Jeugd Verkeerskrant 5 Kun je veilig eerst? Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2017-2018 groep 7/8 Start Voorgaanregels Op de foto zie je een zwevend zebrapad. Op een zebrapad mag je voorgaan als voetganger. Ken jij nog andere voorgaanregels? Zet om de beurt een voorgaanregel op het bord. De andere leerlingen kijken of deze regel klopt. Ga staan als de regel waar is en blijf zitten als deze niet waar is. Praat er daarna samen over. Vertel er ook bij voor wie de regel geldt. Les 1 Dit ontdek je: Ik ken het verschil tussen voorgaan en voorrang. Ik kan voorbeelden van voorgaan noemen. Ik laat zien dat ik niet voorga, als dit voor mij of andere verkeersdeelnemers gevaarlijk is. Ik besef dat niet iedereen zich aan de regels houdt.
Zo zit dat met voorgaanafspraken voor voetgangers Voorgaanafspraken gelden: voor bestuurders en voetgangers (dus voor jou als je loopt en fietst); als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen. (Bijvoorbeeld bij een uitrit, zebrapad, bushalte) Je mag voorgaan als er iemand uit een uitrit komt. Je mag voorgaan als iemand achteruitrijdt. Je mag voorgaan als iemand van een parkeerplaats komt. Je moet voertuigen met een blauw zwaailicht en sirene voor laten gaan. Je mag voorgaan als je wilt oversteken bij het zebrapad. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor. Zo zit dat met voorgaanafspraken voor bestuurders Voorgaanafspraken gelden: voor bestuurders en voetgangers (dus voor jou als je loopt en fietst); als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen. (Bijvoorbeeld bij een uitrit, zebrapad, bushalte). Je mag voorgaan als er iemand uit een uitrit komt. Je mag voorgaan als iemand achteruitrijdt. Je mag voorgaan als iemand van een parkeerplaats komt. Je moet de bus voor laten gaan als die binnen de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte. Je mag voorgaan als een bus buiten de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte. Je moet voertuigen met een blauw zwaailicht en sirene voor laten gaan. Je moet mensen die slecht zien of blind zijn voor laten gaan bij het oversteken. Je moet mensen die slecht kunnen lopen voor laten gaan bij het oversteken. Mensen die op het zebrapad oversteken of er willen gaan oversteken moet je voor laten gaan. Kleine bocht gaat voor grote bocht. Je mag voorgaan als er iemand uit een onverharde weg (zandweg) komt rijden. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor. 1 1 Foto s kijken a. Bekijk foto 1. Wie mag voorgaan? Sara Sara Indya b. Waar moet zij extra op letten? Indya 2 c. Bekijk foto 2. Wie mag voorgaan? Sara Indya Sara Indya d. Waar moet zij extra op letten? 2 Kun je veilig eerst?
2 Pas je aan Soms moet je je aan anderen aanpassen in het verkeer. Zoek in de puzzel drie dingen die je wel eens moet doen in het verkeer. Begin bij de cijfers. Je mag alle kanten op, maar niet diagonaal. G R T O P U E S I N H E K W T I A N E I E N L I D R E V T G L E K J E S U O L E 1 2 1 E B E P M A N O T D A N A O L K F R G A 2 3 C R S T I E G B M A N T D G E N A M L N M O O S U T P R E O E N E A J E K G D L 3 1 3 Veilig voorgaan a. Bekijk tekening 1. Kan Lennon veilig eerst? Ja Nee b. Waarom? c. Wat moet hij hier doen? Lennon 2 d. Bekijk tekening 2. Kan Esmee veilig eerst? Ja Nee e. Waarom? Esmee f. Wat moet zij hier doen? Kun je veilig eerst? 3
Kiezen maar 1 Poster maken Kies een voorgaanregel. Maak op een A4 tje een poster waarop je deze regel uitlegt. Je mag tekenen, schrijven, knippen en plakken. Schrijf er ook bij waar je bij deze regel extra op moet letten. 2 Toneelstukje spelen Werk in groepjes. Kies samen een voorgaanregel en bedenk hier een toneelstukje bij. Bedenk wie jullie spelen, wat jullie gaan spelen en waar het stuk zich afspeelt. Speel jullie toneelstuk daarna samen. 3 Knutselen Werk in groepjes. Knutsel een kruispunt, een zebrapad, een ambulance, een parkeerplaats, twee rechte wegen, twee auto s, twee fietsers en twee voetgangers. Spreek van tevoren af wie wat maakt, zodat jullie alles hebben. Speel met de knutselwerkjes minimaal drie voorgaansituaties na. Kijk terug Interview een klasgenoot over deze les. Stel vragen als: Wat vond je het leukst om te doen? Wat vond je moeilijk? Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd? Schrijf daarna kort op wat de ander jou heeft verteld. Een aantal van jullie leest de samenvatting voor aan de rest van de klas. Jij hebt voorrang! Nee hoor. Ik mag voorgaan! Weetje Als je fietst, heb je te maken met voorrangsregels én voorgaanregels. Als je loopt heb je alleen te maken met voorgaanregels. 4 Kun je veilig eerst?
