Naar een méér natuurlijke rechter : de rechtbank van koophandel en het vennootschaps- en verenigingscontentieux



Vergelijkbare documenten
HET VRIJ BEROEP NA HET WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT

HET VRIJ BEROEP: BANKROET OF DOORSTART?

DE REDACTIE PRIVAAT TOT ZIENS HANDELAAR, WELKOM ONDERNEMING: MODERNISERING MET BELANGRIJKE IMPACT, DOCH GEEN VEREENVOUDIGING

1.1 Wetgeving Nationale wetgeving Het internationale recht Rechtspraak Gewoonte 22 1.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/XX Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Ontwerpadvies van 4 mei 2016

Een standpunt over de burgerlijke aansprakelijkheid van bestuurders van een V.Z.W. in de sportwereld

De invoering van het Wetboek van economisch recht en de nieuwe bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel. maklu

ALGEMENE INHOUDSTAFEL

VERENIGINGEN EN VENNOOTSCHAPPEN

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

De nieuwe Belgische arbitragewet

De maatschap nieuwe stijl: nieuw wetgevend kader

niet verbeterde kopie

DE TOEPASSING VAN DE WET MARKTPRAKTIJKEN EN CONSUMENTENBESCHERMING

Hervorming van het handelsrecht door de bril van de maatschap. Mr. Bart Goossens/Mr. Henk Desmet

R. Tas, Winstuitkering, kapitaalvermindering en verlies in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 2003, 684 blz.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/15 Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Advies van 7 september

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

De belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek,

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2019/XX Boekhoudplichtige onderneming. Ontwerpadvies van 3 april

Rolnummers 5197, 5198 en Arrest nr. 192/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Wet betreffende bescherming van bedrijfsgeheimen

Inhoudstafel. iii. Ten geleide... HOOFDSTUK 1. TOEPASSELIJKE WETGEVING OP VASTGOEDCONTRACTEN

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

Inhoud. INLEIDING... v. 1. WETTELIJKE CONTEXT Europa België... 1

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

ONDERNEMING EN CONSUMENT

INHOUD. Ten geleide De UNCITRAL Modelwet nu ook in België Maud Piers... v. De arbitrageovereenkomst en de arbitreerbaarheid Luc Demeyere...

1. Wettelijke context Europa België Vennootschap... 3

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/15 Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Advies van 7 september 2016

Inhoud. Woord vooraf...v. De arrondissementen, de mobiliteit en het beheer

AANVRAAG TOT INSCHRIJVING VAN EEN RECHTSPERSOON (Terug te sturen per aangetekend schrijven ter attentie van de voorzitter van de Uitvoerende Kamer)

Rolnummer Arrest nr. 76/2016 van 25 mei 2016 A R R E S T

I. Hervorming vennootschapsrecht een vooruitblik

HOOFDSTUK 1 Bronnen van het vennootschapsrecht

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

NATUURLIJK PERSOON VENNOOTSCHAP - VERENIGING

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE NIEUWE BANKWET

Toelichtingen bij enkele begrippen uit de wet marktpraktijken. Bescherming van de consument bv: onrechtmatige bedingen, prijsaanduiding

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

Knipperlichten. Vennootschapsrecht BUSINESS PLAN

Codex Handels- en Vennootschapsrecht 2011

Auteur. Prof. Dr. Herman Braeckmans U. Antwerpen. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek: ISBN: Volume: 223 p Prijs: 49 EUR

Het nieuwe insolventierecht Inleiding en personeel toepassingsgebied

526C. Vrijetetring van e;q3faitierea.1 an, 280, 2' Wetboek reoistratierechten, B.V. 8914/2006 INZAKE: Mevrouw H. A, wonende te 9070 Destelbergen,

