindert. 3.3 Opwaardeerinstallatie en cryogene technologie Bij cryogene opwerking van biogassen wordt het biogas extreem gekoeld tot temperaturen tot -131 C bij werkdrukken variërend van 20 tot 50 bar. Door de verschillende fysische eigenschappen van de mix aan componenten aanwezig in het biogas zullen bij verschillende temperaturen en drukken componenten overgaan van de gasfase naar de vloeibare fase. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt de vloeibare fase op componentniveau af te voeren. Door een stapsgewijze daling in gastemperatuur door te voeren, wordt het biogas stapsgewijs rijker in methaan. Voordat biogas opwerkt kan worden dienen mogelijk aanwezige verontreinigingen eerst verwijderd te worden, voordat cryogene opwaardering plaats kan vinden. Figuur 1: Schematische weergave GPP systeem Het ruwe biogas wordt eerst door het GtP filter geleid, waardoor het biogas gekoeld wordt naar 6 C en het aanwezige water (biogas is 100% waterverzadigd), zal condenseren en kan worden afgevoerd. Na het drogen van het biogas, wordt het gas in de TCR (Total Contaminant Removal system ) geleid, al waar het biogas nog verder zal worden terugkoeld tot een temperatuur van -25 C. Bij deze gastemperatuur zullen aanwezige verontreinigingen als siloxanen en H 2 S worden gehydrateerd en zich als ijs afzetten aan de binnenkant van de warmtewisselaren opgesteld in de TCR. Nadat siloxanen en gedeeltelijke verwijdering van H 2 S heeft plaatsgevonden vindt een laatste reinigingstap plaats bij het SOXSIA filter. In het SOXSIA filter wordt het resterende aandeel H 2 S geadsorbeerd en stroomt het gereinigde biogas naar de GPP sectie. In de GPP sectie zal het inmiddels gereinigde en gedroogde biogas worden opgewaardeerd in twee stappen. Bij een temperatuur van -60 C en druk van 15 bar zal koolstofdioxide vloeibaar worden, waarna het af wordt gevangen in een cryogene opslagtank. Het vloeibare CO 2 kan worden ingezet als koelmiddel door het vloeibare CO 2 te laten expanderen en vervliegen, of gebruikt worden in de regio als CO 2 bemesting in de tuinbouw. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden van rioolslibdroging met behulp van CO 2. In de tweede trap van de GPP sectie zal bij een temperatuur van -90 C het methaangehalte toe nemen tot max. 99,5% (afhankelijk van de biogaskwaliteit) en wordt de kwaliteit van het productgas geanalyseerd en voorzien van THT (Tetrahydrothiofeen, karakteristieke geur van aardgas, aangezien methaan een reukloos gas is) alvorens het kan worden teruggevoed in een lokaal aardgasnetwerk. Pagina 13 van 46

Afhankelijk van de aard van een project, kan het uiteindelijke product op specificatie worden gebracht door meer of minder CO 2 of N2 (verarmde lucht) aan het opgewerkte biogas toe te voegen. Het GPP systeem stelt in staat methaan op te werken naar max 99,5% methaan. Indien naar aardgas (Slochteren kwaliteit) opgewerkt wordt, is het niet strikt noodzakelijk om tot deze hoge methaanconcentraties op te waarderen. In de regel is een methaangehalte van ca 92% voldoende om aan alle specificaties van terug te voeden Groen Gas te voldoen. De samenstelling van aardgas (Slochteren kwaliteit) is in onderstaande tabel 1 weergegeven. De verbrandingswaarde van Slochteren aardgas komt overeen met 88,26% methaan. Tabel 1: Samenstelling aardgas (Slochteren kwaliteit) Component Eenheid Waarde Methaan Vol % 81,30 Ethaan Vol % 2,87 Propaan Vol % 0,38 Koolstofdioxide Vol% 0,89 Stikstof Vol % 14,35 Wobbe index MJ.Nm 3 43,7 Verbrandingswaarde (LHV) MJ/Nm3 31,669 Indien gekozen wordt om opgewerkt gas in te zetten als vloeibare (transport)brandstof, kan met het GPP plus systeem het gasvormige methaan vloeibaar worden gemaakt bij -148 C en 50 bar en opgeslagen in cryogene opslagtanks. Opslag vindt plaats bij 6 barg en een temperatuur van -131 C in een daarvoor bestemde cryogene LBG opslag tank. Het LBG kan na kwaliteitsanalyse worden ingezet als vloeibare brandstof (transport) of worden ingezet voor industriële verwarmingsdoeleinden (zwembadverwarming, etc.). Figuur 2: Schematische weergave GPP plus systeem Pagina 14 van 46

