Optioneel: naam substijl of naam project. Monitor Wonen Voortgang en vooruitblik

Vergelijkbare documenten
)324 GSO Wij hebben in onze vergadering van 10 juli 2012 de Bestuurlijke samenvatting Monitor Woonvisie 2012 vastgesteld.

Bestuuriijke samenvatting Monitor Woonvisie Inleiding

Figuur 1: Veronderstellingen per onderdeel uit de Nationale CBS-Prognoses 2008 en 2012

JNGFK^W^J 1 7 JUU Paraaf Provinciesecretaris lljukj

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

toelichting aanvaarding actualisering regionale woonvisie 2017

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Hierbij het verzoek bijgaand mailbericht aan GS te doen toekomen aan de Statenleden en op te nemen onder ingekomen stukken.

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Bijlage 1: DE ANALYSE

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland Postbus LP DEN HAAG

Verstedelijking Zuidelijke Randstad. Bouw en vastgoedthemabijeenkomst 2016

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Aansluiting plan Lingerzijde op de actuele regionale woningbehoefte

De Nederlandse woningmarkt Léon Groenemeijer, Kenneth Gopal (ABF Research)

Wijkprognoses gemeente Oosterhout

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Bevolkingsprognose Purmerend

Bevolkingsprognose 2016

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek. Verkenning regionale woningbehoefte voor het omgevingsplan Binckhorst

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016

Bevolkingsprognose 2017

GS brief aan Provinciale Staten

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

ZUID HOLLAND =OMEN 1 3 OKT provincie. Memo. Leden Statencommissie Ruimte & Wonen. Rapportage "Sociale woningvoorraad en doelgroep in beeld"

Bevolkingsprognose Arnhem

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010

vraaggericht woningmarkt onderzoek Maastricht

Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking. Ontwikkellocaties Sportlaan eo Hellevoetsluis

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Behoeftepeiling Nimmer Dor

Noord-Brabant in demografisch perspectief

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

prognoses in tijden van crisis

De Brabantse Agenda Wonen

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx]

Monitor woningbouwplannen Holland Rijnland

Fricties tussen vraag en aanbod op de Nederlandse woningmarkt

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen

Bevolkingsprognose Den Haag 2016

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Bevolkingsprognoses Deventer 2013

Gemeente Valkenswaard

fluchskrift

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Uitvoeringsagenda. 20 februari Pagina 1 van 11

Bevolkingsprognose Rotterdam Onderzoek en Business Intelligence

Woonmonitor Drechtsteden 2010

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Toets duurzame verstedelijking Westzanerwerf. Gemeente Zaanstad

Woningbehoefte Stadsregio Rotterdam

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen

Toepassing treden 1 en 2 ladder duurzame verstedelijking voor Oosterdalfsen

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Monitor Woningbouwproductie Noordvleugel. Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Woningbehoefte voor de wijk Marickenzijde in De Ronde Venen

Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Gedeputeerde Staten. Regio Midden-Holland t.a.v. Dagelijks Bestuur Postbus AA Gouda. Actualisering regionale woonvisie 2017.

Prognose bevolking en woningbehoefte Noord-Holland 2005

Bevolkingsprognose Lansingerland 2015

Gedeputeerde Staten. Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Waleplein CZ Strijen. Actualisering regionale woonvisie 2017.

DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING

GS brief aan Provinciale Staten

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Nieuwbouw en transformatie in de regio s Delfzijl en Oost Groningen: hoe gaan we om met krimp?

Gedeputeerde Staten. Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Postbus AC Gorinchem. Actualisering regionale woonvisie 2017.

Beter leven voor minder mensen

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

De Stimuleringsregeling goedkope koopwoningen stand van zaken per 1 november Inleiding. 2. Doel van de goedkope koop-regeling

Q&A over woningbehoefte en woningbouwprogrammering

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:

Monitor Woningproductie Noordvleugel Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Bevolkingsprognoses Deventer oktober 2012

Ontwerp-voorbereidingsbesluit van Provinciale Staten. Provinciale Staten van Zuid-Holland,

RAADSINFORMATIEBRIEF 15R.00560

Regionale arbeidsmarktprognose

5 Kwantitatief en kwalitatief regionaal woningbouwprogramma

WONINGBOUW- MONITOR

11 juni 2014 PN

BRABANT IN DEMOGRAFISCH PERSPECTIEF ontwikkelingen van de (West-)Brabantse bevolking trends prognoses beleidseffecten - opgaven

Second opinion Bevolkingsprognose Den Haag

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Transcriptie:

Optioneel: naam substijl of naam project Monitor Wonen 2009 Voortgang en vooruitblik

Monitor Wonen 2009 Voortgang en vooruitblik Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 22 september 2009

2

Voorwoord In de provinciale Woonvisie hebben wij aangegeven welke bijdrage wij willen leveren aan goed wonen in Zuid Holland. Wonen is meer dan een dak boven het hoofd, maar is verbonden met kunnen werken met onderwijs, bereikbaarheid en voorzieningen of juist de afwezigheid daarvan. De Provinciale Structuurvisie (PSV) waarborgt dat er ruimte is voor veranderingen die vanuit de samenleving gewenst zijn en komt daar beheerst aan tegemoet. Goed wonen is een ambitie waar alle overheden gezamenlijk een bijdrage aan leveren. Geen enkele overheid is in staat zelfstandig woningbouwprojecten te realiseren. Dat doen marktpartijen en corporaties op basis van hun kennis van de woningmarkt, de woonwensen en hun investeringsmogelijkheden. Elke overheid heeft wel een eigen bijdrage in het ontwikkelingsproces van initiatief tot oplevering. De bijdrage van de provincie is in de woonvisie en de PSV aangegeven. Op basis van die bijdrage spreken wij verwachtingen uit over het aandeel dat onze partners in de ontwikkelingsketen leveren. Wij maken daar gezamenlijk afspraken over (verstedelijkingsafspraken 2005-2009) of zullen die maken (2010-2019). Deze afspraken zijn gezamenlijke inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. Eens per jaar monitoren wij of de afgesproken prestaties en inzet zijn geleverd. Wij geven aan wat de reden is van succes of falen en trekken lessen voor de toekomst. Vandaar dat deze monitor niet alleen terugblikt. Het samenstellen van een gezamenlijk ontwikkelingsprogramma voor Wonen, waarover nog afspraken moeten worden gemaakt (2010-2019) loopt gelijk op met het programma dat in de uitvoeringsfase verkeert (2005-2009). Dat betekent dat op basis van succes of faalfactoren uit de analyse van de terugblik wordt verkend of het programma in de toekomst moet worden bijgesteld in omvang, samenstelling, tempo of plaats. Het kan ook zijn dat vooraf beheersmaatregelen moeten worden afgesproken. 3

Inhoudsopgave Samenvatting 6 1. Inleiding 12 1.1 Aanleiding 12 1.2 Opzet 12 1.3 Gebiedsafbakening 12 1.4 Gemeentelijke cijfers 13 1.5 Kwaliteit gegevens 14 2. Inhoudelijke ontwikkelingen 15 2.1 Bevolking 15 2.1.1 Historie bevolking 15 2.1.2 Bevolkingsontwikkeling tot 2020 17 2.1.3 Conclusies 17 2.2 Krimp? 18 2.2.1 Stabilisering bevolkingsomvang 18 2.2.2 Verschillende prognoses 18 2.2.3 Conclusies 20 2.3 Economische crisis 20 2.3.1 Terugval productie? 20 2.3.2 Kwalitatieve verschuivingen 21 2.3.3 Conclusies 22 2.4 Gerelateerde monitors 22 2.4.1 Monitor Groene Hart 22 2.4.2 Monitor Stedenbaan 23 2.4.2 Conclusies 24 3. Beleidsthema s 25 3.1 Kwantitatief programma 25 3.1.1 Opgave 25 3.1.2 Programma 2005-2009 25 3.1.3 Programma 2010-2019 26 3.1.4 Toevoegingen en onttrekkingen 27 3.1.5 Bouwprognose 2005-2009 30 3.1.6 Planaanbod 2010-2019 31 3.1.7 Ventiel Zuidplaspolder 33 3.1.8 Conclusies 33 4

3.2 Binnenstedelijk bouwen 34 3.2.1 Opgave binnenstedelijk 34 3.2.2 Toevoegingen en onttrekkingen binnenstedelijk 34 3.2.3 Planaanbod binnenstedelijk 2010-2019 36 3.2.4 Conclusies 37 3.3 Woonmilieu s in balans 38 3.3.1 Opgave 38 3.3.2 Woonmilieubalans 2010-2019 Zuid-Holland 38 3.3.3 Woonmilieubalans 2010-2019 Zuidvleugel 39 3.3.4 Conclusies 40 3.4 Sociale woningbouw 41 3.4.1 Opgave 41 3.4.2 Specifieke regionale situaties 41 3.4.3 Toevoegingen sociaal 2005-2008 42 3.4.4 Planaanbod sociaal 2010-2019 44 3.4.4 Conclusies 46 4. Beleidsuitwerking 47 4.1 Verstedelijkings- en ontwikkelingsstrategieën 47 4.1.1 Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel 47 4.1.2 Stedenbaan 47 4.1.3 Verstedelijkingsafspraken 48 4.1.4 Ontwikkelingsstrategie Groene Hart 48 4.1.5 Ontwikkelingsstrategie Delta 48 4.2 Beschikbaar stellen van middelen 49 4.2.1 BLS middelen 1995-2005 49 4.2.2 BLS middelen 2005-2009 49 4.2.3 ISV middelen 2000-2004 50 4.2.4 ISV middelen 2005-2009 50 4.2.5 ISV middelen 2010-2014 50 4.3 Beschikbaar krijgen van middelen 51 4.4 Huisvesting statushouders 52 4.4.1 Opgave eerste helft 2009 52 4.4.2 Regulier 52 4.4.3 Pardonregeling 52 4.5 Conclusies 54 Bijlage Conclusies per regio 55 5

Samenvatting 1. Inleiding De beleidsthema s uit de Woonvisie 2005-2014 en de ontwerp Provinciale Structuurvisie (PSV) 2010-2020 vormen de basis voor de monitor Wonen 2009. Door middel van een terugblik op de periode 2005-2008 wordt invulling gegeven aan het verzoek van Provinciale Staten om jaarlijks de voortgang van de Woonvisie (inclusief woningbouwafspraken, BLS en ISV) te monitoren. Daarnaast wordt vooruit gekeken naar de perioden 2009 en 2010 tot en met 2019 ten behoeve van de resterende looptijd van de Woonvisie en het onderdeel wonen uit de ontwerp PSV. In deze samenvatting zijn de conclusies, en acties naar aanleiding daarvan, uit ieder hoofdstuk van de monitor overgenomen. De meeste acties hebben betrekking op nadere uitwerkingen zoals verkenningen, onderzoek en verbeterde monitoring. Deze worden opgepakt in relatie tot het Uitvoeringsprogramma van de PSV. Acties van bestuurlijke aard zijn aangeduid met Bestuurlijk. 2. Inhoudelijke ontwikkelingen 2.1 Bevolking 2005-2009 In de periode 2005-2008 groeide het inwonertal van Zuid-Holland met ruim 21 duizend personen. De geringe groei werd veroorzaakt door een daling van het buitenlandse migratiesaldo. 2010-2019 In de periode 2010-2019 zal de bevolking, afhankelijk van het buitenlandse migratiesaldo, met 7 tot 15 duizend inwoners per jaar groeien. De woningvoorraad groeit met 9 tot 13 duizend woningen per jaar. 2.2 Krimp 2005-2009 In 2008 daalde het inwonertal van 25 (van de toen 77) Zuid-Hollandse gemeenten. Voor een deel betreft het incidenten, maar in de gebieden buiten de Zuidvleugel is al een aantal jaren sprake van stabilisering van de bevolkingsomvang. Zo is het inwonertal van het Groene Hart in Zuid-Holland sinds 2004 nauwelijks veranderd en ook op de eilanden is er sprake van minder groei. 2010-2019 Verwacht wordt dat de steden blijven groeien en dat de groei in de landelijke gebieden afneemt. De mate van stedelijke groei zal vooral afhankelijk zijn van immigratie en de toename van de belangstelling van kwalitatief goed wonen in de stad. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning; Treed er in delen van Zuid- Holland al krimp op voor 2020? Bestuurlijk Samen met regionale partners nader in gesprek komen over het ontwikkelen van regionale scenario s zodat de kwaliteit, leefbaarheid en vitaliteit na eventuele omslag van groei naar krimp behouden blijft. 6

Samenvatting 2.3 Economische crisis 2005-2009 De in de periode 2005-2008 gemeten ontwikkeling van de woningbouw geeft geen beeld van de effecten die de kredietcrisis op de woningproductie naar soort en aantal in de toekomst zal hebben. 2010-2019 Verwacht wordt dat in de periode 2010-2012 de productie ten opzichte van het jaargemiddelde in de periode 2005-2008 minstens 30 procent per jaar zal afnemen. Daarnaast neemt de behoefte aan huurwoningen fors toe. Acties: - Monitoren van de achteruitgang in segmenten van de woningmarkt als gevolge van de economische crisis. - Verkenning naar mogelijkheden om het aandeel huurwoningen in de nieuwbouwproductie de komende jaren te vergroten. 2.4 Gerelateerde monitors Monitor Groene Hart De woningbouw in het hele Groene Hart is in 2007 en 2008 aangetrokken ten opzichte van de voorgaande jaren. De groei wordt voornamelijk gerealiseerd in gemeenten/kernen aan de randen van het Groene Hart. De woningbouwproductie blijft echter achter ten opzichte van het programma. In deze monitor worden geen aanbevelingen voor de periode 2010-2019 gedaan. Stedenbaan Monitor De Stedenbaanpartners hebben de ambitie om 52 duizend woningen rondom Stedenbaanstations te ontwikkelen. In de Stedenbaan Monitor 2009 wordt voor de periode 2010-2019 voorzien dat er voor ongeveer 40 duizend woningen aan kansrijk capaciteit aanwezig is. De helft hiervan moet de komende jaren nog geoperationaliseerd worden in bestemmingsplannen. Deze monitor kent enkele aanbevelingen. Acties: - Met Zuidvleugelpartners en marktpartijen (markt) onderzoek laten verrichten naar de (toekomstige) aantrekkelijkheid van de gebieden rond stations en de gevolgen van de economische crisis op de plancapaciteit. Bestuurlijk In de Provinciale StructuurVisie en de Verstedelijkingsafspraken hoge prioriteit geven aan de ontwikkeling van Stedenbaanstations. Bestuurlijk Met programmaregio s afspraken maken over transformatie rond stedenbaanstations van verouderde bedrijventerreinen en gebouwen die niet meer in gebruik zijn, als onderdeel van de uitvoering van het ISV III beleidskader. 7