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

Rechtsweigering Art.5 Gerechtelijk Wetboek

De wet op de marktpraktijken. Procedure en sancties. TALLON Advocaat. larcier

DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN DOOR DE RAAD VAN BESTUUR

Knipperlichten. Vennootschapsrecht. 14 maart Bart Bellen Alexander Tolpe

niet verbeterde kopie

Fusies en splitsingen van nonprofit organisaties

Functies die toegang geven tot Private Search (lezen, wijzigen, mandaat geven)

Het nieuwe WVV: capita selecta

van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.) (5 (...).) (5 (...).)

nr. 198 van MERCEDES VAN VOLCEM datum: 29 januari 2016 aan HILDE CREVITS Scholen - Handelsactiviteiten

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

ECTS-fiche VENNOOTSCHAPSRECHT MODULE KORTE OMSCHRIJVING. Academiejaar: vanaf

AANSPRAKELIJKHEID VAN VENNOOTSCHAPS BESTUURDERS

Tax shelter voor startende ondernemingen

GERECHTELIJK ONTBINDING VAN SLAPENDE VENNOOTSCHAPPEN EN VENNOOTSCHAPPEN DIE BEPAALDE VERPLICHTINGEN NIET NALEVEN

Handelaars en ambachtslieden, nijveraars en landbouwers. 2

Studiedag De bescherming van consumenten in de (recente) rechtspraktijk: hoe gebruik ik dit in schuldendossiers?

Geregistreerde entiteit natuurlijk persoon

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

INHOUD. De KMO in het handelsrecht en het economisch recht Henri Swennen...1

Titel I. Vennootschap en rechtspersoonlijkheid. Titel II. Definities... 1

Hervorming van het vennootschapsrecht Algemene bepalingen & Overzicht vennootschapsvormen

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW

Rolnummer Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

OVEREENKOMST TOT OVERDRACHT VAN AANDELEN (Kort naamloze vennootschap)

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam?

Samenwerking en deontologie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

ECTS-fiche - Handels- en economisch recht

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

WPNR 2015(7059) Reactie op Flexibele (winst)uitkeringen, het is van tweeën één! van mr. L.W. Kelterman in WPNR (2015) 7049

Gewijzigde artikelen 1, 9, en 44, 3, 1, van het Btw-Wetboek vanaf 1 januari Eerste commentaar.

Aanvraagformulier openen Rabo Business Account voor vennootschappen of VZW

Hof van Cassatie van België

Organisatie van de rechtspraak - België

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Prijsclausules op het Kruispunt van Twee Werven. Marijke Roelants

Elia System Operator NV

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

Managementvennootschappen

VOLMACHTFORMULIER VOOR DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING

Uw brief van Uw kenmerk: Ons kenmerk: Bijlage: III.21/ /358/06 model-document Contactpersoon : Tel.: Fax: Frank VERDUYN Call Center

De nieuwe wettelijke regeling voor de burgerlijke professionele aansprakelijkheid van de notaris

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Toelichtende nota: Omschrijving van de voorgestelde wijzigingen aan de statuten van bpost, NV van publiek recht

Transcriptie:

t Amendement (*) Naar een méér natuurlijke rechter : de rechtbank van koophandel en het vennootschaps- en verenigingscontentieux Joeri Vananroye Artikel 574, 1 van het Gerechtelijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd : De rechtbank van koophandel neemt kennis : 1 van geschillen ter zake van een vennootschap, vereniging (met uitzondering van de vereniging van mede-eigenaars) of stichting beheerst door het Wetboek van vennootschappen, evenals van geschillen die ontstaan tussen de hun vennoten of leden van een dergelijke vennootschap, met uitzondering van de geschillen waarbij een van de partijen een vennootschap is die werd opgericht met het oog op de uitoefening van het beroep van advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder; [rest van art. 574 Ger.W. blijft ongewijzigd] Verantwoording 1. Wet Natuurlijke Rechter (2014). Op 1 juli 2014 trad de wet van 26 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties met het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse materies (BS 22 mei 2014) ( Wet Natuurlijke Rechter ) in werking. De Wet Natuurlijke Rechter wijzigde twee aspecten van de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel belangrijk voor onderhavig amendement : De algemene bevoegdheid van de rechtbank van koophandel (art. 573, 1 Ger.W.) wordt vastgeknoopt aan het ondernemingsbegrip van art. I.1, 1 Wetboek Economisch Recht ( WER ). Tot vóór de Wet Natuurlijke Rechter, was het aanknopingspunt van de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel het handelaarsbegrip van art. 1 e.v. W.Kh. De rechtbank van koophandel nam kennis van de geschillen tussen kooplieden die handelingen betreffen die de wet als daden van koophandel aanmerkt. Als aanknopingspunten voor de algemene bevoegdheid zijn nu koopman en daden van koophandel vervangen door onderneming en handeling welke is verricht in het kader van een economisch doel (1). Een onderneming is elke organisatie die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft. Deze definitie, die komt uit het handelsprakijken- en mededingingsrecht, is veel ruimer dan het traditionele handelaarsbegrip. In de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 Ger.W. ter zake van een vennootschap beheerst door het Wetboek van vennootschappen werd een ganse reeks hoedanigheden als bijkomende voorwaarde geschrapt en werd een uitzondering voorzien voor vennootschappen van bepaalde juridische vrije beroepen. Het idee van de Wet Natuurlijke Rechter is mooi : de meest competente rechter moet ook de bevoegde rechter zijn. Die competentie wordt verworven door specialisatie en ervaring in een bepaalde materie. Dit amendement trekt dit idee door d.m.v. wijzigingen aan de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 Ger.W. De wijziging aan de algemene bevoegdheidsgrond van de rechtbank van koophandel in art. 573, 1 Ger.W. is relevant om dit amendement te duiden (zie nr. 2 en nr. 4, punt (iv)). * Voorstellen van de auteur tot wetswijziging. 1. Zie B. ALLEMEERSCH en T. REINGRABER, De bevoegdheids(her)verdeling in Nieuwe justitie, Antwerpen, Intersentia, ter perse, 47 e.v.; I. VEROUG- STRAETE en J. LEBEAU, Transferts de compétences : le tribunal de commerce devient le juge naturel de l entreprise, TBH 2014, 546 e.v.; J. VANANROYE en K.-J. VANDORMAEL, Van handelsrecht naar ondernemingsrecht in Wetboek van Economisch Recht, verslagboek studiedag KU Leuven, 23 oktober 2014, te verschijnen bij Intersentia. 630 trv 2014

