Toets 1, blad 1. Kopieerblad 4. Marco. a Marco staat bij een verkeersbord. Schrijf op wat het bord betekent.

Transcriptie

1 Toets 1, blad 1 T 1 Marco a Marco staat bij een verkeersbord. Schrijf op wat het bord betekent. Kopieerblad 4 b Geldt dit bord ook voor Marco? Streep door wat fout is. ja / nee c Schrijf op waarom dit bord wel of niet voor Marco geldt. d Schrijf op waaraan de fietser kan zien dat zij voorrang moet geven. 2 a Mag Maaike voorgaan? Kruis aan wat juist is. Nee, want Maaike fietst op het fietspad en niet op de voorrangsweg. Ja, want de haaientanden en het bord staan vóór het fietspad. Nee, want de auto komt van rechts. Verkeer van rechts heeft altijd voorrang. b Maaike twijfelt of de auto gaat stoppen. Schrijf op wat ze moet doen. c Schrijf op wat dit bord betekent. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 3 a Kijk nog eens naar de afbeelding bij vraag 1. Moet de brommer de Marco voor laten gaan? Streep door wat fout is. ja / nee b Schrijf op welke regel hier geldt. c Er is een voertuig waarvoor de regel hierboven niet geldt. Schrijf op welk voortuig dat is. d Vul in welk woord ontbreekt. Kleine gaat voor grote 47

2 T Toets 1, blad 2 Kopieerblad 5 4 a Is de gedachte van Mohamed juist? Streep door wat het foute antwoord is. ja / nee b Schrijf op waarom. Ik kom van rechts maar moet toch stoppen 5 Wat weet je over deze rotonde. Omcirkel het goede antwoord. a Op deze rotonde is de voorrang geregeld met borden. waar / niet waar b Fietsers die de rotonde op willen mogen alleen rechts de rotonde op. waar / niet waar c Moeten de fietsers de auto voorrang geven? ja / nee 6 a Anna ziet geen verkeer aankomen. Wat moet zij nu doen? Schrijf op. b Leg uit waarom. Anna Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 48

3 Toets 2, blad 1 T 1 2 Wat doe je als je gaat voorsorteren? Nummer de zinnen in de goede volgorde. achterom kijken afslaan naar het midden van de weg gaan verkeer dat achterop komt, voor laten gaan verkeer dat tegemoet komt, voor laten gaan hand uitsteken Kopieerblad Kijk naar de vier tekeningen. Doet de fietser het goed of fout? Omcirkel het goede antwoord en maak de zin af. 1 goed / fout want, 2 goed / fout want, 3 goed / fout want, 4 goed / fout want, 3 Kijk naar tekening 2 van vraag 2. Lisa wil toch rechtdoor. Mag ze nog van vak verwisselen? Ja / Nee, want Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 4 Welke zinnen zijn waar? Kruis aan. Je mag nooit met z n drieën naast elkaar rijden. Als er een fietsstrook is moet je daar fietsen. Reflectoren op je fiets zijn niet verplicht, maar maken je fiets wel heel veilig. Ook als je loopt met je fiets aan de hand ben je bestuurder. Op een fietspad moet je altijd achter elkaar rijden. 49

4 T Toets 2, blad 2 Kopieerblad 7 5 Wat voor weer is het? Schrijf het achter elke zin. Kies uit: regen sneeuw storm mist a Draag geen wapperende kleren en houd je stuur goed met twee handen vast b Met dit weer zie je soms niet waar de stoep begint c Kijk uit met oversteken, je kunt elkaar nu heel slechts zien d Zorg dat je bij het omkijken niet in je capuchon kijkt 6 Bij welk bord mag je niet verder fietsen? Kruis aan 7 Wat betekent het bord? Gebruik de goede beginzin. a b c d 8 Kruis aan. a Mag de voetganger hier lopen? ja nee b Wanneer mag een voetganger op de weg lopen? als er geen voetpad of fietspad is als er geen voetpad is c Wanneer mag een fietser op het voetpad fietsen? als er geen fietspad is nooit Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 50

5 Toets 3, blad 1 T 1 a Je fietst naast elkaar op een voorrangsweg. Je kunt de zijstraat niet goed inkijken. Wat kun je het best doen? Kruis de juiste zin aan. Doorrijden. Je hebt toch voorrang? Langzaam verder fietsen en goed kijken of bestuurders uit de zijstraat je ook voor laten gaan. b Doordat er een container staat, kunnen fietsers niet goed de zijstraat inkijken. En de auto s die uit die zijstraat komen? Wat zien zij minder goed? Kopieerblad 8 2 Vul in. Kies uit de woorden: verkeer stop onoverzichtelijk spiegel heggen oren Bij een erg onoverzichtelijke kruising of bocht staat wel eens een Daarin kun je zien of er Alleen je Hoge kunnen een kruising ook Let daar dus extra goed op of aan komt. Kijk dus goed. gebruiken is niet genoeg. of struiken langs de weg maken. even voor je de kruising overgaat. 3 a Jonas wil rechtdoor fietsen. Mag dat? Kruis aan. ja nee b Wat kan Jonas het best doen? Kruis aan. Afstappen en met de fiets aan de hand verder lopen. Gewoon doorrijden en bellen. Dan gaan de mensen vanzelf opzij. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv Jonas 51