Samenvatting 3. Beleidsthema s 3.1 Kwantitatief programma 2005-2009 Naar verwachting wordt in Zuid-Holland in de periode 2005-2009 67 procent van de uitbreidingsprogramma gerealiseerd. Er worden in deze periode waarschijnlijk 58 duizend woningen aan de voorraad toegevoegd. 2010-2019 De ambitie van de Zuidvleugelpartners om in de periode 2010-2019 175.000 nieuwe woningen te bouwen en er ongeveer 60.000 te slopen lijkt op basis van het jaargemiddelde in de periode 2005-2008 realistisch. Voor de regio s buiten de Zuidvleugel worden de programma s gehanteerd die zijn gebaseerd op de behoeftecijfers op basis van migratiesaldo nul uit de WoningBehoefteRaming (WBR) 2004. Het nieuwbouwprogramma voor de periode 2010-2019 komt daarmee totaal uit op ruim 190 duizend. Aandachtpunt is mogelijke terugval in de periode 2010-2012 als gevolg van de economische crisis. Het planaanbod in de Zuidvleugel bedraagt volgens de gemeentelijke opgave ongeveer 187 duizend woningen (107 procent programma). Er is gelet op de Zuidvleugelopgave voor de periode 2010-2012 geen reden om van de ventielfunctie van het project Zuidplaspolder gebruik te maken. Acties: - Samen met regionale partners monitoren van planaanbod. Bestuurlijk Maken van woningbouwafspraken met VROM en de regionale partners voor de periode 2010-2019 (circa 19 duizend nieuwbouwwoningen per jaar ofwel 12 à 13 duizend toename woningvoorraad per jaar). De opgave wordt de terugval van de productie in 2010-2012 later in te halen. Bestuurlijk In de periode 2010-2012 geen gebruik maken van het ventiel Zuidplaspolder. 3.2 Binnenstedelijk bouwen 2005-2009 Verwacht wordt dat de ambitie om 50 procent van de toename van de woningvoorraad binnen het BBG2000 te realiseren niet gehaald wordt. In de periode 2005-2008 vond ongeveer 36 procent van de toename van de woningvoorraad en 96 procent van de sloop plaats binnen de Begrenzing Bebouwd Gebied (BBG) 2000. In de woonvisie is aangegeven dat de nog te ontwikkelen delen van VINEX locaties binnen het BBG2000 vallen. Op basis van deze definitie wordt 50 procent waarschijnlijk wel gehaald. 2010-2019 Voor de periode 2010-2019 is in de concept Provinciale StructuurVisie voor de Zuidvleugel opgenomen te streven naar 80 procent van de bouwproductie (vervanging plus uitleg) binnen Bestaand Bebouwd Gebied 2010 (BBG2010) mits de kwaliteit van het binnenstedelijke groen niet wordt aangetast. Deze ambitie is door de Zuidvleugelpartners bestuurlijk overeengekomen. Een eerste verkenning in 2008 liet zien dat de balans voor de Zuidvleugel uitkomt op ongeveer 70 procent voorziene bouwproductie binnen BBG2010. 8

Samenvatting Voor het Groene Hart en de Delta is in de PSV opgenomen dat 100 procent van de vervangende nieuwbouw en 50 procent van de groei binnen BBG 2010 moet worden gerealiseerd. Naar de haalbaarheid van deze doelstelling is nog geen onderzoek gedaan. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar binnenstedelijk bouwen in relatie tot de gewenste kwaliteit: - Uitvoerbaarheid 80 procent binnen BBG2010 in de Zuidvleugel en 50 procent binnenstedelijk in het Groene Hart en de Delta. - Restcapaciteit binnenstedelijk/binnen rode contouren. - Mogelijkheden tot extra verdichten binnen BBG2010 en de benodigde condities. - Mogelijkheden tot verdunning van reeds voorziene uitleglocaties. - Samen met regionale partners experimenten starten om de ontwikkeling van centrumstedelijke woonmilieus (SER-ladder) en verdichting van specifieke locaties te bevorderen. 3.3 Woonmilieu s in balans In 2009 is een woonmilieubalans voor Zuid-Holland en de Zuidvleugel opgesteld. De balans laat voor de periode 2010-2019 tekorten in centrum stedelijke, groen stedelijke en landelijke woonmilieu s en overschotten in buiten centrum en dorpse milieus zien. In 2008 is in het kader van de uitwerking van de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel een woonmilieu balans voor de Zuidvleugel gemaakt. Er zijn geen grote verschillen tussen de Zuidvleugelbalans uit 2008 en de geactualiseerde balans uit 2009. Wel is er een kleine verschuiving zichtbaar van landelijk wonen naar groen stedelijk. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar uitvoerbaarheid woonmilieusystematiek. - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar mogelijke transformaties van woonmilieus: - Verdichting rondom halteplaatsen van hoogwaardige openbaar vervoer verbindingen (meer centrum stedelijk). - Transformatie van buiten centrum wijken naar centrum stedelijk of groen stedelijk. - Mogelijkheden tot verdunning van reeds voorziene uitleglocaties onderzoeken (meer landelijk). 9

Samenvatting 3.4 Sociale woningbouw 2005-2009 In de Woonvisie geeft de provincie aan te streven naar een aandeel van 30 procent sociale woningen in de totale nieuwbouwproductie (uitleg plus vervanging) per regio. In de periode 2005-2008 is het gemiddelde aandeel in Zuid-Holland ongeveer 20 procent. Regionaal zijn er grote verschillen. Het aandeel sociaal is in de periode 2005-2008 gestegen van 17 naar 23 procent. Voorlopige cijfers afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het eerste halfjaar van 2009 laten zien dat de ingezette stijging van het aandeel sociaal doorzet. De stijging is vooralsnog onvoldoende om over gehele looptijd van de woonvisie 30 procent te halen. In 2005 en 2006 zijn voor de Drechtsteden (25 procent) en de Stadsregio Rotterdam (22 procent) echter andere percentages bestuurlijk overeengekomen. Het streven voor hele provincie komt daardoor op 28 procent in plaats van 30 voor de periode 2005-2009. De Drechtsteden en Holland Rijnland (30 procent) zijn de enige regio s waarmee de provincie in 2005 bindende afspraken heeft gemaakt in het kader van het Besluit Locatiegebonden Subsidies. De monitor laat zien dat de Drechtsteden ongeveer 22 procent halen. Holland Rijnland haalt gemiddeld 24 procent en heeft in 2008 een forse inhaalslag gemaakt (35 procent). De Stadsregio Rotterdam en Midden-Holland slechts 14 procent halen in de periode 2005-2008. In de Stadsregio wordt dat veroorzaakt door de achterblijvende sociale productie in Lansingerland. De overige regio s halen tussen de 20 en 30 procent. 2010-2019 Het opgegeven aandeel sociale woningen in het planaanbod is gelijk aan dat van de feitelijke realisatie in 2005-2008 (20 procent). Eveneens zijn er regionaal grote verschillen. Voor deze periode geven sommige regio s (met name Haaglanden) vrijwel geen onderverdeling op naar prijsklasse. Dit belemmert de analyse. Het opgegeven planaanbod geeft hierdoor nauwelijks inzicht in de haalbaarheid van beleidsdoelstellingen. In de periode 2010-2019 worden opnieuw afspraken gemaakt over de streefpercentages in de regionale Woonvisies. Het streven naar 30 procent sociaal uit de provinciale Woonvisie 2005-2014 blijft daarbij onverminderd van kracht. Tot nu toe zijn afspraken gemaakt met de Alblasserwaard Vijfheerenlanden, Drechtsteden, Hoeksche Waard en Holland-Rijnland. Deze ontwikkelingen en de effecten daarvan op de doelgroep worden samen met de regio s gemonitord. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar de relatie van de omvang van de doelgroep en de beschikbare sociale woningvoorraad per regio. Bestuurlijk De provincie wil de stijgende lijn van het jaarlijkse aandeel sociaal doorzetten. Daarom zullen met de Zuidvleugelregio s in het kader van de verstedelijkingsafspraken afspraken gemaakt worden over het aandeel sociale woningen en de daarvoor benodigde acties. In de overige regio s zullen deze afspraken per regio worden gemaakt inclusief eventuele inhaal uit de periode 2005-2009. 10

Samenvatting 4. Beleidsuitwerking In de ontwerp Provinciale StructuurVisie geeft de provincie Zuid-Holland aan te streven naar een divers en samenhangend stedelijknetwerk en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap. De instrumenten die de provincie daarvoor inzet zijn: Maken van afspraken op basis van: - Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel, - Ontwikkelingsstrategie Delta en Groene Hart, - Verstedelijkingsafspraken, - Integrale ontwikkelingsprogramma s Stedenbaan (Beperkt) inzetten van middelen - Uitvoeren ISV II en BLS (2005-2009) - Vaststellen ISV III (2010-2014) Huisvesting statushouders en gepardonneerden Het overgrote deel van de gemeenten heeft het met betrekking tot beide taakstellingen in het afgelopen halfjaar redelijk tot goed gedaan. Toch dient een aantal gemeenten op hun relatief grote achterstand te worden gewezen en door de provincie te worden aangespoord op hun verplichting tot het beschikbaar stellen van huisvesting voor de verblijfsgerechtigden. Actie: Bestuurlijk Op gemeenten met een relatief grote achterstand wordt druk uitgeoefend door bestuurlijk en ambtelijk overleg, door de gemeenten schriftelijk op hun taak te wijzen en door inzet van het wettelijk instrumentarium (starten procedure "in-de-plaats-treding"). 11

1. Inleiding 1.1 Aanleiding De beleidsthema s uit de Woonvisie 2005-2014 en de ontwerp Provinciale Structuurvisie (PSV) 2010-2020 vormen de basis voor deze monitor Wonen 2009. Door middel van een terugblik op de periode 2005-2008 wordt invulling gegeven aan het verzoek van Provinciale Staten om jaarlijks de voortgang van de Woonvisie (inclusief woningbouwafspraken, BLS en ISV) te monitoren. Daarnaast wordt vooruit gekeken naar de perioden 2009 en 2010 tot en met 2019, enerzijds ten behoeve van de resterende looptijd van de Woonvisie en anderzijds als nulmeting van het onderdeel wonen uit de PSV. De opzet van de monitor en bijbehorende beleidsnotitie sluit daarmee aan op presentaties die dit jaar over wonen zijn gegeven in GS en de Statencommissie Ruimte & Wonen. 1.2 Opzet De monitor Wonen bestaat uit drie delen, namelijk inhoudelijke ontwikkelingen (verkenningen), beleidsthema s uit de Woonvisie en PSV en beleidsuitwerking (zie figuur 1.1). Daarmee sluit de monitor aan op de beleidscyclus (verkenningen > visie/beleid > beleidsuitwerking > monitoring en evaluatie). De planhorizon van onderdelen kan verschillen. Voor zover mogelijk en relevant begint ieder onderwerp met een terugblik op de periode 2005-2009 om vervolgens vooruit te kijken naar de periode vanaf 2010. Ieder onderwerp is voorzien van conclusies en acties naar aanleiding daarvan. De meeste acties hebben betrekking op nadere uitwerkingen zoals verkenningen, onderzoek en verbeterde monitoring. Deze worden opgepakt in relatie tot het Uitvoeringsprogramma van de PSV. Acties van bestuurlijke aard zijn aangeduid met Bestuurlijk. Figuur 1.1 - Opzet monitor A. Verkenningen B. Visie/beleid C. Beleidsuitwerking 2005-2009 Inhoudelijke ontwikkelingen Woonvisie Woningbouw afspraken ISV II BLS 2010-2014 PSV Verstedelijkings strategie en ISV III 2015-2020 PSV afspraken 1.3 Gebiedsafbakening In de monitor Wonen wordt over de volgende (deel)gebieden (zie figuur 1.2) in Zuid-Holland gerapporteerd: - 9 woningbouwregio s - Zuidvleugel (regio s Holland-Rijnland, Stadsgewest Haaglanden, Stadsregio Rotterdam, Drechtsteden en een gedeelte van Midden-Holland) - Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart - Zuid-Hollandse Delta (Hoeksche Waard en Goeree Overflakkee) - Provincie Zuid-Holland 12

Figuur 1.2 - Gebiedafbakening Monitor Wonen Bron: Provincie Zuid-Holland De Zuidvleugel omvat de regio s Holland-Rijnland, Stadsgewest Haaglanden, Stadsregio Rotterdam, Drechtsteden en een gedeelte van Midden-Holland (Z5 gemeenten). De Groene Hart grens volgt geen bestuurlijk/administratieve grenzen. Er liggen ook delen van het Groene Hart in de Zuidvleugel. Goeree- Overflakkee en de Hoeksche Waard vormen samen de Zuid-Hollandse Delta. Op 1 januari 2009 zijn de gemeenten Alkemade en Jacobswoude gefuseerd. De gemeente Kaag en Braassem die is ontstaan ligt zowel in de regio Holland Rijnland (en dus in de Zuidvleugel) als in de Rijnstreek. Het is nog niet duidelijk tot welke regio de gemeente definitief gaat behoren. In de monitor Wonen zijn daarom de aantallen van Kaag en Braassem verdeeld tussen Holland-Rijnland en de Rijnstreek op basis van de voormalige gemeentelijke indeling. De tabellen in de monitor Wonen hebben vaak dezelfde opzet. Eerst worden de cijfers per regio getoond, vervolgens het totaal voor de hele provincie en tot slot de cijfers per deelgebied. De optelsom van de deelgebieden komt niet overeen met het totaal voor de provincie! Dit wordt veroorzaakt doordat delen van de Zuidvleugel en het Groene Hart elkaar overlappen. 1.4 Gemeentelijke cijfers In de Monitor zijn geen gegevens over afzonderlijke gemeenten opgenomen. Een groot deel van de onderliggende cijfers zijn echter online via de Cijferwijzer Bevolking & Wonen per gemeente en regio toegankelijk. De Cijferwijzer is te openen via de link: www.zuid-holland.nl/cijferwijzer 13

