De opmerkelijke terugkeer van de kosten-batenanalyse in het centrum van de bestuurspraktijk

Vergelijkbare documenten
Scenario s tussen rationaliteit, en politieke rede1. Wieger Bakker. Mogelijkheden en beperkingen van toekomstscenario s binnen bestuur en beleid

De opmerkelijke terugkeer van de kostenbaten-analyse in het centrum van de

Reflectie & debat. Ontwikkelingshulp die verschil maakt. Peter van Lieshout, Monique Kremer en Robert Went

Martindejong en /gor Mayer

gemeente Eindhoven Raadsnummer 15R6244 Inboeknummer 15BST00413 Dossiernummer april 2015 Commissie notitie Onderwerp: Right to Challenge.

Stand van zaken. Het provinciale in. in de geestelijke gezondheidszorg. Rick Kwekkeboom

Initiatief Duurzame Hallenbouw

CAOP. co m m 1/4. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Mw. dr. G. ter Horst Postbus EA Den Haag

Jan Schoonenboom. Toekomstscenario's en beleid. i De populariteit van scenario-ontwikkeling

Onvoorziene opbrengsten

Vier kernvragen van beleid

nota Strategisch risicomanagement

Internet in de klas. voor KPN Internet. december Internet in de klas. t.b.v. KPN Internet Blauw Research / B6359 december 2005

Beleidsrelevantie ethiek: een onderzoek naar de totstandkoming van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst1

Discussie. De inzet van asielzoekers op de arbeidsmarkt. De asielzoeker als nieuwe hulp in het huishouden van de BV Nederland?

Zienswijzennota 1 e wijziging Oud Woensel 2012 (moskee Visserstraat)

De dilemma's van een fysiotherapeut

Doorwerking in de breedte

Dertig jaar later De empirische houdbaarheid van argumenten voor en tegen opkomstplicht

gemeente Eindhoven opdrachtformulering evaluatie verkeerssituatie Meerhoven

DT- ^ L bc t. Grondverwerving, schade- en compensatieregelin. n,* BT 077 NB. Wmmlfc. MMmmk vmcs WpBiSMi. 11 ; v I

Besturen in commissie

: : OBS de Perroen 22KO. st. kom Leren

Narratieve infrastructuur en fixaties in beleidsdialogen

Henk Procee. Reflecties bij integriteit in het openbaar bestuur. b "

De opbouwwerker als architect van de publieke sfeer

Wettelijke taak decentralisatie mantelzorgcompliment Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college Onvermijdelijk

Profielwerkstuk Aardrijkskunde Haven Rotterdam

Agentschappen en de verzelfstandigingsparadox

Routeplanner beschermde natuur binnen de omgevingsvergunning

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

Notulen MR vergadering

Maurizio Ferrera, Anton Hemerijck en Martin Rhodes

2 DEFINITIES VAN BEREIKBAARHEID

Startnotitie Woonvisie Eindhoven 2030

Doorwerking in de diepte

AH. MA. GemeenteOirschot INGEKOMEN 3 0 JUN 2009 BURG. BtAZOB i IKCH. ons kenmerk BABVI/U Lbr. 09/084

Procesambitie 1 Wij gaan experimenteren met de in de wet geboden ruimte voor lokale afweging

Vooraf. SOM voor de toekomst De Top 5 motieven van onze klanten. De toekomst moet je verdienen!

Uitdagingen voor de verzorgingsstaat in de eenentwintigste eeuw: vergrijzende samenlevingen, van de Europese verzorgingsstaat. Gösta Esping-Andersen

1.1 Aanleiding nieuwe subsidieverordening

Niets is vanzelfsprekend

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Voordracht voor de raadsvergadering van <datum onbekend>

b Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college a Onvermijdelijk gemeente Eindhoven

LeeR. & leef. bijbel. Zie volgende pagina s. boekje. uit je CATECHESE. onderbouw VAN: 1

Voorlichting in de laatmoderne. over de grenzen van het poldermodel in de informatievoorziening. Petra Schedler en Folke Glastra.

ANWB Medical Air Assistance B.V, Postbus PC LELYSTAD " oio-24680oo

PROJECT. schaalrekenen. aardrijkskunde en wiskunde 1 vmbo-t/havo. naam. klas

Met recht risico s reduceren

Tussentijdse evaluatie Uitvoeringsprogramma klimaatbeleid

ŢļJE CHOICE. Breda Roosendaal. Vestigingsrapportage ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^B

dd 10 oktober ir. W. Piersma Doorkiesnr

Doorwerking via actieve looncoördinatie

Hoofdstuk 1 - Functies en de rekenmachine

Routeplanner beschermde natuur binnen de WABOprocedure

Raads informatiebrief

Het cultuurbeleid en de toekomst van het culturele ondernemerschap

Een kwestie van selectie: de overheid en de informatievoorziening via internet

Strategisch beleid: een nadere verkenning van een diffuus begrip

Praktische opdracht Aardrijkskunde Fileprobleem

van het door Rudy van Vliet (Wiskunde & Informatica, 1987) Mei 1994 In het kader van een Projectstudie Kunstmatige Intelligentie

Kader Begeleiding en Toezicht

Shaking up the Cost Benefit Analysis process. Issues and directions for improvement when assessing integrated spatial transport plans through a cost

Stimulering sociale woningbouw Brielie

Verkennen in onzekerheid1

Bijlage 1 Conclusies en bevindingen bij effectiviteit Levenskracht

Evaluatie handhaving I-criterium

Gedrag op maat: een conceptueel model voor het begrijpen en beïnvloeden van gedrag1

Actieplan naar aanleiding van de ideeën voor het verbeteren van het functioneren van het GEN, resulterend uit de workshop d.d.

Discussie. De onderzoeksmethode van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Redactie: René Torenvlied

Werkende vaders, zorgende mannen. De mogelijkheid van verandering

Hoofdstuk 4 - Machtsfuncties

Discriminatie op de arbeidsmarkt

Mogen Nederlandse moslimagenten een hoofddoek dragen?

Hoofdstuk 6 Hypothesen toetsen

Codesign als adviesstrategie bij curriculumontwikkeling: Fasen, hoofdvragen, belangrijkste activiteiten, beoogde resultaten en succesfactoren

Beslisformulier B en W

DCMR. Rijnmond 1 3 MEI t Geachte directie. AANTEKENEN SITA Recycling Services West B.V. T,a.v. de directie Waalhavenweg JJ ROTTERDAM

Canvas Omgevingsmanagement

Onderwijssegregatie in de grote steden

De Watertoets op het. Ontwikkelingsbeeld

Project Alcohol en Jongeren

Hoofdstuk 5 - Hypothese toetsen

De angst voor bevolkingskrimp, vergrijzing en bevolkingspolitiek

gemeente Eindhoven Weet wat werkt! Analyse document Strategisch human resource management gemeente Eindhoven Personeel & Organisatie haa/aa

rendement van cultureel erfgoed

Portefeuille: Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Sector: Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu

b en jaargang 37 Van de redactie 123 Artikelen Marc van der Meer en Bert Roes Simultaan leren: beleidsleren in de keten van werk en inkomen 124

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1 Antwoorden tussenvragen

Schatten en simuleren

Belastingen en heffingen in de luchtvaart. Sam envatting

PROJECT. schaalrekenen. aardrijkskunde en wiskunde 1 havo/vwo. naam. klas

gemeente Eindhoven Raadsvragen van het raadslid dhr. A. Rennenberg (OAE) over de aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en parkeerboetes

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Rotterdam. sociaal. gemeten. 3e meting Sociale Index

Cost-Benefit Analysis

gemeente Eindhoven Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, en de burgemeester van Eindhoven hebben op

Transcriptie:

De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk Hoe het succes van o ( e) ei lacunes in de oderne estuurskundige theorie lootlegt Adres: tu-delft Faculteit Techniek Bestuur en Manageent Jaffalaan 5, 2628 x Delft eail: w..dejong@t.tudelft.nl Martin de Jong en Harry Geerlings Dr. H. Geerlings is universitair hoofddocent aan het Erasus Centre for Sustainale Developent and Manageent aan de Erasus Universiteit Rotterda. Zijn elangrijkste pulicaties zijn Meeting the challenge o f sustainale oility: The role of technological innovations (1999) en Moiliteit als uitdaging; een integrale enadering (2002, et Wi Hafkap en Gerard Peters), dat recentelijk is verschenen. Dr. W.M. de Jong is universitair docent eleidskunde aan de Faculteit Techniek, Bestuur en Manageent aan de Technische Universiteit in Delft. Zijn elang-1 rijkste pulicaties zijn Institutional transplantation: How to adopt good transport infrastructure decision aking ideas fro other countries (1999) en The theory and practice of institutional transplantation: Experiences with the transfer o f policy institutions (2002, et Kostas Lalenis en Virginie Maadouh). 1 Inleiding1 Op het terrein van esluitvoring over transportinfrastructuur in Nederland lijkt zich een politiek-estuurlijke oslag van ijna ongekende ovang voor te doen. Al eer dan tien jaar verschijnen oeken en artikelen van eleidsanalisten, estuurskundigen en planologen die aangeven hoe groot het elang is van draagvlakverwerving en hoe eperkt de reikwijdte van traditionele eleidsanalytische studies is. Het delen van dilea s en eleidsconcepten en -concepties via creatieve participatieve processen staat in hun recente eschouwingen nadrukkelijk op de voorgrond. Meer en eer ook zijn estuurders en eleidakers gewend geraakt aan estuurskundig jargon en heen ze, o een herhaling van de perikelen rond de Betuwelijn te voorkoen, gepoogd de theoretische handreikingen (interactieve aanpak, conceptuele verrijking en creatieve concurrentie) in de estuurlijke praktijk te rengen. Menig estuurskundige heeft daaro wellicht aangenoen dat de klassieke eleidsanalyse definitief tot het verleden zou ehoren. Niets is inder waar. Met het Onderzoeksprograa Econoische Effecten Infrastructuur, kortweg o e e i (Min v&w/min e z, 2000), staat een nieuwe, relatief verfijnde, aar voor uitenstaanders oeilijk te hanteren versie van de welekende kosten-atenanalyse ( k a ) weer hoog op de politieke agenda. Kaer en Kainet heen epaald dat alle grote nationale infrastructuurprojecten geo e e i d oeten worden en eenzelfde werkwijze wordt sterk aanevolen voor kleine projecten. En hoewel de officiële functie van o e e i is o transparante eleidsinforatie te ieden ij de voorereiding van infrastructuurprojecten, en ewindslieden foreel niet gehouden zijn aan de uitkosten van de KBA-studies, heen inisters die zich niet aan de uitkosten conforeren iets uit te leggen. Dit etekent niet dat alle ij o e e i etrokken organisaties er dezelfde opinie op nahouden wat de toepassing van de ethode' etreft. Soige onder hen, zoals het Centraal Planureau, zijn voor vergaande onetarisering en straffe toepassing van de kosten-atenanalyse. Andere, zoals de inisteries van Verkeer en Waterstaat en Econoische Zaken, kijken eer naar de estuurlijke inedding en zien 166 5 2003 30 3

M. de Jong el H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk het eer als instruent o relevante inforatie oven tafel te krijgen zonder k a tot in zijn ultiee consequenties door te trekken. Ze zien het in de praktijk eer als een overzichtenlijst van effecten. Hoewel het voor de hand ligt deze herwaardering van de klassieke kosten-atenanalyse in het centru van het politiek-estuurlijke deat te eschouwen als een terugkeer naar de technocratische aanpak waaree en dacht in de netwerksaenleving en dito estuur te heen afgerekend, is het de vraag tot op welke hoogte het egrip econocratie hier van toepassing is. Econocracy, een egrip dat door Peter Self (1975) van de London School of Econoics theoretisch is onderouwd, wordt door he als volgt oschreven: Econocracy, as I use the word, is the elief that there exist fundaental econoie tests or yardsticks according to which policy decisions can and should e ade. Thus stated, econocracy is uch ore aitious, and consequently ore dangerous to the pulic, than any kind o f technocracy. (1975. 5)- 2003 *30-3 Beleidsadviseurs en -instanties en ewindvoerders die zich edienen van deze groep ethoden en andere perspectieven op eleid daaraan ondergeschikt aken o f daarop hun politieke keuzes aseren kunnen, worden in de lijn van Self econocten genoed. Self heeft zwaarwegende ezwaren tegen de pretentie van econoen o alles wat door ensen van waarde wordt gevonden zo veel ogelijk te willen orekenen in geldeenheden. Bovendien is hij van ening dat ze, ondanks vaak proleatische veronderstellingen die door welvaartseconoen worden geaakt, ij het schrijven van eleidsaanevelingen niet worden gehinderd door enige escheidenheid. Het is echter de vraag of alle geaakte assupties wel terecht zijn. Tenslotte kan de clai van rationaliteit in het foruleren van doelstellingen, alternatieven, waarderingen en keuzes en de nagestreefde volledigheid van aspecten, effecten en schattingen in de eleidspraktijk veelal niet waargeaakt worden. Bovendien heen verschillende auteurs, zoals Sion (1957), Lindlo en Woodhouse (1968), Downs (1957, 1967) en hun talrijke epigonen al decennia geleden gewezen op de eperkte inforatieverwerkingscapaciteit van ensen en de elangengeondenheid van inforatievoorziening. Hoewel rekening wordt gehouden et arktiperfecties en aan inherente onzekerheden via het geruik van scenarioanalyses zo veel ogelijk tegeoet wordt gekoen, straalt o e e i toch een duidelijke de aitie uit een integraal overzicht te genereren en een algeene conceptie van aatschappelijke welvaart te hanteren. Van dergelijke clais dachten oderne estuurskundigen en planologen juist dat er in het naoorlogse tijdvak steeds eer afstand van was genoen. De opars van o e e i is zo ezien een operkelijk verschijnsel dat o een estuurskundige duiding vraagt. Hoe kan het tegen de verwachtingen in politiek-estuurlijk zo succesvol worden en wat etekent dit dan voor de estuurspraktijk? Dit artikel gaat in op de vraag waar deze operkelijke rehailitatie van door vele sociaal-wetenschappers als ronduit gedateerd ervaren klassieke eleidsanalyse vandaan kot. Daartoe wordt in paragraaf 2 in een notendop verhaald welke de situatie was waarin de praktijk van afweging en esluitvoring over transportinfrastructuur verkeerde in de periode voorafgaande aan de opkost van o e e i, een periode waarin nieuwerwetse inzichten, geaseerd op gedachtegoed uit de netwerksaenleving, eer en eer de oventoon leken te gaan voeren. De aitie van gedegen en integrale afweging die onveranderlijk het officiële credo is in de eoordeling van infrastructurele projecten en de effecten daarvan, werd weliswaar in de flexiele uitvoeringspraktijk zelden of nooit gerealiseerd, aar het inzicht dat rede participatie, draagvlakverwerving en inhoudelijke verrijking noodzakelijk waren o et aatschappelijke weerstand o te gaan, werd in steeds redere kring onderkend. Paragraaf 3 gaat in op de ontstaansgeschiedenis en ethodische achtergronden van o e e i en de operkelijke opars ervan in de estuurspraktijk. Tevens wordt ingegaan op de slingereweging in de afwegingspraktijk tussen kosten-atenanalyse ( k a ) en ulticriteria-analyse ( c a ). Daar waar de paragrafen 2 en 3 een voornaelijk eschrijvend en verklarend karakter dragen, is paragraaf 4 eer evaluerend en 5 eer prescriptief. Paragraaf 4 zet uiteen dat indien het een instruent van econocratie wordt, het verzet van andere partijen tegen de ethode zodanig zal toeneen dat zij op een gegeven 5 167