2. Wat we toevoegen : het verenigings- en stichtingscontentieux. We stellen voor de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 uit te breiden van het vennootschapscontentieux naar het verenigingsen stichtingscontentieux. Vooral sinds de hervorming van de VZW-Wet tot Vereniging & Stichting-Wet in 2002 is het verenigings- en stichtingsrecht steeds meer op de leest van het vennootschapsrecht geschoeid (2). Heel wat vennootschapsrechtelijke technieken werden overgenomen in het verenigingsrecht, zoals recent nog in 2009 de inbreng van een bedrijfstak of algemeenheid. De recente voorstellen van het Belgisch Centrum van het Vennootschapsrecht willen op dit elan verder gaan en de vennootschappen, verenigingen en stichtingen in één wetboek samenbrengen (3). De bevoegde rechtbank dient hier de evolutie van het materiële recht te volgen. De kennis voor het oplossen van het vennootschaps- en het verenigingscontentieux zal steeds meer gelijklopend zijn en dus zal ook de rechter met de grootste competentie in beide gevallen gelijk zijn : de rechtbank van koophandel. De bijzondere expertise van de rechtbank van koophandel geldt ongeacht of de betrokken vereniging of stichting al dan niet ondernemingsactiviteiten verricht. Voor een traditionalist zal het eigenaardig zijn dat non-profits bij de rechtbank van koophandel komen. Dit trekt nochtans slechts een bestaande evolutie door. Het verenigingsdossier wordt sinds 2002 reeds bij de griffie van de rechtbank van koophandel gehouden (art. 26novies VZW-Wet). Sinds de Wet Natuurlijke Rechter kunnen verenigingen en stichtingen bovendien ook voor de rechtbank van koophandel worden gedaagd onder de algemene bevoegdheidsgrond van art. 573, 1 Ger.W. in de mate het geschil één van hun economische activiteiten zou betreffen. Dat een VZW of stichting een onderneming kan zijn, behoort intussen immers tot de verworvenheden van het handelspraktijkenrecht (4). 3. Wat we verduidelijken : het toepassingsgebied ratione societatis. Oorspronkelijk gold de be - voegdheid van art. 574, 1 Ger.W. voor geschillen ter zake van een handelsvennootschap Hierdoor gold deze bevoegdheid enkel voor vennootschappen die een handelsdoel hadden. De bevoegdheidsgrond gold niet voor burgerlijke vennootschappen, ook niet wanneer deze de vorm van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid hadden aangenomen. Sinds de wet van 26 januari 2009 houdende wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de continuïteit van ondernemingen (BS 9 februari 2009) werd deze bevoegdheid uitgebreid naar alle vennootschappen uit het W.Venn., ook vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, waaronder de maatschap ( burgerlijke vorm ), en vennootschappen met rechtspersoonlijkheid met een burgerlijk doel ( burgerlijke vennootschap onder de vorm van een handelsvennootschap ). De wetgever van 2009 benadrukte deze uitbreiding van het toepassingsgebied door te verwijzen naar een vennootschap beheerst door het Wetboek van vennootschappen. Bedoeld werd : ongeacht hun vorm of burgerlijke of commerciële aard. Wellicht onbedoeld werden hierdoor vennootschappen die elders geregeld worden uitgesloten, zoals het Europees Economisch Samenwerkingsverband of de onderlinge verzekeringsvereniging (ondanks de naam een vennootschap). Dit wordt best gerepareerd door de verwijzing naar het W.Venn. te schrappen. Op gelijkaardige wijze dienen alle verenigingen onder de bevoegdheidsgrond te worden gebracht, zonder het te beperken tot de VZW-Wet. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan de beroepsvereniging, de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of de hos - pitaalcongregatie (5). De vereniging van mede-eigenaars dient wellicht te worden uitgesloten omdat geschillen hier een nauwe band vertonen met het appartementsmede-eigendomsrecht. 4. Wat we schrappen : de carve-out voor bepaalde juridische vrije beroepen. Sinds de Wet Natuurlijke Rechter kent de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 Ger.W. een eigenaardige uitzondering voor geschillen waarbij een van de partijen een vennootschap is die werd opgericht met het oog op de uitoefening van het beroep van advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder. 2. M. DENEF, DE VZW in wetsontwerp nr. 1854/9 : repareren, kopiëren en innoveren in Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblo, 2000, 151 e.v. 3. F. HELLEMANS, Nieuwe inzichten inzake verenigingen in De modernisering van het vennootschapsrecht, Brussel, Larcier, 2014, 259 e.v.; X, Het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht vraagt om uw mening, TRV 2014, 346. 4. Zie voor recente rechtspraak M. DENEF, J. THEUNIS en S. VERSTRAETEN, Verenigingen en stichtingen. Kroniek (2011-12), TRV 2014, 369, nr. 35 en 370, nr. 39. 5. Zie voor een uitgebreide opsomming D. VAN GERVEN, Rechtspersonen in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 235 e.v. trv 2014 631