1.5 Kwaliteit gegevens De informatie in deze monitor Wonen is afkomstig uit verschillende bronnen. Alle tabellen en figuren zijn voorzien van een bronvermelding. In de onderstaande tekst wordt voor de historische gegevens, prognoses en het planaanbod een inschatting van de kwaliteit beschreven. Historische gegevens Historische informatie (2005-2008) is afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bewerkingen, zoals het groeperen van gegevens naar regio/gebied en het toekennen van de aanduidingen binnenstedelijk en buitenstedelijk zijn uitgevoerd door de provincie. Deze informatie is betrouwbaar. De gegevens over de nieuwbouwproductie naar financieringsklasse (markt/sociaal) zijn afkomstig van de gemeenten. Ook dit jaar is weer gebleken dat gemeenten deze informatie niet of nauwelijks aanleveren. Prognoses/behoefteramingen Er zijn verschillende prognosemodellen (ADOM7, Pearl2008, Primos/Socrates) voor de ontwikkeling van de bevolking en de woningbehoefte gebruikt. Afhankelijk van de ingevoerde gegevens en de gebruikte scenario s kunnen modellen een goede indruk geven van toekomstige ontwikkelingen. Bij het gebruik van aantallen dient rekening gehouden te worden met een zekere bandbreedte. Planaanbod Het planaanbod in de periode 2010-2019 is afkomstig van verschillende bronnen en van wisselende kwaliteit (zie tabel 1.1). Bij de interpretatie van gegevens moet hier rekening mee gehouden worden. Tabel 1.1 - Bronnen planaanbod Regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Bron Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave gemeenten Opgave regio Drechtsteden Monitorsysteem Woningbouwplannen, inventarisatie provincie Inventarisatie Zuidvleugel, randtotalen uit Woningmarkt monitor Haaglanden Monitorsysteem Woningbouwplannen, inventarisatie provincie Monitorsysteem Woningbouwplannen, deels inventarisatie provincie, deels opgave regio Monitorsysteem Woningbouwplannen, deels inventarisatie provincie, deels opgave regio Monitorsysteem Woningbouwplannen, inventarisatie provincie Opgave Stadsregio, aangevuld met inventarisatie Zuidvleugel De provincie heeft dit jaar de eerste stap gezet om planaanbod in heel Zuid-Holland op een uniforme wijze te registreren. De online mogelijkheid die daartoe ontwikkeld is, wordt inmiddels door een aantal regio s gebruikt. De provincie gaat het komend half jaar de invoermogelijkheid in overleg met de regio s verder ontwikkelen. Met regio s die daar nog geen gebruik van maken worden verkennende gesprekken gevoerd. 14

2. Inhoudelijke ontwikkelingen In dit hoofdstuk worden een aantal inhoudelijk ontwikkelingen beschreven die een sterke relatie hebben met het beleidsveld wonen. De provinciale opgaven (zie hoofdstuk 3) worden tegen deze achtergrond geanalyseerd en voorzien van conclusies met betrekking tot de voortgang. 2.1 Bevolking De (geraamde) omvang van de bevolking, het aantal huishoudens en hun samenstelling levert een inzicht in het aantal woningen waarmee de voorraad moet groeien om deze huishoudens van een woning te voorzien (migratiesaldo nul). In paragraaf 2.1.1 en paragraaf 2.1.2 worden respectievelijk de historische en toekomstige ontwikkelingen van de bevolking beschreven. 2.1.1 Historie bevolking Tussen 2000 en 2005 groeide het inwonertal van Zuid-Holland gemiddeld met ca. 16.000 personen per jaar. Daarna nam de groei af: + 500 personen in 2005, -3.800 in 2006, +6.400 in 2007. Pas in 2008 is er weer sprake van een "normaal" groeicijfer: + 17.700. De reden van deze "dip" in de groei is de daling van het buitenlandse migratiesaldo. In de jaren 2004-2007 verloor Zuid-Holland per saldo inwoners aan andere landen, terwijl onze provincie normaal gesproken juist forse winst boekt op het buitenland. Deze dip gold voor heel Nederland en was een opmerkelijk verschijnsel. Binnen de Europese Unie verloren in die jaren slechts enkele Oost-Europese landen inwoners aan het buitenland, maar boekten alle West- Europese landen winst, behalve dus Nederland. Intussen heeft het normale patroon zich weer hersteld en is de groei in Nederland en Zuid-Holland weergekeerd. In de jaren 2005-2008 groeide het inwonertal van Zuid-Holland met slechts 21.500 personen, zie figuur 2.1 De bevolkingsomvang van het Stadsgewest Haaglanden nam in die periode met 24.000 toe. De rest van de provincie kende dus een daling van het aantal inwoners: -2.500 personen. De grootste daling vond plaats in de Stadsregio Rotterdam (-5.700 personen). In de gemeente Rotterdam was het wegvallen van de buitenlandse instroom een belangrijke oorzaak voor deze daling. Daarnaast werden juist in de periode de bevolkingsregisters opgeschoond, waarbij duizenden personen niet meer in Nederland bleken te wonen. Deze personen zijn ooit geëmigreerd, maar hebben zich niet officieel afgemeld. Buiten de stadsregio daalde ook het inwonertal van het Zuid-Hollandse Groene Hart (-250 personen) en stagneerde de groei in de Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee (+350 personen). 15

Figuur 2.1 - Ontwikkeling bevolking per deelgebied (groeicijfers 2005-2008) Alblasserw aard/vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Groene Hart Zuidvleugel Delta Provincie Zuid-Holland -10.000-5.000 0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 2.2 - Ontwikkeling bevolking per gemeente in 2008 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 16

2.1.2 Bevolkingsontwikkeling tot 2020 De bevolkingsontwikkeling in 2008 (zie figuur 2.2) staat waarschijnlijk model voor de komende jaren: vooral groei in de stedelijke gemeenten en stabilisering in de landelijke gebieden. De ontwikkeling van de buitenlandse migratie is bepalend voor de mate van groei van de steden: meer immigranten betekent meer stedelijke behoefte. De andere onderdelen van de bevolkingsontwikkeling: geboorte, sterfte, huishoudenvorming en -ontbinding en de binnenlandse migratiestromen zullen zich naar verwachting veel geleidelijker aan ontwikkelen: steeds iets minder geboorten, wat meer sterfte, wat meer alleenstaanden en wat minder gezinnen met kinderen. Maar de immigratie verloopt met pieken en dalen. In 2008 is de buitenlandse vestiging weer sterk gegroeid en in de eerste maanden van 2009 zijn de aantallen nog iets hoger. Echter de economische crisis zal de behoefte aan nieuwe arbeidsmigranten op korte termijn temperen. De instroom van Oost-Europeanen en Aziaten zal daardoor tijdelijk wat afnemen. Zodra de economie aantrekt, zal de krapte op de arbeidsmarkt weer tot extra immigratie van werkers (en hun gezinnen) leiden. Per saldo kan dus forse bevolkingsgroei verwacht worden in de jaren tot 2020, maar voor 2010 en 2011 kan die groei wat lager uitvallen. Dit wordt geïllustreerd door 2 bevolkingsprognoses voor Zuid-Holland, de Pearl-prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) en de eigen Zuid-Hollandse bevolkingsprognose (BP2007). Tabel 2.1 - Absolute groei van de bevolking en de woningvoorraad in Zuid-Holland tussen 2010 en 2020. Pearl2008 BP2007 Bevolking 67.000 150.000 Woningvoorraad 88.000 130.000 Bron: Pearl-prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) en Zuid- Hollandse bevolkingsprognose (BP2007). De Pearl-prognose van 2008 rekent met lage immigratieveronderstellingen gebaseerd op de lage feitelijke migratie in 2005 en 2006, terwijl BP2007 aansluit bij het niveau van 2008. Pearl berekent een bevolkingsgroei van 67.000 (6.700 per jaar) tussen 2010 en 2020. BP2007 komt uit op een groei van 150.000 (15.000 per jaar) inwoners. Ter vergelijking: in 2008 groeide het aantal Zuid-Hollanders met 18.000. Het aantal woningen dat hoort bij deze groei bedraagt 88.000 (Pearl) respectievelijk 130.000 (BP). Het hangt dus vooral van de immigratie-verwachtingen af hoe de bevolking zich zal ontwikkelen. 2.1.3 Conclusies 2005-2009 In de periode 2005-2008 groeide het inwonertal van Zuid-Holland met ruim 21 duizend personen. De geringe groei werd veroorzaakt door een daling van het buitenlandse migratiesaldo. 2010-2019 In de periode 2010-2019 zal de bevolking, afhankelijk van het buitenlandse migratiesaldo, met 7 tot 15 duizend inwoners per jaar groeien. De woningvoorraad groeit met 9 tot 13 duizend woningen per jaar. 17

2.2 Krimp? 2.2.1 Stabiliserende bevolkingsomvang In 2008 daalde het inwonertal van 25 (van de 77) Zuid-Hollandse gemeenten. Voor een deel betreft dat incidenten, maar in gebieden buiten de Zuidvleugel is er al jaren sprake van stabilisering van de bevolkingsomvang. Zo is het inwonertal van het Groene Hart in Zuid-Holland sinds 2004 nauwelijks veranderd en ook op de eilanden (Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten) is sprake van minder groei (zie figuur 2.1). Veel jongeren vertrekken voor studie of werk naar de steden en dat vertrek wordt tegenwoordig onvoldoende gecompenseerd door de instroom van gezinnen. Bevolkingsgroei in Zuid- Holland wordt steeds meer stedelijke bevolkingsgroei: de centrale steden trekken jongeren aan uit binnenen buitenland. En als er gezinsvorming plaatsvindt kiest men vaker voor een woning vlakbij die steden, bijvoorbeeld op een Vinexlocatie. De nationale bevolkings- en huishoudengroei zal naar verwachting nog tot 2040 doorgaan, maar die groei komt in toenemende mate in een beperkt aantal steden terecht, vooral in de Randstad. Nu al daalt het inwonertal van perifere regio s als Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg, maar ook op het Zuid-Hollandse platteland begint de krimp vorm te krijgen. Omdat de natuurlijke groei (geboorte-min-sterfte) nog positief is daalt het inwonertal nog niet of nauwelijks, maar dat zal rond 2020/2025 waarschijnlijk wèl aan de orde zijn. De combinatie van groeiende steden (en hun randgemeenten) en stabiliserende landelijke regio s valt te verwachten in de jaren tot 2020. De mate van stedelijke groei zal vooral afhankelijk zijn van de immigratie van arbeidsmigranten (zie hierboven). 2.2.2 Verschillende prognoses Uit paragraaf 2.1.2 blijkt dat de Pearl- prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) en de Zuid-Hollandse bevolkingsprognose (BP2007) rekenen met verschillende immigratieveronderstellingen. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de totale groei van de bevolking en woningvoorraad maar ook voor de spreiding van de groei over de gemeenten. Op de volgende pagina worden twee kaartjes gepresenteerd met gemeentelijke groeipercentages tussen 2009 en 2020. Figuur 2.3 geeft de uitkomsten van de Pearl2008-prognose weer en figuur 2.4 de uitkomsten van de Zuid-Hollandse Bevolkingsprognose 2007. Zoals hierboven al is vermeld gaat BP2007 uit van veel meer immigranten dan Pearl2008 (zie paragraaf 2.1.2). De stedelijke groei in BP2007 is dan ook een stuk groter. Maar in de landelijke regio s is in BP2007 nog gerekend met bouwen voor de eigen behoefte, uitgaande van binnenlands migratiesaldo-nul. Dat wil zeggen dat boven op het saldo tussen geboorten en sterften het aantal (binnenlandse) vertrekkers gecompenseerd mag worden door hetzelfde aantal vestigers. In werkelijkheid wordt dat niet meer gehaald en intussen is de verwachting dat ook niet meer zal gaan gebeuren. BP2007 is dus te optimistisch over de bevolkingsontwikkeling in het Groene Hart en op de Eilanden. Pearl voorziet al wèl veel krimp in de landelijke gebieden, maar onderschat de stedelijke groei. Zo berekent Pearl een structurele bevolkingsdaling in Rotterdam, terwijl die gemeente intussen weer stevig groeit, dankzij de gestegen immigratie. 18

Figuur 2.3 - Ontwikkeling bevolking per gemeente 2009-2019 (Pearlprognose) Bron: Pearl-prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) Figuur 2.4 - Ontwikkeling bevolking per gemeente 2009-2019 (Bevolkingsprognose Zuid-Holland) Bron: Zuid-Hollandse bevolkingsprognose (2007) 19

2.2.3 Conclusies 2005-2009 In 2008 daalde het inwonertal van 25 (van de toen 77) Zuid-Hollandse gemeenten. Voor een deel betreft het incidenten, maar in de gebieden buiten de Zuidvleugel is al een aantal jaren sprake van stabilisering van de bevolkingsomvang. Zo is het inwonertal van het Groene Hart in Zuid-Holland sinds 2004 nauwelijks veranderd en ook op de eilanden is er sprake van minder groei. 2010-2019 Verwacht wordt dat de steden blijven groeien en dat de groei in de landelijke gebieden afneemt. De mate van stedelijke groei zal vooral afhankelijk zijn van immigratie en de toename van de belangstelling van kwalitatief goed wonen in de stad. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning; Treed er in delen van Zuid- Holland al krimp op voor 2020? Bestuurlijk Samen met regionale partners nader in gesprek komen over het ontwikkelen van regionale scenario s zodat de kwaliteit, leefbaarheid en vitaliteit na eventuele omslag van groei naar krimp behouden blijft. 2.3 Economische crisis 2.3.1 Terugval productie? In 2008, het jaar dat de huidige economische crisis zich duidelijk begon te manifesteren, werd een grotere bouwproductie dan in de jaren 2005, 2006 en 2007 gehaald (zie tabellen in hoofdstuk 3.1.4.). Zelfs in het eerste kwartaal van 2009 is het aantal verleende bouwvergunningen in Zuid-Holland gestegen ten opzichte van het eerste kwartaal 2008. Tot op dit moment heeft de crisis geen duidelijke invloed op de woningbouwproductie. Op grond van ervaringen met eerdere perioden van recessie zal de huidige economische crisis naar verwachting met een vertraging van minstens twee jaar doorwerken in de woningbouwproductie. Op het moment dat de crisis begint zijn de voorbereidingen voor de woningbouwplannen in een zo vergevorderd stadium dat ze niet meer makkelijk kunnen worden afgeblazen. Er zit nog veel in de zogenaamde "pipeline". Nu zullen in het bijzonder de bouwers voor de markt door de stagnatie in de vraag naar koopwoningen voorzichtig gaan worden met het nemen van nieuwe initiatieven. Dat zal op zijn vroegst in 2010 gevolgen hebben voor de bouwproductie. Daar de bouw in opdracht van corporaties en overheid nauwelijks zal stagneren en dit over het algemeen huurwoningen betreffen, zal het aandeel van huurwoningen in de totale productie toenemen. Wanneer de crisis over is zal de vraag weer toenemen en nieuwe initiatieven voor bouwplannen worden genomen. De daadwerkelijke productie komt dan echter minstens twee jaar later op gang. Mocht de economische crisis in 2010 achter de rug zijn, dan zal het minstens tot 2012 duren voor de productie weer op gang komt. In de jaren 2010 en 2011 zal volgens het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid de landelijke bouwproductie ieder jaar met minstens 10 procent afnemen. De vraag is wel of die afname ook in Zuid-Holland en in het bijzonder de Zuidvleugel in de dezelfde mate zal plaatsvinden als in het gehele land. 20