M. de Jong oj H. Ceerl'gs: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk oent de noodzakelijke politiek-estuurlijke steun verliest. Gekeken wordt naar de ogelijkheden o die econocratisering tegen te gaan en voordelen van o e e i, zoals de stiulans projectvoorstellen zindelijk te earguenteren, te ehouden. In de afsluitende paragraaf 5 wordt op het elang van institutionele inedding van o e e i gewezen, o optiaal geruik te aken van zijn inforatieve ogelijkheden. O de ovenstaande kwesties te elichten is de volgende aanpak gevolgd. Er is achtereenvolgens ronnenonderzoek gedaan naar state-of-the-art theorie op het geied van afweging van transportinfrastructuur en de nieuwe praktijk. Ook zijn twee voortgangsconferenties over o e e i ezocht, georganiseerd door respectievelijk de Stichting Natuur en Milieu in noveer 20 01 en de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Econoische Zaken en het C P B in juni 2002. Daarnaast is in 2001 een aantal ij o e e i etrokken sleutelpersonen geïnterviewd o een eeld te krijgen van de ontstaansgeschiedenis en het geruik van de ethode in de praktijk. Het ovenstaande is de unitie geweest voor de paragrafen 2 en 3. De interviews heen tevens enkele centrale dilea s opgeleverd otrent ogang tussen politiek en analyse, die in twee elektronische rainstorsessies noveer 2001 ( Group Decision Roos ) aan elk 15 personen zijn voorgelegd. De eerste 15 personen waren eleidsedewerkers en consultants die et o e e i in de praktijk stoeien, de tweede 15 waren wetenschappelijk specialisten over analyseethoden en esluitvoring over transportinfrastructuur. Hoewel de uitkosten van eide sessies geen klaarheid schiepen et etrekking tot de vraag hoe het verder oet et o e e i, heen ze een ijdrage geleverd aan de eer noratieve en prescriptieve toon in de paragrafen 4 en 5. 2 Van analytisch naar interactief en terug In reactie op toeneend aatschappelijk verzet tegen technocratie en eenzijdigheid in de esluitvoring van overheidswege heeft gedachtegoed et etrekking tot onder eer redere aatschappelijke en estuurlijke participatie, esluitvoring in netwerken, interactief eleid, proleeforulering in gezaenlijkheid en consensusvoring in de disciplines estuurskunde en de planologie steeds eer aandacht gekregen (Feldan en Milch 1982; Fischer 1990; Fischer en Forester 1993). Maar niet alleen in deze wetenschappelijke disciplines heeft een paradigawisseling plaatsgevonden; ook onder eleidsedewerkers en estuurders heeft deze wijze van denken en handelen steeds eer post gevat. Gingen de klassieke eleidsanalyse en rationele planvoring uit van het aken van een aantal logische en volgtijdelijke stappen van proleeforulering naar het kiezen van het este alternatief o dat prolee op te lossen, de nieuwe generaties netwerkeslissers en interactieve planners rekenden hier definitief ee a f (Kickert e.a. 1985; De Bruijn en Ten Heuvelhof 1991). Er was iers sprake van feedackechanisen tussen doelepaling, forulering van keuzeogelijkheden en -criteria, aken van een selectie en de uitvoering van evaluatie. Bovendien was plannen en eslissen niet een activiteit die zich alleen kon eperken tot analytische grootheden en eenheden. Het was noodzakelijk etrokken en/of getroffen partijen te kennen in de esluitvoring, hun ideeën en ezwaren ee te neen, de gerekkige achtsiddelen ij doorvoering van gewenst eleid te copenseren et steun en draagvlak van anderen. Bovenal was het noodzakelijk te leren van de inzichten van anderen en gezaenlijk concepten te ontwikkelen waaree een gedeelde werkelijkheid kon worden gecreëerd. Mooier kon het haast niet, het sloot direct aan ij het denken in consensus waarin het polderodel een reputatie had hoog te houden en daar stak het starre en kille rationele odel van esluitvoring waarvan doelooconstructies en integrale kosten-atenanalyses kenerkende exponenten waren, wel erg schril ij af. Besluitvoring over transportinfrastructuur was een van de terreinen waar deze overgang ijzonder goed zichtaar werd. Het deat hierover werd in de jaren tachtig nog in hoge ate gedoineerd door de inzichten over afwegingsethoden van de Groningse hoogleraar Voogd (1983). Het adequate geruik van k a s en c a s stond daarin centraal. Vanaf het egin van de jaren negentig waren daarentegen de pulicaties van Teisan (1992, 1997, 2001) over esluitvoring in netwerken zowel in de estuurskunde als in de planologie het invloedrijkst en zetten de toon voor het deat op dat terrein. De eleidspraktijk gaf een analoge ont 168 5 2003 30 3

M. de Jong nj H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk wikkeling te zien, zij het dat deze et enige vertraging reageerde op ontwikkelingen in de estuurskunde, planologie en eleidsanalyse. In het egin van de jaren negentig werkte en ij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat aan de vervolaking van afwegingsethoden voor wegen en openaar vervoer o infrastructuurprojecten adequaat te kunnen evalueren (Min V&W 1984, 1992a, 1992, 1998a). Ook het Handhoek Econoische Effecten Infrastructuur (Min V&W 1995a) is hier en daar toegepast. De diverse aspecten, relevant voor rendeent ij aanleg van wegen, spoorwegen en vaarwegen, dienden allen te worden geïdentificeerd. Tevens werd een integraal infrastructuurfonds ingesteld o de diverse vervoersodaliteiten tegen elkaar te kunnen afwegen. Verderop in de jaren negentig werd vooral gewerkt aan integrale afwegings processen. Projecten als Prioriteitstelling Hoofdinfrastructuur, kortweg p i (Min V&W 1995, 1998) en Wegverlichting (Min V&W 1998c) waren ondanks hun verwarrende naen in eerste plaats ezig et de vraag hoe actoren etrokken konden worden en lijven en wanneer en waar dat oest geeuren (De Jong 1999a). Daarij leef overigens de wens o integraal te eslissen, die esluitvoring over transportinfrastructuur in Nederland sinds jaar en dag kenerkt, overeind. Ook na het aantal experienten en pionierprojecten et interactieve eleidsvoring toe. Onder veel acadeici en eleidakers estond en estaat de indruk dat rede nut- en noodzaakdiscussies, participatieve eleidsanalyses en puliekprivate saenwerking de eenzijdige focus op rationele ethoden definitief heen verdrongen. Deze tendens is edrieglijk. In de afgelopen jaren zijn diverse proefschriften verschenen op asis van gedegen epirisch onderzoek die een veel genuanceerder eeld geven van de effecten die het stellen van proces oven inhoud in Nederland et zich eerengen (Van Eeten 1999; De Jong 1999a; Edelenos 2000; Niekerk 2000; Woltjer 2001 en Pestan 2001). Zo leek dat interactie en rede participatie fundaentele conceptuele en waardetegenstellingen niet zoaar kunnen oplossen. Cruciale inforatie kan onenut lijven door het esluitvoringsproces ongestructureerd te laten plaatsvinden, verantwoordelijke partijen en ewindvoerders kunnen resultaten van het interactieve proces eenvoudig terzijde schuiven en een dialoog gevoerd tussen counicatief ingestelde, aar slecht geïnforeerde actoren kan leiden tot negotiated nonsense (De Bruijn, Ten Heuvelhof en In t Veld 2002). Kennelijk was analytische inforatie toch niet heleaal irrelevant voor de kwaliteit van esluitvoring. Van de andere kant raakten auteurs die de eleidsanalyse trouw waren geleven steeds eer overtuigd van het elang van de wijze waarop analytische studies aan ehoeften in het eleidsproces werden aangepast (Twaalfhoven 2000; Van de Riet 2002). Ook in de eleidspraktijk lagen de kaarten iets anders dan de voorstanders van interactieve esluitvoring hadden aangenoen. De wetgeving op het geied van ruitelijke ordening et directe ipact op infrastructuur werd en wordt uitgereid et aanpassingen van de Wet op de Ruitelijke Ordening, de Tracéwet, de Luchtvaartwet en de Rijksprojectenprocedure, die elk de autonoie van geeenten o volwaardig ee te praten en inspraakduur voor urgers en particuliere instanties steeds eer aan anden leggen. Bovendien werden de uitgereide nut- en noodzaakdiscussie o f groene polderodellen sos wel ogezet in rapporten, aar hadden ze eperkte invloed op door verantwoordelijken geaakte afweging o f leverden ze geen consensus op (De Jong en Weggean 1999; Weggean en De Jong 2000). Daarij springen de esluitvoring over de nationale luchthaveninfrastructuur en Schiphol en de Tweede Maasvlakte het eest in het oog. Hadden afwegingsethoden het egin jaren negentig het niet gered als het aankwa ovangrijk geruik ij erekening van kosten en aten van infrastructuur, ook het raawerk van p i en de creatieve chaos en consortiuvoring van Wegverlichting zijn altijd veraf lijven liggen van de eleidskern van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en niet in de praktijk geracht. Aan de uitgangssituatie, zoals het gegeven dat in de praktijk loykanalen een elangrijke rol spelen o f dat een veelheid van criteria nog niet ijdraagt aan een goede interactie et de uitenwereld, veranderde niets. De onevenwichtige situatie van een rijksoverheid die over veel financiële iddelen eschikt en daaro de agenda aakt, aar de ruitelijke ipleentatie aan lagere overheden oet overlaten die niet kunnen initiëren, aar wel ostrueren, leidt tot een loycircuit waardoor in late stadia van 2003 30 3 169