6 T Toets 3, blad 2 Kopieerblad 9 4 a Jennifer fietst de tuin uit. Wie mag voorgaan? Kruis aan. Jennifer De voetganger b Welke regel geldt hier? Jennifer 5 Patryk komt aanfietsen. De bus wil bij de halte wegrijden. De halte staat binnen de bebouwde kom. Wie mag hier voorgaan? Kruis aan. De bus Patryk Patryk 6 Mona en Hanno willen rechtdoor. Van links komt een ambulance zonder zwaailicht en sirene. Wie mag of mogen voorgaan? Mona en Hanno Ambulance Mona Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv Hanno 52

7 Toets 4, blad 1 T 1 2 a Je staat te wachten bij een spoorwegovergang. Het is een AHOB (Automatische Halve Overweg Bomen). Wanneer mag je weer doorrijden? Kruis de juiste zin aan. Als de trein voorbij is. Als het rode knipperlicht uit is en de bel rinkelt niet meer. Als de spoorbomen omhoog gaan. b Bij een AKI (Automatische Knipperlicht Installatie) zijn geen bomen. Wat betekent het als het witte licht knippert? Agenten gebruiken tekens om het verkeer te regelen. Schrijf onder elke agent wat je moet doen. Kopieerblad 10 3 a Het verkeerslicht voor auto s en voor fietsers gaat tegelijk op groen. De auto gaat rechtsaf. Yusuf wil rechtdoor fietsen. Wie mag nu voorgaan? b Waar moet Yusuf nu op letten? Een vrachtwagen heeft een dode hoek. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 4 Wat betekent dat? Schrijf op. Yusuf 53

8 T Toets 4, blad 2 Kopieerblad 11 5 a Sanne wil straks linksaf. Kan zij nu veilig voorsorteren? Ja Nee b Leg je antwoord uit. Sanne 6 a Hoe noem je het vak met het fiets-teken? Schrijf op. b Wat is het voordeel voor de fietsers? Schrijf op. c Op welke plek moet je gaan staan als je wilt voorsorteren? Voor rechtsaf: zet daar een groen kruis. Voor rechtdoor: zet daar een geel kruis. Voor linksaf: zet daar een blauw kruis. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 7 Thomas wil rechtdoor. Wat moet hij nu doen? Kruis aan. Hij moet in de fietsstrook gaan rijden. Hij moet blijven rijden waar hij rijdt. Hij mag zelf weten of hij blijft rijden waar hij nu rijdt of naar de fietsstrook gaat. 54

9 Praktijkblad 1 P Teken in het vak de voorrangssituatie die je buiten ziet. Denk aan: borden, voetgangers, fietsers, auto s, tekens op de weg, fietspad, verkeerslichten. Kopieerblad 12 Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv Schrijf op wie er voorrang moet geven. Leg uit waarom dit zo is: Heb je gezien dat iemand zich niet aan de regels hield? Schrijf op wat er gebeurde. 55

10 P Praktijkblad 2 Kopieerblad 13 Controle veilige fiets Controleer je fiets. Zet een krul bij alles wat in orde is. Zet een streep bij alles wat niet in orde is. Bespreek deze lijst thuis met je ouders. Een veilige fiets: - Stuur en zadel staan niet te hoog of te laag. Reflectie: - Gele reflectie in trappers. - Stuur, zadel en handvatten zitten goed vast. - Bel en remmen werken goed. - De trappers zijn stroef. - De banden zijn hard en hebben voldoende profiel. - Rode achterreflector. - Witte zijreflectie in wielen. Verlichting: - Witte voorlamp. - Rood achterlicht. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 56

11 Praktijkblad 3 P Borden bekijken Op dit blad staan de vaste beginzinnen van de vier verschillende categorieën van verkeersborden. Boven elke zin is een ruimte. Daarin teken je een bord dat hoort bij die beginzin. Maak de beginzin af en schrijf erbij waar het bord staat. Er is ook ruimte om twee voorrangsborden te tekenen. Schrijf ook daarbij waar die borden staan. Kopieerblad 14 Je mag hier niet Dit bord staat: Je moet hier Dit bord staat: Kruis aan. Het geldt: voor jou als je loopt voor jou als je fietst Kruis aan. Het geldt: voor jou als je loopt voor jou als je fietst Pas op Dit bord staat: Kijk, hier is Dit bord staat: Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv Kruis aan. Het geldt: Kruis aan. Het geldt: voor jou als je loopt voor jou als je loopt voor jou als je fietst voor jou als je fietst Voorrangsbord 1 Voorrangsbord 2 Dit bord staat: Dit bord staat: Kruis aan. Het geldt: voor jou als je loopt voor jou als je fietst Kruis aan. Het geldt: voor jou als je loopt voor jou als je fietst 57

12 P Praktijkblad 4 Kopieerblad 15 Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv tekens op het wegdek tekens naast de weg tekens van mensen (bv pijlen, strepen) (bv borden, lichten) (bv agent, bel) 58