In beide systemen wordt CO 2 vloeibaar gemaakt. Het vloeibare CO 2 is van hoge kwaliteit (99,6 vol%) en kan o.a. worden ingezet in de glastuinbouw of worden gebruikt als droogijs. Hierdoor kent het geproduceerde vloeibare CO 2 een financiële waarde die ca 10,= per ton bedraagt en is gebaseerd op de energieconsumptie van 0,08 kwe/nm 3 biogas. Ongeacht de verwerkingsrange van een GPP of GPP plus, blijft de energie per Nm 3 biogas constant en bedraagt de energieconsumptie respectievelijk 0,19 en 0,44 kwe/nm 3 biogas voor een GPP en GPP plus installatie (de geproduceerde hoeveelheid vloeibare CO 2 wordt in dit geval intern gebruikt voor koeling en wordt dus niet extern afgezet). Pagina 15 van 46

4 RESULTATEN HAALBAARHEIDSTUDIE 4.1 Biomassa en biogas productie De biogas opbrengsten van alleen dierlijke mest zijn beperkt. De keuze van andere organische bronnen is van grote invloed op de biogasproductie en daaraan direct gekoppeld op de rentabiliteit van het project. Om robuuste en betrouwbare operatie van de vergister te garanderen is een stabiele mengverhouding van de voeding noodzakelijk, die bovendien moet voldoen aan eisen op het gebied van droge stof gehalte, stikstofbelasting, deeltjesgrootte en verontreinigingen. 4.2 Beschikbaarheid mest Met de huidige hoeveelheid data is niet aan te geven wat de beschikbaarheid van mest is op individueel niveau (per veehouderij). Er zijn wel data beschikbaar die de hoeveelheid aan mest inzichtelijk maakt op gemeentelijk niveau. In onderstaande tabel 2 is voor de 5 gemeenten van de Krimpenerwaard de hoeveelheid mest per categorie weergegeven. Tabel 2: Mestproductie Krimpenerwaard en omliggende gemeenten (ton per jaar). Bergambacht Nederlek Ouderkerk Schoonhoven Vlist* Krimpenerwaard Dunne 97.901 80.672 78.631 19.183 204.734 481.121 mest Vaste mest 1.731 2.557 2.714 152 9.190 16.344 * Geldt voor de gehele gemeente Vlist, ook buiten de Krimpenerwaard (bron: CBS gemeente op maat, 2006). In de Landbouwstructuur zijn verschillende deelgebieden onderzocht en zijn op basis van grootveeeenheden conclusies getrokken dat deelgebieden Bergambacht-West en Schoonhoven intensieve gebieden zijn. De extensieve gebieden zijn Haastrecht, De Nesse, Bergambacht Zuidwest en Ammerstol.(Bron: Landbouwstructuur Krimpenerwaard, Projecten LTO Noord, september 2007). Binnen genoemd onderzoek is gebruik gemaakt van enquêtes en kende de enqueteaanvragen een respons van 40%. Het aantal bedrijven en het aantal dieren zal in de toekomst wel afnemen door verandering van bestemming van agrarisch in natuur. Uit bovenstaande tabel blijkt echter dat de benodigde hoeveelheid mest voor de vergister (18.000 ton mest per jaar) in de directe omgeving ruim voorradig is. Per gemeente is ook het aantal dieren per categorie bekend. Onderstaande tabel 3 geeft hiervan een overzicht. Onder rundvee worden ook runderen gerekend die gehouden worden voor het vlees, zoogkoeien en ook jonge dieren. In dit haalbaarheidsonderzoek is uitgegaan van het gebruik van hoofdzakelijk rundermest en een klein aandeel varkensmest. Tabel 3: Overzicht samenstelling veestapel regio Krimpenerwaard op gemeentelijk niveau per jaar. Bergambacht Nederlek Ouderkerk Vlist Krimpenerwaard totaal Rundvee 5.096 4.259 4.347 10.517* 25.248 Varkens 2.112 436 2.297 8.704 13.791 Kippen 30 750 160 54.720 55.60 Overig vee 6.352 3.236 4.382 13.441 28.271 Totale veestapel 13.590 8.681 11.186 87.382 122.970 * Alleen Vlist West is meegenomen in de schatting opde voorgaande pagina die leidt tot 5.544 melk- en kalfkoeien (bron: CBS, gemeente op maat, 2006) Het gebied Krimpenerwaard kent op dit moment een mesttekort. Voor de gemeente Bergambacht bedraagt het mesttekort momenteel ca 2.000 ton/jaar. Voor het gebied Krimpenerwaard bedraagt het tekort in totaal 20.000 ton/jaar (drijfmest van koeien en varkens). Het tekort aan mest wordt van Pagina 16 van 46