Om vijf redenen is deze toevoeging door de Wet Natuurlijke Rechter zeer ongelukkig en stellen we voor deze te schrappen : (i) Het is een stap achteruit. De toevoeging door de Wet Natuurlijke Rechter is verrassend omdat dit een stap achteruit is : het oude art. 574, 1 Ger.W. betrof sinds 2009 geschillen ter zake van een vennootschap beheerst door het Wetboek van vennootschappen, dus zowel commerciële als burgerlijke vennootschappen, zonder een uitzondering te voorzien voor (bepaalde) juridische vrije beroepen. (ii) Koophandel is de meest geschikte rechter omdat ook juridische vrije beroepers ondernemingen zijn. Er kan geen twijfel over bestaan dat ook natuurlijke personen of vennootschappen met de hoedanigheid van vrij beroep onderneming zijn in de zin van art. 573, 1 Ger.W (6). Vrije beroepers zijn ook ondernemingen in de zin van art. I.1, 1 WER. Ook de uitoefenaars van vrije beroepen oefenen economische activiteiten uit, nl. het aanbieden van diensten op een bepaalde markt, en zijn dus ondernemingen (7). Het WER onderwerpt vrije beroepen (juridische en andere), voor enkele regels (in het bijzonder handelspraktijken en bescherming van de consument), aan een van andere ondernemingen verschillende regeling, maar onttrekt hen niet aan de algemene definitie van onderneming. De tekst van art. 573, 1 Ger.W. voorziet evenmin een afwijking voor enig vrij beroep. Waar de minister van Justitie tijdens de parlementaire bespreking zou suggereren dat juridische (maar blijkbaar niet andere) vrije beroepen niet onder het begrip onderneming worden gebracht, is dit dan ook een vergissing die geen afbreuk kan doen aan de duidelijke wettekst (8). Mogelijk verwarde de minister de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 (die de besproken uitzondering kent) met de algemene bevoegdheidsgrond van art. 573, 1 (die niet zulke uitzondering kent) (9). (iii) Koophandel is de meest geschikte rechter voor alle vennootschapsgeschillen. De memorie van Toe - lichting bij de Wet Natuurlijke Rechter verantwoordt de uitzondering voor vennootschappen van advocaten, notarissen of gerechtsdeurwaarders als volgt : Die beroepen leunen nauw aan bij de rechtsbedeling en de rechtbank van eerste aanleg neemt al kennis van heel wat bedingen die verband houden met deze beroepen. Die rechtbank is het meest geschikt om uitspraak te doen over de bedoelde geschillen (10). Deze motivering overtuigt niet. Ook een vennootschapsgeschil ter zake van een vennootschap van advocaten, notarissen of gerechtsdeurwaarders behoeft wellicht een bijzondere kennis van het vennootschapsrecht. Die competentie zal veel waarschijnlijker aanwezig zijn bij de rechtbank van koophandel dan bij de rechtbank van eerste aanleg. Slechts zelden en zijdelings zal een vennootschaps - geschil ter zake van een juridisch vrij beroep bijzondere (bv. deontologische) problemen met zich brengen waarbij de rechtbank van eerste aanleg over competenties zou beschikken die afwezig zijn bij de rechtbank van koophandel. Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat hier weinig meer achter zit dan een weinig beredeneerde symbolische poging om bepaalde juridische vrije beroepen te onttrekken aan een ouderwets en achterhaald odium van vile commerce. (iv) De bestaande tekst is technisch onvolmaakt. De huidige carve-out voor juridische beroepen is koddig geformuleerd : waarbij een van de partijen een vennootschap is die werd opgericht met het oog op de uitoefening van het beroep van advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder. Ten eerste : de betrokken vennootschap is niet noodzakelijk altijd partij bij een geschil ter zake van die vennootschap. In een normale lezing valt een minderheidsvordering van een vennoot in een advocatenvennootschap tegen een zaakvoerder of een geschil tussen vennoten in een vennootschap van notarissen niet onder de uitzondering van art. 574, 1 Ger.W. indien de vennootschap zelf er geen partij bij is. Dit is wellicht een onbedoeld gevolg. Ten tweede : de verwijzing naar oprichting sluit in een normale lezing vennootschappen uit die werden opgericht met een ander doel dan de uitoefening van een juridisch vrij beroep, wat dan later werd gewijzigd. Ook dit is zeer waarschijnlijk een onbedoeld gevolg. 16. B. PONET en H. LAMON, Is een vrije beroeper geen ondernemer zoals een andere?, RW 2013-14, 562. 17. Zie o.a. G. STRAETMANS, Het ondernemingsbegrip in het mededingingsrecht en in de WMPC in Economisch recht : ondernemingen, concurrenten en consumenten, Delva-cyclus, Kluwer, Mechelen, 2011, 265; R. STEENNOT, F. BOGAERT, D. BRULOOT en D. GOENS, Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 8, nr. 8; B. KEIRSBILCK, The new European law of unfair commercial practices and competition law, Hart, Oxford, 2011, 240, nr. 275. 18. Verslag namens de Commissie voor de Justitie, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3076/004, 14 en 15. 19. Later in de bespreking spreekt de minister immers over art. 574, 1 Ger.W. (Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3076/004, 18). 10. Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3076/001, 11. 632 trv 2014