13 Herhaling en verdieping 59

14 H/V Herhaling en verdieping 1 Les 1 t/m 4 Informatie Doelen Kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, herhalen de lesstof, maar dan op een meer visuele manier. Ze doen dat met behulp van de herhalingsopdrachten. Kinderen die de toets voldoende hebben gemaakt, verbreden hun kennis met behulp van de verdiepingsopdrachten. Materialen Leerlingenboek, les 1 t/m 4. Kopieerblad Herhaling 1. Kopieerblad Verdieping 1. Lesbeschrijving Herhaling Leerlingen die uitvielen bij de toets, lezen les 1 tot en met 4 (bladzijde 4 tot en met 11) van het boek nog een keer door. Daarna maken ze de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhaling 1. Hierin komt de lesstof aan de hand van illustraties uit het leerlingenboek nogmaals uitgebreid aan de orde. Als ze klaar zijn met de herhalingsopdrachten, kunt u hun kennis mondeling toetsen. Als die voldoende is, kunnen ook zij nog een verdiepingsopdracht maken. Als het onvoldoende is, kunt u de opdrachten nog eens stapje voor stapje met ze maken en waar nodig extra toelichting geven. Antwoorden herhaling 1 Voetganger op skates als je loopt naast je fiets op de step op een eenwieler bestuurder op de fiets op de brommer op een paard als je loopt naast een paard 2 a aan het voorrangsbord, aan de haaientanden voor de auto die van rechts komt b c Nee, want de voorrangsborden gelden niet voor voetgangers. 3 a einde voorrangsweg b Ja, want Donnya komt van rechts. 4 Omdat hij op een onverharde weg rijdt. 5 a mogen voorgaan, want zij gaan rechtdoor op dezelfde weg. b voor bestuurders en voetgangers 6 De tram, want bij een tram geldt rechtdoor op dezelfde weg niet. 7 Mick en Bram maken een kleine bocht. Gert maakt een grote bocht. Dus: Mick en Bram gaan voor. 8 a Als je op de rotonde rijdt en je krijgt te maken met iemand die de rotonde verlaat, mag je voorgaan. b Op dit fietspad om de rotonde mag je twee kanten op fietsen. Fleur moet de oranje en blauwe auto voor laten gaan. Roos moet wel voorrang geven aan Willem. Verdieping Leerlingen die de toets voldoende maakten, kiezen een verdiepingsopdracht uit. Aanwijzingen hiervoor staan bij de opdrachten beschreven. Afsluiting Klassikaal worden de verdiepingsopdrachten bekeken en besproken. 60 Noordhoff Uitgevers bv

15 Herhaling 1, blad 1 H 1 2 Wanneer ben je voetganger of bestuurder? Vul in. op skates op de fiets op de brommer op een paard als je loopt naast een paard als je loopt naast je fiets op de step op een eenwieler voetganger bestuurder a Bekijk pagina 4, afbeelding 1. Lisa en Nadja zijn op de fiets. Waaraan zien zij dat ze voorrang moeten krijgen? Kruis de twee goede antwoorden aan. aan het voorrangsbord aan de strepen langs het fietspad aan de haaientanden voor de auto die van rechts komt aan de auto van rechts die is gestopt Kopieerblad herhaling 1 b De auto van rechts wacht tot Lisa en Nadja voorbij zijn. Welk bord ziet de bestuurder van de auto? Zet daar een cirkel om. Wijzer door het verkeer 7 Noordhoff Uitgevers bv 3 c Op de stoep lopen moeder en dochter. Moest de auto van rechts ook voor hen stoppen? Kruis aan. Nee, want de voorrangsborden gelden niet voor voetgangers. Ja, want de voetgangers lopen op de voorrangsweg. a Bekijk pagina 6, afbeelding 1. Wat betekent het bord dat Idse en Sofie zien? Kruis aan. stop voorrangsweg einde voorrangsweg fietspad b Idse en Sofie fietsen verder. Moeten zij Donnya voorrang geven? Kruis aan. Ja, want Donnya komt van rechts. Nee, want Idse en Sofie fietsen op een voorrangsweg. 61

16 H Herhaling 1, blad 2 Kopieerblad herhaling Bekijk pagina 7, afbeelding 4. De boswachter komt van rechts. Toch heeft hij geen voorrang. Waarom niet? Schrijf op. a Bekijk pagina 8, afbeelding 1. Maudy en Anne fietsen rechtdoor. De bestuurder van de auto wil linksaf. Zet een streep onder het goede antwoord en vul in. Maudy en Anne mogen voorgaan / moeten wachten, want b Zet een streep onder het goede antwoord. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor geldt alleen voor bestuurders / voor bestuurders en voetgangers. Bekijk pagina 8, afbeelding 3. Klaske wil rechtdoor en de tram wil rechtsaf. Wie heeft hier voorrang? Kruis aan. Klaske, want zij gaat rechtdoor op dezelfde weg. De tram, want rechtdoor op dezelfde weg gaat voor, geldt niet bij de tram. De tram, want die gaat rechtsaf. 7 8 Bekijk pagina 9, afbeelding 5. Zet een streep onder het goede antwoord. Mick en Bram maken een grote / kleine bocht. Gert maakt een grote / kleine bocht. Dus: Mick en Bram gaan voor / Gert gaat voor. Bekijk pagina 10, afbeelding 2. a Op de rotonde geldt: rechtdoor op dezelfde weg gaat voor. Wat betekent dat? Kruis aan. Als je op de rotonde rijdt en je krijgt te maken met iemand die de rotonde verlaat, mag je voorgaan. Het verkeer van rechts heeft voorrang. Als je de rotonde op wilt rijden, heb je voorrang. b Bekijk pagina 11, afbeelding 3. Zet een streep onder het goede antwoord. Op dit fietspad om de rotonde mag je één kant / twee kanten op fietsen. Fleur gaat linksaf. Ze moet de oranje / oranje en blauwe auto voor laten gaan. Roos moet Willem wel / niet voor laten gaan. 62