buitenaf aangevoerd om het land te bemesten en van voldoende voedingsstoffen te voorzien. (Bron: LTO bestuurders, augustus 2009). Door het principe van covergisten van mest in combinatie met producten van de Positieve Lijst, wordt ongeveer 70% meer digestaat geproduceerd dat als mestvervanger kan worden ingezet. De digestaat toename is bij het huidige recept ca 13.000 ton. Hierdoor kan de netto import van mest naar de Krimpenerwaard significant gereduceerd worden tot ca 7.000 ton. 4.3 Beschikbaarheid coproducten 4.3.1 Gras Er zal op termijn binnen de regio ca. 2.500 ha als natuurgebied aangeduid zijn, zoals beschreven in het Veenweidepact. Vanuit dit perspectief zal het natte gebied mogelijk riet op kunnen gaan leveren, maar zeker ook gras. Wat niet bekend is, is of deze gebieden in de toekomst begraasd gaan worden. In de Visie natuurgebied Veenweidepact Krimpenerwaard Alternatief Grutto en Otter is 25% van de robuuste verbindingszone grasland (schraal en bloemrijk). Dus van 2.500 ha. zal ca. 625 ha. grasland zijn. Deze Visie ligt als bijlage in Natuurgebiedsplan Krimpenerwaard, Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland, oktober 2008. Afhankelijk van de toegankelijkheid van het gebied om te maaien en aan- en afvoer van gras dat gemaaid is, kan de hoeveelheid beschikbaar gras bepaald worden. Het gras moet een jaar in een graskuil blijven om te verzuren. Daarna kunnen de bacteriën in de vergister het gras beter omzetten. Natuurgras moet voor het bloeistadium gemaaid worden. Daarna is het te houtachtig (hoger lignine gehalte) en is het niet zo geschikt meer voor vergisting. Echter, krachtens de Flora en Fauna wet is het niet toegestaan in een beschermd gebied te maaien voor 15 juni. Het late tijdstip om te mogen maaien heeft een negatief effect op de biogasopbrengst van het natuurgras, aangezien het in die tijd van het jaar al heeft gebloeid en meer lignine bevat. De potentie van dit product uit de natuurgebieden, als co-vergistingsproduct, is daarmee slechts beperkt. 4.3.2 Bermgras Bermgras is een stroom die op grote schaal beschikbaar is in mei-juni en september-oktober en kan uitstekend worden ingekuild. Een voordeel daarvan is dat een deel van het verzuringsproces in de kuil plaatsvindt. De kwaliteit van het bermgras is erg belangrijk; zware metalen, afval en zand hebben een negatieve invloed op het vergistingsproces. Bovendien moet bermgras gehakseld worden vooraleer het in de vergister kan worden gebracht. Bermgras staat niet op de Positieve Lijst van het Ministerie van LNV. Dit houdt in dat het digestaat niet als meststof mag worden afgezet. Overigens mag weidegras / natuurgras wel worden afgezet. Er vindt op dit moment onderzoek plaats naar de toepassing van bermgras en het effect op het digestaat. Op die manier kan bermgras toetreden tot de positieve lijst en heeft het geen nadelige consequenties meer voor de afzet van het digestaat. Voordat bermgras kan worden toegepast in een vergister dient het goedgekeurd te worden door LNV en op de positieve lijst te worden geplaatst. 4.3.3 Snijmaïs In de Krimpenerwaard wordt snijmaïs voor veevoer gebruikt en het zou een verdringing betekenen als het voor co-vergisting gebruikt wordt. Snijmaïs heeft in de maatschappelijke opinie geen goede naam om voor vergisting gebruikt te worden. Vanwege de Food for Fuel kwestie voldoet snijmaïs niet aan gestelde duurzaamheidscriteria en zal daarmee binnen de haalbaarheidstudie niet worden meegenomen. Energiemaïs is een speciaal type maïs, niet geteeld voor de voedingswaarde, en daarom wel een mogelijkheid binnen de haalbaarheidstudie, maar is (nog) niet beschikbaar binnen de regio. 4.3.4 Kaasschaafsel De hoeveelheden kaasschaafsel, die beschikbaar zouden kunnen zijn van de kaasboerderijen, blijken uit telefonisch onderzoek verwaarloosbaar klein. Een kaasfabriek zou mogelijk meer afval beschikbaar kunnen hebben maar in de regel worden de grondstoffen goed benut. Vanwege het omsmelten van restanten kaas(schaafsel) tot smeerkaas heeft een kaasfabriek zeer weinig restproduct. (Bron: LTO bestuurders afdeling Krimpenerwaard, augustus 2009). Pagina 17 van 46

