INFECTIEZIEKTEN IN VLAANDEREN



Vergelijkbare documenten
Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

RSV en influenza seizoen

Streptococcus pneumoniae

FR 7,2 / Tuberculose kan eender wie treffen maar komt vaker voor bij mensen uit landen met een hoge incidentie. Incidentie /100.

Epidemiologische surveillance van Lyme borreliose Borrelia burgdorferi s.l

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties

Streptococcus pneumoniae

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2017 (finaal)

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD2013 WEST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 ANTWERPEN infectieziektebestrijding /

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Rotavirus. Reovirus Transmissie feco-oraal - hoge excretie - lage infectieuze virusdosis. Kliniek: Acute gastroenteritis

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2012 West-Vlaanderen

Centrum Epidemiologie en Surveillance van Infectieziekten

Streptococcus pneumoniae

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 OOST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

Streptococcus pneumoniae

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2012 Vlaams - Brabant

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 VLAAMS-BRABANT Infectieziektebestrijding/

Rapportering voor het jaar 2018 Referentiecentrum voor Clostridium botulinum en Clostridium perfringens.

DIAGNOSTIEK TARIEVEN EERSTE LIJN 2014

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2011 Antwerpen

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2012 Antwerpen

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2011 West-Vlaanderen

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriën in België: 01/01/ /10/2012

Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2010 Oost-Vlaanderen

Dr. B. BROCHIER WIV - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2011 Vlaams - Brabant

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2016.

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2013.

8 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Streptococcus pneumoniae

Epi-nieuws Toezicht Volksgezondheid Registratie overzicht 2010 Limburg

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

Epi-nieuws Toezicht Volksgezondheid Registratie overzicht 2010 Vlaams - Brabant

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE

29 september septembre 2010

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

Samenvatting. Etiologie. samenvatting

Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2012.

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

Epi-nieuws. Toezicht Volksgezondheid. Registratie overzicht 2012 Limburg

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Opname van pneumokokkenvaccinatie in het RVP heeft geleid tot aanzienlijke daling van pneumokokkenziekte

Carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE)

Haemophilus influenzae

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) en aanbevelingen in België:

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over klachten en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Nivel Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Raadsinformatiebrief

Nivel Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen

Leefstijl en preventie

1. RSV: testaanbod. 1.1 RSV antigeen = sneltest

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

Nivel Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Nivel Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Medische informatie. Het KCE evalueerde het nieuwe vaccin tegen meningokokken B

Enquête profiel peilartsen 2004

Nivel Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Persconferentie MRSA in de rusthuizen, WIV, vrijdag 27/5/2005

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over klachten en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

EIND RAPPORT PROFICIENCY TEST VOOR LEVENSMIDDELEN DETECTIE OP KARKASSWABS YERSINIA ENTEROCOLITICA E. COLI O157:H7 STEC MAART 2014 MICROBIOLOGIE

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2013.

Kinkhoest. Kinkhoest of pertussis is een acute bacteriële infectie van de luchtwegen.

Centrum Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en Screening

PERSCONFERENTIE VACCINATIEGRAADSTUDIE 8 februari 2016

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) in België:

Medische microbiologie. Onderzoekspakket MSL MM

SURVEILLANCE VAN DE MULTIRESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN. Tweede surveillancerapport : tweede semester 1994

nr. 126 van JORIS POSCHET datum: 17 november 2014 aan JO VANDEURZEN Preventiebeleid hiv en soa s - Stand van zaken

Toepassing van modellen bij de bestrijding van infectieziekten. Jacco Wallinga

EIND RAPPORT PROFICIENCY TEST VOOR LEVENSMIDDELEN DETECTIE OP KARKASSWABS YERSINIA ENTEROCOLITICA E. COLI O157:H7 STEC NOVEMBER 2013 MICROBIOLOGIE

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over klachten en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over klachten en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn - Surveillance wekelijks bulletin over symptomen en aandoeningen op basis van gegevens van huisartsen

EHEC-tiek. Samenvatting van de Duitse uitbraak. Eelco Franz RIVM

Transcriptie:

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN INFECTIEZIEKTEN IN VLAANDEREN Trends en Ontwikkelingen, 2010 2012

INFECTIEZIEKTEN IN VLAANDEREN

Dit project werd gefinancierd door: Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) Operationele directie Volksgezondheid en Surveillance Dienst Epidemiologie van Infectieziekten Hiv/aids/soa Surveillanceprogramma Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België Volksgezondheid en Surveillance Maart 2014 Brussel, België Intern ref.: 2014/015 Auteurs: Team Epidemiologie, WIV-ISP Contact Dr. Toon Braeye Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België Tel: +32 2 642 57 33 Email: toon.braeye@wiv-isp.be

Layout: Nathalie da Costa Maya, CDCS vzw WIV-ISP Verantwoordelijke uitgever: Dr. Johan Peeters Wettelijk depot: D/2014/2505/31 www.wiv-isp.be

Inhoudstafel I Samenvatting 7 II Voorwoord 9 III Methodologie met beschrijving van informatiebronnen 11 1 Verplichte melding 11 2 Surveillance systemen 11 2.1 Peillaboratoria 11 2.2 Huisartsenpeilpraktijken 12 2.3 Referentiecentra 12 2.4 Soa-peilnetwerk 13 2.5 Hiv-register 13 2.6 Nosocomiale infecties Nationale surveillance van infecties in de hospitalen (NSIH) 13 2.7 Pedisurv 14 2.8 Tuberculose 14 IV Beschrijving van de epidemiologie 15 1 Gastro-intestinale infecties 15 1.1 Bacteriële gastro-intestinale infecties 15 1.2 Parasitaire gastro-intestinale infecties 19 1.3 Virale gastro-intestinale infecties 21 1.4 Uitbraken van gastro-intestinale infecties 25 Inhoudstafel 2 Respiratoire infecties 29 2.1 Influenza 29 2.2 Legionellosis 32 2.3 Pneumokokkeninfecties 33 2.4 Kinkhoest 37 2.5 Tuberculose 43 5 3 Seksueel overdraagbare infecties 44 3.1 Gonorroe, Syfilis, Chlamydia-infecties 44 3.2 Hiv/Aids 49

4 Vectorziektes en zoönosen 57 4.1 Ziekte van Lyme Borrelia burgdorferi 57 4.2 Q-koorts 60 5 Nosocomiale infecties 63 5.1 MRSA-infecties 63 5.2 Gram-negatieve bacteriën 65 5.3 Carbapenemase-producerende enterobacteriaceae (CPE) 67 5.4 Clostridium difficile-infecties 70 6 Invasieve bacteriële infecties 73 6.1 Haemophilus influenzae type b-infecties 73 6.2 Neisseria meningitidis-infecties 75 7 Hepatitis 78 7.1 Hepatitis A 78 7.2 Hepatitis B en C 78 8 Exantheemziekten/Kinderziekten 81 8.1 Mazelen 81 8.2 Varicella en zona 84 8.3 Bof 89 Inhoudstafel 6 V Dankwoord 93 VI Referenties 95 VII Bijlagen 101 Bijlage 1: Lijst meldingsplichtige aandoeningen 101 Bijlage 2: Lijst van auteurs & co-auteurs 102 Bijlage 3: NRCs & Peillaboratoria 103 Bijlage 4: Chronische zorginstellingen 108