17 Verdieping 1 V Kopieerblad verdieping 1 Onderzoek Groepjes van 2 tot 4 Zoek uit hoeveel ongelukken er in de buurt gebeuren? Kijk eens in de plaatselijke krant (kan ook op internet). Wat voor verkeersongelukken zijn er gebeurd? Wat was de oorzaak van ieder ongeval? Zijn er kinderen bij betrokken of alleen volwassenen? Opdrachten 1. Neem iedere dag de plaatselijke krant mee naar school. 2. Knip alle berichten uit over ongelukken in je woonplaats of in de buurt daarvan. 3. Teken op een groot vel papier vier brede kolommen en schrijf erboven: fietsers, automobilisten, bromfietsers, voetgangers. 4. Schrijf in iedere kolom wat de oorzaak was en wat het gevolg. Bijvoorbeeld: Fietser zag stopbord niet en gaf geen voorrang. Fietser aangereden door auto: gebroken been. 5. Welke groep veroorzaakt de meeste ongelukken? 6. In welke groep vallen de meeste slachtoffers? Creatief Groepsopdracht voor 4 tot 6 kinderen. Maak een muurtekening Op de afbeeldingen in het boek zie je vooral hoe het hoort in het verkeer en aan welke afspraken je je moet houden. Hoe zou het gaan als niemand zich aan die afspraken hield? Wat gaat er dan dan allemaal mis? Laat dat eens zien in een grote tekening. Opdrachten 1. Kijk nog eens goed naar de lessen 1 tot en met Bedenk een situatie in het verkeer, bijvoorbeeld een groot kruispunt of een rotonde. 3. Spreek met elkaar af wat iedereen gaat tekenen. Samen kom je op steeds meer ideeën. 4. Vraag een groot vel tekenpapier en ga dan aan de slag met potloden en viltstiften. 5. Let goed op wat de anderen tekenen en ga daar op door. Laat zoveel mogelijk misgaan! 6. Hang je tekening aan de muur, zodat iedereen ernaar kan kijken en erover kan praten. 63

18 H/V Herhaling en verdieping 2 Les 5 t/m 12 Informatie Doelen Kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, herhalen de lesstof, maar dan op een meer visuele manier. Ze doen dat met behulp van de herhalingsopdrachten. Kinderen die de toets voldoende hebben gemaakt, verbreden hun kennis met behulp van de verdiepingsopdrachten. Materialen Leerlingenboek, les 5 t/m 12. Kopieerblad Herhaling 2. Kopieerblad Verdieping 2. Lesbeschrijving Herhaling Leerlingen die uitvielen bij de toets, lezen les 5 tot en met 12 (bladzijde 12 tot en met 27) van het leerlingenboek nog een keer door. Daarna maken ze de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhaling 2. Hierin komt de lesstof aan de hand van illustraties uit het leerlingenboek nogmaals uitgebreid aan de orde. Als ze klaar zijn met de herhalingsopdrachten, kunt u hun kennis mondeling toetsen. Als die voldoende is, kunnen ook zij nog een verdiepingsopdracht maken. Als het onvoldoende is, kunt u de opdrachten nog eens stapje voor stapje met ze maken en waar nodig extra toelichting geven. Antwoorden herhaling 1 Ze moeten beide auto s voor laten gaan. 2 Bij de vluchtheuvel kun je wel veilig voorsorteren. Op het drukke kruispunt kun je niet veilig voorsorteren. Bij een fietspad mag je niet voorsorteren. 3 Eerst kijk je om. Dan steek je je hand uit. Daarna ga je in het juiste vak rijden. In dat vak blijf je zo veel mogelijk rechts. 4 Nika mag wel van vak veranderen. Klaartje mag niet van vak veranderen. 5 Als er een fietspad is. Als er een apart voorsorteervak voor fietsers is. 6 Fiets nooit met meer dan twee naast elkaar. Hou twee handen aan het stuur. Fiets niet dicht achter elkaar. 7 Stoppen. 8 dragen hardlopers met slecht weer - oranje hesjes met reflecterende strepen heb je op de fiets om gezien te worden lichten en reflectoren, felle kleding doe je als het stormt niet te dicht naast of achter fietsen, twee handen aan het stuur 9 Bij sneeuw: rustig fietsen en remmen, twee handen aan het stuur, niemand achterop, niet plotseling oversteken Bij mist: licht aan, felle kleding, extra goed uitkijken bij het oversteken 10 Naomi doet het fout. Ine doet het goed. 11 Deze borden gelden voor bestuurders. 12 a Je mag hier niet inrijden. Door het onderbord weet je dat dat niet geldt voor fietsers, bewoners en bezoekers. b Pas op, gevaar! Door het onderbord weet je dat hier fietsers oversteken. Verdieping Leerlingen die de toets voldoende maakten, kiezen een verdiepingsopdracht uit. Aanwijzingen hiervoor staan bij de opdrachten beschreven. Afsluiting Klassikaal worden de verdiepingsopdrachten bekeken en besproken. 64 Noordhoff Uitgevers bv