2.3.2 Kwalitatieve verschuivingen De provincie Zuid-Holland heeft in 2007 een woningmarktverkenning (Woningmarktverkenning provincie Zuid-Holland 2006) laten uitvoeren door adviesbureau ABF Research. Onderdeel van de verkenning was een kwalitatieve woningbehoefteraming gebaseerd op de Primos-prognose van 2007. De door Primos berekende gewenste woningvoorraad is gebaseerd op trendmatige migratie en wijkt af van de berekeningen van de provincie die uitgaan van een binnenlands migratiesaldo-nul en van de met VROM en regio's afgesproken programma's. Op verzoek van de provincie is in 2009 de kwalitatieve behoefteraming geactualiseerd. De daartoe gehanteerde uitgangspunten zijn: - Binnenlands migratiesaldo-nul - Woningbouwprogramma s zoals afgesproken met partners (o.a. 175.000 nieuwbouwproductie Zuidvleugel). - Een door het Centraal Plan Bureau naar aanleiding van de financiële crisis bijgesteld toekomst scenario. De resultaten zijn onder andere gebruikt voor de actualisatie van de woonmilieubalans Zuidvleugel (zie hoofdstuk 3.3). De ontwikkeling van de kwantitatieve woningbehoefte wijkt niet veel af ten opzichte van eerder ramingen. Het belangrijkste aandachtspunt is de verschuiving van koop naar huur. De Woningmarktverkenning 2006 liet al een toenemende vraag naar huurwoningen zien. Door de toenemende vergrijzing, verdere individualisering van de samenleving en stagnerende inkomensontwikkeling als gevolg van de financiële crisis neemt de vraag naar huurwoningen volgens de geactualiseerde raming nog verder toe. In figuur 2.5 wordt de feitelijke realisatie in de periode 2001-2007 afgezet tegen de waarschijnlijk benodigde jaarlijkse woningvoorraadtoename in de periode 2010-2020. De afgelopen jaren bestond de nieuwbouw voor een groot deel uit koopwoningen terwijl in de prognose het aandeel huurwoningen groter is. Figuur 2.6 - Gerealiseerde woningbouw (2001-2007) en benodigde toename woningvoorraad (2010-2020) Zuid-Holland (gemiddeld per jaar) 20.000 Realisatie 2001-2007 Prognose 2010-2019 15.000 10.000 5.000 0 Sloop Koop meergezins Koop eengezins Huur meergezins Huur eengezins -5.000-10.000 Bron: ABF Research Systeem Woningvoorraad (SysWov) resp. Socrates 21

2.3.3 Conclusies 2005-2009 De in de periode 2005-2008 gemeten ontwikkeling van de woningbouw geeft geen beeld van de effecten die de kredietcrisis op de woningproductie naar soort en aantal in de toekomst zal hebben. 2010-2019 Verwacht wordt dat in de periode 2010-2012 de productie ten opzichte van het jaargemiddelde in de periode 2005-2008 minstens 30 procent per jaar zal afnemen. Daarnaast neemt de behoefte aan huurwoningen fors toe. Acties: - Monitoren van de achteruitgang in segmenten van de woningmarkt als gevolge van de economische crisis. - Verkenning naar mogelijkheden om het aandeel huurwoningen in de nieuwbouwproductie de komende jaren te vergroten. 2.4 Gerelateerde monitors 2.4.1 Interprovinciale monitor Groene Hart (Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland) Het afgelopen jaar hebben de drie Groene Hart provincies gezamenlijk een structuurschets voor het Groene Hart vastgesteld: de Voorloper. Daarin wordt door de drie provincies gesteld dat gevolgen van voor woningbouw relevante ontwikkelingen niet meer uitsluitend op het niveau van de afzonderlijke provincies worden beoordeeld, maar op het niveau van het gehele Groene Hart. Daarvoor gaan de drie provincies gezamenlijk jaarlijks de feitelijke ontwikkelingen en te verwachten planrealisaties monitoren. In 2009 hebben de drie Groene Hart provincies een eerste gezamenlijke monitor uitgebracht. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies samengevat: 1. Het negatieve saldo tussen het aantal binnenkomende en vertrekkende personen in het hele Groene Hart is in 2008 fors gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren, tot 1.400 personen. Deze zijn vooral afkomstig uit het Zuid-Hollandse gedeelte van het Groene Hart. 2. Het totale migratiesaldo in de periode 2004 t/m 2008, het saldo van het aantal zich vestigende en vertrekkende personen, is op -13.600 uitgekomen; het cijfer tot 2020 mag maximaal op 0 eindigen. 3. De groei van de woningvoorraad was in 2008 niet hoger dan in 2007: + 2.431 woningen. In totaal zijn er tussen 2004 en 2009 nu 9.363 woningen toegevoegd in het Groene Hart, van de 35.700 woningen die er van VROM gebouwd mogen worden tot 2020. 4. In de resterende 11 jaar (69 procent van de tijd) mag nog 74 procent van het programma gerealiseerd worden. Tussen de provincies zijn wel grote verschillen te zien in relatie tot de gehanteerde provinciale verdeling van het migratiesaldo. 5. Naar verwachting wordt het maximum van 35.700 woningen niet gehaald voor 2020. 6. Ondanks de daling van het migratieverlies groeit de bevolking in het Groene Hart toch nog steeds weinig: 2.170 personen in 5 jaar, waarvan 1.685 in 2008. In het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart is al sprake van bevolkingskrimp tussen 2004 en 2009: -312 personen. Deze daling is vooral opgetreden in de Zuidplas-gemeenten (Gouda, Waddinxveen) en in de (Krimpener- en Alblasser-) waarden. 22

2.4.2 Monitor Stedenbaan Op verzoek van de Bestuurlijke Commissie Stedenbaan heeft de provincie het ruimtelijke deel van de Stedenbaanmonitor 2009 voor wonen, kantoren en voorzieningen verzorgd. Voor wonen is gebruik gemaakt van de gemeentelijke gegevens uit de provinciale woningbouwenquête uit 2008. Voor de invloedsgebieden van de stedenbaanstations is een uitsnede uit dit materiaal gemaakt en zijn de ontwikkelingskansen van de plannen op grond van hun status geschat. De uitkomsten zijn voor elk station in nauw overleg met de regio s en de gemeenten vertaald in te verwachte opleveringen voor de periode 2010-2020. De programma s per regio zijn afgezet tegen de op Zuidvleugelniveau afgesproken regionale programma s (Ruimtelijke ambitie Stedenbaan 2020, Platform Zuidvleugel, 2007). Het resultaat is een monitor waarin alle regio s op vergelijkbare manier zijn geanalyseerd en de partners met behulp van Regiodocumenten en Stationsbladen tot op projectniveau hun bijdrage aan het halen van de ambities kunnen volgen. Voor wonen is op de Stedenbaanlocaties voor de periode 2010-2020 als ambitie afgesproken om ruim 50 duizend woningen te realiseren. Dat is ongeveer 45 procent van het afgesproken netto (115 duizend) Zuidvleugelprogramma. De Stedenbaanmonitor 2009 geeft aan dat ruim driekwart van de ambitie gehaald kan worden, indien alle plannen, visies en marktonderzoeken op hun realiseringskansen worden beoordeeld. Daar zijn echter nog niet de effecten van de recente kredietcrisis bij beschouwd. Per regio is in onderstaande tabel een ambitiescore berekend. Tabel 2.2 - Ambitiescore Ambitiedocument 2007 Stedenbaanmonitor 2009 Minimaal Ambitie Plancapaciteit Bouwprognose Ambitiescore Drechtsteden 2.500 6.000 4.900 3.100 52% Haaglanden 10.000 20.000 30.000 16.500 83% Holland-Rijnland 2.500 6.000 8.500 4.500 75% Midden-Holland 2.500 6.000 6.500 3.900 65% Stadsregio Rotterdam 7.500 14.000 20.800 12.500 89% Totaal 25.000 52.000 70.700 40.500 78% Bron: Monitor Stedenbaan 2009 Naar aanleiding van de monitor Stedenbaan 2009 lopen de volgende acties: - In het uitvoeringsprogramma van de ontwerp Provinciale StructuurVisie en de Verstedelijkingsafspraken wordt hoge prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van bestemmingsplannen en operationalisering van de visies en opties rondom Stedenbaanstations. - Afspraken met programmaregio s maken over transformatie van verouderde bedrijventerreinen en gebouwen die niet meer in gebruik zijn, als onderdeel van de uitvoering van het ISV III beleidskader. - Samen met regionale partners (markt) onderzoek laten verrichten naar de (toekomstige) aantrekkelijkheid van de gebieden rond stations en de gevolgen van de economische crisis op de plancapaciteit. - Samen met regionale partners experimenten starten om de ontwikkeling van centrumstedelijke woonmilieus (SER-ladder) en verdichting van specifieke locaties te bevorderen. 23

2.4.3 Conclusies Monitor Groene Hart De woningbouw in het hele Groene Hart is in 2007 en 2008 aangetrokken ten opzichte van de voorgaande jaren. De groei wordt voornamelijk gerealiseerd in gemeenten/kernen aan de randen van het Groene Hart. De woningbouwproductie blijft echter achter ten opzichte van het programma. In deze monitor worden geen aanbevelingen voor de periode 2010-2019 gedaan. Stedenbaan Monitor De Stedenbaanpartners hebben de ambitie om 52 duizend woningen rondom Stedenbaanstations te ontwikkelen. In de Stedenbaan Monitor 2009 wordt voor de periode 2010-2019 voorzien dat er voor ongeveer 40 duizend woningen aan kansrijk capaciteit aanwezig is. De helft hiervan moet de komende jaren nog geoperationaliseerd worden in bestemmingsplannen. Deze monitor kent enkele aanbevelingen. Acties: - Met Zuidvleugelpartners en marktpartijen (markt) onderzoek laten verrichten naar de (toekomstige) aantrekkelijkheid van de gebieden rond stations en de gevolgen van de economische crisis op de plancapaciteit. Bestuurlijk In de Provinciale StructuurVisie en de Verstedelijkingsafspraken hoge prioriteit geven aan de ontwikkeling van Stedenbaanstations. Bestuurlijk Met programmaregio s afspraken maken over transformatie rond stedenbaanstations van verouderde bedrijventerreinen en gebouwen die niet meer in gebruik zijn, als onderdeel van de uitvoering van het ISV III beleidskader. 24

3. Beleidsthema s In dit hoofdstuk zijn alle provinciale opgaven in relatie tot het beleidsveld wonen beschreven. Alle opgaven zijn voorzien van cijfermatige analyses en conclusies met betrekking tot de voortgang. 3.1 Kwantitatief programma 3.1.1 Opgave 2005-2009 In de provinciale Woonvisie zijn doelstellingen en kwalitatieve eisen geformuleerd over het aantal te bouwen woningen. De gewenste voorraaduitbreiding in de periode 2005-2009 in Zuid-Holland bedraagt 86.700 woningen. Dit heeft geresulteerd in een programma van 86.400 woningen (afspraken per regio). 2010-2019 Voor deze periode is het programma samengesteld uit de gewenste uitbreiding van de woningvoorraad én de vervangende nieuwbouw. De Zuidvleugelpartners (na 2010 inclusief de Zuidplaspoldergemeenten) zijn voor de Zuidvleugel een ambitie van 175.000 nieuw te bouwen woningen (inclusief 60.000 vervangende nieuwbouw) bestuurlijk overeengekomen. Voor het Groene Hart en de Hoeksche Waard wordt in de concept Provinciale Structuur Visie een bovengrens van migratiesaldo nul (binnenlands en buitenlands) aangeven. Voor Goeree Overflakkee geldt een programma van maximaal binnenlands migratiesaldo nul. 3.1.2 Programma 2005-2009 De gewenste voorraaduitbreiding in de periode 2005-2009 volgens de Woonvisie bedraagt 86.700 woningen, waarvan 61.350 voor de eigen behoefte, 8.650 extramuralisering (instellingen) en 16.700 voor het inlopen van het woningtekort. Tabel 3.1 laat de behoeftecijfers (toename woningvoorraad) uit de Woonvisie en het programma op basis van regionale afspraken per regio en deelgebied zien. In de monitor Wonen wordt uitgegaan van het programma. Voor de Zuidvleugel is geen programma 2005-2009 vastgesteld. Tabel 3.1 - Programma 2005-2009 (toename woningvoorraad) Behoefte (Woonvisie) Programma Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 2.650 2.850 Incl. inhaal 2004 Drechtsteden 4.500 7.800 Goeree Overflakkee 850 1.150 Afspraak Haaglanden 27.950 24.000 Hoeksche Waard 1.950 1.950 Holland-Rijnland 8.950 13.600 Midden-Holland 5.200 5.750 Incl. inhaal 2004 Rijnstreek 3.550 3.800 Incl. inhaal 2004 Stadsregio Rotterdam 31.100 25.500 Zuid-Holland 86.700 86.400 Groene Hart 8.310 8.310 Zuidvleugel - - Delta 2.800 3.100 Bron: Woonvisie Zuid-Holland 2005-2009, Ministerie VROM 25

In de Woonvisie is aangegeven dat er naar verwachting 25 duizend woningen gesloopt zouden worden in de periode 2005-2009. De totale bruto nieuwbouwproductie die periode komt daarmee op 111.700 woningen (86.700 plus 25.000). Inmiddels is duidelijk dat in de periode 2005-2008, met nog 1 jaar te gaan, het verwachtte aantal te slopen woningen al gerealiseerd is (zie tabel 3.4). De sloopveronderstellingen ten behoeve van de bruto nieuwbouwproductie zijn daardoor achterhaald. Er is daarom, in tegenstelling tot eerdere voortgangsrapportages van de Woonvisie, gekozen om de uitbreiding/toename van de woningvoorraad te monitoren. 3.1.3 Programma 2010-2019 Het programma voor de periode 2010-2019 is een bruto programma. Niet de toename van de woningvoorraad, zoals in de periode 2005-2009, is leidend maar de totale nieuwbouwproductie. De provincie heeft met de Zuidvleugelpartners afgesproken om de komende periode 175 duizend woningen te bouwen (zie tabel 3.2). Voor de overige regio s worden de cijfers op basis van migratiesaldo nul uit de WoningBehoefteRaming (WBR) 2004 gehanteerd. Het nieuwbouwprogramma voor de periode 2010-2019 komt daarmee totaal uit op ruim 190 duizend. Voor het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart geldt voor de periode 2004-2019 een nieuwbouwprogramma van 26.600 woningen (Ministerie VROM). Voor de periode 2010-2019 komt dit neer op 16.600 woningen. Tabel 3.2 - Programma 2010-2019 Nieuwbouw Sloop Toename voorraad Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 5.800 1.300 4.500 Drechtsteden 12.000 4.000 8.000 Goeree Overflakkee 1.200 300 900 Haaglanden 64.500 20.000 44.500 Hoeksche Waard 2.400 300 2.100 Holland-Rijnland 18.200 4.800 13.400 Midden-Holland (Z5 gemeenten) 14.500 1.300 13.200 Midden-Holland (overig) 2.400 200 2.200 Rijnstreek 5.900 400 5.500 Stadsregio Rotterdam 63.800 27.000 36.800 Zuid-Holland 190.700 59.600 131.100.. Groene Hart 16.600.. Zuidvleugel 175.000* 57.300 115.700 Delta 3.600 600 3.000 Bron: Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel, Woningbehoefteramingraming 2004, Ministerie VROM *De regionale programma s in Zuidvleugel komen opgeteld niet uit op 175.000. Hierover vinden nog onderhandelingen plaats. 26