Kaasmaker Vergeer gevestigd te Reeuwijk heeft echter aangegeven reststromen te hebben (ca 300 ton) die op dit moment worden afgezet in de veevoerderij en bij Ecoson. Vergeer heeft aangegeven dat de mogelijkheid bestaat om kaasschaafsel als coproduct mee te vergisten. Kaasschaafsel staat echter niet op de positieve lijst. Om op de positieve lijst te komen dienen uitgebreide analyses op deze reststroom te worden uitgevoerd, en door middel van het aanvraagformulier ter beoordeling aan LNV te worden voorgelegd. Inmiddels is dit traject opgestart en hebben reeds meerdere kaasproducenten aangegeven interesse te hebben in de vergisting van kaasreststromen en wachten zij de uitkomsten van de analyse en aanvraag af. Het positieve lijst traject valt buiten de scope van de Bergambacht studie. Resultaten van de aanvraag zullen derhalve niet worden beschreven in deze rapportage. Tevens zullen de kosten voor dergelijk onderzoek niet worden bekostigd vanuit de haalbaarheidstudie. 4.3.5 Rioolwaterzuiveringsslib Zuiveringsslib staat niet op de positieve lijst en heeft negatieve gevolgen voor de afzet van het digestaat binnen de Krimpenerwaard. Indien slib wordt toegevoegd aan de mest, vervalt de SDE subsidie voor co-vergisting en dient het digestaat afgevoerd te worden voor externe verwerking. Aan deze externe verwerking zijn kosten verbonden, die de exploitatiebegroting van een vergistingsinstallatie waarschijnlijk negatief zullen beïnvloeden afhankelijk van de economische waarde van het zuiveringslib. In dit stadium wordt het gebruik van RWZI slib in een covergistingsinstallatie dan ook uitgesloten. Er hebben echter wel oriënterende gesprekken plaatsgevonden tussen de projectgroep en het hoogheemraadschap om te bepalen of er slibstromen vrijkomen binnen de regio. Er komt een zekere slibstroom vrij, maar deze slibstroom wordt centraal verwerkt in Dordrecht. Het hoogheemraadschap heeft de realisatie van een eigen vergister in de regio Bergambacht wel in consideratie genomen, waardoor toekomstige verwerking van zuiveringslib in een aparte vergister niet uitgesloten kan worden. Het gevolg kan zijn dat deze RWZI slibvergister gaat concurreren met de beoogde co-vergistingsinstallatie op de markt van energierijke coproducten. 4.3.6 Andere industriële biomassa Met behulp van KvK gegevens is een selectie gemaakt van VGI bedrijven die gesitueerd zijn binnen een straal van 30 km gemeten vanaf Bergambacht. Na telefonische enquete onder ondernemingen waar mogelijk geschikte biomassastromen vrij kunnen komen, is duidelijk geworden dat er binnen de regio niet veel biomassa beschikbaar is. Navraag bij zowel chocoladeproducenten als koekjesfabrieken, levert op dat afvalproducten worden verwerkt tot andere producten. Goed voorbeeld hiervan is het snij-afval van stroopwafels, welke worden omgedoopt tot stroopwafelkruimels. Er is een aantal groothandelaren actief die zich op de industriële biomassamarkt richten (bijvoorbeeld glycerine). Deze markt is echter niet regionaal. Energierijke biomassastromen kunnen van buiten de provincie worden aangevoerd tegen marktconforme tarieven. 4.4 Biomassa vergisting De samenstelling van mest en coproducten is samen met de procesomstandigheden bepalend voor de biogasproductie die behaald kan worden. De afbreekbaarheid van coproducten hangt in grote mate samen met de omstandigheden waaronder ze geteeld of geproduceerd zijn. Bij gewassen voor covergisting zijn net zoals bij voedergewassen zaken als bemesting en oogsttijdstip van belang voor de kwaliteit en opbrengst van het product. Voor granen, gras en energiemaïs worden voorgaande aspecten besproken. Ook de samenstelling van mest en coproducten uit de levensmiddelenindustrie kan sterk wisselen en daarom verschillende biogasopbrengsten geven. Pagina 18 van 46