M. de Jong oj H. Geerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk projecten dure inpassingaatregelen gevergd worden (De Jong 1999a). Deze aatregelen worden geacht te garanderen dat zowel het econoisch als het ecologisch elang zijn gediend, aar dat is wel kostaar. Resultaat van een dergelijke praktijk zijn een tunnel onder het Groene Hart, een Pannerdensch Kanaal, een A73 en ogelijkerwijs een Zuiderzeelijn in de vor van een agneetzweefaan. Het was in een dergelijk politiek-estuurlijk kliaat dat de ehoefte van econoen en klassiek georiënteerde eleidsanalisten aan een ullshit detector ontstond. Als het egrip ullshit detector werd geïntroduceerd en geezigd tijdens een studieijeenkost over O EE i in noveer 20 01, georganiseerd door de Stichting Natuur en Milieu, en eoogde aan te geven dat kosten-atenanalyses al in een vroeg stadiu het kaf van het koren zouden oeten kunnen scheiden, zodat totaal onrendaele projecten niet tot uitvoering kunnen koen. Als interactieve counicatie, onduidelijke loycircuits en estuurlijke coproisvoring kennelijk tot zulke irrationele eslissingen leidden, dan was de tijd rijp voor een ojectief eetinstruent. 3 De ontstaansgeschiedenis en toepassing van de oeei-ethodiek Voor ojectieve eetinstruenten ten aanzien van de wenselijkheid o f onwenselijkheid van transportverindingen is de oderne estuurskunde echter weinig geschikt. Vandaar dat terwijl de estuurskundige acadeici radicaliseerden in hun trouw aan de interactieve aanpak, er in de praktijk weer een eweging richting forele analyse kan worden ontwaard. Het is juist de econoie, de eest geforaliseerde van de sociale wetenschappen, die ij uitstek ogelijkheden iedt tot het geven van handreikingen ij rationele keuzeprocessen. O de diversiteit van elkaar sos tegensprekende econoische studierapporten te stroolijnen en te haroniseren, heen de Ministeries van Verkeer en Waterstaat en Econoische Zaken het initiatief genoen o tien econoische adviesinstanties, waaronder het Centraal Planureau ( c p ), het Nederlands Econoisch Instituut ( n e i, iniddels Ecorys) en Nyfer en vakgroepen econoie van diverse universiteiten in Nederland (waaronder de Vrije Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen) gezaenlijk een ethodologie voor kosten-atenanalyse te laten ontwikkelen waarover de diverse partijen het na afloop eens zouden zijn. Daarin zijn deze instanties na enige inspanning operkelijk goed geslaagd. Het resultaat heette Onderzoeksprograa Econoische Effecten Infrastructuur, kortweg o e e i (Min V&W 2000). De gezaenlijke studie, die in feite estond uit acht deelrapporten en een hoofdrapport, is fraai vorgegeven en uitgegeven in een ox in feruari 2000. Het elangrijkste onderdeel, het hoofdrapport, evat een korte ontstaansgeschiedenis, een handleiding over welke aspecten ij een integrale afweging aan de orde horen te koen, een antwoord op de vraag in welke stadia van de esluitvoring o e e i kan worden toegepast (de auteurs van het docuent stellen aan het egin een kengetallen-kba en op uitvoeringsniveau een gedetailleerde k a voor) en ze voegen een ijpassend odel van het verloop van de esluitvoring toe (zie figuur 1, afkostig uit de genoede leidraad). voorfase knelpunten ogelijkheden Figuur 1: Structuur van het afwegingsproces 170 2003 30 3

M. de Jong aj H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk De resultaten van het onderzoeksprograa zijn in goede aarde gevallen in rede geledingen van de nationale overheid en daaruiten, zo is ons uit interviews geleken. Regering en Parleent heen het opstellen van een o e e i ij grote infrastructurele projecten verplicht gesteld ( ze oeten gt - O E E i D worden ) en ij kleinere projecten aangeraden. Overigens is daarij niet vastgelegd welke consequenties aan de uitkosten ervan oeten worden veronden. Daarnaast wordt de ethodologie iniddels in ices-verand ook geruikt o de rentailiteit van andersoortige projecten en investeringsprograa s te evalueren. De Minister van Financiën onder Paars-ii, ooit werkzaa ij het Centraal Planureau, verklaarde zich ovendien voorstander van de ethode en enutte de gegenereerde inforatie ij het verschaffen van financiële iddelen aan andere inisters. Voorwaar, een veel groter succes dan waarin elke voorafgaande afwegingsethode zich kon verheugen en waarschijnlijk ook groter dan enig opsteller en opdrachtgever van het rapport zelf voor ogelijk had gehouden. In opdracht van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en Econoische Zaken heeft Buck Consultants International een evaluatie uitgevoerd, daarin deze insteing geconstateerd en aangegeven dat de zwaktes vooral lagen in de estuurlijke inedding ( c i 2002). Er is ervaring ee opgedaan ij ijvooreeld de planvoring over de Tweede Maasvlakte, HSL-Oost, Verakrant (spoorlijn van Rotterda naar Antwerpen), het Rondje (openaar vervoer) Randstad, de Zuiderzeelijn van Asterda naar Groningen en een stelsel van sluizen in het Noordzeekanaal. Zowel uit een evaluerend artikel van Van de Riet en Van der Heijden (2002) over de evaluatie van laatstgenoed project, als uit vraaggesprekken van de auteurs van dit artikel et experts lijkt dat de ereikte haronisatie van econoische ethodologie weliswaar op conceptueel, aar niet op operationeel niveau heeft plaatsgevonden. Er lijken toch diverse interpretatieslagen nodig; die et etrekking tot reistijdwaardering lijft ijvooreeld voor discussie zorgen, terwijl uitkosten op dit criteriu grote effecten heen voor de langeterijnuitkosten en daaree voor de aten. Tussen het c p en het n e i lijven ijvooreeld ook verschillen van ening estaan over de waarde die oet worden toegekend aan indirecte econoische effecten, terwijl criticasters als Aelung e.a. (2001) daarentegen van ening zijn dat indirecte ilieueffecten üerhaupt overal achterwege lijven, aar wel hun plaats in o e e i ehoren te heen. Ook Nyfer neet sos afwijkende standpunten in waar het gaat o aannaen. Als gevolg van deze ethodologische spagaat lijven voorstanders van projecten voorstanders (ze geloven in de indirecte econoische effecten) en de tegenstanders lijven tegen (ze geloven er niet in). Toch leveren de OEEi-studies kennis aan die daarvoor ij weinigen ekend was en heen daaro elangrijke toegevoegde waarde. Zo leek in het geval van de Noordzeekanaal sluizen dat vestiging van havenedrijven in andere Nederlandse havens veroedelijk niet zou plaatsvinden als dat niet in Asterda geeurde, terwijl de eeste partijen daaree wel rekening hadden gehouden (Van de Riet en Van der Heijden 2002). Bij de studie ten aanzien van het Rondje Randstad was het resultaat niet alleen dat de rentailiteit te wensen overliet, aar kwaen er ook suggesties over hoe deze eventueel vereterd zou kunnen worden. Over het algeeen rengen de opstellers van o e e i en de experts die de ethode operationeel toepassen naelijk wel de nodige nuances aan, aar ze onthouden zich van het genereren van uiteindelijke rendeentscijfers ( o niet op de stoel van de eslisser terecht te koen ). De politiek verantwoordelijken en de edia richten zich desondanks toch op het getal. Dat soige aspecten (et nae niet-kwantificeerare ilieueffecten) al p ( pro eorie ) zijn opgenoen en dus niet eens van de getallen deel kunnen uitaken, levert ij hen geen extra voorzichtigheid op. Een prolee is ijvooreeld dat als ilieudata, ook als zij afkostig zijn van een onverdachte ron als het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne ( r i v ), worden ingevoerd in de odellen, in soige studies van relatief ondergeschikt elang lijken te zijn in de uitkosten van de erekeningen. Een ander prolee heeft etrekking op de waardering van veiligheid, waar de expliciete waardering van doden en gewonden een kale erekening is in teren van wat is de derving van econoisch nut en geen etrekking heeft op andere aspecten van verlies. Dergelijke zaken willen er ij veel ensen o egrijpelijke redenen oeilijk in. 2003 30 3 5 171