3.1.4 Toevoegingen en onttrekkingen In de periode 2005-2008 zijn er in Zuid-Holland bijna 70 duizend woningen aan de voorraad toegevoegd door nieuwbouw en overige toevoegingen (zie tabel 3.3). Het aantal per jaar stijgt gestaag in Zuid-Holland. In het Stadsgewest Haaglanden en de Stadsregio Rotterdam wordt niet alleen in absolute zin veel gebouwd maar ook in relatieve zin. Beide regio s hebben bijna 5 procent aan de voorraad toegevoegd (zie figuur 3.1). In Goeree Overflakkee en Rijnstreek wordt eveneens relatief veel gebouwd. Midden-Holland en de Hoeksche Waard blijven achter ten opzichte van de andere regio s. Tabel 3.3 - Nieuwbouw en overige toevoegingen 2005-2008 Toevoegingen 2005 2006 2007 2008 2005-2008 Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 419 381 583 659 2.042 Drechtsteden 1.312 712 1.168 1.927 5.119 Goeree Overflakkee 310 106 117 367 900 Haaglanden 5.782 5.961 5.037 5.699 22.479 Hoeksche Waard 306 330 274 224 1.134 Holland-Rijnland 1.333 1.698 1.575 2.136 6.742 Midden-Holland 425 321 733 974 2.453 Rijnstreek 659 748 528 410 2.345 Stadsregio Rotterdam 6.048 6.480 7.332 6.257 26.117 Zuid-Holland 16.594 16.737 17.347 18.653 69.331 Groene Hart 1.442 1.383 1.751 1.772 6.348 Zuidvleugel 14.620 14.980 15.377 16.517 61.494 Delta 616 436 391 591 2.034 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.1 - Aandeel nieuwbouw 2005-2008 t.o.v. woningvoorraad op 1 januari 2005 Alblasserw aard / Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0,0% 1,0% 2,0% 3,0% 4,0% 5,0% 6,0% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 27

In de periode 2005-2008 zijn er in Zuid-Holland bijna 25 duizend woningen, ofwel 1,7 procent van de totale voorraad, aan de voorraad onttrokken (zie tabel 3.4 en figuur 3.23). De Stadsregio Rotterdam heeft in zowel absolute als relatieve zin het meest gesloopt (13.000 woningen, bijna 2,5 procent van de totale voorraad). De regio s in de Delta, Midden-Holland en de Rijnstreek, slopen relatief het minst. Tabel 3.4 - Onttrekkingen (sloop en overige onttrekkingen) 2005-2008 Onttrekkingen 2005 2006 2007 2008 2005-2008 Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 96 80 194 292 662 Drechtsteden 330 344 516 103 1.293 Goeree Overflakkee 19 28 44 54 145 Haaglanden 1.573 1.792 2.602 1.003 6.970 Hoeksche Waard 17 90 27 36 170 Holland-Rijnland 334 555 330 663 1.882 Midden-Holland 149 263 63 249 724 Rijnstreek 79 66 42 13 200 Stadsregio Rotterdam 2.324 2.626 3.918 4.063 12.931 Zuid-Holland 4.921 5.844 7.736 6.476 24.977 Groene Hart 394 456 255 399 1.504 Zuidvleugel 4.651 5.514 7.398 5.954 23.517 Delta 36 118 71 90 315 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.2 - Aandeel onttrekkingen 2005-2008 t.o.v. woningvoorraad op 1 januari 2005 Alblasserw aard / Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 28

De woningvoorraad in Zuid-Holland is in de periode 2005-2008 met ruim 44 duizend woningen, bijna 3 procent gegroeid (zie tabel 3.5 en figuur 3.3). In Haaglanden is de voorraad in absolute zin het meest gegroeid (15.509 woningen). De Rijnstreek laat de grootste relatieve groei zien (bijna 4,5 procent). De groei van de woningvoorraad is het kleinst in Midden-Holland (1,8 procent). In de Delta is de relatieve groei groter dan die van de provincie, in de Zuidvleugel is de groei ongeveer gelijk en in het Groene Hart blijft de groei van de woningvoorraad in de hele periode 2005-2008 achter. Wel is de toename in het Groene Hart in 2007 en 2008 hoger dan in 2005 en 2006. Tabel 3.5 - Saldo toename woningvoorraad 2005-2008 (toevoegingen minus onttrekkingen) Saldotoename (toevoegingen - onttrekkingen) 2005 2006 2007 2008 2005-2008 Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 323 301 389 367 1.380 Drechtsteden 982 368 652 1.824 3.826 Goeree Overflakkee 291 78 73 313 755 Haaglanden 4.209 4.169 2.435 4.696 15.509 Hoeksche Waard 289 240 247 188 964 Holland-Rijnland 999 1.143 1.245 1.473 4.860 Midden-Holland 276 58 670 725 1.729 Rijnstreek 580 682 486 397 2.145 Stadsregio Rotterdam 3.724 3.854 3.414 2.194 13.186 Zuid-Holland 11.673 10.893 9.611 12.177 44.354 Groene Hart 1.048 927 1.496 1.373 4.844 Zuidvleugel 9.969 9.466 7.979 10.563 37.977 Delta 580 318 320 501 1.719 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.3 - Saldo toename woningvoorraad 2005-2008 t.o.v. woningvoorraad op 1 januari 2005 Alblasserw aard / Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5% 5,0% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 29

3.1.5 Bouwprognose 2005-2009 Het woningbouwprogramma 2005-2009 wordt op basis van de huidige inzichten voor ongeveer 67 procent gehaald (zie tabel 3.6 en figuur 3.4). In de periode 2005-2008 is de woningvoorraad per saldo met ruim 44 duizend woningen gegroeid. In 2009 zal de voorraad, op basis van bouwvergunningen die zijn afgegeven, met ongeveer 13 duizend woningen toenemen. De totale toename van de woningvoorraad in de periode 2005-2009 komt daarmee uit op ruim 57 duizend woningen. Tabel 3.6 - Bouwprognose 2009 Programma Realisatie Prognose 2005-2009 2005-2008 2009 2005-2009 Realisatie % Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 2.850 1.380 370 1.750 61% Drechtsteden 7.800 3.826 1.020 4.850 62% Goeree Overflakkee 1.150 755 200 960 83% Haaglanden 24.000 15.509 4.150 19.660 82% Hoeksche Waard 1.950 964 240 1.200 62% Holland-Rijnland 13.600 4.860 1.740 6.600 49% Midden-Holland 5.750 1.729 720 2.450 43% Rijnstreek 3.800 2.145 550 2.700 71% Stadsregio Rotterdam 25.500 13.186 4.210 17.400 68% Zuid-Holland 86.400 44.354 13.200 57.550 67% Groene Hart 8.310 4.844 1.640 6.480 78% Zuidvleugel - 37.977 11.500 49.480 - Delta 3.100 1.719 440 2.160 70% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.4 - Realisatiepercentage woningbouwprogramma per deelgebied 2005-2009 Alblasserw aard / Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek en provincie Zuid-Holland 30

3.1.6 Planaanbod 2010-2019 Op dit moment zijn er in Zuid-Holland 205 duizend woningen gepland in de periode 2010-2019 (zie tabel 3.7). Hiervan is ongeveer een kwart harde plancapaciteit en een kwart zacht plancapaciteit (zie figuur 3.5). Van ongeveer de helft van het planaanbod is de planstatus onbekend. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van gegevens over de hardheid van plannen in Haaglanden. De komende 2 à 3 jaar is er voldoende harde plancapaciteit in ontwikkeling (49.500 = 2,5 maal benodigde jaarproductie). Harde bouwplannen zijn plannen waarvan het bestemmingsplan minimaal is vastgesteld door de gemeenteraad. Hiervan kan redelijkerwijs aangenomen worden dat de woningen binnen een aantal jaar in ontwikkeling worden genomen. Zachte bouwplannen zijn plannen waarvoor nog geen bestemmingsplan in voorbereiding is (opties en visies) of waarvoor alleen een voorbereidingsbesluit door de gemeenteraad is genomen. Tabel 3.7 - Geplande woningen in de periode 2010-2020 Planaanbod Programma Hard Zacht Onbekend Totaal Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 5.800 3.800 4.100 0 8.000 Drechtsteden 12.000 5.700 9.400 600 15.800 Goeree Overflakkee 1.200 300 600 0 900 Haaglanden 64.500 0 0 65.300 65.300 Hoeksche Waard 2.400 500 1.400 0 1.800 Holland-Rijnland 18.200 10.200 13.400 1.600 25.200 Midden-Holland (Z5) 14.500 4.300 6.400 7.500 18.200 Midden-Holland (overig) 2.400 0 1.700 700 2.400 Rijnstreek 5.900 900 500 3.400 4.800 Stadsregio Rotterdam 63.800 23.800 28.900 10.200 62.900 Zuid-Holland 190.700 49.500 66.400 89.300 205.200 Groene Hart 16.600 6.300 7.000 5.600 18.800 Zuidvleugel 175.000 44.000 58.100 85.300 187.300 Delta 3.600 800 1.900 0 2.700 Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen In de regio s Goeree Overflakkee, Hoeksche Waard en de Rijnstreek zijn minder plannen in voorbereiding (of dit is niet bekend bij de provincie) dan volgens het programma mogelijk is (zie figuur 3.6). Dit hoeft niet te betekenen dat het programma uiteindelijk niet gehaald wordt. Het Stadsgewest Haaglanden, de Stadsregio Rotterdam en het deel van Midden-Holland buiten de Zuidvleugel hebben ongeveer evenveel plannen in voorbereiding als op basis van het programma mogelijk is. Rotterdam heeft weliswaar een kleine ondercapaciteit maar beschikt daarentegen over bijna 40 procent harde plancapaciteit. De komende jaren is er dus voldoende planaanbod in voorbereiding. Over Haaglanden kunnen, door het ontbreken van gegevens, geen uitspraken gedaan worden. In de overige regio s is tussen de 25 en 40 procent overcapaciteit aan plannen aanwezig en is het aandeel harde plancapaciteit, met uitzondering van de Z5-gemeenten (Midden-Holland), hoger dan het provinciale gemiddelde. Normaal gesproken zouden deze regio s de komende jaren conform het programma moeten kunnen bouwen. 31

Figuur 3.5 - Planaanbod 2010-2019 provincie Zuid-Holland naar juridische hardheid 0% 20% 40% 60% 80% 100% Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Drechtsteden Hard Zacht Onbekend Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland (Z5) Midden-Holland (overig) Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s Figuur 3.6 - Percentage overcapaciteit planaanbod 2010-2019 ten opzichte van programma -30% -20% -10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland (Z5) Midden-Holland (overig) Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 32

3.1.7 Ventiel Zuidplaspolder Het project Zuidplaspolder is gelegen op het grondgebied van de vijf Zuidplaspoldergemeenten (Z5). Deze gemeenten worden gerekend tot de Zuidvleugel. Woningbouw in het stedelijk gebied van Gouda en Waddinxveen wordt door de Rijksoverheid eveneens toegerekend aan het Groene Hart. In de Stuurgroep Zuidplaspolder is bestuurlijk afgesproken dat het startpakket voor het project Zuidplaspolder 7.000 woningen bedraagt. De eigen behoefte van de (Z5) bedraagt in de periode 2010-2019 ongeveer 8.800 woningen. Daarvan worden er 1.300 tot het startpakket gerekend. In Zuidvleugelverband is voor de Z5 inclusief het project Zuidplaspolder een programma van 14.500 ingezet. (7.000 plus 7.500). Het startpakket (7.000 woningen) bestaat uit 3.200 woningen ten behoeve van de stadsregio Rotterdam, 2.500 woningen ten behoeve van de overige Zuidvleugel 1.300 woningen ten behoeve van de Z5. De Stuurgroep Zuidvleugel kan besluiten of er meer dan het startpakket in uitvoering moeten worden genomen. Hiertoe is een monitoringsystematiek ontwikkeld en afgesproken; het ventiel Zuidplaspolder. Uit een inventarisatie van de vermoedelijk uitvoerbare plancapaciteit 2010-2012 komt naar voren dat elke regio in de Zuidvleugel op korte termijn voldoende uitvoerbare bouwplannen heeft. Voor de langere termijn is de voorziene bestemmingsplancapaciteit in Haaglanden en de Stadsregio Rotterdam onvoldoende (100 procent i.p.v. 130 procent). Er is nader overleg met Haaglanden nodig om te bepalen of dit tekort structureel is. Conclusie is dat er voor de periode 2010-2012 geen reden is om van de ventielfunctie van het project Zuidplas gebruik te maken. 3.1.8 Conclusies 2005-2009 Naar verwachting wordt in Zuid-Holland in de periode 2005-2009 67 procent van de uitbreidingsbehoefte gerealiseerd. Er worden in deze periode waarschijnlijk 58 duizend woningen aan de voorraad toegevoegd. 2010-2019 De ambitie van de Zuidvleugelpartners om in de periode 2010-2019 175.000 nieuwe woningen te bouwen en er ongeveer 60.000 te slopen lijkt op basis van het jaargemiddelde in de periode 2005-2008 realistisch. Voor de regio s buiten de Zuidvleugel worden de programma s gehanteerd die zijn gebaseerd op de behoeftecijfers op basis van migratiesaldo nul uit de WoningBehoefteRaming (WBR) 2004. Het nieuwbouwprogramma voor de periode 2010-2019 komt daarmee totaal uit op ruim 190 duizend. Aandachtpunt is mogelijke terugval in de periode 2010-2012 als gevolg van de economische crisis. Het planaanbod in de Zuidvleugel bedraagt volgens de gemeentelijke opgave ongeveer 187 duizend woningen (107 procent programma). Er is gelet op de Zuidvleugelopgave voor de periode 2010-2012 geen reden om van de ventielfunctie van het project Zuidplaspolder gebruik te maken. Acties: - Samen met regionale partners monitoren van planaanbod. Bestuurlijk Maken van woningbouwafspraken met VROM en de regionale partners voor de periode 2010-2019 (circa 19 duizend nieuwbouwwoningen per jaar ofwel 12 à 13 duizend toename woningvoorraad per jaar). De opgave wordt de terugval van de productie in 2010-2012 later in te halen. Bestuurlijk In de periode 2010-2012 geen gebruik maken van het ventiel Zuidplaspolder. 33