4.4.1 Granen Graan heeft een hoge afbraaksnelheid waardoor een relatief korte verblijftijd van ca. 20 dagen nodig is in de vergister. De afbreekbaarheid van granen bedraagt ca. 80%, indien granen geplet of aangezuurd zijn. Vers graan daarentegen vergist minder goed. Onderzoeken naar biogasproductie van verse geoogste en ingekuilde granen lieten zien dat het oogsttijdstip, graansoort en ras van invloed is op de biogasopbrengst per kilogram organische stof en per hectare. Voor de hoogste methaanopbrengst per hectare blijkt dat verschillende soorten en rassen een ander optimaal oogsttijdstip kennen. Verder blijkt dat de hoogste biogasopbrengst uitgedrukt in m 3 /kg niet altijd overeenkomt met de hoogste biogasopbrengst per hectare. 4.4.2 Gras Uit onderzoek naar de gasopbrengsten van acht verschillende grassoorten kwam naar voren dat tussen verschillende grassoorten geen verschil werd gevonden in gasopbrengsten en ook niet tussen vers en ingekuild gras. In onderzoek naar covergisting van gras met mest hingen de biogasopbrengsten af van de herkomst van het gras. Intensief grasland leverde de hoogste biogasopbrengst, terwijl natuurgras de laagste opbrengst gaf. Het verschil in methaanopbrengst kan worden verklaard door het aandeel lignine in gras. Lignine wordt tijdens de vergisting nauwelijks afgebroken. Natuurgras bevat het grootste aandeel lignine, waarmee de lagere biogasopbrengst kan worden verklaard. Het methaangehalte in biogas is onafhankelijk van de grassoort tussen de 53 en 55%. Voor een goede verwerking van gras wordt aanbevolen om tijdens de oogst het gras goed te hakselen en om het drogestofgehalte van het mengsel van mest en gras niet boven de 10-12% te laten uitstijgen. 4.4.3 Energiemaïs Energiemaïs heeft een relatief hoog ruw celstofgehalte en een relatief lange verblijftijd van ca. 50 dagen nodig voor een goede afbraak. Door het relatief hoge vochtgehalte vergt maïsvergisting een grotere eindopslag in vergelijking met graan. Gelijk aan granen geldt voor maïs ook dat het tijdstip van oogsten en het ras van invloed is op de uiteindelijke biogasopbrengst per kg organisch stof. Voor de hoogste methaanopbrengst per hectare blijkt dat verschillende soorten en rassen een ander optimum hebben. Verder blijkt dat de hoogste methaanopbrengst per hectare en de optimale oogsttijdstip afhangt van het ras. 4.4.4 Rundveemest De verschillende diercategorieën (jong vee, vleesvee, melkvee) geven grote verschillen in biogasopbrengsten (zowel per kg product als per kg organisch stof) van rundveemest. Verder kunnen verschillen ontstaan door het veevoer dat het rundvee gevoerd krijgen door bijvoorbeeld veel/weinig voeren van krachtvoer. Verschillen van 100% kunnen voorkomen in de maximale methaanproductie van rundveemest afkomstig van melkkoeien gevoerd met verschillende veevoeren. In vergelijking met varkens en kippen is de biogasopbrengst van rundveemest lager doordat in het voormagen complex van de koe al een vergistingsproces is doorlopen en een deel van de initieel aanwezige organische stof is afgebroken. Bij het gebruik van rundveemest dient rekening gehouden te worden met het feit dat het aanbod van mest niet altijd constant is over het jaar heen, daar koeien geweid kunnen worden en mestopslag dan niet plaatsvindt. Afhankelijk van de duur dat de koeien in de wei staan, kan het aanbod van mest in de mestopslag sterk dalen. 4.4.5 Varkensmest Gelijk aan rundveemest ontstaan bij verschillende diercategorieën (zeugen, vleesvarkens) verschillen in biogasopbrengst. Ook hier geldt dat het type voer dat toegepast wordt, verschil in biogasopbrengst kan opleveren. Uit onderzoek blijkt echter dat de verschillen bij varkensmest kleiner zijn dan bij rundveemest. Pagina 19 van 46