(v) De wetgever bereikt niet wat hij denkt te willen bereiken. Op een nog veel meer fundamentele wijze schiet de wetgever met de uitzondering voor juri - dische vrije beroepers naast het beoogde doel. De bedoeling van de wetgever was wellicht de rechtbank van eerste aanleg exclusief bevoegd te maken voor het contentieux van geschillen ter zake van een vennootschap van juridische vrije beroepen. De wetgever slaagt daar echter niet in, omdat de meeste vennootschapsgeschillen ter zake van een vennootschap van juridische vrije beroepen vallen onder de alge - mene bevoegdheidsgrond van art. 573, 1 Ger.W. We verklaren dit nader : Ook bij de meeste vennootschapsgeschillen ter zake van een vennootschap van juridische vrije beroepen zal de verweerder een onderneming zijn. Dat is zo indien de verweerder de vennootschap zelf is of een natuurlijke persoon die een vrij beroep uitoefent. Ook vrije beroepen zijn immers ondernemingen in de zin van het WER en het Ger.W. (zie hoger punt (i)). Bovendien : deontologische regels brengen vooralsnog mee dat een vennoot of mandataris in een vennootschap van juridische vrije beroepers ook de hoedanigheid van vrije beroeper heeft. En dus van onderneming in de zin van art. 573, 1 Ger.W. Ook leden van organen die hun vennootschapsmandaat zelfstandig uitoefenen vormen een onderneming door dit mandaat. Hun economisch doel is niet de activiteiten van de vennootschap, maar het uitoefenen van de activiteiten van bestuurder, lid van het directiecomité, dagelijks bestuurder, etc. De diensten verricht als vennootschapsmandataris zijn ook ondernemingsactiviteiten als ze zelfstandig worden gesteld. In de literatuur rond de WMPC werd vaak het omgekeerde gelezen : vennootschapsmandatarissen zoals bestuurders of zaakvoerders zouden geen onderneming zijn (11). Correcter lijkt het ons te stellen : ook zelfstandige vennootschapsmandatarissen zijn ondernemingen, maar het voorwerp van hun economische activiteit is de uitvoering van hun mandaat, niet de activiteiten van de vennootschap waarin ze hun mandaat opnemen. Een vordering tegen een bestuurder met betrekking tot zijn bestuursactiviteit valt dan ook onder de algemene bevoegdheid van de rechtbank van koophandel ratione personae van art. 573, 1 Ger.W. Ook als die vennootschap de beoefening van een juridisch vrij beroep tot voorwerp heeft. Een vennootschapsgeschil zal in de regel ook altijd betrekking hebben op de activiteiten gesteld in het kader van de ondernemingsactiviteit van de verweerder. De wetgever heeft geschillen ter zake van een vennootschap van juridische vrije beroepers niet tot een bijzondere bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg gemaakt, die een uitzondering zou vormen op de algemene bevoegdheid van de rechtbank van koophandel. Dit zou wel bereikt hebben wat de wetgever beoogde. Vennootschapsgeschillen ter zake van een vennootschap van juridische vrije beroepers kunnen dus, ondanks de nieuwe uitzondering in art. 574, 1 Ger.W., toch voor de rechtbank van koophandel worden gebracht onder art. 573, 1 Ger.W. 5. Wat we bewust niet schrappen : geschillen tussen vennoten als alternatief aanknopingspunt. De oude opsomming in art. 574, 1 Ger.W. van een ganse reeks personen met een specifieke hoedanigheid als eiser of verweerder werd geschrapt door de Wet Natuurlijke Rechter. Die hoedanigheid was een bijkomende voorwaarde, naast het voorhanden zijn van een vennootschapsgeschil. Die schrapping is een zeer gelukkige evolutie : deze opsomming betrachtte exhaustief te zijn, maar bereikte dit niet. Onder de nieuwe tekst kan er geen twijfel meer over bestaan dat ook vennootschapsvorderingen tegen een dagelijks bestuurder, een lid van een directiecomité of een vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon onder de be - voegdheidsgrond van art. 574, 1 Ger.W. vallen (12). Eén specifieke hoedanigheid is blijven staan : evenals van geschillen die ontstaan tussen de vennoten van een dergelijke vennootschap. Waar de vroegere opsomming van specifieke hoedanigheid een bijkomende voorwaarde was die bovenop ter zake van een vennootschap kwam, is deze hoedanigheid geformuleerd als een alternatieve bevoegdheidsgrond, naast de gewone voorwaarde. De Raad van State suggereerde dat deze toevoeging overbodig is (13). Wellicht is het inderdaad zo dat de 11. Zie bv. G. STRAETMANS, Het ondernemingsbegrip in het mededingingsrecht en in de WMPC in Economisch recht : ondernemingen, concurrenten en consumenten, Delva-cyclus, Kluwer, Mechelen, 2011, 295; R. STEENNOT, F. BOGAERT, D. BRULOOT en D. GOENS, Wet Marktpraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2010, 7, nr. 7. 12. Zie voorheen B. ALLEMEERSCH en J. VANANROYE, Het optreden in rechte van vennootschappen : enkele actuele aandachtspunten voor advocaten in VPG Brussel (ed.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 280 e.v. 13. Advies van de Raad van State, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3076/001, 27. trv 2014 633