3.2 Binnenstedelijk bouwen 3.2.1 Opgave 2005-2009 In de provinciale Woonvisie is aangegeven dat 100 procent van de sloop en 50 procent van de toevoeging aan de voorraad binnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (2000) moet worden gerealiseerd. 2010-2019 In de concept Provinciale Structuur Visie is voor de Zuidvleugel aangegeven te streven naar het realiseren van 80 procent van de bouwproductie (vervangende nieuwbouw plus uitleg) binnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (2010) mits de kwaliteit van het binnenstedelijke groen niet wordt aangetast. Deze ambitie is door de Zuidvleugelpartners (na 2010 inclusief de Zuidplasgemeenten in Midden-Holland) bestuurlijk overeengekomen. Voor het Groene Hart en de Delta is in de concept PSV opgenomen dat 100 procent van de sloop en 50 procent van de toevoeging aan de voorraad binnen BBG 2010 moet worden gerealiseerd. 3.2.2 Toevoegingen en onttrekkingen binnenstedelijk Tabel 3.8 en figuur 3.7 laten de nieuwbouw (plus overige toevoegingen), onttrekkingen (sloop plus overige onttrekkingen) en het saldo (toename voorraad) binnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (2000) zien in de periode 2005-2008. Het BBG2000 is door het Ministerie van VROM en het Centraal Bureau voor de Statistiek gedefinieerd. De ambitie om 50 procent van de toename van de woningvoorraad binnenstedelijk te realiseren wordt niet gehaald. In de Delta en het Groene Hart is het aandeel binnenstedelijk respectievelijke 50 en 65 procent. De Zuidvleugel blijft met 32 procent binnenstedelijk achter. Hierdoor komt het aandeel binnenstedelijk voor heel Zuid-Holland uit op 36 procent. De oorzaken zijn: - Grote Vinex locaties zoals Leidschenveen, Ypenburg, Barendrecht, Lansingerland en Volgerlanden liggen buiten het BBG2000. In de woonvisie is aangegeven dat deze grote VINEX locaties voor de provincie wel binnen BBG2000 liggen. - In de stedelijke gebieden, vooral in de Zuidvleugel, is fors gesloopt. Ongeveer 96 procent van de onttrekkingen heeft plaatsgevonden binnen het BBG2000. Veelal zijn hiervoor ter plekke nieuwe woningen teruggebouwd. De woningvoorraad binnenstedelijk verandert hier per saldo niet door. - Het BBG2000 geeft het bebouwde gebied per 1 januari 2000 weer en was dus 5 jaar verouderd op het moment dat de Woonvisie werd vastgesteld. 34

Tabel 3.8 - Toevoegingen en onttrekkingen binnenstedelijk 2005-2008 Toevoegingen Onttrekkingen Toename voorraad % Absoluut % Absoluut % Absoluut Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 74% 1.511 86% 567 68% 944 Drechtsteden 62% 3.191 98% 1.273 50% 1.918 Goeree Overflakkee 63% 569 81% 118 60% 451 Haaglanden 49% 10.996 96% 6.688 28% 4.308 Hoeksche Waard 46% 524 72% 123 42% 401 Holland-Rijnland 66% 4.477 96% 1.805 55% 2.672 Midden-Holland 74% 1.820 77% 557 73% 1.263 Rijnstreek 59% 1.384 65% 129 59% 1.255 Stadsregio Rotterdam 59% 15.519 99% 12.739 21% 2.780 Zuid-Holland 58% 39.991 96% 23.999 36% 15.992 Groene Hart 68% 4.347 79% 1.190 65% 3.157 Zuidvleugel 57% 35.019 97% 22.888 32% 12.131 Delta 54% 1.093 77% 241 50% 852 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.7 - Aandeel saldotoename woningvoorraad binnen BBG2000 Alblasserw aard/vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 35

3.2.3 Planaanbod binnenstedelijk 2010-2019 Er zijn door gemeenten ruim 124 duizend woningen (61 procent van het totaal) gepland binnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (2010) in Zuid-Holland (zie tabel 3.9 en figuur 3.8). In de Zuidvleugel is het geplande aandeel binnenstedelijk 62 procent. In de Drechtsteden en de Stadsregio Rotterdam ligt het geplande aandeel binnen BBG2010 in lijn met de ambitie van de Zuidvleugelpartners om 80 procent van de nieuwe woningen binnenstedelijk te bouwen. In Haaglanden, Holland-Rijnland en de Z5- gemeenten ligt het aandeel lager. In het Groene Hart en de Delta wordt door de provincie een aandeel van 50 procent van de toename van woningvoorraad binnen BBG2010 nagestreefd. Een deel van de geplande nieuwbouwproductie bestaat uit compensatie van woningen die gesloopt worden. Echter, de geplande sloopaantallen zijn op dit moment niet bekend. Hierdoor kunnen op basis van het planaanbod geen uitspraken gedaan worden over de toename van de woningvoorraad. Er kan hooguit een grove indicatie gegeven worden. Op basis van het planaanbod (58 procent nieuwbouwproductie binnenstedelijk) en de toename van de woningvoorraad in de periode 2005-2008 (65 procent binnenstedelijk) lijkt in het Groene Hart een aandeel van 50 procent haalbaar. In de Delta is het aandeel van geplande nieuwbouwwoningen (zonder rekening te houden met sloop) binnen het BBG2010 al minder dan 50 procent. De helft van de toename van de woningvoorraad binnenstedelijk realiseren lijkt daarom niet haalbaar. Er dient echter wel rekening gehouden met het feit dat het om relatief kleine woningbouwaantallen gaat. Het binnenstedelijk bouwen van een aantal appartementencomplexen die niet in het planaanbod zijn opgenomen, kan het beeld veranderen. Tabel 3.9 - Planaanbod binnen BBG2010 2010-2019 Absoluut Aandeel Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 3.600 45% Drechtsteden 11.800 75% Goeree Overflakkee 500 61% Haaglanden 37.800 58% Hoeksche Waard 700 37% Holland-Rijnland 10.700 42% Midden-Holland (Z5) 4.800 27% Midden-Holland (overig) 2.000 84% Rijnstreek 1.700 35% Stadsregio Rotterdam 51.000 81% Zuid-Holland 124.700 61% Groene Hart 11.000 58% Zuidvleugel 116.200 62% Delta 1.200 45% Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 36

Figuur 3.8 - Aandeel planaanbod binnen BBG2010 in de periode 2010-2019 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland (Z5) Midden-Holland (overig) Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 3.2.4 Conclusies 2005-2009 Verwacht wordt dat de ambitie om 50 procent van de toename van de woningvoorraad binnen het BBG2000 te realiseren niet gehaald wordt. In de periode 2005-2008 vond ongeveer 36 procent van de toename van de woningvoorraad en 96 procent van de sloop plaats binnen de Begrenzing Bebouwd Gebied (BBG) 2000. In de woonvisie is aangegeven dat de nog te ontwikkelen delen van VINEX locaties binnen het BBG2000 vallen. Op basis van deze definitie wordt 50 procent waarschijnlijk wel gehaald. 2010-2019 Voor de periode 2010-2019 is in de concept Provinciale StructuurVisie voor de Zuidvleugel opgenomen te streven naar 80 procent van de bouwproductie (vervanging plus uitleg) binnen Bestaand Bebouwd Gebied 2010 (BBG2010) mits de kwaliteit van het binnenstedelijke groen niet wordt aangetast. Deze ambitie is door de Zuidvleugelpartners bestuurlijk overeengekomen. Een eerste verkenning in 2008 liet zien dat de balans voor de Zuidvleugel uitkomt op ongeveer 70 procent voorziene bouwproductie binnen BBG2010. Voor het Groene Hart en de Delta is in de PSV opgenomen dat 100 procent van de sloop en 50 procent van de groei binnen BBG 2010 moet worden gerealiseerd. Naar de haalbaarheid van deze doelstelling is nog geen onderzoek gedaan. 37

Aanbevelingen: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar binnenstedelijk bouwen in relatie tot de gewenste kwaliteit: - Uitvoerbaarheid 80 procent binnen BBG2010 in de Zuidvleugel en 50 procent binnenstedelijk in het Groene Hart en de Delta. - Restcapaciteit binnenstedelijk/binnen rode contouren. - Mogelijkheden tot extra verdichten binnen BBG2010 en de benodigde condities. - Mogelijkheden tot verdunning van reeds voorziene uitleglocaties. - Samen met regionale partners experimenten starten om de ontwikkeling van centrumstedelijke woonmilieus (SER-ladder) en verdichting van specifieke locaties te bevorderen. 3.3 Woonmilieu s in balans 3.3.1 Opgave 2005-2009 De provincie heeft in deze periode geen beleidsdoelstellingen op dit gebied. 2010-2019 In de concept Provinciale Structuur Visie geeft de provincie aan te streven naar een betere afstemming tussen vraag en aanbod in woonmilieus in Zuid-Holland. Deze ambitie is door de Zuidvleugelpartners (na 2010 inclusief de Zuidplasgemeenten in Midden-Holland) bestuurlijk overeengekomen. 3.3.2 Woonmilieubalans 2010-2019 Zuid-Holland In 2008 heeft de provincie Zuid-Holland een woonmilieubalans gemaakt voor de Zuidvleugel. In de woonmilieubalans is de vraag naar woonmilieus afgezet tegen het aanbod per woonmilieu. Het resultaat is een overzicht met overschotten en tekorten per woonmilieu. De vraag naar woonmilieus was afkomstig uit de Woningmarktverkenning Zuid-Holland 2006 en het aanbod uit de gemeentelijke inventarisatie van 2008. Inmiddels is de vraag naar woonmilieus geactualiseerd op basis van nieuwe demografische, programmatische en economische inzichten (zie ook paragraaf 2.3.2) en heeft een nieuwe inventarisatie van het planaanbod plaatsgevonden. Hierdoor is het ook mogelijk om een woonmilieubalans voor heel Zuid-Holland te maken. De woonmilieubalans 2010-2019 voor Zuid-Holland laat tekorten zien in centrumstedelijk, groenstedelijke en landelijke woonmilieus (zie tabel 3.10). Vooral het tekort aan woningen in groenstedelijke woonmilieus is fors. Er zijn overschotten aan geplande woningen in buiten centrum en dorpse woonmilieus. Het beeld voor de Zuidvleugel is door de grote aantallen gevraagde en geplande woningen gelijk aan dat van heel Zuid-Holland. In de Delta en het Groene Hart zijn er kleine tekorten in landelijke woonmilieus en overschotten in dorpse milieus (zie figuur 3.9). In het Groene Hart zijn er daarnaast tekorten in groenstedelijke milieus en kleine overschotten in centrumstedelijke en buitencentrum milieus. 38

Figuur 3.10 - Woonmilieubalans 2010-2019 Zuid-Holland Vraag Aanbod Balans Centrum stedelijk 40.300 34.400-6.000 Buiten centrum 31.000 66.500 35.500 Groen stedelijk 71.300 32.400-38.900 Dorps 34.900 63.300 28.400 Landelijk 13.200 8.500-4.700 Totaal 190.700 205.200 14.500 Bron: ABF Research, Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s Figuur 3.9 - Woonmilieubalans 2010-2019 Zuid-Holland Landelijk Zuidvleugel Delta Groene Hart Dorps Groen stedelijk Buiten centrum Centrum stedelijk -50.000-40.000-30.000-20.000-10.000 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 Bron: ABF Research, Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 3.3.2 Woonmilieubalans 2010-2019 Zuidvleugel Voor de Zuidvleugel is in 2008 ook een woonmilieubalans gemaakt. Op basis van deze balans hebben de Zuidvleugelpartners een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden om de balans meer in evenwicht te krijgen. De resultaten zijn input voor de Verstedelijkingsafspraken 2010-2019. Figuur 3.10 laat de oorspronkelijke woonmilieubalans uit 2008 en de geactualiseerde woonmilieubalans uit 2009 zien. De overschotten in buiten centrum en dorpse woonmilieus en tekorten in centrum stedelijke en landelijke woonmilieus blijken op basis van de nieuwe inzichten kleiner te worden. Het tekort in groenstedelijke woonmilieus wordt groter. De conclusies uit 2008 (tekorten centrum stedelijk, groen stedelijk en landelijk en overschotten buitencentrum en dorps) blijven na actualisatie van de balans onveranderd. Aandachtpunt is het toegenomen tekort aan geplande woningen in groenstedelijke woonmilieus. 39

Figuur 3.10 - Woonmilieubalans 2010-2019 Zuidvleugel Landelijk Oorspronkelijk Herijking Dorps Groen stedelijk Buiten centrum Centrum stedelijk -50.000-40.000-30.000-20.000-10.000 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 Bron: ABF Research, Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 3.3.3 Conclusies In 2009 is een woonmilieubalans voor Zuid-Holland en de Zuidvleugel opgesteld. De balans laat voor de periode 2010-2019 tekorten in centrum stedelijke, groen stedelijke en landelijke woonmilieu s en overschotten in buiten centrum en dorpse milieus zien. In 2008 is in het kader van de uitwerking van de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel een woonmilieu balans voor de Zuidvleugel gemaakt. Er zijn geen grote verschillen tussen de Zuidvleugelbalans uit 2008 en de geactualiseerde balans uit 2009. Wel is er een kleine verschuiving zichtbaar van landelijk wonen naar groen stedelijk. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar uitvoerbaarheid woonmilieusystematiek. - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar mogelijke transformaties van woonmilieus: - Verdichting rondom halteplaatsen van hoogwaardige openbaar vervoer verbindingen (meer centrum stedelijk). - Transformatie van buiten centrum wijken naar centrum stedelijk of groen stedelijk. - Mogelijkheden tot verdunning van reeds voorziene uitleglocaties onderzoeken (meer landelijk). 40