I Samenvatting De periode 2010-2012 kent enkele opmerkelijke trends op het gebied van infectieuze ziekten. Er is een duidelijke trend naar een verbeterde controle van infectieziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Ziekten zoals difterie, tetanus, polio, Haemophilus influenzae type b, rubella en meningokokken serogroep C komen niet of maar weinig meer voor. Het aantal gevallen van rotavirus-infecties en van invasieve pneumokokkeninfecties nam aanzienlijk af. Er was een stijging van mazelen infecties in 2011. In 2012 vond een uitbraak van bof plaats die vooral jongvolwassenen in de studentensteden trof. Voor kinkhoest werd ook een sterke stijging vastgesteld in vergelijking met de voorbije jaren. Zuigelingen zijn nog steeds de meest getroffen groep, maar de toename deed zich vooral voor in de oudere leeftijdsgroepen. Voor de soi s (seksueel overdraagbare infecties) observeren we een stijgend aantal gevallen van Chlamydia. Deze stijging moet samen met een stijging van het aantal uitgevoerde testen gezien moet worden en dus met een hoger vindpercentage. Het blijft noodzakelijk om verder in te zetten op veilig vrijen en condoom gebruik. Dit is zeker noodzakelijk in bepaalde risicogroepen met een opvallend hogere incidentie van ernstige Soi s. Het aantal Hiv-diagnoses kent een stijging, maar vanwege antiretrovirale therapie leidt dit niet tot een stijging van het aantal aids gevallen. Ook voedselhygiëne blijft een belangrijk topic. Voedselpathogenen blijven frequent voorkomen, voor campylobacter en yersinia noteren we zelfs een stijging. Ook het aantal collectieve voedselgebonden uitbraken steeg in 2010-2012. Deze stijging ging evenwel niet vergezeld met een stijging van het aantal hospitalisaties en overlijdens. Bij de nosocomiale infecties kenden MRSA en Clostridium difficile-infecties een dalende incidentie. Over de ganse regio is er evenwel een stijging van andere multiresistente kiemen (zoals ESBL-positieve gram-negatieven en carbamapenaseproducerende enterobacteria.) Er moet ingezet worden op een verstandig antibioticagebruik, handhygiëne en doorgedreven surveillance. I. Samenvatting 7 Thematische rapporten: VPD Vaccine preventable diseases: https://www.wiv-isp.be/pedisurv/annualreports/2012/jaarverslag_2012_nl.pdf CRID Consumtion related infectious diseases

Trends and sources (Report on zoonotic agents in Belgium) http://www.afsca.be/publicationsthematiques/_documents/2012-12-06_ ts_2010_2011_s.pdf ERID Environment related infectious diseases Seksueel overdraagbare infecties (soi) https://www.wiv-isp.be/a-z-index/pages/nl-a-z-index. aspx?d=1&srch=s&term=2785 Hiv/aids https://www.wiv-isp.be/a-z-index/pages/nl-a-z-index. aspx?d=1&srch=s&term=2785 Hepatitis C https://nrchm.wiv-isp.be/nl/ref_centra_labo/hepatitis/rapporten/forms/allitems. aspx I. Samenvatting 8

II Voorwoord Ondanks succesvolle vaccinatiecampagnes, snelle diagnostiek, adequate behandeling en een verbeterde hygiëne gaan infectieziekten nog steeds gepaard met een hoge morbiditeit en letaliteit. Goede surveillance en preventie gaan vooraf aan behandeling en vormen de voornaamste bescherming van de algemene bevolking tegen infectieuze aandoeningen. In dit rapport worden de verspreiding en de voornaamste parameters van de belangrijkste infectieziekten in Vlaanderen voor 2010-2012 beschreven. De auteurs baseerden zich voor dit rapport op de verschillende surveillancenetwerken die zij coördineren of waartoe zij toegang hebben. Deze surveillancenetwerken worden aan het begin van dit rapport beschreven. Het doel van de verschillende surveillancesystemen is het beschrijven van de tendensen en de belangrijkste karakteristieken zoals plaats, tijd en persoon. Een ander belangrijk doel is het vroegtijdig detecteren van gevaren en problemen zodat de gepaste maatregelen getroffen kunnen worden door de bevoegde instanties. De verplichte melding is noodzakelijk want: 1. Het stelt de overheid in staat snel te reageren op een infectieuze dreiging en coördinerend op te kunnen treden. In deze situaties is een actieve reactie, zoals bijkomend epidemiologisch onderzoek of het aanpassen van surveillancesystemen, vaak noodzakelijk. 2. Het komt tegemoet aan de Europese verplichting (Decision 2119/98/EC: Community Network for the Epidemiological Surveillance and Control of Communicable Diseases.) 3. Het gezondheidsregelement van de WHO dat op 15 juni 2007 van kracht ging, het IHR (International Health Regulations) focust op de bestrijding van infectieziekten en het waken over de algemene gezondheidssituatie. 4. Ook andere reglementen en richtlijnen maken een systeem van verplichte melding noodzakelijk; in deze context vermelden wij de wereldwijde doelstelling van de WHO om mazelen te elimineren. II. Voorwoord Verschillende surveillance netwerken werden opgestart of aangepast om deze doelstellingen te halen. 9 Het rapport probeert zowel een bondige samenvatting van de gegevens als de nodige interpretaties ervan weer te geven. Dit rapport ontstond op concrete vraag van de Vlaamse overheid, team Infectieziektenbestrijding. De onderwerpen en structuur van het rapport werden dan ook opgebouwd in samenspraak met de artsen infectieziekten van de Vlaamse overheid. Het rapport bevat informatie over de evolutie van de incidentie en over risicogroepen, geeft cijfers weer over vaccinatie en vaccinatiegraad en legt het verband tussen incidentie/prevalentie en vaccinatie.

10

III Methodologie met beschrijving van informatiebronnen Het WIV baseerde zich op de netwerken die door het instituut worden gecoördineerd en netwerken en cijfers waartoe het WIV toegang heeft. Een concrete omschrijving van deze bronnen wordt hierna gegeven. In dit rapport wordt geprobeerd de cijfers van deze verschillende surveillance systemen samen te brengen. Conclusies zijn dan ook gebaseerd op informatie die ontstond na integratie van verschillende surveillancesystemen. 1. Verplichte melding Artsen en laboratoria zijn verplicht om, bij vermoeden of vaststelling van een aantal infectieziekten, binnen de 24 u melding te doen bij de dienst Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (Dienst infectieziektebestrijding). De lijst met de 35 meldingsplichtige ziekten en de te volgen procedures zijn vastgelegd in het ministerieel besluit van 19 juni 2009. Dit besluit kadert binnen het preventiedecreet. Dit decreet, opgesteld op 21 november 2003, is de basisregelgeving voor het preventieve gezondheidsbeleid in Vlaanderen. Bof werd tijdelijk toegevoegd aan deze lijst, van 16/06/12 tot 1/11/13. http://www.zorg-en-gezondheid.be/beleid/regelgeving/regelgeving-preventievegezondheidszorg/ 2. Surveillance systemen 2.1 Peillaboratoria In 1983 werden verschillende laboratoria voor microbiologie samengebracht in een netwerk. Het WIV-ISP coördineert dit netwerk van peillaboratoria. In 2012 steunde het netwerk op de vrijwillige deelname van 101 laboratoria in 33 arrondissementen. Van deze laboratoria zijn 77 % ziekenhuislaboratoria en 23 % zijn privé labo s. De peillaboratoria registreren infecties ter hoogte van de luchtwegen, het centraal zenuwstelsel, gastro-intestinale infecties, geïmporteerde infecties, seksueel overdraagbare infecties en zoönosen. Het netwerk registreert een minimale dataset voor 36 biologische agentia. Voor 15 van deze agentia bestaat ook meldingsplicht (14 in Vlaanderen en 12 in Brussel en Wallonië). Het netwerk van peillaboratoria zou tussen de 50-80 % van alle laboratorium diagnoses vertegenwoordigen [1]. In Vlaanderen nemen 55 van de 94 laboratoria deel (59 %), in Brussel 12 van de 15 (80 %) en in Wallonië 34 van de 65 (52 %). Weergaves van de geografische spreiding van kiemen wordt beïnvloed door de geografische spreiding van de labo s die deelnemen aan het netwerk van peillaboratoria. https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/index8.htm III. Methodologie met beschrijving van informatiebronnen 11

