Leesaantekeningen bij Zwicky & Sadock, Ambiguity tests and how to fail them Het doel van dit artikel is het onderscheid te onderzoeken tussen ambiguïteit enerzijds en onderspecificatie of vaagheid anderzijds. Bekijk eerst zin (i): (i) zij liep naar de bank Deze zin is ambigu: hij kan betekenen dat zij naar het zitmeubel liep, of dat zij naar het geldinstituut liep. Hoe weten we dat? Dat weten we, doordat moedertaalsprekers van het Nederlands deze zin als "waar" ervaren indien zij naar het zitmeubel liep, maar ook indien zij naar het geldinstituut liep. We verklaren de ambiguïteit door te veronderstellen dat het mentale woordenboek van moedertaalsprekers van het Nederlands twee verschillende woorden bevat, met twee verschillende betekenissen ('zitmeubel', en 'geldinstituut'), die toevallig allebei klinken als /baŋk/. Heel naïef zou iemand nu als volgt kunnen redeneren. Bekijk zin (ii): (ii) zij liep naar de sofa Zin (ii) is ook ambigu. Hij kan namelijk betekenen dat zij naar de paarse sofa liep, of dat zij naar de roze sofa liep. Hoe weten we dat? Dat weten we, doordat moedertaalsprekers van het Nederlands deze zin als "waar" ervaren indien zij naar de paarse sofa liep, maar ook indien zij naar de roze sofa liep. We verklaren de ambiguïteit door te veronderstellen dat het mentale woordenboek van moedertaalsprekers van het Nederlands twee verschillende woorden bevat, met twee verschillende betekenissen ('paars zitmeubel' en 'roze zitmeubel'), die toevallig allebei klinken als /so:fa:/. De hypothese in de vorige alinea is evident absurd. Er zijn natuurlijk niet twee verschillende woorden sofa, waarvan de betekenissen van elkaar verschillen in een andere specificatie voor de kleur. Er is één woord sofa, met één betekenis, die vaag is, of ongespecificeerd, met betrekking tot de kleur. Omdat de betekenis van het woord sofa de kleur van het zitmeubel niet specificeert, kunnen we zin (ii) naar waarheid gebruiken indien zij naar een roze sofa liep en ook indien zij naar een paarse sofa liep. Maar hoe weten we dat nou eigenlijk? We kunnen wel heel sterk het gevoel hebben dat bank ambigu is, en sofa ongespecificeerd, maar een gevoel is geen wetenschappelijk argument. Hoe kunnen we aantonen dat er niet twee verschillende woorden sofa bestaan? En stel dat iemand zou beweren dat bank niet ambigu is, maar vaag: er is één woord bank, waarvan de betekenis ongespecificeerd laat of het nu precies gaat om een zitmeubel, of om een geldinstituut, of om iets er tussenin? Hoe tonen we dan aan dat dat niet waar is? En stel dat we geconfronteerd worden met een twijfelgeval; hoe kunnen we dan testen of we te maken hebben met ambiguïteit of onderspecificatie? 1 1 Hier is een twijfelgeval: 1
Er zijn in de taalkundige literatuur allerlei voorbeelden van woorden en constructies waarvan sommigen beweerden dat ze ambigu waren, en anderen dat ze ongespecificeerd waren. Het doel van dit artikel is om de betrouwbaarheid te onderzoeken van verschillende soorten tests die men zou kunnen gebruiken om ambiguïteit van onderspecificatie te onderscheiden. De auteurs zullen van sommige tests beargumenteren dat ze betrouwbaar zijn en van andere tests, die ook in de literatuur gebruikt worden, dat ze eigenlijk niet betrouwbaar zijn. Een goede manier om je dit artikel eigen te maken is door Nederlandse tegenhangers te proberen te verzinnen voor de Engelse (tegen)voorbeelden, en te zien hoe de verschillende tests erop van toepassing zijn. Probeer ook de tests toe te passen op andere voorbeelden elders in de tekst. Probeer voor jezelf een inventaris bij te houden van ambiguïteits-tests, en of de auteurs ze al dan niet accepteren. Als je een presentatie over dit artikel moet geven, is het de bedoeling dat je een hand-out maakt met voorbeelden aan de hand waarvan je kunt uitleggen wat het verschil is tussen onderspecificatie en ambiguïteit, en welke tests er zoal kunnen worden gebruikt en hoe die werken, en welke er betrouwbaar zijn en welke niet, en waarom. p. 2. De auteurs gebruiken de term "unspecified" voor wat ik hier on(der)gespecificeerd heb genoemd. Het is belangrijk je te realiseren dat hoe we iets noemen onbelangrijk is; waar het om gaat is hoe we verschijnselen verklaren. p. 3, (4). Verg. NL Hij zag haar vallen (= hij zag de vallen die ze had opgesteld, of: hij zag dat ze viel). De ambiguïteit zit 'm