M. de Jong al H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk Ten slotte zijn ruitelijke iplicaties in de huidige OEEi-ethodologie relatief zwak ontwikkeld. Welk ruiteeslag projecten opleveren en waar precies econoische groei ontstaat en of dat de gewenste locaties zijn, lijft onesproken. Vooral door planologen wordt de ethodologie als nogal oekhoudkundig en weinig visionair ervaren; zij stellen dat er zeker geen stuwende o f enthousiaserende werking van uitgaat. Hoewel de systeatiek van o e e i op veel steun kan rekenen in ices-verand, lijft het natuurlijk de vraag in hoeverre de Ministers van Verkeer en Waterstaat, Econoische Zaken en v r o de uitkosten ervan eewegen als het erop aankot in de politieke esluitvoring. Door hen zelf in de openaarheid gepropageerde grote projecten zoals het Rondje Randstad en de snelle verinding tussen Groningen en de Randstad rengen het er naelijk niet zo goed vanaf ij eoordeling volgens O E E I. Vertegenwoordigers van de ilieueweging zoals Stichting Natuur en Milieu zijn oenteel voorstanders van o e e i, aar dat lijkt te zijn odat de resultaten aanleiding geven diverse infrastructuurprojecten te schrappen. O f dat zo lijft indien ekend raakt dat investeren in pakketten van kleinere projecten overwegend eter scoort dan grote en individueel personenvervoer (wegen) het veel eter doet dan collectief personenvervoer is de vraag (Carl Koopans, presentatie tijdens SNM-studiedag in noveer 2001). Mogelijk geniet o e e i steun zolang de roep o en wens van gedegen afweging nog aanlokkelijk is in het licht van fouten uit het verleden, aar verliest het de steun van estuurders en pressiegroepen snel zodra keuzes helder worden en dat niet noodzakelijkerwijs de door hen gewenste zijn. In het verleden zijn er iers al zeer veel pleidooien gehouden voor het geruik van kosten-atenanalyses. Deze produceren zulke heldere overzichten en zijn politiek vaak geliefd o hun scherpe cijferatige uitkosten die in de edia en elders goed weerklank vinden. Maar het was vaak juist deze helderheid die de tegenstanders van de uitkosten ertoe racht op te erken dat er allerlei ethodische ezwaren kleefden aan de k a en dat de verwerking van niet-kwantificeerare en niet-onetariseerare effecten tot PM-posten, ertoe leidden dat deze ij afwegingen onder het tapijt verdwenen en niet de rol speelden die ze verdienden (Voogd 1983; Miser en Quade 1988). Bovendien waren de onderliggende aannaes en erekeningen zodanig specialistisch en oncontroleeraar voor uitenstaanders dat onderouwing van esluiten et k a s als ondeugdelijk werd ervaren. Bij de ulticriteria-analyse en scorekaartethode kunnen eventueel expliciete gewichten aan elk van de onderdelen gehangen worden waardoor gekwantificeerde eleenten niet langer evoordeeld worden. Het niet toekennen van gewichten heeft echter het voordeel dat controverses inder expliciet worden geaakt. Uiteindelijk ' dienen politici naelijk te eslissen en via een aandachtspuntenlijst zonder onderlinge verrekening eschikken ze over de inforatie die ze nodig hadden. De zaak is toch inzichtelijk, aar veel inder uitgesproken. Maar et c a trad weer het prolee op dat er geen heldere keuzes werden voorgelegd en dat de studies niet eenvoudig genoeg waren. De sutiliteit en keuzevrijheid verwerden daaree weer tot onoverzichtelijkheid en esluiteloosheid. Dat aakte de roep o sipelheid, helderheid en dus k a weer groter. We kunnen daaro spreken van een slingereweging tussen k a en c a in de loop van de tijd. Maar ofschoon de politiek-estuurlijke steun voor o e e i als typische vertegenwoordiger van de k a (ehalve het feit dat geen precieze rendeentscijfers worden erekend) nog niet zo sterk en onvoorwaardelijk is, dat eweging terug in de richting van c a is uitgesloten, is de ethode toch in operkelijk rede kring aanvaard. Daar zal enig estuurskundige o f planoloog geen rekening ee heen gehouden. De ethode is niet interactief en, zoals duidelijk zal worden in paragraaf 4, presenteert zelfs expliciet een odel van esluitvoring, dat wellicht opvalt door een zekere naïviteit in het licht van de estaande estuurskundige inzichten. 4 Bestuurskundig naïef en toch succesvol? Wat en als estuurskundige in het hoofdrapport van o e e i, genaad E valu atie va n infrastructuurproje c te n : L eid ra a d vo o r kosten-aten a n alyse tevergeefs zoekt, is een plaatsepaling van de ethode in de redere esluitvoring. Dat het foruleren van knelpunten en ogelijkheden, het zoeken van nulalternatieven en oplossingsrichtingen en het aken van kengetallen-kba s ijvooreeld geen deel uitaken van de esluitvoring aar eraan voorafgaan, is erkwaardig te noeen (zie figuur 172 5 2003 30 3