2.2 Huisartsenpeilpraktijken III. Methodologie met beschrijving van informatiebronnen 12 Het netwerk van de huisartsenpeilpraktijken werd in 1979 opgericht en verzamelt morbiditeitgegevens over zowel infectieziekten als niet-infectieuze aandoeningen in Vlaanderen, Wallonië en België. De jaarlijkse registratieprogramma s omvatten telkens een 8-tal gezondheidsproblemen die kunnen variëren van jaar tot jaar. Sommige thema s worden langer behouden om de incidentie in de tijd op te volgen. Het netwerk geeft o.a. wekelijks het aantal gevallen van griepale syndromen en acute luchtweginfecties door. Naast de registratie van klinische gegevens, worden bij een aselecte steekproef van patiënten met een griepaal syndroom nasopharyngeale uitstrijkjes afgenomen. Het netwerk omvatte in 2009 87 regelmatig deelnemende peilpraktijken in Vlaanderen met in totaal 110 artsen. Deze artsen waren representatief voor de totale populatie van huisartsen in Vlaanderen in termen van geografische spreiding, leeftijd en geslacht. De bevolking die bereikt werd door de peilartsen in Vlaanderen werd in 2009 geschat op 114 024 inwoners of 1,9 % van de totale bevolking in Vlaanderen. Aangezien er geen patiëntenlijsten per praktijk bestaan, gebeurt deze schatting op basis van het aantal patiëntencontacten per huisarts. http://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/index10.htm 2.3 Referentiecentra Aan 40 geselecteerde pathogenen of groepen van pathogenen werd een Nationaal Referentiecentrum (NRC) toegekend. Deze NRC bestaan uit één of meerdere laboratoria. De NRC analyseren voornamelijk stalen en/of stammen die toegestuurd worden vanuit andere perifere laboratoria, inclusief vanuit de peillaboratoria. Hierop gebeurt bevestiging van de diagnose en verdere typering. Afhankelijk van de pathogene agentia die worden opgevolgd voeren de NRC tevens serotypering, onderzoek van antigenen, resistentie bepaling, resistentiemechanismen en andere analysen uit. Opvolging van fenotype en/of genotype van de stammen blijft noodzakelijk om informatie te verzamelen over het opkomen van bepaalde (sub)types. Deze kunnen meer virulent zijn of vaccinatie kan hierdoor minder beschermend zijn. Op de NRC website worden de 40 pathogenen waarvoor een NRC werd erkend opgelijst. Tevens worden de specificaties van staalanalyse beschreven en zijn de aanvraagformulieren beschikbaar. http://nrchm.wiv-isp.be

2.4 Soa-peilnetwerk Een peilnetwerk van clinici in medische sites werd opgericht in het jaar 2000 om risicogroepen binnen de populatie te omschrijven. De clinici registreren vanuit hun praktijk op vrijwillige basis de epidemiologische gegevens van patiënten met een seksueel overdraagbare aandoening (soa). Voor een 10tal soa worden naast de gewone demografische data ook informatie over risicogedragingen opgevraagd. In 2012 omvatte het netwerk 43 deelnemende medische sites, waarvan 18 in Vlaanderen, 13 in Wallonië en 12 in Brussel. In België zijn er zeven door de FOD Volksgezondheid erkende aids-referentielaboratoria. Zij voeren de confirmatietests uit van sera die positief bevonden werden bij een opsporingstest. Omdat alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieven een volledig beeld van het aantal gekende seropositieven in België. De laboratoria verzamelen ook epidemiologische basisgegevens. Hiertoe wordt aan iedere arts die een hiv-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie te geven betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. 2.5 Hiv-register In België zijn er zeven door de FOD Volksgezondheid erkende aids-referentielaboratoria. Zij voeren de confirmatietests uit van sera die positief bevonden werden bij een opsporingstest. Omdat alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieve patiënten voor hiv een volledig beeld van het totaal aantal nieuwe hiv-patiënten. De laboratoria verzamelen ook epidemiologische basisgegevens te verzamelen. Hiertoe wordt aan iedere arts die een hiv-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. III. Methodologie met beschrijving van informatiebronnen 2.6 Nosocomiale infecties Nationale surveillance van infecties in de hospitalen (NSIH) 13 In 1992 werd het NSIH programma voor de nationale surveillance van ziekenhuisinfecties door het WIV opgericht. Deze surveillances bieden aan ziekenhuizen een gestandaardiseerde methode om een specifiek probleem m.b.t. de ziekenhuisinfecties en/of antibioticaresistentie te meten, op te volgen in de tijd en te vergelijken met andere ziekenhuizen via een confidentiële terugrapportering van de resultaten. Aan de surveillanceluiken met betrekking tot antibioticaresistentie nemen steeds een groot aantal ziekenhuizen deel (min. 1 semester/jaar). Momenteel is deelname aan het MRSA-luik bij Koninklijk Besluit verplicht, terwijl deelname aan de surveillanceluiken voor extended spectrum beta-lactamase positieve

(ESBL+) enterobacteriën optioneel is, d.w.z. het ziekenhuis heeft keuzemogelijkheid tussen verschillende surveillances, waaronder ESBL. De deelname aan het carbapenemase producerende enterobacteriae (CPE) luik (epidemiologisch luik en stammenverzending naar het Nationaal Referentiecentrum) is eveneens niet verplicht maar ten zeerste aangeraden. Deze surveillance loopt continu het ganse jaar door waarbij elke, van carbapenemase-productie, verdachte stam naar het NRC verzonden wordt en epidemiologische data aan het WIV overgemaakt worden. 2.7 Pedisurv III. Methodologie met beschrijving van informatiebronnen 14 In oktober 2002 werd een surveillancesysteem van enkele zeldzame infectieziekten bij kinderen gelanceerd (PediSurv). De aanleiding hiervoor was de nood aan gegevens over de opvolging van polio, mazelen en rubella in het kader van de eradicatie en eliminatie doelstellingen van de WHO. Momenteel worden via PediSurv volgende aandoeningen opgevolgd: acute slappe verlamming, mazelen, bof, het congenitaal rubella syndroom, invasieve pneumokokken infecties en het hemolytisch uremisch syndroom. Aan deze surveillance nemen ongeveer 450 kinderartsen uit België en 350 huisartsen uit Brussel deel. Ze rapporteren maandelijks via internet of brief. Deze surveillance wordt aangevuld met gegevens over bevestigde gevallen via de nationale referentiecentra en gevallen die gemeld worden bij de dienst infectieziektebestrijding. https://www.wiv-isp.be/pedisurv/ 2.8 Tuberculose Verschillende systemen verzorgen de tbc-surveillance. Tbc is een verplicht te melden infectieziekte en deze data worden verder geanalyseerd door de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculose bestrijding (VRGT) in Vlaanderen en door het Fonds des Affections Respiratoires (FARES) in Wallonië en Brussel. Ook via de referentiecentra voor mycobacteriën aan het Instituut Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) in Brussel gebeurt surveillance. http://www.fares.be/ http://www.vrgt.be/

IV Beschrijving van de epidemiologie 1. Gastro-intestinale infecties 1.1 Bacteriële gastro-intestinale infecties Aandachtspunten Campylobacter spp. blijven de meest frequent gediagnosticeerde voedselgebonden kiemen. Het aantal gevallen van Campylobacter / E. coli en Yersinia stijgt. Trends van de voorbije jaren bevestigen zich opnieuw in 2010-2012. Bacteriële gastro-enteritis wordt vaakst vastgesteld in de zomer en nazomer (rond de 30e week). Dit seizoensgebonden verloop bevestigt zich jaar op jaar. De kiemen worden vaakst teruggevonden in de leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar. Listeria-infecties vormen hierop een uitzondering, zij worden vaakst teruggevonden in de leeftijdsgroep 65+. Ook Shigella toont een ander patiëntenprofiel, deze kiem wordt teruggevonden in 0-4 jarigen, maar ook vaak bij personen van middelbare leeftijd, vooral bij mannen. Kiemen die het vaakst worden teruggevonden bij mannen (i.vgl.m. vrouwen) zijn Campylobacter, Listeria en Shigella. Salmonella en E. coli worden vaker teruggevonden bij vrouwen. Yersinia-incidentie is gelijk over de geslachten. De incidenties van bacteriële infecties zijn het hoogst in arrondissementen Leuven en Eeklo (Figuur 1). Figuur 1 Geografische weergave van incidenties van bacteriële gastroenteritis met Campylobacter spp., E. coli, Listeria, Salmonella spp., Shigella spp. en Y. enterocolitica, Vlaanderen, 2010-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) 15-60 60-180 180-300 300-420 420-546