19 Herhaling 2, blad 1 H Bekijk pagina 12, afbeelding 1. Dick en Daan willen linksaf. Wie moeten ze voor laten gaan? Kruis aan. Ze mogen zelf als eerste gaan. Ze moeten auto die hen tegemoet komt, voor laten gaan. Ze moeten de auto die hen achterop komt, voor laten gaan. Ze moeten beide auto s voor laten gaan. Linksaf gaan is makkelijk als je kunt voorsorteren. Bekijk pagina 12 en 13, afbeelding 2, 3 en 5. Zet een streep onder het goede antwoord. Bij een vluchtheuvel kun je wel / niet veilig voorsorteren. Op een druk kruispunt kun je wel / niet veilig voorsorteren. Bij een fietspad mag je wel / niet voorsorteren. Bekijk pagina 14, afbeelding 1. Hoe kun je veilig voorsorteren in vakken? Vul in. Eerst je om. Kopieerblad herhaling 2 Dan steek je je uit. Daarna ga je in het juiste rijden. In dat vak blijf je zo veel mogelijk. 4 Bekijk pagina 14, afbeelding 3. Zet een kring om wel of niet. Nika mag wel / niet van vak veranderen. Klaartje mag wel / niet van vak veranderen. 5 6 Bekijk pagina 15, afbeelding 4. Wanneer mag je niet in de voorsorteervakken voor auto s komen? Kruis twee goede antwoorden aan. Als er een fietspad is. Als je iemand achterop hebt. Als je met zijn tweeën fietst. Als er een apart voorsorteervak voor fietsers is. Bekijk pagina 16, afbeelding 1. Hoe fiets je veilig in een groep? Schrijf twee regels op waar de kinderen zich niet aan houden. 1 2 Noordhoff Uitgevers bv 65

20 H Herhaling 2, blad 2 Kopieerblad herhaling Bekijk pagina 16, afbeelding 2. Het licht springt op geel. Wat moet de rest van de groep nu doen? Kruis aan. doorrijden doorrijden als er geen verkeer aankomt stoppen Bekijk pagina 18 en 19, afbeelding 2, 3 en 4. Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen. dragen hardlopers met slecht weer heb je op de fiets om gezien te worden doe je als het stormt Bekijk pagina 20 en 21, afbeelding 1 tot en met 4. Vul in. mist of sneeuw lichten en reflectoren, felle kleding niet te dicht naast of achter fietsen, twee handen aan het stuur oranje hesjes met reflecterende strepen Bij : rustig fietsen en remmen, twee handen aan het stuur, niemand achterop, niet plotseling oversteken Bij het oversteken : licht aan, felle kleding, extra goed uitkijken bij 10 Bekijk pagina 22, afbeelding 2. Vul in: goed of fout. Naomi doet het Ine doet het 11 Bekijk pagina 24, afbeelding 4. Zet een streep onder het goede antwoord. Aan deze borden kun je niet zien voor wie ze bedoeld zijn. Dan weet je: deze borden gelden voor bestuurders / voetgangers en bestuurders. 12 Bekijk pagina 27. Wat betekent het bord en wat weet je door het onderbord? Vul in. a Het bovenste bord op afbeelding 4 betekent: Door het onderbord weet je dat b Het bord op afbeelding 5 betekent: Door het onderbord weet je dat 66

21 Verdieping 2 V Kopieerblad verdieping 2 Internet/docu Individueel of kleine groep 2-3 kinderen Maak een werkstuk Je wordt op allerlei manieren gewaarschuwd als er slecht weer op komst is. Op teletekst en op internet kun je altijd de laatste weerberichten vinden. Maar er staat op internet ook veel informatie over weer en verkeer. Verzamel deze informatie en maak er een werkstuk over. Opdrachten 1. Als je in een groep werkt, maak je een taakverdeling, bijvoorbeeld ieder een andere site. 2. Kijk bijvoorbeeld op de sites van: Misschien vind je zelf nog meer sites. 3. Schrijf de informatie op die je kunt gebruiken of vraag of je deze mag printen. Bijvoorbeeld over: mist, storm, regen, ijzel of sneeuw en wanneer je daar in het verkeer rekening mee moet houden. 4. Maak van deze stukjes een werkstuk. Verzamel ook afbeeldingen en plak die erbij en/of maak zelf tekeningen. 5. Vertel de groep over je werkstuk of leg het ergens neer, zodat andere kinderen het kunnen lezen. Creatief Groepsopdracht voor 4-6 kinderen Maak een collage Ga naar het politiebureau en schrijf of mail naar Veilig Verkeer Nederland. Vraag zo veel mogelijk folders en brochures over veilig verkeer. Knip, scheur en plak en maak een collage met als titel Veilig in het verkeer. Denk aan: verkeersregels, borden, verkeerslichten, telefoneren door verkeersdeelnemers, gedrag op de weg (naast elkaar fietsen, afstand houden), enzovoort. Opdrachten 1. Kijk nog eens goed naar de lessen 5 tot en met Spreek af wie naar het politiebureau gaat en wie VVN belt. Misschien weet je nog andere organisaties die materiaal hebben. 3. Overleg met je leerkracht wanneer je dat mag doen. 4. Spreid alle folders en materialen uit en maak een plan. Hoe gaan jullie de collage indelen? Welke kreten komen er op te staan? 5. Vraag een groot vel tekenpapier en ga daarop aan de slag met scharen, lijm en viltstiften. 6. Let goed op wat de anderen plakken en schrijven en ga daar op door. 7. Hang je collage aan de muur, zodat iedereen ernaar kan kijken en erover kan praten. 67