M. de Jong of H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk i). De grote elangstelling die estuurders aan de dag leggen voor de uitkosten van dergelijke studies logenstraft deze opvatting. Al deze stappen zijn geen voorfase, aar zijn voluit deel van de esluitvoring. Politiek en analyse zijn eide cruciale aspecten van de esluitvoring en zijn juist sterk eree verweven. Evenin is de esluitvoring helder gefaseerd. Reeds in de jaren zeventig zijn door Witte (1972) en Mintzerg e.a. (1976) de epirische en noratieve onwenselijkheid van het introduceren van fasen in de esluitvoring aan de orde gesteld en de estuurskunde en planologie heen deze thea s in de jaren tachtig en negentig overgenoen en vervolaakt (Kickert e.a 1985; De Bruijn en Ten Heuvelhof 1991; Teisan 1992). De Enschedese hoogleraar Hoogerwerf heeft altijd veel kritiek te verduren gehad van Rotterdase en Leidse estuurskundigen odat hij trachtte de esluitvoring te rationaliseren en deze daartoe in volgtijdelijke stappen indeelde (Hoogerwerf 1978, 1992; Van Heffen en Van Twist 1993). Deze procesgeoriënteerde en/of constructivistische kritieken op het rationele odel van esluitvoring zijn iniddels onostreden. Elders in de OEEi-leidraad wordt het elang uitgesproken van de forulering van discrete alternatieven die helder et elkaar vergeleken kunnen worden. Extra voordeel hiervan is het aspect van kosteneheersing en eerlijke vergelijking tussen elk van de keuzeogelijkheden. Ook deze wens wekt vanuit een odern estuurskundig perspectief evreeding. Als actoren vanuit hun eigen doelstellingen en et eperkte rationaliteit via interactie in estuurlijke netwerken tot ruilen oeten overgaan o succes te oeken, oeten alternatieven niet zodanig zijn dichtgetierd dat onderdelen ervan niet eer tegen elkaar kunnen worden gewisseld. Elk der participanten kot via sli ruilen en inforatie uitwisselen juist dichter ij nutsoptialisatie. Alternatieven dienen dus juist niet discreet te worden geforuleerd, aar gedeeltelijk copleentair; tussenkeuzes oeten juist ogelijk worden geaakt. Sterker nog, de participatieve eleidsanalyse verkondigt zelfs de wenselijkheid o et partijen gezaenlijk proleestellingen, concepten en alternatieve oplossingen te ontwikkelen o tot een gedeelde werkelijkheid te koen (Geurts en Vennix 1989; Eden en Ackerann 1998; Mayer 1997; Mayer, Van Daalen en Bots 2002). Bij deze enadering zullen er dus geen concurrerende oplossingen ontstaan, aar een enkel alternatief et reed gedeelde steun. Ook het eleent van kosteneheersing doet veel estuurskundigen ongeloofwaardig aan. Sinds Wildavsky (1984) weten ze dat egrotingen het resultaat zijn van strategische spelen die door etrokken organisaties worden gespeeld en in weinig lijken op de ojectieve kostenraingen die naar de uitenwereld toe worden gepresenteerd. Majoreren (opzettelijk te hoog raen) en inoreren (expres te laag raen) zijn aan de orde van de dag in udgetteringsprocessen en achter elke raing en elk cijfer steekt een politiek wens en/of aannae (Wildavsky 1984; Wildavsky en Caiden 1996; Schick 2000). Zulk gedrag draagt ook ij aan eperkte eheersaarheid van grote projecten en rationeler en nauwkeuriger afakenen of raen zijn daartegen geen proaat iddel (De Bruijn e.a. 1996; De Bruijn 2001). Een aspect dat zowel in de interviews als in de rainstorsessies die zijn gehouden ten ehoeve van dit artikel nadrukkelijk naar voren kot is de verhouding tussen de OEEi-studies en de uitgevoerde ilieueffectrapportages en het redere kader van de Tracéwet waarinnen evaluaties voor infrastructuurprojecten worden uitgevoerd. In feite hangen de OEEi-eoordelingen zelfs volkoen los van het gangare juridische procédé en zijn ze in het redere institutionele geheel totaal niet ingeed. De discussie over hoe dat zou oeten is iniddels wel aan de gang, aar in de Leidraad hangt deze kwestie in het luchtledige odat iedere verwijzing naar het redere geheel ontreekt en Besluitvoring heet et een hokje ero. Binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt overwogen o arguenten uit de OEEi-studies in te zetten o te voorkoen dat als onwenselijk eschouwde projecten in de planstudie- en realisatiefase elanden (ze worden daaree dus uitgesloten van uitvoering odat ze niet voor financiering in aanerking koen), aar daarover is nog geen esluit genoen. Soige gesprekspartners heen ook aangegeven dat et o e e i een specifiek welvaartstheoretisch perspectief wordt gehanteerd en daaree een eenzijdige wijze van denken loslaat op een veelvorige proleatiek. Toch estaat hier en daar de 2003 30 3 5 173

M. de Jong ö H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten*atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk neiging o dat tot het integrale perspectief te estepelen. Dit perspectief wordt echter niet door allen als even zaligakend ervaren en is net zo in integraal als het ilieukundig o f ecologisch perspectief dat de ilieu-effectrapportage vertegenwoordigt. Hoewel soige econoen en ecologen inderdaad nog altijd hun eigen enaderingswijze in staat achten o alle relevante aspecten van eleid op te neen (en daaree gevaarlijk dicht ij econocratie respectievelijk ecocratie koen) zijn estuurskundigen en planologen juist gespecialiseerd in het relativeren van de waarheidsclais van elk van deze eleidsrelevante disciplines en het type inforatie dat ze aanleveren. Elke asolute waarheidsclai wordt door hen verworpen. Er zijn i ers zoveel partijen, zoveel elangen, zoveel perspectieven en zoveel visies en die lopen steeds weer uiteen en claien alleaal de waarheid in pacht te heen. o e e i, hoe genuanceerd veel van haar opstellers en geruikers ook over het geruik ervan kunnen denken, is indien toegepast door hardliners niet vrij van deze integraliteitsclai en vataar voor econoisch iperialise. Rest de vraag hoe een afwegingsethode die voorij lijkt te gaan aan eleentaire estuurskundige inzichten uit de afgelopen twintig jaar estuurlijk zo spraakakend kon worden. Dat is de puzzel die na de voorafgaande eschouwing nadrukkelijk lijft hangen. Een van de verklaringen is wellicht de traditioneel achtige positie die econoische onderzoeksinstanties in Nederland altijd al heen ingenoen. Vooral ten aanzien van het Centraal Planureau is ekend dat het grote invloed heeft op de (acro-)econoische onderouwing van projecten in Nederland. Hun econoische scenario s zijn alo ekend en hun inschatting van de ruiteehoefte in de Rotterdase haven heeft in even ruie ate de edia gehaald. De twijfelachtige hardheid van de uitkosten wordt als zodanig in de edia niet herkend, terwijl de politieke ipact ervan fenoenaal kan zijn. Critici eweren dat de econoen van het c p eer oog heen voor de ehoeften van politici dan de estuurskundigen. Daar waar estuurskundigen aanevelingen doen in de richting van procesoplossingen en de onverijdelijke wenselijkheidsvraag van een project uit de weg gaan et interactieve aanpakken, open planprocessen en procesanageent, koen econoen et inhoudelijke oordelen en heldere antwoorden op prangende ja-neevragen. Ontwikkelaars en toepassers van o e e i verkeren vaak in de naijheid van de topfiguren en heen scherp in eeld welke hun ehoeften en wensen zijn en hoe afwegingsprocessen in de politieke praktijk verlopen. In vergelijking daaree is het estuurskundige en planologische relativise inder succesvol. Interactief eleid wordt oenteel volop gepropageerd en toegepast, aar de uitkosten van de discussie in het kader van de Tweede Nationale Luchthaveninfrastructuur (t n l i ), Tijdelijk Overlegplatfor Schiphol (t o p s ) en Project Mainportontwikkeling Rotterda ( p r ) en Incodelta, alle vooreelden van hoe recente estuurskundige inzichten genuanceerd zijn ingezet, zijn van onzekere invloed geweest op uiteindelijk geaakte keuzes. Als het priaat van de politiek anders eslist dan de gedeelde eningsvoring van de ensen die de eoordeling opstellen, staan estuurskundigen en zij die hun adviezen heen opgevolgd et lege handen. Een ander aspect, dat wellicht verklaart waaro o e e i juist nu naar voren kot, is het feit dat vanaf egin 2001 de econoische onderzoeksureaus de handen ineen heen geslagen. Zo vaak rachten ze tegenovergestelde adviezen uit dat zowel zijzelf als de opdrachtgevers vonden dat standaardisatie dringend gewenst was. Het resultaat van deze inspanningen oet estuurskundigen ekend voorkoen: eendracht aakt acht. Hoeveel spraakakender o e e i ook ag zijn ij financieel zwaarwegende eslissingen dan elk van haar voorgangers, haar toekost en eer in het ijzonder haar effectieve invloed op geaakte eleidskeuzes, is nog geen uitgeaakte zaak. In de toekost te aken keuzes zullen het verschil aken tussen nieuwe econocratie en een waardevol ondersteunend instruent voor de epaling van econoisch rendeent van project. 5 Nieuwe econocratie of gevarieerde inforatievoorziening? Hoewel er tijdens de twee elektronische rainstorsessies (zie paragraaf 1) geen eensteigheid ontstond over verdere ontwikkeling van ethoden als o e e i in de toekost, vielen twee dingen op. De experts geloofden niet dat er ooit 174 5 2003 30 3