Salmonella spp. Hoewel het aantal salmonelloses drastisch gedaald is sinds 2005, blijft het een belangrijke pathogeen bij voedselgebonden uitbraken. De incubatieperiode ligt tussen de 6 en 48 uur na het innemen van besmet voedsel. Sinds de introductie van de veralgemeende vaccinatie van kippen in 2004 voor Salmonella enteritidis daalde het aantal gerapporteerde gevallen. Voor Vlaanderen werden via de peillaboratoria 75 gevallen voor 2010, 60 gevallen voor 2011 en 63 gevallen voor 2012 gerapporteerd (Figuur 2). Het serotype Typhimurium wordt meest frequent geïdentificeerd. Figuur 2 Aantal gevallen van Salmonella per jaar, Vlaanderen-België, 2008-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) Aantal 140 120 100 80 60 40 20 0 2008 2009 2010 2011 2012 België Vlaanderen 16

Campylobacter jejuni and Campylobacter coli Sinds 2005 is Campylobacter de meest frequent gerapporteerde voedselgebonden pathogeen in Vlaanderen. Voor de periode 2010-2012 steeg de incidentie; 65,1/100 000 in 2010, 76,1/100 000 in 2011 en 76,7/100 000 in 2012 (Figuur 3). Typisch is dat de diagnose vaak in geïsoleerde gevallen wordt gesteld en dat de kiem minder vaak geassocieerd wordt met uitbraken. Figuur 3 Aantal gevallen van Campylobacter per jaar, Vlaanderen-België, 2002-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) Aantal 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 België Vlaanderen E. coli E. coli kent een verder stijgen van het aantal gerapporteerde gevallen; 0,70/100 000 in 2010, 0,87/100 000 in 2011, 1,17/100 000 in 2012 (Figuur 4). Figuur 4 Aantal gevallen van E. coli per jaar, Vlaanderen-België, 2002-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) 200 2011 2012 België Vlaanderen 17 150 Aantal 100 50 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Yersinia Het aantal laboratorium bevestigde gevallen van Yersinia steeg in de periode 2010-2012; 2,13/100 000 in 2010, 2,24/100 000 in 2011, 2,72/100 000 in 2012 (Figuur 5). Figuur 5 Aantal gevallen van Yersinia per jaar, Vlaanderen-België, 2002-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) 18 Aantal 350 300 250 200 150 100 50 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 België Vlaanderen Listeria Er was een piekincidentie van gerapporteerde gevallen van Listeria in 2011; 0,87/100 000. In 2012 daalde de incidentie tot 0,76/100 000 (Figuur 6). In 2011 was er een uitbraak van listeria waarbij 4 van de 12 getroffen personen overleden. Figuur 6 Aantal gevallen van Listeria per jaar, Vlaanderen-België, 2002-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) Aantal 120 100 80 60 40 20 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2011 2012 België Vlaanderen 2012

Shigella Shigella-infecties vertonen een verder dalende trend (Figuur 7). Figuur 7 Aantal gevallen van Shigella spp. per jaar, Vlaanderen-België, 1997-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) Aantal 600 500 400 300 200 100 0 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 1.2 Parasitaire gastro-intestinale infecties België Vlaanderen Parasitaire infecties worden vaakst laboratorisch bevestigd in de leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar en vaker bij mannen. Parasitaire infecties komen vaakst voor in Antwerpen en Leuven (Figuur 8). Figuur 8 Geografische weergave van aantal gevallen van parasitaire gastroenteritis met Giardia lamblia en Cryptosporidium spp., Vlaanderen, 2010-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) 19-12 12-37 37-62 62-87 87-109 [Reported cases / 1E5 inhabitants]

Giardia lamblia Giardia lamblia-infecties vertonen een schommelende registratiefrequentie (Figuur 9). Figuur 9 Aantal gevallen van Giardia lamblia per jaar, Vlaanderen-België, 1993-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) 20 Aantal 800 700 600 500 400 300 200 100 0 België Vlaanderen 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Cryptosporidium Sinds 2006 wordt een stabilisatie van de registratiefrequentie vastgesteld (Figuur 10). Figuur 10 Aantal 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Aantal gevallen van Cryptosporidium spp. per jaar, Vlaanderen- België, 1993-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) België Vlaanderen 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

1.3 Virale gastro-intestinale infecties Norovirus Norovirus is de meest vastgestelde oorzaak van gastroenteritis in alle leeftijdsgroepen en is ook vaak verbonden aan voedselgebonden uitbraken. Norovirus wordt nog maar sinds 2012 opgevolgd via het netwerk van peillaboratoria. In 2012 werden in totaal 155 gevallen laboratorisch geconfirmeerd door de peillaboratoria, waarvan 81 uit Vlaanderen. Norovirus wordt vaker teruggevonden bij 65+ ers en iets vaker bij vrouwen. Hepatitis A Naast norovirus is hepatitis A het meest frequent gerapporteerde virus. De incidenties voor de periode 2010-2012 zijn veel lager dan deze van de voorgaande jaren; 0,11/100 000 in 2010, 1,40/100 000 in 2011, 1,3/100 000 in 2012 (Figuur 11). De infectie komt voor in alle leeftijdsgroepen en geslachten zijn ongeveer gelijk verdeeld. Figuur 11 Aantal gevallen van Hepatitis A per jaar, Vlaanderen-België, 2002-2012. (Bron: Peillaboratoria WIV-ISP) Aantal 400 350 300 250 200 150 100 50 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 België Vlaanderen 2011 2012 21

Rota Co-auteur: Martine Sabbe (martine.sabbe@wiv-isp.be) Aandachtspunten Sinds rotavirus vaccinatie grotendeels wordt terugbetaald (november 2006) zien we een daling, vooral in de leeftijdsgroep < 1 jaar, van het aantal laboratorium bevestigde gevallen van rotavirus. Tijdens het rotavirus seizoen 2010-2012 waren genotype G3, G4 en G1 de meest voorkomende genotypes en niet meer genotype G2. 22 Inleiding Rotavirus is wereldwijd de meest frequente oorzaak van gastro-enteritis bij kinderen. Bijna alle kinderen maken één of meerdere rotavirus-infecties door vóór de leeftijd van vijf jaar. De mortaliteit na rotavirus infectie is laag in geïndustrialiseerde landen, maar het aantal hospitalisaties is aanzienlijk. Er circuleren verschillende types rotavirus in Europa. In de periode 2006-2009 was G1P[8] predominant aanwezig (48 %), gevolgd door G4P[8] (15 %), G9P[8] (12 %) en G2P[4] (10 %) [2]. In België zijn 2 vaccins beschikbaar tegen rotavirus. Beide zijn levend afgezwakte vaccins die oraal moeten worden toegediend (Tabel 1). Tabel 1 Beschikbare rotavirus vaccins in België, 2012 Aantal dosissen Serotypes Rotarix 2 G1P[8] Rotateq 3 G1, G2, G3, G4 et P[8] Vaccinatie tegen rotavirus werd in België in oktober 2006 aanbevolen door de HGR en wordt gedeeltelijk terugbetaald door het RIZIV sinds november 2006. In 2012 werd in Vlaanderen de vaccinatiegraad voor de 1 e dosis geschat op 94 % [3]. In Europa wordt momenteel in zeven landen vaccinatie tegen rotavirus aanbevolen: België, Duitsland, Finland, Griekenland, Luxemburg, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk [4]. Het aantal gevallen van laboratorisch bevestigde rotavirus-infecties wordt opgevolgd door het netwerk van peillaboratoria van WIV. De registratie van het aantal gevallen startte in 1999, met een onderbreking tussen 2002-2004. Rotavirus antigen testen worden enkel terugbetaald voor de leeftijdsgroepen onder de 2 jaar.