22 H/V Herhaling en verdieping 3 Les 13 t/m 17 Informatie Doelen Kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, herhalen de lesstof, maar dan op een meer visuele manier. Ze doen dat met behulp van de herhalingsopdrachten. Kinderen die de toets voldoende hebben gemaakt, verbreden hun kennis met behulp van de verdiepingsopdrachten. Lesbeschrijving Materialen Leerlingenboek, les 13 t/m 17. Kopieerblad Herhaling 3. Kopieerblad Verdieping 3. Herhaling Leerlingen die uitvielen bij de toets, lezen les 13 tot en met 17 (bladzijde 28 tot en met 37) van het leerlingenboek nog een keer door. Daarna maken ze de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhaling 3. Hierin komt de lesstof aan de hand van illustraties uit het leerlingenboek nogmaals uitgebreid aan de orde. Als ze klaar zijn met de herhalingsopdrachten, kunt u hun kennis mondeling toetsen. Als die voldoende is, kunnen ook zij nog een verdiepingsopdracht maken. Als het onvoldoende is, kunt u de opdrachten nog eens stapje voor stapje met ze maken en waar nodig extra toelichting geven. Antwoorden herhaling 1 a nee b afwachten of de bestuurder hem ziet en pas doorrijden als het veilig is 2 a Roos ziet niet goed of er een auto van rechts komt. b Dan weet Roos: de bestuurder ziet haar ook niet. 3 Anouk 4 a Van links wel, van rechts niet. b Ze kunnen beter wachten tot de bus weg is. 5 a Als je iemand uit een uitrit ziet komen, moet je altijd afwachten of de ander je voor laat gaan. b Als je zelf uit een uitrit komt, moet je iedereen voor laten gaan. 6 a stapvoets, spelen, kant, parkeervakken, uitrit b Peter 7 Nee, want ze moeten eerst kijken of het verkeer echt stopt. 8 Michelle laat meneer Van Dijk voorgaan, omdat hij slecht loopt. 9 Ja, nee 10 de rechter 11 Ja, maar hij moet natuurlijk wel opletten of de auto hem voor laat gaan. Verdieping Leerlingen die de toets voldoende maakten, kiezen een verdiepingsopdracht uit. Aanwijzingen hiervoor staan bij de opdrachten beschreven. Afsluiting Klassikaal worden de verdiepingsopdrachten bekeken en besproken. 68 Noordhoff Uitgevers bv

23 Herhaling 3, blad 1 H a Bekijk pagina 28, afbeelding 1. Rechts is een parkeergarage. Kan Jim goed zien of er een auto uit de garage komt? Kruis aan. ja nee b Wat moet Jim nu doen? Kruis aan. afwachten of de bestuurder hem ziet en pas doorrijden als het veilig is doorrijden, want hij mag voorgaan stoppen en wachten tot de auto weg is Bekijk pagina 29, afbeelding 4. Zet een kring om wel of niet. a Roos kan wel / niet goed zien of er een auto van rechts rijden. b Dan weet Roos: de bestuurder ziet haar wel / ook niet. Bekijk pagina 30, afbeelding 1. Wie kan veilig oversteken? Kruis aan. Anouk Dunya Dylan en Jasper Kopieerblad herhaling a Bekijk pagina 31, afbeelding 2. Wat kunnen Kai en Ebru zien? Zet een streep onder het goede antwoord. Bestuurders van links kunnen ze wel / niet zien aankomen. Bestuurders van rechts kunnen ze wel / niet zien aankomen. b Wat kunnen ze het beste doen? Vul in. Ze Bekijk pagina 32, afbeelding 1 tot en met 3. Je ziet drie keer een uitrit. Zet een streep onder het goede antwoord. a Als je iemand uit een uitrit ziet komen, kun je gewoon doorrijden / wacht je af of de ander je voor laat gaan. b Als je zelf uit een uitrit komt, moet je iedereen voor laten gaan / mag je altijd voorgaan. a Bekijk pagina 33, afbeelding 6. Wat zijn de regels op een erf? Vul de puzzel in. 1 Iedereen moet rijden. 2 Je mag overal en lopen. 3 Ga even aan de als iemand er langs wil. 4 Auto s mogen alleen op staan. 5 De uitgang uit een erf is een. b Welke naam van een kind uit les 15 lees je in de puzzel? Vul in. 69

24 H Herhaling 3, blad 2 Kopieerblad herhaling Bekijk pagina 34, afbeelding 1. Yasmine en Lotte willen oversteken. Kunnen ze meteen gaan lopen? Kruis aan. Ja, want het verkeer ziet dat ze willen oversteken. Ja, want voetgangers hebben hier voorrang. Nee, want ze moeten eerst kijken of het verkeer echt stopt. Bekijk pagina 34, afbeelding 3. Zet een streep onder het goede antwoord. Michelle laat meneer Van Dijk voorgaan, omdat hij slecht loopt / omdat hij van rechts komt. Bekijk pagina 35, afbeelding 4 en 6. Je ziet 2 keer een zwaailicht. Vul in: ja of nee. Ismail moet stoppen voor de auto met het zwaailicht:... Leonie moet stoppen voor de auto met het zwaailicht:.. Bekijk pagina 36, afbeelding 1 en 2. Bij welke richtingaanwijzer mag Laura de bus voorbijgaan? Kruis aan. de rechter de linker beide 11 Bekijk pagina 37, afbeelding 3. Mag Jesse voorgaan? Kruis aan. Ja, de auto moet gewoon wachten. Ja, maar hij moet natuurlijk wel opletten of de auto hem voor laat gaan. Nee, de auto mag eerst. 70