Les 2 Start Woordweb maken Maak met je klasgenoten een woordweb over voorrang. Zet in het midden het woord Voorrang. Zet daaromheen woorden die hiermee te maken hebben. Welke voorrangsborden zijn er bijvoorbeeld? En welke voorrangsregels zijn er? Dit ontdek je: Ik kan uitleggen hoe de voorrang is geregeld op gewone kruisingen en op voorrangskruisingen. Ik laat zien dat ik geen voorrang neem, als dit voor mij of andere verkeersdeelnemers gevaarlijk is. Ik besef dat niet iedereen zich aan de regels houdt. Kun je veilig eerst? 5
Zo zit dat met verharde of onverharde weg? Een weg of fietspad zonder steen of asfalt, heet onverhard. Op een kruispunt van een verharde weg met een onverharde weg, gelden de volgende voorrangsafspraken: Rijd je op de onverharde weg: je moet voorrang geven aan bestuurders op de verharde weg. Rijd je op de verharde weg: je moet voorrang krijgen van bestuurders op de onverharde weg. Voor voetgangers geldt: je moet altijd voorrang geven aan iedereen die uit de zijweg komt rijden. Het maakt niet uit of die weg verhard of onverhard is. Zo zit dat met voorrang bij gewone kruispunten Een gewoon kruispunt is een kruispunt zonder voorrangsborden. Bij een gewoon kruispunt: moet je voorrang geven aan iedereen die van rechts komt rijden; moet je voorrang krijgen van iedereen die van links komt rijden. Verder geldt: de weg en het fietspad moeten verhard zijn (dus van steen of asfalt). Zo zit dat met voorrangskruisingen Op voorrangskruisingen staan voorrangsborden. Bij sommige voorrangsborden moet je voorrang geven. Bij andere voorrangsborden moet je voorrang krijgen. 1 Weet je het nog? a. Bekijk de voorrangsborden. Zet de betekenis ernaast. c. Wat kan er gebeuren als je je niet aan de verkeersborden houdt? B7 b. Teken in het lege vakje een ander voorrangsbord. Zet er naast wat je moet doen als je dit bord ziet. 6 Kun je veilig eerst?
2 Maak de strip af a. Bekijk de strip. Wat moet er in de tekstballonnen staan? Bedenk zelf teksten en vul ze in. 3 Letters doorstrepen a. Streep de letters die je vaker dan 4x ziet door: Welke zin blijft erover? Huipesrz umcopezst sjpeu vcopourczrasngz kcuripjgcsezn. b. Welke foto past bij deze zin? Kruis deze foto aan. 1 2 c. Waarom moet je in deze situatie extra opletten? Kun je veilig eerst? 7
Kiezen maar 1 Voorrangsbord tekenen Teken een grappig voorrangsbord. Het mag geen bestaand voorrangsbord zijn. Zet de betekenis van het bord onder je tekening. Wissel daarna je tekening met die van een klas genoot. Maak nu een tekening van een situatie die past bij het voorrangsbord dat je hebt gekregen. 2 Voorrangsregel bedenken Bedenk een nieuwe voorrangsregel. Het mag een nuttige regel zijn, maar ook een gekke. Maak een krantenberichtje waarin je jouw nieuwe regel uitlegt. 3 Filmpje maken Kies een voorrangsregel. Maak een filmpje waarop je deze regel uitlegt. Vertel er ook bij waar je bij deze regel extra op moet letten. Kijk terug Bedenk een vraag over de les. Je moet er met ja of nee op kunnen antwoorden. Geef de vraag aan je juf/meester. De juf/meester deelt jullie in twee groepen in. Zij/hij legt het spel uit dat jullie gaan spelen. Succes! Raadsels Wat is een wit bord met een rode rand? Wat is een rood bord met een witte rand? Antwoord: Tomatensoep! Antwoord: Een verkeersbord!