meeste geschillen tussen vennoten ook geschillen ter zake van een vennootschap zijn (14). Toch kunnen er geschillen zijn tussen vennoten die geen vennootschapsgeschillen zijn in een strikte interpretatie, ook al houden ze verband met de werking van de vennootschap (15). Zo is er klassiek discussie over de vraag of geschillen naar aanleiding van een overdracht van aandelen onder de bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 Ger.W. vallen (16). Zulke geschillen hebben een nauw verband met de werking van de vennootschap, maar de oplossing ervan is eerder te vinden in het gemeen contractenrecht dan in het vennootschapsrecht. Dat laatste criterium wordt in de parlementaire voorbereiding van de wijziging van art. 574, 1 Ger.W. door de wet van 7 mei 1999 tot wijziging van de artikelen 574, 1, en 628, 13 van het Gerechtelijk Wetboek (BS 26 augustus 1999) gebruikt om ter zake van een vennootschap in te vullen (17), al vindt men er ook het ruimere criterium van een voldoende betekenisvolle band met de werking van de vennootschap (18). De huidige tekst van de wet laat toe om geschillen tussen vennoten, bv. naar aanleiding van een overdracht van aandelen, onder de bijzondere bevoegdheidsgrond van art. 574, 1 te brengen, zelfs indien ter zake van een vennootschap strikt zou worden geïnterpreteerd. In dit opzicht is het gelukkig dat de wetgever geschillen die ontstaan tussen de vennoten van dergelijke vennootschap heeft laten staan als zelfstandig alternatief criterium. Ook geschillen tussen oude en nieuwe vennoten vallen onder dit aanknopingspunt (19). De voorwaarde dat eiser en verweerder ooit tegelijkertijd aandeelhouder waren, kan niet in de tekst van de wet gelezen worden. Concreet betekent dit dat deze bevoegdheidsgrond ook gebruikt kan worden voor een geschil tussen een vennoot die al zijn aandelen verkoopt aan een derde die nog geen vennoot was. Ook in een advocatenkantoor worden overeenkomsten tot overdracht van aandelen typisch behandeld door het departement vennootschapsrecht, niet door het departement dat zich bezighoudt met echtscheidingen, vereffeningen-verdelingen of huurgeschillen. Er is geen reden om aan te nemen dat de competenties bij magistraten anders zijn verdeeld. Dit soort geschillen behoort dan ook tot core business van de rechtbank van koophandel (20). 