25 Verdieping 3 V Kopieerblad verdieping 3 Er-op-uit Groepsopdracht voor 2-4 kinderen. Maak een videofilm Lijkt het je wat om in en film te spelen of om zelf een film te maken? Met een videocamera kan dat. Maak een film over het verkeer in de buurt van de school. Laat zien hoe verkeersdeelnemers omgaan met de voorrangsregels. Enkele kinderen van het groepje kunnen meespelen als fietser of voetganger. Overleg eerst met je leerkracht. Opdrachten 1. Leen een videocamera. Soms heeft de school er een. Als alleen volwassenen de camera mogen bedienen, vraag dan iemand om cameraman of cameravrouw te zijn. 2. Bedenk van te voren welke verkeerssituaties jullie willen filmen. Zoek plaatsen uit, zoals een rotonde of een kruispunt. 3. Bepaal waar je gaat filmen. Blijf op de stoep en sta niemand in de weg. 4. Spreek af wie er als verkeersdeelnemer gaat meespelen. Wees altijd voorzichtig. Kijk naar het verkeer, niet naar de camera! 5. Een van jullie is commentator. Die vertelt wat er te zien is en wat er goed of fout gaat. 6. En nu: filmen maar! 7. Laat de film in de groep zien en geef commentaar bij de beelden. Docu Groepsopdracht voor 2-3 kinderen. Houd een spreekbeurt Veiligheid voorop, zo heet de nieuwskrant van Veilig Verkeer Nederland. Deze organisatie voert regelmatig acties voor meer veiligheid op de weg. Vertel in de klas over de nieuwste actie van VVN. Opdrachten 1. Als je in een groepje werkt, maak je een taakverdeling. Spreek af: wie op de site van VVN kijkt? 2. Print informatie uit. Via de mail kun je nog meer informatie aanvragen. 3. Schrijf de belangrijkste punten van je verhaal op. Verzamel afbeeldingen en/of maak zelf een poster of een tekening op het bord. 4. Spreek met je leerkracht af wanneer je de spreekbeurt kunt houden. Vertel de groep over de actie van VVN. Gebruik de punten die je hebt opgeschreven. Geef ook je eigen mening. Vind je dit een goede actie en waarom? Vraag dat ook aan je klasgenoten. Kennen ze ook andere acties van VVN? 71

26 H/V Herhaling en verdieping 4 Les 18 t/m 24 Informatie Doelen Kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, herhalen de lesstof, maar dan op een meer visuele manier. Ze doen dat met behulp van de herhalingsopdrachten. Kinderen die de toets voldoende hebben gemaakt, verbreden hun kennis met behulp van de verdiepingsopdrachten. Lesbeschrijving Materialen Leerlingenboek, les 18 t/m 24. Kopieerblad Herhaling 4. Kopieerblad Verdieping 4. Herhaling Leerlingen die uitvielen bij de toets, lezen les 18 tot en met 24 (bladzijde 38 tot en met 51) van het leerlingenboek nog een keer door. Daarna maken ze de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhaling 4. Hierin komt de lesstof aan de hand van illustraties uit het leerlingenboek nogmaals uitgebreid aan de orde. Als ze klaar zijn met de herhalingsopdrachten, kunt u hun kennis mondeling toetsen. Als die voldoende is, kunnen ook zij nog een verdiepingsopdracht maken. Als het onvoldoende is, kunt u de opdrachten nog eens stapje voor stapje met ze maken en waar nodig extra toelichting geven. Antwoorden herhaling 1 a spoorwegovergang met Automatische Halve Overweg Bomen b Frank kan pas veilig oversteken: als de trein voorbij is als de bomen omhoog zijn als de rode lichten niet meer knipperen en de bel niet meer rinkelt 2 a spoorwegovergang met Automatische Knipperlicht Installatie b Er komt geen trein aan, maar kijk goed uit! c onbewaakte spoorwegovergang Ze zijn minder veilig 3 a Eén agent helpt de bestuurders. De andere agent regelt het verkeer. b 1d, 2b, 3c, 4a 4 Opletten of de auto hem ziet en doorrijden als het veilig is. 5 Dit is een oversteekplaats voor fietsers. Fietser gaan er niet voor. 6 aan de kant waar je heen wilt 7 2, 3, 1 8 De rode gedeelten zijn de dode hoeken van de vrachtwagen. Als je daar rijdt of staat, ziet de chauffeur je niet. Dan moet je dus wachten. 9 Openbaar vervoer is er voor iedereen. Je moet betalen als je mee wilt. Passagiers die uitstappen gaan voor passagiers die instappen. Houd je aan de huisregels in bus en trein. 10 eigen antwoord Verdieping Leerlingen die de toets voldoende maakten, kiezen een verdiepingsopdracht uit. Aanwijzingen hiervoor staan bij de opdrachten beschreven. Afsluiting Klassikaal worden de verdiepingsopdrachten bekeken en besproken. 72 Noordhoff Uitgevers bv