Incidentie Figuur 12 Aantal gerapporteerde gevallen van rotavirus, totaal aantal en aantal in de leeftijdsgroep <1 jaar, Vlaanderen-België, 2005-2012 (bron: Peillaboratoria, WIV-ISP) Aantal 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 België Vlaanderen Vanaf 2007 wordt een daling van het aantal gevallen opgemerkt; in 2011-2012 werd in Vlaanderen een daling van 81 % (77 % voor België) van het totaal aantal bevestigde gevallen gezien in vergelijking met het gemiddelde van 1999-2006 (Figuur 12). De piekincidentie in 2011-2012 viel 9 weken later (week 17) in vergelijking met de periode 1999-2006 (week 8). Klassiek wordt een hoger aantal gevallen met rotavirus-infectie gedetecteerd vanaf week 51 tot en met week 26 van het daaropvolgende jaar. Patiënten-karakteristieken De grootste daling in aantal gevallen werd geobserveerd bij de leeftijdsgroep < 1 jaar (Figuur 12). Voor deze leeftijdsgroep was het aantal gevallen 3220 in 2005. Dit daalde naar 292 in 2012. 2011 2012 Geografische informatie Wallonië wordt een hogere incidentie opgemerkt in het arrondissement Dinant (Figuur 13). De hogere incidenties in Zuid West-Vlaanderen zijn een gevolg van de hogere densiteit van rapporterende labo s in deze streek. 23

Figuur 13 Incidentie van rotavirus-infecties, België, 2010-2012. (Bron: Peillaboratoria, WIV-ISP) 24 7-45 45-75 75-105 105-135 135-168 [Reported cases / 1E5 inhabitants] Microbiologische informatie In het UZ Leuven, het Nationale Referentie Centrum voor Rotavirus, werd de genotype distributie vergeleken tussen de periode voor en na vaccinatie. Gegevens van de periode voor de vaccinatie (1999-2006) toonde een seizoensgebonden variatie in verschillende rotavirus genotypes (G1-G4 en G9), waarbij G2 nooit in meer dan 20 % van de gevallen werd waargenomen. In de periode post-vaccinatie (2006-2007) werd een proportionele toename gezien van genotype G2 tot bijna 60 % tijdens het rotavirus seizoen 2009-2010. Tijdens het seizoen 2010-2011 kwam genotype G3 (31,7 %) het meest frequent voor, gevolgd door genotype G4 (22,7 %), G1 (19,6 %), G2 (16,9 %), G0 (7,3 %) en G12 (1,3 %) (cijfers voor België) [5]. Bespreking Sinds terugbetaling van vaccinatie werd een aanzienlijke daling van het aantal laboratorium bevestigde gevallen van rotavirus geobserveerd, tegelijk met een later optreden van de piekincidentie. Ook werd een daling waargenomen van het aantal hospitaalopnames sinds het vaccin op de markt is zoals geobserveerd in regionale en universitaire ziekenhuizen in België [6]. Op basis van een case-control studie in België werd de effectiviteit van rotavirus vaccinatie ter preventie van hospitalisatie

voor rotavirus gastro-enteritis geschat. De studie nam plaats van februari 2008 tot juni 2010. Vaccinatie met minstens één dosis van één van de rotavirus vaccins biedt 91 % bescherming tegen hospitalisatie. De effectiviteit van vaccinatie tegen genotype G2[P4] en G1[P8] was respectievelijk 85 % en 95 % [7]. 1.4 Uitbraken van gastro-intestinale infecties Voedselgebonden uitbraken Co-auteur: Sarah Denayer (sarah.denayer@wiv-isp.be) Inleiding Via de beveiligde web-applicatie van de afdeling voedselpathogenen van het WIV, waartoe ook de verschillende overheidspartners toegang hebben, werd informatie en laboratorium resultaten verzameld en uitgewisseld. Dit nationaal platform voor voedselgebonden infecties en intoxicaties en zoönoses bestaat om het uitwisselen van data tussen de verschillende spelers mogelijk te maken. Een collectieve voedselgebonden uitbraak wordt gedefinieerd als een gebeurtenis, onder bepaalde omstandigheden, waarbij twee of meer humane gevallen met dezelfde ziekte of infectie gediagnosticeerd worden of als een situatie waarbij het geobserveerde aantal gevallen groter is dan het verwachte aantal en waarbij de gevallen gelinkt zijn aan of waarschijnlijk gelinkt zijn aan dezelfde voedingsbron (Directive 2003/99/EC, Article 2(d)). Uitbraken in de periode 2010-2012 Het aantal gerapporteerde voedsel en niet voedselgebonden uitbraken van gastroenteritis is sterk gestegen in de periode 2011-2012 in vergelijking met de voorgaande 4 jaar. Het aantal gerapporteerde collectieve uitbraken varieerde in de periode 2007-2010 van 49 tot 66.Er was een stijging van het aantal gerapporteerde collectieve voedselgebonden uitbraken in 2011 (N=146) en 2012 (N=155) (Tabel 2). Tabel 2 Overzicht van het aantal voedselgebonden collectieve uitbraken, Vlaanderen-België, 2010-2012. (Bron: NRL VTI-TIA, WIV-ISP) Voedselgebonden uitbraken Niet voedselgebonden uitbraken Betrokken personen Vlaanderen België Hospitalisaties Overlijdens #Uitbraken 2010 66 6 187(+3907*) 68 0 106 2011 146 13 996 42 4 281 2012 155 19 924 37 0 327 * : schatting van het aantal personen betrokken in de uitbraak in Hemiksem-Schelle eind 2010. 25

Pathogenen betrokken in voedselgebonden uitbraken: Tabel 3 Pathogenen betrokken in voedselgebonden collectieve uitbraken, Vlaanderen-België, 2010-2012. (Bron: NRL VTI-TIA, WIV-ISP) 26 Geassocieerd pathogeen Vlaanderen België Pathogeen 2010 2011 2012 2010 2011 2012 Bacillus cereus 4 3 2 5 8 2 Campylobacter 2 1 1 3 5 1 Clostridium botulinum 0 0 0 0 0 0 Clostridium perfringens 0 0 0 0 0 0 Coagulase positive staphylococcus 0 1 0 0 2 2 E. coli O157:H7 - EHEC 2 2 4 2 3 3 Histamine 0 1 1 1 1 4 Norovirus 6 2 6 7 2 9 Salmonella 0 2 2 5 2 6 Diarrheic Shellfish Poisoning 0 0 2 0 0 2 Co-infectie 2 2 1 2 2 3 Shigella 0 1 0 0 1 0 Listeria monocytogenes 0 1 0 0 1 0 Other 1** 1* 1*** 1 0 Onbekend 15 33 33 21 83 100 Geen samples 34 96 103 58 170 195 Totaal 66 146 155 106 281 327 * : lectinen, ** Cryptosporidium, *** Giardia Voor de periode 2010-2012 werd in Vlaanderen het oorzakelijk agens vastgesteld in 14,4 % van de gevallen (N=53 voor Vlaanderen, 12.2 % N=87 voor België). Bij 60,4 % voor Vlaanderen (N=81, 70 % N=204 België) wordt het oorzakelijk agens niet gevonden in de stalen en bij 63,5 % in Vlaanderen (N=233, 59,2 % N=423 België) worden geen stalen ontvangen (Tabel 3). Algemene kenmerken uitbraken Uitbraken werd vaakst gemeld voor voeding die werd genuttigd in restaurants/ cafés (51.2 %) of thuis (13.5 %). De voedingsmiddelen die vaakst betrokken waren in collectieve uitbraken waren gemengde voeding (30.6 %), rundsvlees (17.6 %) en varkensvlees (10.3 %). Alle bovenstaande gegevens dienen met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden omdat ze afhankelijk zijn van het aantal outbreaks dat effectief gerapporteerd wordt. Ook is het aantal blootgestelde personen en het aantal zieken vaak niet met zekerheid gekend en zijn er niet altijd stalen om de gewenste analyses op uit te voeren.