4.5 Biomassa receptuur project Bergambacht Binnen de haalbaarheidstudie is uitgegaan van een voorbeeldreceptuur voor de vergisterinstallatie, welke is weergegeven in tabel 4. Tabel 4: Voorbeeld receptuur vergistinginstallatie Biomassa Kwantiteit Droge stof (DS) Organisch stof (OS) Methaan productie Methaan productie [ton/jaar] [%] [%DS] [Nm 3 /kg OS] [Nm 3 /jaar] Varkensmest 3.000 8,0 60 0,250 36.000 Rundermest 15.000 8,0 80 0,210 201.600 (Berm)gras 5.000 32 90 0,250 360.000 Groen afval 4.200 40 80 0,300 403.200 Zetmeelresten 3.000 35 98 0,420 432.180 Swill 3.000 20 80 0,250 120.000 Energiemais 1.000 32 95 0,380 115.520 Glycerine 1.800 80 95 0,450 615.600 Totaal 36.000 2.284.100 De methaanopbrengst zoals berekend met de receptuur uit tabel 4, komt overeen met 3,88 miljoen Nm 3 ruw biogas per jaar, of 2,59 miljoen Nm 3 aardgas per jaar. Dit komt overeen met het gemiddelde aardgasverbruik van 1.600 huishoudens per jaar. Indien gekozen zou worden om dit gas volledig te verbranden in een WKK installatie kan hiermee 1 MWe groene stroom opgewekt worden. Hierbij ontstaat ook ca 1 MWth warmte. In de nabijheid van het project is naar verwachting echter geen warmtevraag van deze omvang, en zou dientengevolge een groot deel van de warmte en daarmee het duurzame karakter van het initiatief verloren gaan. Dit verdient niet de voorkeur van Eneco en daarom wordt gekozen voor de installatie van een kleine WKK waarvan het vermogen wordt afgestemd op de eigen electriciteits- en warmtebehoefte van het project. Het overschot biogas zal opgewerkt worden tot Groen Gas. De netto Groen Gas productie wordt geraamd op ca. 1,9 miljoen Nm 3 /jaar (Slochteren kwaliteit). 4.6 Digestaat na vergisting biomassa De kwaliteit van het digestaat is afhankelijk van de producten die als voeding worden gebruikt en de procesomstandigheden in de vergister. Als de co-producten op de positieve lijst staan dan mag het digestaat worden beschouwd als dierlijke mest. 4.6.1 Digestaat als meststof Door het vergistingsproces verandert de samenstelling van de mest door een afname van het organischestofgehalte. De gehalten N, P, K veranderen niet, echter wel de opneembaarheid voor de plant. Tijdens het vergistingsproces komen de organisch gebonden mineralen NPK voor een deel vrij. Daarmee zijn ze direct opneembaar voor de plant, vergelijkbaar met de werking van kunstmest. De broeikasgassen die vrijkomen tijdens de afbraak van de organische verbindingen worden opgevangen in de vergister (biogas) en komen dus niet vrij op het land en in de atmosfeer. Tijdens het uitrijden van digestaat wordt zo de geur- en broeikasgasemissie fors teruggebracht. Voorwaarde voor het project Bergambacht is dat het digestaat aangewend kan worden als meststof. Om de investering te minimaliseren zal geen digestaatbewerking plaatsvinden en zal het digestaat in de regio uitgereden worden. Wel zal hygienisatie op 70 C plaatsvinden om het digestaat vrij te maken van ziektekiemen en onkruidzaden. Met name de aanwezigheid van oliehoudende zaden uit de natuurterreinen in de regio maken deze stap noodzakelijk. Het digestaat mag als meststof met type-aanduiding "co-vergiste mest" worden gebruikt als het verkregen is door vergisting van minstens 50% verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, met als nevenbestanddeel uitsluitend één of meer van de producten van de Pagina 20 van 46