hier niet (alleen) in de ambiguïteit van een woord (zoals bank; zgn. "lexicale ambiguïteit") maar (ook) in de verschillende syntactische structuren die aan de zin ten grondslag kunnen liggen (zgn. "structurele ambiguïteit" of "syntactische ambiguïteit"); ga dat na door voor beide interpretaties de zin redekundig te ontleden. p. 3, (5) cook someone s goose = iemand te gronde richten, helemaal verslaan. p. 4 De auteurs leggen hier uit dat het argument dat ik hierboven heb gebruikt om te beargumenteren dat bank ambigu is (namelijk, dat je het in verschillende omstandigheden kunt gebruiken) niet steekhoudend is. Dat wist je natuurlijk al, want ik heb laten zien dat volgens precies datzelfde argument sofa ook ambigu zou zijn. Maar welk argument is er dan eigenlijk wel dat bank ambigu is? p4, laatste alinea. Anders dan de tekst eerst suggereert, zijn er drie klassen van gevallen te onderscheiden. Eerst de niet-systematische ambiguïteit, zoals in (4). (a) Dat kapotte standbeeld heb ik gemaakt 2
Ten tweede de onderspecificatie, zoals bij sofa: er is één woord sofa, dat van toepassing is op zowel paarse als roze sofa s: het is wschl. niet zo dat er twee woorden sofa zijn, die onzichtbaar/onhoorbaar verschillend gespecificeerd zijn voor [+roze] resp. [+paars]. Eén argument daarvoor is dat talen dat onderscheid in kleur nu eenmaal nooit markeren (dus waarschijnlijk ook niet onhoorbaar): er is geen taal waarin je aan bijv. een suffix kunt horen wat de kleur is van het object. Merk op dat als sofa wel ambigu was, dat het dan een systematische ambiguïteit zou zijn (je hebt immers hetzelfde effect bij auto stoel, etc.). Ten derde de systematische ambiguiteit. Voorbeeld: het onderscheid tussen een hond en de hond is in bijv het Russisch niet hoorbaar, maar (vermoedelijk) wel aanwezig, dus sobaka 'hond' is ambigu; het onderscheid wordt in sommige talen (NL) hoorbaar gemarkeerd. De ambiguïteit is systematisch, omdat hij niet alleen geldt voor soboka mar ook voor kosjka 'poes', etc. De niet-systematisch ambiguïteit in (4) geldt toevallig voor duck omdat er twee woorden duck zijn, maar niet voor he saw her swan etc. Een puzzelgeval is nu bijv. het Engelse friend. Is dat ondergespecificeerd (nietgespecificeerd voor geslacht), of ambigu (er is een onhoorbare markering mannelijk of vrouwelijk, die in andere talen (bijv. NL) wel hoorbaar is)? p. 5 Probeer aan jezelf uit te leggen hoe het argument van PLAUSIBILITY OF LACK OF SPECIFICATION uitwerkt voor bank en sofa. Waarom is het niet plausibel dat er bij de verschillende lezingen van bank sprake is van onderspecificatie? p. 7. (9) realiseer je dat dog in het Engels hond kan betekenen, maar ook reu (mannelijke hond). Ambigu of ongespecificeerd? p. 7 (11). Probeer te begrijpen waarom (12) contradictoir is, maar (11) niet. Stel dat we veronderstellen dat dog ondergespecificeerd is; verwachten we dan dat (11) contradictoir is? Stel dat we veronderstellen dat dog ambigu is; verwachten we dan dat (11) contradictoir is? Wat is de conclusie? Zijn (iiia) en (iiib) contradictoir? (iii) a. Zij liep naar de bank, maar niet naar de bank b. Zij liep naar de sofa, maar niet naar de sofa p. 9. De redenering over (27) is als volgt. Je kunt (27) letterlijk of sarcastisch opvatten. Is dat ambiguïteit (er zijn eigenlijk twee verschillende zinnen die allebei klinken als (27), de ene met een sarcastische, en de andere met een letterlijke betekenis) of onderspecificatie (de taal laat in het midden of iets letterlijk of sarcastisch moet worden opgevat)? De redenering van Sadock is: het moet wel onderspecificatie zijn, want je ziet precies hetzelfde verschijnsel bij briljant, slim, et cetera (CONSTANCY), en als je zou willen volhouden dat er sprake is van ambiguïteit, dan zou je dus moeten volhouden dat al die bijvoeglijk naamwoorden ambigu zijn tussen een letterlijke en sarcastische betekenis, en dat zou wel heel erg toeval wezen. De auteurs leggen vervolgens uit dat dat argument niet doorslaggevend is, omdat er op 3