3.4 Sociale woningbouw 3.4.1 Opgave 2005-2009 In de Woonvisie geeft de provincie aan te streven naar een aandeel van 30 procent sociale woningen in de totale nieuwbouwproductie (uitleg plus vervanging) per regio. Regionale afwijking is mogelijk. Indien in regionale Woonvisies door strategische woningbouw wordt voorzien in doorstroomeffecten kunnen echter andere percentages overeengekomen worden. 2010-2019 In de concept Provinciale Structuur Visie geeft de provincie aan te streven naar voldoende woningen in de sociale sector. Daarom geldt voor nieuwbouwproductie (uitleg plus vervanging) per regio een cijfer van 30 procent in de sociale sector. Regionale afwijkingen zijn gemotiveerd mogelijk. 3.4.2 Specifieke regionale situaties De provinciale woonvisie biedt die mogelijkheid om tot regionale differentiatie op basis van de specifieke situatie van de regionale woningmarkt, ondermeer om het doorstromingsbeleid te versterken, te komen. Voor enkele regio's zijn op basis van specifieke regionale woningmarktsituaties al afspraken hierover gemaakt. In 2005 en 2006 zijn voor de Drechtsteden (25 procent) en de Stadsregio Rotterdam (22 procent) bestuurlijk andere percentages overeengekomen. Het streven voor geheel Zuid Holland komt daardoor op 28 procent voor de periode 2005-2009. Voor de periode 2010-2019 is met een aantal regio s opnieuw afspraken gemaakt over de streefpercentages (inclusief inhaal) in regionale Woonvisies dan wel in de verstedelijkingsafspraken. Hieronder worden deze afspraken toegelicht. Drechtsteden Met de Drechtsteden is afgesproken dat in de betaalbare sociale sector wordt gebouwd en in de sociale koopsector tot 200.000 (22 procent volgens provinciale definitie). In deze regio is namelijk sprake van: - Een ruime sociale voorraad ten opzichte van de doelgroep, voornamelijk in de centrumgemeente Dordrecht. - Een hoge concentratie van deze voorraad, met name in bepaalde wijken. - Geringe wachttijden voor het verkrijgen van een passende woning. - De wens om de productie zoveel mogelijk te richten op kwalitatief benodigde aanvullingen op de voorraad. De Woonvisie Drechtsteden toont daarmee voldoende aan dat de doorstroming is gegarandeerd en dat de slaagkansen voor de doelgroep acceptabel zijn. Daarom is ingestemd met een afwijkend programma sociaal volgens de provinciale definitie van 22 procent. 41

Holland Rijnland In de regio sprake van een ruime sociale voorraad ten opzichte van de doelgroep, voornamelijk in Leiden en (kern) Katwijk. Daarom is ingestemd met het regionale voorstel om: - In Leiden en (kern) Katwijk te streven naar maximaal 20 procent sociaal en in de overige gemeenten 30 procent. - De achterstand uit de periode 2005-2009 in te halen. - In elke gemeente te streven naar een sociale voorraad die anderhalf de omvang van de doelgroep heeft. Alblasserwaard Vijfheerenlanden In de regio sprake van een ruime sociale voorraad ten opzichte van de doelgroep, voornamelijk in Gorinchem (52 procent voorraad is sociaal). Daarom is ingestemd met het regionale voorstel om: - In de gemeente Gorinchem de sociale voorraad te laten verminderen naar 40 procent. - In de overige gemeenten te streven naar 50 procent sociale herbouw na sloop en 40 procent sociale bouw op uitleglocaties. Hoeksche Waard De concept woonvisie van de regio geeft aan dat de regio een tekort aan sociale huurwoningen heeft. Gelet op de relatief lage woningproductie kent het aandeel van de sociale woningbouw sterke pieken en dalen. De regio heeft voorgesteld om in de periode 2010-2019 30 procent sociale woningbouw te programmeren. Aan de regio is door de provincie gevraagd de achterstand in te halen. Voor de overige regio s worden, in het kader van een bestuurlijke ronde in het najaar/winter, door de gedeputeerde regiospecifieke afspraken/acties voorgesteld. Tevens zullen deze acties worden ingebracht in het Uitvoeringsprogramma Visie op Zuid-Holland. Het streven naar 30 procent sociaal uit de provinciale Woonvisie 2005-2014 blijft onverminderd van kracht. 3.4.3 Toevoegingen sociaal 2005-2008 De Zuid-Hollandse gemeenten worden ieder jaar in het kader van de Monitor Woonvisie verzocht, al of niet via de regio, informatie over de productie van sociale huur- en koopwoningen in het afgelopen jaar te verstrekken. Helaas is niet iedere gemeente bij machte goed en betrouwbaar materiaal aan te leveren. Voor gemeenten waarvan de gegevens ontbreken, is aangenomen dat de hoeveelheid gebouwde sociale woningen gelijk is aan het volgens het CBS gebouwde aantal woningen in opdracht van corporaties en overheid. In de afgelopen twee jaar blijkt op provinciaal niveau - in alle gemeenten waarvan dat bekend is - het aantal gebouwde sociale woningen praktisch gelijk te zijn aan het aantal in opdracht van corporaties en overheid gebouwde woningen. Tot de sociale bouw worden in 2008 gerekend de huurwoningen met een huur tot 535 euro per maand en koopwoningen tot 174.000 euro. Elk jaar worden deze bedragen per circulaire door VROM opnieuw bijgesteld. Regio's kunnen daar van afwijken. Tabel 3.11 en figuur 3.11 geven de behaalde percentages sociaal per regio weer. Over de gehele periode 2005-2008 is 20 procent van de toevoegingen aan de voorraad in Zuid-Holland een sociale huur- of koopwoning. De beoogde 30 procent wordt niet gehaald. Per regio zijn er grote verschillen. Uitschieters aan de bovenzijde zijn de Ablasserwaard Vijfheerenlanden (26 procent) en Goeree Overflakkee (37 procent). Uitschieters naar beneden zijn Midden-Holland en de Stadsregio Rotterdam met beiden 14 procent. 42

Tabel 3.11 - Aandeel sociaal (nieuwbouw en overige toevoegingen) 2005-2008 Toevoegingen 2005 2006 2007 2008 2005-2008 Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 7% 25% 35% 29% 26% Drechtsteden 20% 17% 17% 28% 22% Goeree Overflakkee 22% 35% 69% 41% 37% Haaglanden 23% 15% 32% 29% 24% Hoeksche Waard 46% 8% 11% 30% 23% Holland-Rijnland 16% 22% 19% 35% 24% Midden-Holland 22% 8% 12% 14% 14% Rijnstreek 5% 38% 13% 24% 21% Stadsregio Rotterdam 12% 13% 18% 12% 14% Zuid-Holland 17% 16% 22% 23% 20% Groene Hart 14% 30% 21% 23% 22% Zuidvleugel 18% 15% 23% 23% 20% Delta 34% 14% 28% 37% 29% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 3.11 - Aandeel sociaal (nieuwbouw en overige toevoegingen) 2005-2008 Alblasserw aard / Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland Rijnland Midden-Holland Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 43

Figuur 3.12 laat de ontwikkeling van het aandeel sociaal per jaar zien in de periode 2005-2008. Het provinciale percentage stijgt van 17 procent in 2005 naar 23 procent in 2008. Voorlopige cijfers afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het eerste halfjaar van 2009 laten zien dat de ingezette stijging van het aandeel sociaal doorzet. Het aandeel sociaal in het Groene Hart wisselt sterk per jaar. In 2005 bedroeg het aandeel 14 procent, in 2006 30 procent en in 2007 en 2008 is het met ruim 20 procent vergelijkbaar met de rest van de provincie. De trend over de hele periode is een stijgende lijn. In de Delta ligt het percentage sociaal overwegend boven het provinciale gemiddelde. Alleen in 2006 schiet het er iets onder. De ontwikkeling in de Zuidvleugel is gelijk aan die van de hele provincie. Figuur 3.12 - Ontwikkeling aandeel sociaal (nieuwbouw en overige toevoegingen) per jaar in de periode 2005-2008 40% 35% 30% Zuid-Holland Groene Hart Zuidvleugel Delta 25% 20% 15% 10% 2005 2006 2007 2008 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 3.4.4 Planaanbod sociaal 2010-2019 Vooralsnog zijn er, volgens de provinciale inventarisatie, in de periode 2010-2019 door gemeenten ruim 26 duizend woningen in sociale prijsklassen gepland (zie tabel 3.12). Dit is bijna 20 procent van het totale planaanbod. In de Drechtsteden en Zuidplaspoldergemeenten (Midden-Holland) zijn in verhouding de minste sociale woningen gepland en in de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden en de Rijnstreek de meeste. Van Haaglanden zijn geen gegevens ontvangen over het aantal geplande sociale woningen. Het aandeel sociale woningen in het planaanbod is nagenoeg gelijk het aandeel gerealiseerde sociale woningen in de periode 2005-2008. 44

Tabel 3.12 - Planaanbod binnen sociaal 2010-2019 Absoluut Aandeel Alblasserwaard/Vijfheerenlanden 2.900 36% Drechtsteden 1.100 7% Goeree Overflakkee 300 30% Haaglanden Geen gegevens Geen gegevens Hoeksche Waard 600 32% Holland-Rijnland 8.800 35% Midden-Holland (Z5) 1.100 6% Midden-Holland (overig) 800 32% Rijnstreek 1.800 39% Stadsregio Rotterdam 9.300 15% Zuid-Holland 26.700* 19%* Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s * Exclusief Haaglanden Figuur 3.13 - Aandeel planaanbod sociaal in de periode 2010-2019 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Drechtsteden Goeree Overflakkee Haaglanden Hoeksche Waard Holland-Rijnland Midden-Holland (Z5) Midden-Holland (overig) Rijnstreek Stadsregio Rotterdam Zuid-Holland Bron: Provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio s 45

3.4.5 Conclusies 2005-2009 In de Woonvisie geeft de provincie aan te streven naar een aandeel van 30 procent sociale woningen in de totale nieuwbouwproductie (uitleg plus vervanging) per regio. In de periode 2005-2008 is het gemiddelde aandeel in Zuid-Holland ongeveer 20 procent. Regionaal zijn er grote verschillen. Het aandeel sociaal is in de periode 2005-2008 gestegen van 17 naar 23 procent. Voorlopige cijfers afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het eerste halfjaar van 2009 laten zien dat de ingezette stijging van het aandeel sociaal doorzet. De stijging is vooralsnog onvoldoende om over gehele looptijd van de woonvisie 30 procent te halen. In 2005 en 2006 zijn voor de Drechtsteden (25 procent) en de Stadsregio Rotterdam (22 procent) echter andere percentages bestuurlijk overeengekomen. Het streven voor hele provincie komt daardoor op 28 procent in plaats van 30 voor de periode 2005-2009. De Drechtsteden en Holland Rijnland (30 procent) zijn de enige regio s waarmee de provincie in 2005 bindende afspraken heeft gemaakt in het kader van het Besluit Locatiegebonden Subsidies. De monitor laat zien dat de Drechtsteden ongeveer 22 procent halen. Holland Rijnland haalt gemiddeld 24 procent en heeft in 2008 een forse inhaalslag gemaakt (35 procent). De Stadsregio Rotterdam en Midden-Holland slechts 14 procent halen in de periode 2005-2008. In de Stadsregio wordt dat veroorzaakt door de achterblijvende sociale productie in Lansingerland. De overige regio s halen tussen de 20 en 30 procent. 2010-2019 Het opgegeven aandeel sociale woningen in het planaanbod is gelijk aan dat van de feitelijke realisatie in 2005-2008 (20 procent). Eveneens zijn er regionaal grote verschillen. Voor deze periode geven sommige regio s (met name Haaglanden) vrijwel geen onderverdeling op naar prijsklasse. Dit belemmert de analyse. Het opgegeven planaanbod geeft hierdoor nauwelijks inzicht in de haalbaarheid van beleidsdoelstellingen. In de periode 2010-2019 worden opnieuw afspraken gemaakt over de streefpercentages in de regionale Woonvisies. Het streven naar 30 procent sociaal uit de provinciale Woonvisie 2005-2014 blijft daarbij onverminderd van kracht. Tot nu toe zijn afspraken gemaakt met de Alblasserwaard Vijfheerenlanden, Drechtsteden, Hoeksche Waard en Holland-Rijnland. Deze ontwikkelingen en de effecten daarvan op de doelgroep worden samen met de regio s gemonitord. Acties: - Samen met regionale partners uitvoeren van een verkenning naar de relatie van de omvang van de doelgroep en de beschikbare sociale woningvoorraad per regio. Bestuurlijk De provincie wil de stijgende lijn van het jaarlijkse aandeel sociaal doorzetten. Daarom zullen met de Zuidvleugelregio s in het kader van de verstedelijkingsafspraken afspraken gemaakt worden over het aandeel sociale woningen en de daarvoor benodigde acties. In de overige regio s zullen deze afspraken per regio worden gemaakt inclusief eventuele inhaal uit de periode 2005-2009. 46

4. Beleidsuitwerking Om het provinciale beleid uit te voeren zijn een beperkt aantal instrumenten voor handen. In de praktijk komt dat neer op het maken van afspraken het beschikbaar stellen van financiële middelen, het beschikbaar krijgen van middelen en het uitvoeren van de huisvestingswet (inclusief de huisvesting van statushouders). 4.1 Verstedelijkings- en ontwikkelingsstrategieën In Zuid-Holland bestaat dit moment enkel de verstedelijkingstrategie Zuidvleugel. Aan de ontwikkelingstrategie voor het Groene Hart wordt gewerkt en wordt gedacht over een ontwikkelingstrategie voor de Delta. Deze strategieën bevatten de integrale opgave; de opgave ten aanzien van verstedelijking, infrastructuur, werken, en groen en water. Deze strategieën zijn in feite afspraken over de gedeelde visies. 4.1.1 Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel De belangrijkste kenmerken van deze strategie zijn: bouwen voor eigen behoefte (migratie saldo nul), bijzondere gebiedsontwikkelingen (iconen) realiseren, 80 procent van de woningbouwproductie realiseren binnen Bestaand Bebouwd Gebied 2010, vraag en aanbod van woonmilieus in balans (nadruk op centrumstedelijke woonmilieus en landelijk wonen) en het realiseren van regionaal Landschap Zuidvleugel. Naar aanleiding van het Bestuurlijk Overleg MIRT (BOMIRT)heeft de Minister (Van der Laan, WWI) een werkgroep ingesteld om omvang en mogelijke financiering van de binnenstedelijke opgave te onderzoeken. De resultaten worden in oktober 2009 besproken in het BOMIRT. In 2009 zijn de ambities om 80 procent van de woningbouwproductie te realiseren binnen Bestaand Bebouwd Gebied 2010 en om vraag en aanbod van woonmilieus in balans te krijgen uitgewerkt door de werkgroep Programmeringsafspraken onder leiding van de provincie. Dit heeft geresulteerd in een WoonmilieuAtlas (welke locaties zijn kansrijk voor verdichting en verdunning) en Kleurenwaaier woonmilieus (uitwerking woonmilieusystematiek). Op dit moment wordt gewerkt aan een actualisatie van de Woonmilieubalans uit 2008. De eerste resultaten hiervan zijn in deze monitor opgenomen (zie paragraaf 3.3). In het najaar zullen de resultaten van de Woonmilieubalans vastgesteld worden door het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel en wordt de monitoring overgedragen aan een van de Zuidvleugelpartners. 4.1.2 Stedenbaan De ambitie van de Stedenbaanpartners om ruim 52 duizend woningen rondom Stedenbaanstations te ontwikkelen draagt bij aan de provinciale beleidsdoelstellingen om voldoende woningen te bouwen (kwantitatief programma), meer binnenstedelijke te bouwen en nieuwe centrum stedelijke woonmilieus te creëren (woonmilieu s in balans). Verder draagt de ontwikkeling van de Stedenbaanlocaties bij aan de gewenste functiemenging (transformatie). 47