Uitvoeringsregeling Meststoffen bijlage Aa onderdeel III (de positieve lijst), welke is toegevoegd als Bijlage 2. Het 50%-criterium is gebaseerd op gewicht. 4.6.2 Digestaat als kunstmestvervanger Het Nederlandse mestbeleid kent vanaf 2006 voor stikstof een gebruiksnorm voor dierlijke mest en een norm voor de gewasbehoefte. Het verschil hiertussen is de ruimte die gebruikt kan worden voor aanvullende bemesting met kunstmest. De EU-Nitraatrichtlijn verstaat onder dierlijke mest: excrementen van vee of een mengsel van strooisel en excrementen van vee, als ook producten daarvan. Zonder een verruiming van de op dit moment gebruikte definitie, is kunstmestvervanging niet aan de orde. Het gebruik van mineralenconcentraat verkregen uit digestaat nabewerking telt derhalve gewoon mee voor de gebruiksnorm dierlijke mest en niet als kunstmestvervanger. 4.7 Groen Gas opwerking Uitgaande van een biogasproductie in de vergister van 440 Nm3/uur (gebaseerd op receptuur in tabel 4), kan 295 Nm 3 Groen Gas/uur worden geproduceerd met behulp van de GPP plus installatie. Bij de berekening van de hoeveelheid Groen Gas is uitgegaan van de volgende biogas kwaliteit. Tabel 5: Samenstelling van ruw biogas Component Unit Concentratie CH 4 % 58,8 CO 2 % 32,0 O 2 % <0,1 N 2 % <0,1 H 2 S ppm 150 Het geproduceerde Groene Gas dient aan gestelde kwaliteitseisen te voldoen zoals gegeven in Bijlage 1 (bijlage 1A voor regionaal 8 bar net en bijlage 1B voor het hoge druk net op 40 bar). 4.8 Type vergister Voor het haalbaarheidsonderzoek is uitgegaan van een vergistingsinstallatie van 6000 m 3, verdeeld over 3 verticale tanks (2 voorvergisters en 1 navergister). Het proces vindt plaats onder mesofiele condities (ca 38 C). Het digestaat wordt niet gescheiden, en niet gerecirculeerd over de vergisters. Alle digestaat wordt door een hygienisatie stap geleid waar de temperatuur opgevoerd wordt naar minimaal 70 C gedurende 1 uur. Het digestaat wordt opgeslagen in een opslagtank op het terrein. Dit zal zoveel mogelijk direct uitgereden of terug meegenomen worden door mestleverende agrariërs, zodat het digestaat eventueel ook in bestaande mestopslagtanks bij boerderijen opgeslagen kan worden (tolling overeenkomst). Het ruwe biogas wordt naar de gasopwerkingsinstallatie geleid. Het biogas wordt hier opgewerkt tot Groen Gas kwaliteit en aan het net geleverd. Een klein deel van het gas wordt gebruikt om te voorzien in de warmtebehoefte van het project (ketel of WKK). De installatie is schematisch weergegeven in Bijlage 3. Het hele systeem wordt voorzien van automatische meet- en regeltechniek zodat deze in principe onbemand kan draaien. Er is wel mankracht nodig voor aan- en afvoer van materialen, periodieke visuele controle en monstername en bij storingen. 4.9 Type GPP installatie De meest geschikte installatie voor het opwerken van het geproduceerde biogas is de GPP 7T. De GPP 7T kan maximaal 475 Nm 3 biogas opwerken naar aardgaskwaliteit, waarbij ook vloeibaar CO 2 wordt geproduceerd. De GPP 7T bestaat uit twee stapelbare containers, waarbij in de onderste container biogasconditionering (droging, verwijdering siloxanen en H 2 S) en in de bovenste container vindt CO 2 Pagina 21 van 46

verwijdering plaats, waardoor het biogas aardgaskwaliteit bereikt. Onderstaand is een voorbeeld gegeven van de GPP 7T installatie Figuur 3: Weergave van de GPP 7T installatie, welke maximaal 475 Nm 3 /uur aan biogas kan opwaarderen naar aardgaskwaliteit. Voor de opwerking van biogas naar LBG (vloeibaar biogas) is een GPP plus7t gekozen. Deze installatie kent een gelijke capaciteit als de GPP 7T. De behuizing van de GPP plus7t is gelijk aan die van de GPP installatie, waarbij de GPPplus stap is toegevoegd. 4.10 Locatie vergister en GPP installatie Hoewel het niet binnen de scope viel van de haalbaarheidstudie is inmiddels ook onderzoek verricht naar een geschikte locatie voor de realisatie van een co-vergister en GPP installatie. Er is een locatie gevonden die mogelijk gunstig ligt met het oog op transportbewegingen en levering van gas en electriciteit aan bestaande infrastructuren. De locatie is gelegen in het verlengde van de Zuidbroek en is vlak achter de rioolwaterzuivering van het hoogheemraadschap gesitueerd (figuur 4). Pagina 22 van 46