Overzicht van enkele specifieke voedselgebonden uitbraken Multiple pathogen waterborne outbreak, Hemiksem, December 2010 Een omvangrijke uitbraak waarbij 18 000 mensen blootgesteld werden aan met rivierwater vervuild kraantjeswater. De meeste gevallen werden geregisteerd van 7 tot 10 december 2010. In humane stoelgangstalen werden Norovirus GII, Cryptosporidium, Campylobacter en Salmonella terug gevonden [8]. Listeria monocytogenens, 2011 Besmette kaas kon epidemiologisch gelinkt worden aan een uitbraak over gans België die 11 gevallen telde, 11 werden gehospitaliseerd en 4 overleden. Alle isolaten vertoonden eenzelfde genotype. Campylobacter jejuni, Bouillon, Juli 2011 Tijdens een zomerkamp werden minstens 64 van de 130 scouts-jongeren ziek. Campylobacter jejuni werd in twee stoelgangstalen teruggevonden. Een campylobacter jejuni strain met een vergelijkbaar resistentiepatroon werd ook teruggevonden in een nabije waterbron en de slang van een watertank (waarvan de groep gebruik maakte) (NRL VTI-TIA, WIV). E. coli O157:H7, Limburg, Juni 2012 In een lokale uitbraak, veroorzaakt door met E. coli O157 besmette filet americain, werden 25 gevallen gemeld waarvan er 5 hemolytisch uremisch syndroom (HUS) ontwikkelden. PFGE en IS629-printing demonstreerden dat vtx1a vtx2a eae ehxa positieve EHEC O157:H7 strains identiek waren in 3 vleeswaren en 17 humane stalen. Uiteindelijke werden via trace-back investigatie ook nog een E. coli O157, weliswaar een andere strain, aangetroffen op een karkas in het slachthuis (NRL VTI-TIA, WIV). Behalve deze uitbraak in Limburg werden in 2012 nog 4 andere uitbraken gemeld waarbij pathogene E. coli O157 aan de oorsprong lag. Hierbij werden 8 personen ziek. Salmonella Stanley, Vlaanderen, 2012 Begin juni 2012 detecteerde het Nationaal Referentiecentum voor Salmonella en Shigella (NRCSS) een abnormale toename van het serovar Salmonella Stanley in humane stalen. Dit serovar wordt zelden geïsoleerd in België (in 2009, 6 gevallen op 3208; in 2010, 3 gevallen op 3660). Sinds het begin van 2012 werden in totaal 26 gevallen van Salmonella Stanley geregistreerd uit humane stalen, zelfde PFGE profiel, en 5 uit voedingsstalen. De meeste gevallen werden vastgesteld in Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Uit een enquête die door ECDC in meerdere Europese landen werd gevoerd volgde dat ingevoerd kalkoenvlees, besmet met Salmonella Stanley, mogelijk aan de oorsprong ligt van deze humane gevallen (NRL VTI-TIA, WIV). 27

Bacillus cereus, Antwerpen, 2012 Eind augustus kreeg een kinderkribbe in Antwerpen te maken met een uitbraak van Bacillus cereus. Twintig kinderen moesten een half uur na het eten van witloof met rijst en komkommer braken. De rijst die gebruikt werd, waren resten van de dag voordien die in de koelkast werden bewaard gedurende 24h. In de groentenpapjes werden meer dan 10^7 cfu/g aan Bacillus cereus teruggevonden en hoeveelheden tussen 3100-4200 µg/kg van het cereulide toxine. In een andere uitbraak werd enterotoxine producerende Bacillus cereus gedetecteerd in pasta en veroorzaakte ziekte bij van 4 personen (NRL VTI-TIA, WIV). 28 Andere 2012 In Oost-Vlaanderen werden 110 personen ziek (Diarrheic Shellfish Poisoning, DSP) na het eten van mosselen. Histamine lag aan de oorzaak van 1 uitbraak met 4 zieken. Tonijn lag aan de basis van de uitbraak en de aanwezigheid van hoge hoeveelheden histamine kon aangetoond worden. Norovirus kon aangetoond worden in de humane stalen die onderzocht werden voor 3 uitbraken waarbij in totaal 65 zieken werden gemeld. Voor één van deze uitbraken waren schaaldieren de verdachte voeding, voor de 2 overige uitbraken betrof het samengestelde maaltijden. In deze gevallen is het contact tussen de personen ook een mogelijke bron van transmissie van het virus (NRL VTI-TIA, WIV). Bespreking In 2010-2012 was er een stijging van het aantal gerapporteerde voedselgebonden uitbraken. Er is geen stijging in het aantal geassocieerde hospitalisaties en het aantal betrokken personen. Enkele relevante observaties kunnen deze stijging kaderen, een nieuwe onderzoeksprocedure van de FAVV, de verhoogde aandacht voor voedselgebonden uitbraken (door o.a. EHEC O104:H4 in Duitsland en het overlijden van een jongeman in Frankrijk na een fastfoodmaaltijd). We kunnen concluderen dat we nog steeds worden blootgesteld aan pathogenen uit voeding (& drank). Uitbraken hebben vaak een menselijke fout aan de basis. Preventie blijft erg belangrijk (richtlijnen over het bewaren, bereiden en koken van voedsel). Het hoog aantal gevallen van buitenshuis opgelopen voedselgebonden gastroenteritis onderstreept ook het belang van hygiëne en in de keuken en handhygiëne van food-handlers.

2. Respiratoire infecties 2.1 Influenza Auteur: Nathalie Bossuyt (nathalie.bossuyt@wiv-isp.be) Aandachtspunten Het griepseizoen 2012-2013 werd gekenmerkt door een hoog aantal griep consultaties (1106 (95 % BI: 1030 1185) per 100 000 inwoners). In 2010-2011 circuleerde vooral influenza A (H1N1)09pdm en influenza B (Victoria). In 2011-2012 was dit influenza A (H3N2) en in 2012-2013 was dit opnieuw influenza A (H1N1)09pdm en influenza B (Yamagata) Duur van de voorbije epidemieën De griepepidemie duurde 11 weken in seizoen 2010-2011 (week 51-week 9), 6 weken in seizoen 2011-2012 (week 6 week 11) en 12 weken in seizoen 2012-2013 (week 1- week 12). Aangezien enkel een epidemische drempel op nationaal niveau beschikbaar is, kan geen specifieke duur naar gewest berekend worden. Intensiteit Seizoenen 2010-2011 en 2011-2012 werden gekenmerkt door een matige intensiteit terwijl seizoen 2012-2013 zeer intens was en een nationale piekincidentie van 1026 consultaties per 100 000 inwoners kende. De intensiteit was in elk van de drie seizoenen vergelijkbaar in de drie gewesten. In Vlaanderen bedroeg de piekincidentie van consultaties bij de huisarts omwille van griepsymptomen 588 (95 % BI: 534 646) per 100 000 inwoners in seizoen 2010-2011, 638 (95 % BI: 585 695) per 100 000 inwoners in seizoen 2011-2012 en 1106 (95 % BI: 1030 1185) per 100 000 inwoners in seizoen 2012-2013. De incidentie was in seizoen 2010-2011 iets hoger in Vlaanderen dan in beide andere gewesten en in seizoen 2011-2012 iets hoger in Wallonië maar vergelijkbaar met de incidentie in Brussel. In seizoen 2012-2013 werden geen regionale verschillen gevonden (Figuur 14). 29