6. Waarin we niet trancheren : de bevoegde rechter bij een vennootschapsvordering tegen een dagelijks bestuurder die zijn mandaat uitoefent als werknemer. Het mandaat van dagelijks bestuurder kan worden uitgeoefend in ondergeschikt verband als werknemer. Voor een vennootschapsgeschil met zulke dagelijkse bestuurder als verweerder kan er discussie bestaan of de rechtbank van koophandel (art. 574, 1 Ger.W.) dan wel de arbeidsrechtbank (art. 578, 1 Ger.W.) bevoegd is. Elders hebben we geargumenteerd dat de voorrang moet gaan naar de bevoegdheidsgrond voor vennootschapsgeschillen (21). De memorie van Toelichting bij de Wet Natuurlijke Rechter lijkt echter impliciet een andere mening toegedaan door consequent te spreken over personen belast met het dagelijks bestuur die geen werknemers zijn (22). Het voorgestelde amendement trancheert dit punt niet. Doordat de memorie van Toelichting bij de Wet Natuurlijke Rechter het niet nodig vond om te spreken over leden van het directiecomité die geen werknemers zijn, bevestigt het overigens, opnieuw impliciet, de meerderheidsstelling dat leden van het directiecomité altijd hun mandaat als zelfstandige uitoefenen (23). 14. B. ALLEMEERSCH en T. REINGRABER, De bevoegdheids(her)verdeling in Nieuwe justitie, Antwerpen, Intersentia, ter perse, 72, nr. 40. 15. Zie ook I. VEROUGSTRAETE en J. LEBEAU, Transferts de compétences : le tribunal de commerce devient le juge naturel de l entreprise, TBH 2014, 555, nr. 26. 16. Zie o.a. B. ALLEMEERSCH en J. VANANROYE, Het optreden in rechte van vennootschappen : enkele actuele aandachtspunten voor advocaten in VPG Brussel (ed.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 279, voetnoot 57; K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER en S. COOLS, Vennootschappen. Overzicht van rechtspraak (1999-2010), TPR 2012, 378, nr. 385. 17. Parl.St., Kamer 1996-1997, nr. 939/1, 1. 18. Verslag Giet, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 939/4, 9. 19. I. VEROUGSTRAETE en J. LEBEAU, Transferts de compétences : le tribunal de commerce devient le juge naturel de l entreprise, TBH 2014, 555, nr. 26. 20. Zie reeds B. VAN DEN BERGH, Pingpongspel tussen civiele en commerciële rechter rond artikel 574, 1 Ger.W. : pleidooi voor een vennootschapsrechtbank?, TBBR 2009, 323. 21. B. ALLEMEERSCH en J. VANANROYE, Het optreden in rechte van vennootschappen : enkele actuele aandachtspunten voor advocaten in VPG Brussel (ed.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 281-282. 22. Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3076/001, 11. 23. Zie o.a. S. DE DIER en A. VAN BEVER, Het arbeidsrechtelijk statuut van een lid van het directiecomité van een NV, TRV 2011, 217 e.v. 634 trv 2014