M. dejonge[h. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk een situatie zou ogen ontstaan waarin de evaluatie zonder eer de doorslag zou oeten geven ij te aken keuzes en wel dat de ethodologie nog verder kon worden geraffineerd en vereterd, hetzij door deze secuurder te aken via gevoeligheidsanalyses en explicitering van assupties, hetzij door effecten op te splitsen naar geraakte elangen. Opvallend was daarnaast dat de stelling 'Econoen heen een issie te vervullen; ze oeten hun gedachtegoed eter aan politici leren overdragen op redelijk veel steun kon rekenen, terwijl de door de auteurs vooraf als veelelovend geziene stelling Presentatie van uitkosten van diepgravende eleidsanalytische studies zijn voor veretering vataar en daaraan oet secuurder worden gewerkt veel lager scoorde dan verwacht. Kennelijk zijn de professionals ondanks dertig jaar schuren en schaven aan ethoden en technieken van evaluatie, zonder dat oplossing van de spanning tussen politiek en analyse ook aar enigszins dichterij is gekoen, overwegend van ening dat deze lijn onverdroten oet worden voortgezet. Er ogen ij de uiteindelijke rapportage geen concessies - worden gedaan aan het evattingsverogen o f de eschikare tijd van topestuurders odat dit zou resulteren in inforatie- o f validiteitverlies. Tegelijkertijd erkennen ze in die zin het priaat van de politiek dat het aan gezagsdragers is o de knopen uiteindelijk door te hakken. Met deze stellingnae lijft de priaire spanning tussen analyse en politiek in stand. De experts zijn niet econocratisch genoeg o te vinden dat de uitkosten van o e e i o f vergelijkare studies zelfstandig de doorslag ogen geven, aar velen zijn wel econocratisch genoeg o te vinden dat de politici eigenlijk uit eigen eweging tot die slotso zouden oeten koen en ze eschouwen ovoring o f vertaling van de door hen gegenereerde kennis als onverteeraar. Hoe nu verder? De auteurs zijn van ening dat een te zelfverzekerde houding van econoisch analisten niet alleen niet te rechtvaardigen is (er zijn iers verschillende visies op wenselijkheid dan die via de welvaartseconoie), aar hen ook onnodig kwetsaar aakt. Gezagsdragers die voorstander zijn van projecten zullen zich uiteindelijk niet laten overtuigen door studies die ze niet doorgronden en waarvoor geen poging is gedaan ze te vertalen naar egrijpelijke scorekaarten. En de cijfers die worden gegenereerd worden alleen geloofd en overgenoen als ze toch al sporen et hun wensen; zo niet, dan worden uitkosten van o e e i genegeerd en daalt het elang ervan op terijn. De steun die o e e i op dit oent ondervindt, kan tijdelijk lijken en zolang institutionalisering geen feit is, hangt deze a f van de politieke constellatie. Econocraten kunnen in Nederland alleen regeren zolang ze actief politiek worden afgedekt en dat zal niet altijd het geval zijn. In een land als Frankrijk, waar veel topfiguren zo geschoold zijn en daaree affiniteit heen, is deze kans veel groter dan in het sociocratische en anti-autoritaire Nederland. Toch zou een teloorgang van o e e i etreurenswaardig zijn, want o e e i iedt veel relevante econoische inforatie en nooit is het tij voor eer systeatische in plaats van verrokkelde inforatievoorziening op dit terrein gunstiger geweest. Daaro vinden auteurs het verstandiger o er één van de officiële deelstudies ten ehoeve van de esluitvoring van te aken, et een gegarandeerde positie in het proces, naast ilieueffectrapportage en ogelijk in soige gevallen rapporten et etrekking tot veiligheid, technologische ontwikkeling en planologische perspectieven. Het kan zich daaree een vaste en gestructureerde plaats verwerven en institutionaliseren. Waarschijnlijk zou de O E E I in de vor van een Econoische Effect Rapportage ( e e r ) zelfs een vrij zwaar stepel op de esluitvoring gaan drukken, odat daaraan door soige actoren, zoals geeenten, over het algeeen de eeste waarde wordt gehecht (Hoa 2001). De eest recente ontwikkeling, waarvoor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zich sterk heeft geaakt en welke is afgesproken in het interdeparteentale directeurenoverleg en voorgesteld in een rief aan de Tweede Kaer, is ook interessant. Hierin wordt o e e i ogevord tot o e i (Overzicht Effecten van Infrastructuur), waarij econoisch nadrukkelijk wordt weggehaald. Dit o e i is dan weliswaar ontstaan uit o e e i, aar werkt eer als een scorekaartethode van alle relevante effecten dan als een k a, en etekent in feite een elangrijke koerswijziging. Niet langer wordt onetarisering van alle effecten nagestreefd. 2003 30 3 2 175

M. de Jong ci H. Ceerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk Nee, het wordt zoals de naa ook suggereert een overzichtelijke lijst van relevante effecten. Alle risico s op het ontstaan van econocratie zijn op die anier weggenoen. In zo n constructie is het ovendien denkaar dat o e e i de econoische input wordt voor o e i. Hoe dan ook, voor een uitgealanceerde esluitvoring is het van elang o in te zien dat er verschillende perspectieven zijn op de proleatiek rond infrastructuren en dat de supreatie van een van de visies deze inherente coplexiteit niet oplost. In die zin zijn de inzichten van de estuurskunde wel degelijk zinvol geweest, aar is het effect van en de ehoefte aan het heldere analytische product chronisch onderschat. Analyses zoals o ( e ) e i kunnen alleen overleven indien ewindvoerders de waarde ervan algeeen gaan erkennen. Als de centrale oodschap eruit in plussen en innen op scorekaarten of via versipelde vergelijkingen tussen geldedragen en natuurwaarden ( hoeveel geld is u het ehoud van de korenwolf waard? ) wordt gepresenteerd, verloopt het deat anders. Analisten oeten hun kindjes ogen vóórtrengen, aar ook weer leren loslaten, voor het este resultaat. Indien een interdeparteentale en/of interestuurlijke werkgroep van hoge atenaren gedwongen wordt expliciet te reageren op elk van de onderliggende studies, aar tevens ag doorvertalen naar eleidsatig relevante grootheden, is naar onze saak het analytisch axiaal haalare in een deocratie ereikt. Noch analytische inhoud noch procesatig overleg alleen ieden hier soelaas, het gaat o waarop deze zijn vervlochten (Van Binsergen en Visser 2001). Alleen zodanige institutionele verankering dat er een expliciete koppeling ontstaat tussen o ( e ) e i en (1) de keuzes die de Tracéwet vereist en (2) de trechtering van projecten in het Meerjarenprograa Infrastructuur en Transport ( i t ) van verkenningenfase via planstudiefase naar realisatiefase ieden de institutionele garantie dat o ( e ) e i langdurig een rol kan gaan spelen in afwegingsprocessen ten ehoeve van transportinfrastructuur. Analytische inforatie, econoische en andersoortige, oet worden ingeed in het proces van keuzeepaling en draagvlakvoring en het actieve geruik daarvan in het politieke proces epaalt de legitiiteit van inforatie (De Jong r999). Een overzichtelijke en egrijpelijke pre- sentatie van diverse gezichtspunten en aspecten kot daar aanzienlijk dichter in de uurt dan een doordachte, aar ontoegankelijke presentatie van een specifieke visie. In het eerste geval wordt de gedachtevoring ij politiek en atelijk verantwoordelijken gestiuleerd en het esluitvoringsproces verrijkt. In het tweede geval worden de uitkosten ofwel genegeerd odat de inforatie onruikaar is, ofwel de etwistare eindresultaten overgenoen en de discussie doodgeslagen zonder dat de achterliggende studies worden doorgrond. Bevordering van dergelijke intellectuele passiviteit kan leiden tot grote aantallen planningsrapen (Hall 1981) en lijvende lunders (De Coninck I993)> die een oderne econoie zich niet kan veroorloven. Noten i D e a u t e u r s e d a n k e n J o s A r t s ( D i e n s t W e g e n W a t e r - h u n c o n s t r u c t i e v e i j d r a g e ij d e t o t s t a n d k o in g v a n dit o u w ) e n P a u l P o l a k ( A d v i e s d i e n s t V e r k e e r e n V e r v o e r ) v o o r a r t ik e l. Literatuur Aelung, S.M., M.B.A. van Asselt, S.C.H. Greeuw, R.S. de Groot, K.G.BP. Molendijk en J. Rotans, 2001, Evaluatie van het o e e i: Een kritische eschouwing van o e e i als leidraad voor een evenwichtige kosten-atenanalyse van de effecten van infrastructuurprojecten, et nae op natuur en landschap, Maastricht: ICIS. Binsergen, A. van en J. Visser, 2001, Innovation Steps Towards Efficient Goods Distriution Systes for Uran Areas, Delft: TRAIL Research School. Buck Consultants International, 2002, Evaluatie OEEl-leidraad, Den Haag. Bruijn, J.A. de en E.F. ten Heuvelhof, 1991, Sturingsinstruenten voor de overheid: Over coplexe coplexe netwerken en een tweede generatie sturingsinstruenten. Leiden/ Antwerpen: Stenfert Kroese. Bruijn, J.A. de, e.a., 1996, Grote projecten: Besluitvoring en anageent, Alphen aan den Rijn: Saso H.D. Tjeenk Willink. Bruijn, J.A. de, 2001, Prestatieeting in de pulieke sector. Tussen professie en verantwoording, Utrecht: Lea. 176 5 2003 30 3