27 Herhaling 4, blad 1 H 1 2 a Bekijk pagina 38, afbeelding 2. Frank staat voor AHOB. Wat is een AHOB? Vul in. Een AHOB is een spoorwegovergang met b Freek kan pas veilig oversteken: als de én als de én als de rode voorbij is omhoog zijn niet meer rinkelt a Bekijk pagina 39, afbeelding 3. Wat is een AKI? Vul in. Een AKI is een spoorwegovergang met b Wat betekent het witte licht? Kruis aan. Er komt geen trein aan, maar kijk goed uit! Er komt een trein aan. De spoorbomen gaan zo naar beneden. niet meer knipperen en de Kopieerblad herhaling 4 c Bekijk afbeelding 4. a Hoe heet deze spoorwegovergang? b Waarom komen er daar gelukkig steeds minder van? 3 a Bekijk pagina 40, afbeelding 2. Er zijn twee agenten gestopt bij het kruispunt. Wat doen zij? Eén agent De andere agent b Bekijk pagina 40, afbeelding 3. Wat moet je doen. Trek lijnen a Je moet langzamer gaan rijden. b Stop als je de agent van voren nadert. c Iedereen moet stoppen. d Stop als je de agent van achteren nadert. Bekijk pagina 41, afbeelding 5. Wat moet Marcel doen? Kruis aan. Doorrijden, want zijn licht staat op groen. Stoppen, want de auto gaat voor. Opletten of de auto hem ziet en doorrijden als het veilig is. 73

28 H Herhaling 4, blad 2 Kopieerblad herhaling Bekijk pagina 42, afbeelding 2. Wat zie je hier? Zet een streep onder het goede antwoord. Dit is een oversteekplaats voor fietsers / voetgangers. Fietser gaan er wel / niet voor. Bekijk pagina 43, afbeelding 3. Waar ga je staan in de fietsstrook? als je linksaf wilt: zoveel mogelijk... als je rechtdoor wilt: zoveel mogelijk... Bekijk pagina 45, afbeelding 4. Hoe haal je een vrachtwagen in? Wat doe je eerst en wat dan? Zet er 1, 2 en 3 bij. Laat het verkeer van de andere kant voorgaan. Fiets rustig achter elkaar langs de vrachtwagen. Kijk of je niet wordt ingehaald. 8 Bekijk pagina 46, afbeelding 2. Vul in. De rode gedeelten zijn de van de vrachtwagen. Als je daar rijdt, ziet de chauffeur je wel / niet. 9 Bekijk pagina 48 en 49. Wat zijn de regels? Vul in. Openbaar vervoer is er voor. Je moet Passagiers die instappen. Houd je aan de als je mee wilt. gaan voor passagiers die in bus en trein. 10 Bekijk pagina 50 en 51, afbeelding 3. Elk vervoermiddel heeft voordelen en nadelen, voor jezelf en voor het milieu. Wanneer ga jij met de fiets, de auto of het openbaar vervoer? Vul in. Ik ga met de fiets als Ik ga met de auto als Ik ga met het openbaar vervoer als 74

29 Verdieping 4 V Kopieerblad verdieping 4 Interview Groepsopdracht met z n tweeën. Houd een interview Treinconducteurs, machinisten en buschauffeurs maken iedere dag heel wat mee. Er zijn veel mensen en kinderen die zich in de trein of de bus niet gedragen zoals het hoort. En die zelfs gevaarlijke dingen doen of de boel vernielen. Misschien ken je wel een treinconducteur, machinist of buschauffeur. Maak met hem of haar een afspraak en stel een aantal vragen over het gedrag van reizigers. Ken je niemand met zo n beroep? Interview dan enkele reizigers in het openbaar vervoer. Je moet dan natuurlijk andere vragen bedenken. Opdrachten 1. Bedenk eerst wie je gaat interviewen. 2. Bedenk welke vragen je wilt stellen en schrijf die op. Maak vooral vragen over het gedrag van de reizigers. Vraag ook aan hoe hij of zij daarop reageert. Leert hij of zij dat in de opleiding? 3. Overleg met je leerkracht. Wanneer wil/mag je gaan, waar naartoe en wat ga je vragen? Je kunt het interview natuurlijk ook telefonisch doen. 4. Maak een afspraak. 5. Stel je vragen, schrijf de antwoorden goed op. Misschien heeft de geïnterviewde zelf nog iets leuks of interessants te vertellen. 6. Vertel in de klas over je interview. Of werk het netjes uit en hang het aan de muur, zodat iedereen het kan lezen. Creatief Individueel of met z n tweeën. Ontwerp het openbaar vervoer van de toekomst Reizen met het openbaar vervoer, dat is pas milieuvriendelijk! Maar er rijden te weinig treinen en bussen. Je moet vaak wachten bij een saaie halte. De treinen hebben te weinig zitplaatsen. En er niet overal ruimte voor nog meer treinrails en busbanen. Hoe ziet jouw ideale openbaar vervoer eruit? Maak een ontwerp. Opdrachten 1. Maak eerst schetsen van een trein, bus, station, perron, bushalte enzovoort, zoals jij die het best en het mooist vindt. Denk aan gestroomlijnde vormen en bijzondere kleurencombinaties. 2. Bedenk dan hoe de treinrails en/of busbanen moeten lopen. Ga je met tunnels werken of maak je zwevende treinrails hoog boven de grond? Teken ook de gewone wegen. 3. Vraag een groot vel stevig papier aan je leerkracht en ga aan de slag. 4. Schets eerst. Ben je tevreden? Werk dan je ontwerp verder uit. Je kunt kiezen uit viltstift, fineliner, verf, kleurpotlood, pastelkrijt of ecoline. 5. Hang je ontwerp aan de muur, zodat iedereen het kan bekijken en erover kan praten. 75