Figuur 14 Incidentie van consultaties bij de huisarts voor griepsymptomen per regio, Vlaanderen-België, 2010-2013. (Bron: Huisartsen peilpraktijken WIV-ISP) SEIZOEN 2010-2011 Brussel Wallonië Vlaanderen 1200 1000 800 600 400 200 0 Week 35 2010 1200 1000 800 600 400 200 0 Week 35 2011 37 39 41 43 45 47 49 51 SEIZOEN 2011-2012 37 39 41 43 45 47 49 51 SEIZOEN 2012-2013 1 3 2011 1 3 2012 5 5 7 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 30 1200 1000 800 600 400 200 0 Week 35 2012 37 39 41 43 45 47 49 51 1 3 2013 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33

In seizoenen 2010-2011 en 2012-2013 werden vooral 0-15 jarigen het meest getroffen, terwijl dat in seizoen 2011-2012 vooral de jongste kinderen waren (0-4 jarigen). Ernst Op basis van de in 2012 opgestarte surveillance van ernstige gevallen van influenza door een netwerk van ziekenhuizen, kon in seizoen 2012-2013 vastgesteld worden dat de epidemie, ondanks de hoge incidentie, slechts matig van ernst was. Circulerende virusstammen Het Nationaal Referentiecentrum Influenza analyseerde respiratoire stalen die verzameld werden door de peilartsen. Aangezien dit een steekproef betreft waarvoor geen representativiteit naar regio betracht werd, kunnen de resultaten slecht op nationaal niveau voorgesteld worden. In seizoen 2010-2011 waren de stalen in gelijke mate positief voor influenza A en influenza B. Onder de influenza A virussen was 98,3 % van het subtype A(H1N1)09pdm en 1,7 % van het subtype H3N2. Bij de influenza B virussen behoorde 93 % tot het Victoria stam (continu in het vaccin), terwijl 7 % tot de Yamagata stam behoorde. In seizoen 2011-2012 werden hoofdzakelijk stalen gevonden die positief waren voor influenza A. Vooral influenza A subtype H3N2 werd terug gevonden. Een kleine minderheid was positief voor influenza B. In seizoen 2012-2013 werd een co-circulatie van influenza B en van influenza A(H1N1)09pdm virussen geobserveerd. Influenza A(H3N2) werd in mindere mate geïdentificeerd. Bij de influenza B virussen behoorde 95 % tot de Yamagata stam (continu in het vaccin) en 4 % tot de Victoria stam. Evolutie van de vaccinatiegraad In het Vlaams Gewest was de vaccinatiegraad tegen de seizoensgriep 49 % in de doelgroep in 2008 (overzicht doelgroep: http://www.influenza.be/nl/griep_nl.asp). De vaccinatiegraad varieert met de leeftijd: rond 15 % in de leeftijdsgroep 15 tot 44 jaar, gevolgd door een progressieve stijging tot 72 % in de leeftijdsgroep van 75 jaar en meer. De vaccinatiegraad in Vlaanderen kende van 1997 tot 2001 een significante toename. Van 34 % in 1997 tot 43 % in 2001. Sinds 2001 is de vaccinatiegraad echter gestagneerd rond een kleine 50 % (2004: 48 % en 2008: 49 %). De vaccinatiegraad in de verschillende doelgroepen is hiermee echter nog te laag. De doelstelling van de WHO is het bereiken van een vaccinatiegraad van 75 % bij mensen ouder dan 65 jaar. (Bron: gezondheidsenquête 2008 http://www. wiv-isp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/table08.htm). 31

2.2 Legionellosis Co-auteur: Samia Hammadi (samia.hammadi@wiv-isp.be) Aandachtspunten Legionellosis-incidentie blijft stabiel. Inleiding Legionellosis is een meldingsplichtige ziekte die eveneens onder surveillance staat op Europees niveau. Legionella pneumophila is een ubiquitaire bacterie die zich kan vermenigvuldigen in water- en aircosystemen bij een temperatuur van 20 C tot 50 C. Meestal worden individuele gevallen gemeld, maar af en toe is er ook sprake van een grotere uitbraak. 32 Incidentie In de periode van 2010 tot 2012 werden via de verplichte melding 45 (in 2010), 63 (in 2011) en 67 (in 2012) gevallen gemeld. Dit is een beperkte stijging in vergelijking met de laatste 6 jaar. We zien een vergelijkbaar verloop via de peillaboratoria. Figuur 15 Aantal 120 100 Aantal geregistreerde gevallen van legionella, Vlaanderen-België, 2006-2012. (Bron: verplichte melding ToVo, Peillaboratoria WIV-ISP) 80 60 40 20 0 2006 2007 2008 2009 België (Peilaboratoria) Vlaanderen (Peilaboratoria) Vlaanderen (Verplichte melding) 2010 2011 2012 Patiënten-karakteristieken Zoals voorgaande jaren worden vooral mannen in oudere leeftijdscategorieën getroffen. Mannen maakten 72 %, 69 % en 75 % uit van het totaal aantal gevallen (in 2010, 2011 en 2012 respectievelijk). Het merendeel van de patiënten bevindt zich doorgaans in de leeftijdsgroep van 50 tot 70 jaar. Zelden worden gevallen gemeld van jonger dan 40 jaar (13 gevallen over de periode 2010-2012).

2.3 Pneumokokkeninfecties Co-auteur: Martine Sabbe (martine.sabbe@wiv-isp.be) Aandachtspunten Bij kinderen zijn de serotypes vervat in het PCV7 vaccin zo goed als verdwenen. Ook de serotypes vervat in PCV13 en de absolute aantallen dalen. Inleiding Invasieve Pneumokokkeninfecties (Invasive Pneumococcal Disease of IPD) worden gedefinieerd door het kweken van S. pneumoniae, het aantonen van DNA of het opsporen van een antigeen van S. pneumoniae in een normaal steriele plaats (meningitis, speticemie, bacteriemische pneumonie, bacteriëmie, ). Niet-invasieve infecties zijn acute middenoorinfecties (acute otitis media AOM) en pneumonieën. De S. pneumoniae worden op basis van hun polysaccharidenkapsel ingedeeld in 46 serogroepen die meer dan 92 verschillende serotypes omvatten. In januari 2007 werd het 7-valente geconjugeerde pneumokokkenvaccin (PCV7) opgenomen in het vaccinatieprogramma. Vanaf 1 juli 2011 schakelde de Vlaamse Gemeenschap over op het 13-valente vaccin (PCV13). Vaccinatie tegen pneumokokken is opgenomen in het basis vaccinatieschema met dosissen op de leeftijd van 8 en 16 weken en 1 boosterdosis op de leeftijd van 12 maanden (HGR 8687). In Vlaanderen werd in 2012 de vaccinatiegraad bij kinderen voor het pneumokokkenvaccin geschat op 99,3 % voor de eerste dosis en op 96,5 % voor de derde dosis [9]. Volwassenen die behoren tot een bepaalde risicogroep en personen ouder dan 65 jaar kunnen op aanraden van de arts gevaccineerd worden met een 23-valent polysacchariden vaccin of het 13-valent geconjugeerd vaccin (sinds 2013) (HGR 8817) (Tabel 4). 33