M. dejong ajh. Geerlings: De operkelijke terugkeer van de kosten-atenanalyse in het centru van de estuurspraktijk Bruijn, J.A. de, E.F. ten Heuvelhof en R.J. in 't Veld, 2002, Procesanageent: Over procesontwerp en esluitvoring, Schoonhoven: Acadeie Service. Coninck, D. de, 1993, Blijvende lunders: De grote nutteloze werken, Antwerpen: Kritak. Downs, A 1957, An Econoie Theory o f Deocracy, New York: Harper and Row. Downs, A 1967, Inside Bureaucracy, Boston: Little Brown and Co. Edelenos, J., 2000, Proces in vor: Procesegeleiding van interactieve eleidsvoring over lokale ruitelijke projecten, Utrecht: Lea. Eden, C. en F. Ackerann, 1998, Making Strategy: The Journey o f Strategic Manageent, Sage Pulications, London. Eeten, M. van,1999, Dialogues o f the Deaf: Defining New Agendas fo r Environental Deadlocks, Delft: Huron Pulishers. Feldan, E.J. en J. Milch, 1982, Technocracy versus Deocracy: The Coparative Politics o f International Airports, Boston: Auurn House Pulishing Copany. Fischer, F., 1990, Technocracy and the Politics o f Expertise, Newury Park/London/New Delhi: Sage Pulications. Fischer, F. en J. Forester (eds), 1993, The Arguentative Turn in Policy Analysis and Planning, Durha and London: Duke University Press. Geurts, J. en J. Vennix, 1989, Verkenningen in eleidsanalyse: Theorie en praktijk van odelouw en siulatie, Zeist: Kerckeosch BV. Hall, P., 1981, Great Planning Disasters, Harondsworth, London: Penguins Books. Heffen, O. van en M. van Twist, 1993, Beleid en wetenschap: Hedendaagse estuurskundige eschouwingen, Alphen aan den Rijn: Saso H.D. Tjeenk Willink. Hoa, F.A.M., 2001, Rijkswegen en ruitelijke ordening: Planologische inpassing van rijkswegtraces door Nederlandse geeenten, Delft: Euron Pulishers. Hoogerwerf, A., 1978, Overheidseleid: Een inleiding in de eleidswetenschap, Alphen aan den Rijn: Saso H.D. Tjeenk Willink. Hoogerwerf, A., 1992, Het ontwerpen van eleid: Een handleiding voor de praktijk en resultaten van onderzoek, Alphen aan den Rijn: Saso H.D. Tjeenk Willink, jong, W.M. de, 1999a, Institutional Transplantation: How to adopt Good Transport Infrastructure Decision Making Ideas Jro other Countries?, Delft: Euron Pulishers, jong, W.M. de, 1999, Institutionalised Criticis: The Deonopolisation of Scientific Advising. Science and Pulic Policy: Journal o f the International Science Policy Foundation, 26(3)193-199. jong, M. de en J. Weggean, 1999, Interactieve eleidsvoring dreigt haar krediet te verliezen, Stedeouw en Ruitelijke Ordening, 80 (5) 25-29. Kickert, W. e.a., 1985, Planning innen perken, s-gravenhage: VUGA. Lindlo, C.E. en E.J. Woodhouse, 1968, The Policy-Making Process, Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall. Mayer, I.S., 1997, Deating Technologies: A Methodological Contriution to the Design and Evaluation o f Participatory Analysis, Tilurg University Press, Tilurg. Mayer, I.S., C.E. van Daalen en P.W.G. Bots, 2002, De vereelding van de eleidsanalyse, Beleidswetenschap, 16 (2) 95-113. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1984, Het planningsproces van rijkswegen, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992a, Budgetanageent, Kerntea BPI, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992, Evaluatie Injraeleid Verkeer en Vervoer, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995a, Handoek Effecten Infrastructuur, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995, Oriëntatie project PI: Integrale prioriteitstelling hoofdinfrastructuur, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998a, Interdeparteentaal Beleidsonderzoek 'Financieel kader ruitelijke inpassing infrastructuur", Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998, Raawerk Integrale Beleidsvoring Hoofdinfrastructuur, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998c, Chaos en orde: Moentopnae van het project Wegverlichting, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat/Ministerie van Econoische Zaken, 2000, Evaluatie van infrastructuurprojecten: Leidraad voor kosten-aten analyse, Onderzoeksprograa Econoische Effecten Infrastructuur, delen 1 (hoofdrapport) en 2 (capita selecta), Den Haag. Mintzerg, H., D. Rainsinghani en A. Theoret, 1976, The Structure of Unstructured Decision Processes, Adinistrative Science Quarterly, 1976, 21. Miser, H.J. en E.S. Quade, 1988, Handook o f Systes Analysis: OverView o f Uses, Procedures, Applications and Practices, Chichester: Wiley. Niekerk, F., 2000, Het effect gerapporteerd: De geruikswaarde van effectrapportages voor de planning van infrastructuur, Groningen: GeoPers. Pestan, P., 2001, In het spoor van de Betuweroute: Moilisatie, esluitvoring en institutionalisering rond een groot infrastructureel project, Asterda: Rozenerg Uitgevers. Riet, O. van de, 2002, Policy Analysis in a Multi-Aclor Setting, te verschijnen. Riet, O. van de en R. van der Heijden, 2002, Interactive Policy Analysis: The Iplications of the Interactive Part on the Analysis Part, OR Insight, 15 (1). Self, P., 1975, Econocrats and the Policy Process: The Politics and Philosophy o f Cost Benefit Analysis, London and Basingstoke: The Macillan Press Ltd. Sion, H.A., 1957, Adinistrative Behavior. A Study o f Decision Making Processes in Adinistrative Organization, London: Macillan. Schick, A., 2000, The Federal Budget: Politics, Policy, Process, Washington: Brookings Institute. Teisan, G.R., 1992, Coplexe esluitvoring: Eenpluricentrisch perspectief op esluitvoring over ruitelijke investeringen, s-gravenhage: VUGA. Teisan, G.R., 1997, Creatieve concurrentie: Een innovatieplanologisch perspectief op ruitelijke investeringen, Nijegen: Katholieke Universiteit Nijegen. Teisan, G.R., 2001, Ruite oiliseren voor coöperatief esturen: Over anageent in netwerksaenlevingen, 2003 30 3 5 177