4.1.3 Verstedelijkingsafspraken Om de verstedelijkingstrategie uitgevoerd te krijgen wil de provincie, samen met het Rijk, en de regio, verstedelijkingsafspraken maken. Het gaat daarbij in Zuid-Holland om de Drechtsteden, de Stadsregio Rotterdam, het Stadsgewest Haaglanden, Holland Rijnland en Midden-Holland (Z5). In de verstedelijkingsafspraken wordt per regio vastgelegd wat de ambitie en visie voor de regio is, wat het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma voor de regio is, welke woningbouwgerelateerde programma er spelen en welke gebiedsontwikkelingen tot uitvoering moeten komen. Ook worden afspraken gemaakt over de uitvoeringsaspecten. Het Rijk streeft ernaar deze verstedelijkingsafspraken in het Bestuurlijk Overleg MIRT van oktober 2009 te agenderen en op hoofdlijnen afspraken daarover te maken. (zie ook paragraaf 4.3) 4.1.4 Ontwikkelingsstrategie Groene Hart Uit paragraaf 2.1 blijkt dat in delen van het landelijke gebied het komende decennium de bevolkingsomvang waarschijnlijk stabiliseert. Voor een deel is dat het gevolg van de natuurlijke ontwikkelingen, geboorte en sterfte. De bevolkingsontwikkeling staat daarnaast ook onder de invloed van een tendens van reurbanisatie, de trek naar de stad. Dit kan een mogelijk proces van krimp in het landelijke gebied versterken. Voor Groene Hart (vooralsnog alleen het Zuid-Hollandse deel) is een ontwikkelingsstrategie in ontwikkeling: - Validatieonderzoek Tussen Groei en Krimp. Waar staat het Groene hart in een proces naar een krimpende regio; hoe kan een onontkoombaar krimpperspectief zo soepel mogelijk landen en nieuwe waarden opleveren? De werkzaamheden zijn begin juni van dit jaar gestart en zullen naar verwachting begin november worden afgerond met behandeling door Gedeputeerde Staten en bespreking in de Statencommissie Ruimte en Wonen. - Tevens wordt voorgesteld het (gehele) Groene Hart als proefregio aan te melden in het kader van het Nationaal Actieplan bevolkingsdaling (Rijk/IPO/VNG). Daarbij gaat het vooral om de vraag hoe gezamenlijk te anticiperen op een naderend krimpperspectief. Bij het vormgeven van ontwikkelingsstrategie gelden de volgende uitgangspunten: - Veel tijd en energie investeren in de bewustwording van het verschijnsel van mogelijke bevolkingsdaling; - Niet te lang wachten met reageren op krimpperspectieven; - Een krimpstrategie moet gericht zijn op waardecreatie op korte termijn dan wel behoud van waarde op lange termijn. Het gaat om rekening te houden met de reële kwalitatieve vraag, vroegtijdig aanpakken van moeilijke verkoopbare voorraden en voorkomen van overschotten; - Een regionale aanpak is nodig en moet freeriders gedrag uitsluiten; De rol van de provincie zou kunnen zijn dat regio s en gemeenten gaan inzien dat er sprake is van een verminderde druk op de woningmarkt (wegvallen van de vraag) maar dat tegelijkertijd dit voor de binnentuin van de Randstad ook nieuwe mogelijkheden kan opleveren. 4.1.5 Ontwikkelingsstrategie Delta Voor de Delta organiseert de provincie Zuid-Holland samen met het Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Goeree Overflakkee in september 2009 een tweetal ateliers waarbij de toekomstige woningbouwopgave in het licht van de veranderende demografische vooruitzichten, aan de orde zal komen. De bedoeling is dat dit voor Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard inbreng voor de Provinciale Structuur Visie zal opleveren. 48

4.2 Beschikbaar stellen van middelen In deze paragraaf wordt beschreven hoe met de inzet van financiële middelen bijdraagt aan het realiseren van de provinciale doelen. Het gaat om middelen gebaseerd op het besluit locatiegebonden subsidies (paragraaf 4.2.1 en 4.2.2) en op de wet stedelijke vernieuwing (paragraaf 4.2.3-4.2.5). 4.2.1 BLS middelen 1995-2005 Hoewel het besluit locatiegebonden subsidies formeel niet meer bestaat, lopen er in Holland Rijnland en de Drechtsteden nog wel een aantal projecten, waaraan GS een subsidie hebben verleend. Deze projecten zijn in feite de uitloop van de VINEX-opgave en moeten voor 1 januari 2010 zijn afgerond. Op basis van de aanvragen tot verantwoording zullen GS besluiten de subsidie geheel of gedeeltelijk toe te kennen. 4.2.2 BLS middelen 2005-2009 In het kader van het 'Besluit Locatiegebonden subsidies" heeft de provincie met onder andere het ministerie van VROM woningbouwafspraken gemaakt voor de regio's Holland Rijnland en Drechtsteden. Deze woningbouwafspraken zijn gemaakt voor de periode 2005-2009 en omvatten afspraken over (onder meer) de woningbouwproductie en het budget dat het Rijk daarvoor beschikbaar stelt. Er zijn budgetten voor woningen als toevoeging aan de woningvoorraad en voor woningen gebouwd in particulier opdrachtgeverschap. De provincie Zuid-Holland budget voor het bevorderen van Collectief particulier opdrachtgeverschap van het ministerie van VROM ontvangen. Woningen toegevoegd aan de woningvoorraad De afspraken voor Holland Rijnland omvatten een woningbouwproductie van 14.620 woningen waar een budget van 24.081.186,00 tegenover staat. De feitelijke woningbouwproductie blijft achter, het afgesproken aantal zal niet worden gerealiseerd. Het feitelijke aantal toevoegingen aan de woningvoorraad in 2005, 2006, 2007 en 2008 in Holland Rijnland is 6.742 woningen. Als deze regio er in slaagt de geplande woningbouwproductie voor 2009 te halen, 2.189 woningen, heeft deze regio daarmee circa 65 procent van de afgesproken VINAC-productie gerealiseerd. Dit betekent dat de toegezegde subsidie niet in zijn geheel benut gaat worden. Voor de Drechtsteden gaat het om 5.476 woningen (9.000 woningen, inclusief productie VINEX van 3.524 woningen) en een budget van 9.019.738,00. De feitelijke productie in 2005, 2006, 2007 en 2008 in de Drechtsteden is bepaald op 2.299 (5.119 woningen inclusief VINEX productie 2.820 woningen). Als deze regio de geplande woningbouwproductie in 2009 gaat halen, 2.000 woningen, dan realiseert deze regio 78 procent van de afgesproken productie. Ook hier geldt dat de toegezegde subsidie niet in zijn geheel wordt benut. Woningen gebouwd in particulier opdrachtgeverschap. Op grond van de aantallen woningen die worden gebouwd in particulier opdrachtgeverschap mag worden geconcludeerd dat het slechts om relatief kleine aantallen gaat. In de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 zijn in de regio Holland Rijnland 208 woningen in particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd. Voor de regio Drechtsteden gaat het voor diezelfde periode om 279 woningen in particulier opdrachtgeverschap. Naar verhouding van de woningbouwproductie blijkt in particulier opdrachtgeverschap in de Drechtsteden beter te lopen dan in Holland Rijnland. Mogelijk is dit 49

een resultaat van het actieve beleid van deze gemeenten. De subsidie die de provincie hiervoor heeft ontvangen wordt doorgegeven aan de betreffende gemeenten. Collectief particulier opdrachtgeverschap Eind 2008 hebben Provinciale Staten de regeling collectief particulier opdrachtgeverschap vast gesteld. Op grond van deze regeling kunnen gemeenten subsidie aanvragen voor ter ondersteuning van collectieven. Inmiddels is een subsidie verstrekt aan de gemeente Liesveld, waar een collectief van 15 toekomstige bewoners met een project voor sociale woningen wil bouwen. Een aantal aanvragen is in voorbereiding en er worden acties ondernomen om meer aanvragen te genereren. 4.2.3 ISV middelen 2000-2004 Het grootste deel van het budget is inmiddels vastgesteld, maar voor een aantal projecten hebben GS een langere doorlooptijd toegestaan. Het merendeel van de projecten heeft een looptijd tot 1 januari 2010. Daarmee is de eindtijd gelijk geschakeld met ISV2. Volgende jaar zal in deze voortgangsrapportage een overzicht van de gerealiseerde prestaties worden opgenomen. 4.2.4 ISV middelen 2005-2009 Voor deze periode had Zuid-Holland een budget van 101 miljoen beschikbaar voor stedelijke vernieuwing. Dit budget is door middel van subsidie aan programma's en projecten toegewezen, waarbij is bepaald dat de prestaties die tegenover de subsidie staan per 1 januari 2010 moeten worden geleverd. Volgend jaar zal in deze voortgangsrapportage een overzicht van de gerealiseerde prestaties worden opgenomen. 4.2.5 ISV middelen 2010-2014 Er komt investeringsbudget stedelijke vernieuwing beschikbaar voor het derde tijdvak (=2010-2014). Van het beschikbare landelijke budget ( 1,179 miljard) komt er 435 miljoen beschikbaar voor alle rechtstreekse en niet-rechtstreekse gemeenten in Zuid-Holland. Voor de niet-rechtstreekse gemeenten, waarvoor de provincie het budget ontvangt, komt 70 miljoen beschikbaar. In het ontwerp provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2010-2014 hebben GS aangegeven hoe zij denken het beschikbare budget van 70 miljoen in te zetten. Dit voornemen is voorgelegd aan betrokkenen met het verzoek om hun zienswijzen kenbaar te maken. Verder is dit voornemen ter kennisname aan Provinciale Staten voorgelegd. Op basis van de kenbaar gemaakte zienswijzen zullen GS een definitief provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2010-2014 vaststellen (waarschijnlijk in oktober 2009) en dat daarna aan Provinciale Staten voorleggen (waarschijnlijk december 2009). In het ontwerp provinciaal beleidskader verwoorden GS het voornemen om het beschikbare budget gefocust in te zetten en op basis van afspraken met de partners. De te maken afspraken zijn gericht op het realiseren van het provinciale beleid. In de volgende voortgangsrapportage zullen wij aangeven hoe wij onze stedelijke vernieuwingsdoelstellingen met onze partners zullen vertalen in concrete afspraken en hoe wij die afspraken zullen monitoren. 50

4.3 Beschikbaar krijgen van middelen Het Rijk wil in het kader van het Bestuurlijk Overleg MIRT komen tot een gebiedsagenda. Op basis van deze gebiedsagenda kunnen projecten worden aangewezen die mede door het Rijk gefinancierd worden. De gebiedsagenda geeft een gedeelde visie met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling en de ontwikkelijking van infrastructuur. Wonen speelt in de ruimtelijke ontwikkeling een belangrijke rol. In het Bestuurlijk Overleg MIRT van afgelopen mei is voor het eerst gesproken over de opzet voor een gebiedsagenda. Dit naar aanleiding van de door de vier regio's opgestelde gebiedsdocumenten en het door de Zuidvleugel opgestelde document, 'Ambitieuze stedelijke ontwikkeling van de Zuidvleugel'. In dit overleg is geconstateerd dat de kosten van met namen de binnenstedelijke opgave door een werkgroep in beeld worden gebracht en dat de bevindingen van de werkgroep in het volgende overleg geagendeerd zullen worden. De verstedelijkingsafspraken (integrale afspraken op het gebied van wonen en de daaraan gerelateerde stedelijke functies) zullen ook een onderdeel vormen van de gebiedsagenda. Duidelijk is dat Zuid-Holland voor een enorme uitdaging staat om via deze lijn middelen beschikbaar te krijgen om de verstedelijkingsambitie waar te maken. 51

4.4 Huisvesting statushouders 4.4.1 Opgave eerste helft 2009 De taakstelling voor de huisvesting van statushouders betreft de "reguliere" vergunninghouders en de "specifieke" statushouders (gepardonneerden) in het toezichtgebied van de provincie Zuid-Holland (51 gemeenten). Het Stadsgewest Haaglanden en de Stadsregio Rotterdam houden zelf toezicht. De provinciale taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders bedroeg in de eerste helft van 2009 in totaal 531 personen. De taakstelling voor de huisvesting van specifieke statushouders is herleid tot het huisvesten van 436 statushouders in de periode 1 januari 2009 tot 1 juli 2009. De resterende taakstelling dient in een betrekkelijk korte periode (tot 1 januari 2010) te worden gerealiseerd. Vanaf 1 januari 2009 zijn er nog 2 halfjaarperioden te gaan. Gemeenten met een relatief grote achterstand worden bestuurlijk en ambtelijk aangesproken, door de gemeenten schriftelijk op hun taak te wijzen en door inzet van het wettelijk instrumentarium (starten procedure "in-de-plaats-treding"). 4.4.2 Regulier In de eerste helft van 2009 zijn door de gemeenten 264 vergunninghouders gehuisvest. De achterstand in de taakstelling is met 62 vergunninghouders toegenomen van 224 naar 286. Dat komt doordat de taakstellingen per 1 januari 2009 zijn opgehoogd van 265 per 1 juli 2008 tot 307 per 1 januari 2009. Een ophoging van 42 vergunninghouders. Zonder deze ophoging zou ongeveer dezelfde score zijn gehaald als in de tweede helft van 2008. Uit figuur 4.1 blijkt dat van de 20 gemeenten met een achterstand er 5 een achterstand van meer dan 2 halfjaarschijven (oranje) en er 15 een achterstand van 1 tot en met 2 halfjaarschijven (geel) hebben. De overige 31 gemeenten hebben (nagenoeg) geen achterstand dan wel een lichte voorsprong (groen). 4.4.3 Pardonregeling In deze periode zijn 214 statushouders gehuisvest, waardoor sprake is van een (fictieve) achterstand van 222. Deze achterstand is in overwegende mate het gevolg van het feit dat de stroom statushouders bijna is opgedroogd. Uit figuur 4.2 blijkt dat van de 20 gemeenten met een achterstand er 7 een (herleide) achterstand van meer dan 2 halfjaarschijven (oranje) en er 13 een (herleide) achterstand van 1 tot en met 2 halfjaarschijven (geel) hebben. De overige 31 gemeenten hebben een lichte voorsprong (groen). 52

Figuur 4.1 - Relatieve achterstand t.o.v. taakstelling reguliere vergunning houders per 1 juli 2009 Bron: Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, bewerkingen door provincie Zuid-Holland Figuur 4.2 - Relatieve achterstand t.o.v. taakstelling pardonregeling per 1 juli 2009 Bron: Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, bewerkingen door provincie Zuid-Holland 53