Tabel 4 Samenstelling van de pneumokokkenvaccins 34 7-valente geconjugeerd pneumokokken vaccin (PCV7) (Prevenar ) 10-valente geconjugeerd pneumokokken vaccin (Synflorix ) 13-valente geconjugeerd pneumokokken vaccin (Prevenar 13 ) 23-valente polysaccharide vaccine (Pneumo 23 ) Serotypes 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F, 23F PCV7+ 1, 5, 7F PCV7 + 1, 3, 5, 6A, 7F, 19A 1, 2, 3, 4, 5, 6B, 7F, 8, 9N, 9V, 10A, 11A, 12F, 14, 15B, 17F, 18C, 19A, 19F, 20, 22F, 23F, 33F Eiwit Immunogeniciteit vanaf leeftijd van 6-8 weken Goedgekeurd voor leeftijd CRM197 Ja < 5 jaar Protein D, Tetanus Toxoid (18C), Diptheria Toxoid (19F) CRM197 Ja Ja Nee < 5 jaar < 5 jaar 50 jaar > 2 jaar Incidentie Gelijklopend met de invoering van PCV13 wordt een duidelijke daling gezien van pneumokokkeninfecties veroorzaakt door serotypes vervat in dit vaccin (Figuur 16). Dit is meest opvallend voor de jongere leeftijdsgroepen, maar doet zich voor in alle leeftijdsgroepen. Serotype 19A is nog steeds het meest frequent gediagnosticeerde serotype bij invasieve pneumokokkeninfecties in de leeftijdsgroep <2 jaar. Bij oudere leeftijdsgroepen is dit serotypes 1. We zien een toename van bepaalde serotypes niet vervat in het 13-valent vaccin, zoals serotype 12F, 24 en 24F in jongere leeftijdsgroepen. Evoluties van serotypes in subgroepen (leeftijd, regio) kunnen verschillen. Aanhoudende surveillance van pneumokokkeninfecties en bijhorende serotypes zal noodzakelijk zijn om deze evoluties op te volgen. De verdeling van de serotypes over de gewesten is vergelijkbaar (Tabel 5). In Vlaanderen is een absolute daling met een relatief sterkere daling van de serotypes vervat in PCV13 te zien (Figuur 17). Deze daling is aanwezig voor de verschillende infectieplaatsen (Tabel 6).

Figuur 16 Aantal gedetecteerde pneumokokken per serotype (IPD) voor de 8 meest frequente serotypes bij kinderen <2 jaar, België 2009-2012 (Bron: NRC Invasive S. pneumoniae UZ Leuven) Aantal 70 19f*+ 60 50 40 30 20 10 0 2009 2010 2011 2012 24f 10a 15a 12f 33f 5+ 1+ 7f+ 19a+ (stippellijn (+)= aanwezig in het 13-valent geconjugeerd vaccin enkel 19f is ook aanwezig in PCV7(*)) Tabel 5 Verdeling van de frequentste serotypes bij IPD volgens regio (aantal gevallen), < 5 jaar, Vlaanderen-België, 2012. (Bron: NRC Invasive S. pneumoniae UZ Leuven) Serotype Brussels Hoofdstedelijk Vlaams Gewest Waals Gewest gewest N % N % N % 1 8 22,2 23 19,7 18 33,3 19A 7 19,4 17 14,5 7 13,0 5 4 11,1 16 13,7 2 3,7 7F 4 11,1 7 6,0 2 3,7 12F 3 8,3 14 12,0 6 11,1 10A 2 5,6 0 0,0 0 0,0 15A 1 2,8 0 0,0 0 0,0 Andere 7 19,5 40 34,2 19 35,2 Totaal 36 117 54 35

Figuur 17 Aantal via het NRC gerapporteerde gevallen van IPD bij <2 jarigen volgens regio, Vlaanderen-België 2011-2012. (Bron: NRC Invasive S. pneumoniae UZ Leuven) 36 Tabel 6 Site 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2011 2012 Vlaanderen 2011 Wallonië 2012 2011 Brussel PCV13 Andere 2012 Aantal gedetecteerde gevallen per infectieplaats per jaar, Vlaanderen- België, 2011-2012. (Bron: NRC Invasive S. pneumoniae UZ Leuven) Specifiek Aantal 2011 (%) Aantal 2011 (%) Aantal 2012 (%) Aantal 2012 (%) Vlaanderen België Vlaanderen België Bloed 1011 1772 954 1660 Invasieve Cerebrospinaal vocht 45 70 45 81 Pleuraal vocht 18 25 15 23 Andere 23 43 21 29 Niet invasief Oor 85 91 45 48 Patiënten-karakteristieken Jonge kinderen en specifiek deze jonger dan 2 jaar worden nog steeds vaakst getroffen. Voor de periode 2011-2012 stond deze leeftijdsgroep in voor iets meer dan 10 % van het aantal pneumokokkeninfecties in Vlaanderen (leeftijdsgroep jonger dan 5 jaar voor iets meer dan 20 %). Het aantal gevallen per leeftijdsgroep loopt terug op voor personen van 50 jaar en ouder. Bespreking In 2012 kon een duidelijke impact gezien worden van de overschakeling naar het PCV13 vaccin. In de periode 2010-2012 waren de meest frequent voorkomende serotypes vervat in het PCV13 vaccin en dus wordt een verdere positieve evolutie verwacht. Belangrijk is wel een blijvende aandacht voor die serotypes niet

vervat in het vaccin met een stijgende trend in 2011-2012 (zoals 12F en 24F). Typevervanging en wijziging in klinische presentatie blijven mogelijk, afhankelijk van de karakteristieken en het invasieve karakter van de andere serotypes. Het aantal serotypes dat geïncludeerd kan worden in een geconjugeerd polysacharide pneumokokken vaccin is wellicht gelimiteerd wat betreft kosteneffectiviteit tot 15 serotypes [10]. Verschillende kandidaat proteïne vaccins tegen pneumokokken infecties worden momenteel ontwikkeld. Deze proteïnes kunnen een immuun respons genereren die niet-serotype specifiek is en dus mogelijks de dekkingsgraad verhogen. De surveillance van IPD, het klinische beeld, de verantwoordelijke serotypes en de vaccinatiegraad blijft van groot belang ter ondersteuning van het vaccinatiebeleid en om de impact van vaccinatie verder op te volgen. 2.4 Kinkhoest Aandachtspunten Er is een sterke stijging aan het aantal geregistreerde pertussis gevallen. Deze stijging is evenwel minder aanwezig bij zuigelingen, hoewel zij nog steeds de meest getroffen leeftijdsgroep vormen. De meerderheid van de gevallen komt nog steeds uit Antwerpen. De genetische diversiteit van Bordetella pertussis strengen, volgens MLST-typering, blijft beperkt. Inleiding Kinkhoest, een bacteriële infectieziekte die veroorzaakt wordt door Bordetella pertussis, kent de laatste jaren een toename van het aantal gerapporteerde gevallen. Vaccinatie tegen kinkhoest begon eind jaren vijftig, begin jaren zestig van de 20 e eeuw. Sinds vaccinatie werd de ziekte lang enkel sporadisch gezien. In 2001 werd het whole cell vaccin vervangen door een acellulair vaccin. In 2009 werd beslist om een Booster op de leeftijd van 14 tot 15 jaar aan te bevelen. Voor volwassenen (ouders, toekomstige ouders, onthaalmoeders, verpleegkundigen) die vaak in contact komen met ongevaccineerde of onvolledig gevaccineerde zuigelingen (<12 maanden) wordt sinds 2009 een éénmalige dosis met het dtpa vaccin aangeraden. Dit principe van vaccinatie staat bekend als cocoonvaccinatie [11]. In 2012 was de vaccinatiegraad in Vlaanderen bij baby s van 18-24 maanden 98,7 % (3 e dosis) en 93,0 % (4 e dosis). In 2008 en 2005 was de vaccinatiegraad voor de 4 e dosis respectievelijk 95,2 % en 93 %. De boostervaccinatie bereikte ongeveer 91 % van de jongeren in de vaccinatiegraad studie van 2005, 2008 en 2012. Eveneens in 2012 werd in Vlaanderen voor de eerste maal de vaccinatiegraad van de cocoonvaccinatie bepaald. Bij moeders dacht 83,3 % een cocoonvaccinatie 37