Mogelijke locatie vergister en GPP installatie Mogelijke locatie vergister en GPP installatie Figuur 4: Situering mogelijke locatie voor vergister en GPP installatie. Bovenste gedeelte van figuur geeft de Zuidbroek situering weer ten opzicht van Bergambacht. Onderste gedeelte van figuur zoomt in op mogelijke locatie gelegen achter de waterzuivering van het hoogheemraadschap. Het is bekend dat de ontsluiting binnen de Krimpenerwaard aan strikte asbelastingen onderhevig is (veelal 8 ton op de B-wegen). De ontsluiting richting het terrein van het hoogheemraadschap is echter dusdanig aangepast dat er geen beperkingen gelden. De aanvoerweg is de Zuidbroekse Opweg en deze staat in directe verbinding met de N210. Voorgaande houdt in dat met conventioneel transport biomassa aangevoerd kan worden en geen aangepaste voertuigen m.b.t. de asbelasting hoeven te Tevens is de geografische ligging dusdanig gunstig, dat verwacht kan worden dat omwonenden een minimale hinder zullen ondervinden van transporten van mest en biomassa. Pagina 23 van 46

De huidige bestemming van het beoogde perceel is Agrarisch gebied met landschappelijke waarde (art. 6). Voor het realiseren van zowel de vergister en de GPP installatie is een perceel van ca. 2 ha noodzakelijk. Bij de ontwikkeling van dit project op deze locatie dient rekening gehouden te worden met: - Bestemmingsplan wijziging - Stilte gebied - Ontsluitingsweg - Milieu- en bouwvergunning - Eigendom terrein - Aansluiting op gasnet en electriciteitsnet - Aansluiting op riolering 4.11 Gastransport Netwerk Op het moment dat de vergister biogas produceert en de GPP 7T installatie het biogas heeft opgewaardeerd naar aardgaskwaliteit dient het Groen Gas teruggevoed te worden in een aardgasnet. Invoeding van Groen Gas (of bio-aardgas) kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. In de volgende paragrafen worden de mogelijkheden met betrekking tot het project Bergambacht en de beoogde locatie besproken en geëvalueerd. 4.11.1 Gas ontvangststations (GOS) Uit onderzoek van Stedin is gebleken dat de dichtstbijzijnde gas ontvangststations (GOS) te klein zijn om in terug te kunnen voeden. Zowel het GOS Berkenwoude als GOS Bergambacht kennen een zeer laag dalverbruik (nihil). Het dichtstbijzijnde GOS vanaf de beoogde locatie van de vergister met voldoende afname blijkt Gouda-Zuid te zijn. De consequentie hiervan is dat er een lange nieuwe gasleiding aangelegd moet worden door de polder vanaf de beoogde locatie via Berkenwoude naar Gouda (tracé bedraagt circa 12 kilometer). Dit 8 bar leidingtracé wordt door Stedin geraamd op 2 miljoen, zonder aansluitingen op nabijgelegen boerderijen. Vanwege de afstand en de aard van de ondergrond (veel watergangen) is deze raming zeer onzeker, en kunnen noodzakelijke kunstwerken met betrekking tot waterpartijen tot kostenverhoging leiden. 4.11.2 Optie terugvoeding op 40 barg Gas Transport Services Sinds 2009 bestaat de mogelijkheid om Groen Gas in te voeden op het hoge druk netwerk van Gas Transport Services. Deze mogelijkheid lijkt realistisch voor dit project omdat deze leiding langs de Zuidbroekse Opweg ligt, ca. 500 m van het beoogde perceel. Een indicatieve kostenraming uitgevoerd door Gas Transport Services voor de aanleg van invoedingspunt en aansluitend leidingwerk naar de installatie komt uit op ca 0,5 miljoen Euro. 4.12 Eindgebruikers In het kader van dit haalbaarheidsonderzoek zijn de eindgebruikers de boerderijen in de regio Bergambacht met propaantanks. Het doel van de studie is om een zo groot mogelijk aantal propaantanks op te ruimen door de betreffende percelen aan te sluiten op het gasnet. Uit het onderzoek blijkt dat een exclusief groen gas netwerk niet mogelijk is vanwege het typisch lage gasverbruik van huishoudens (vooral in de zomer), wat niet overeenkomt met de continue gasproductie van een vergistingsinstallatie. Ook zal de gaslevering te allen tijde gegarandeerd moeten worden, en bovendien zijn afnemers vrij om een gasleverancier te kiezen. Hieruit volgt dat een connectie van een aan te leggen groen gas netwerk met het reguliere aardgas netwerk onvermijdelijk is. Pagina 24 van 46