verschillende manieren sprake zou kunnen zijn van een niet-toevallige, maar systematische ambiguïteit. p. 11. Probeer dit na te doen met het Nederlandse hij zag haar vallen. p. 12. Toegepast op onze voorbeelden, probeerde Sadock (1972) dus aan te tonen dat sofa ambigu is, door te laten zien dat je kunt zeggen: (iv) Het is een sofa, maar hij is niet paars Probeer te begrijpen waarom dat argument niet goed is. p. 13 (41)-(44) Zo kun je ook aantonen dat hij zag haar vallen ambigu is (doordat er twee verschillende syntactische structuren aan ten grondslag liggen), door te laten zien dat er in (v) nog maar één interpretatie overblijft: (v) Hij zag haar hard vallen We kunnen begrijpen waarom (hard past alleen bij een werkwoord vallen, niet bij een meervoudig zelfstandig naamwoord vallen; dan moet je harde gebruiken). Als hij zag haar vallen ongespecificeerd was (één structuur had, met een vage betekenis die in beide situaties (zij valt/zij heeft vallen) van toepassing was) dan zou je niet begrijpen waarom het toevoegen van zo'n bepaling ineens één sub-klasse van situaties zou uitsluiten. p. 14 transformatie : een syntactische regel die van een onderliggende boomstructuur een afgeleide boomstructuur afleidt. Je kent wschl. bijvoorbeeld vraagwoordverplaatsing, die een vragende expressie vooropplaatst, en die gewerkt heeft in [welk boek] i heeft zij t i gelezen?. Zwicky & Sadock veronderstellen dat (45) (49) door verschillende transformaties zijn afgeleid van een zelfde onderliggende structuur, die ook de onderliggende structuur is van (3). Het algemeen idee is hier als volgt. Indien een zin ambigu is doordat er twee verschillende syntactische structuren aan ten grondslag kunnen liggen (zoals bij hij zag haar vallen), dan is het alleszins te verwachten dat die twee verschillende syntactische structuren niet precies dezelfde syntactische operaties toelaten (zoals bijvoorbeeld de invoeging van hard in (v)). Indien een zin daarentegen alleen maar ongespecificeerd is, en er dus maar één syntactische structuur aan ten grondslag ligt, dan is het niet te verwachten dat het toepassen van een syntactische operatie op die ene structuur ineens de betekenis nader zou specificeren. We kunnen hetzelfde laten zien met meer reguliere syntactische operaties zoals vooropplaatsing. Merk in (vi) en (vii) op wat het betekenisverschil is tussen de a-variant en de b-variant, waarin vooropplaatsing heeft plaatsgevonden. Kennelijk zijn de a-varianten syntactisch 4
ambigu, en staat maar één van beide syntactische structuren vooropplaatsing toe. We kunnen het hele patroon verklaren door te veronderstellen dat bijvoeglijke bepalingen niet voorop geplaatst mogen worden; probeer te begrijpen hoe dat het patroon verklaart. (vi) a. Hij zag haar vallen b. Haar zag hij vallen (vii) a. Ik zag de man met de verrekijker b. Met de verrekijker zag ik de man Er is, andersom, geen enkele syntactische operatie die je zou kunnen uitvoeren op (ii), waardoor de zin ineens alleen nog maar op gele sofa's van toepassing zou zijn. (ii) is dus in ieder geval niet syntactisch ambigu. p. 16. De twee lezingen van (55) zijn we verwachtten van de psychosemanticus dat hij George zou onderzoeken en we verwachtten van George dat hij door de psychosematicus zou worden onderzocht. (56) heeft alleen de eerste lezing. Raising is de transformatie die (56), waarin the psychosemanticist object is van expect, afleidt van een onderliggende structuur waarin the psychosemanticist subject is van examine (zoals in (55)). p. 17-25 over "identity tests" We gaan gebruikmaken van constructies waarin twee zinsdelen "hetzelfde moeten betekenen". Dat is bijvoorbeeld zo in (viii): (viii) a. Jan kocht een broodje, en Piet ook b. Jan en Piet kochten een broodje Door de weglating van het predikaat in het onderstreepte deel van (viiia) [en door het gebruik van het woordje ook] wordt afgedwongen dat het (ontbrekende) predikaat bij Piet hetzelfde betekent als het predikaat bij Jan. Dus (viiia) is niet waar als Jan een broodje kocht en Piet alleen maar een appel. Hetzelfde geldt eigenlijk nog sterker voor (viiib): Jan en Piet doen ook hier "hetzelfde". In het artikel komen nog een aantal andere constructies voor die IDENTITY OF SENSE te forceren. We kunnen hiervan gebruik maken om ambiguïteit te onderscheiden van onderspecificatie. Het idee is dit. Bekijk zin (ix): (ix) Jan liep naar de bank en Piet ook a. Jan liep naar het geldinstituut, en Piet liep naar het geldinstituut b. Jan liep naar het zitmeubel, en Piet liep naar het zitmeubel c. Jan liep naar het geldinstituut, en Piet liep naar het zitmeubel d. Jan liep naar het zitmeubel, en Piet liep naar het geldinstituut 5
Moedertaalsprekers hebben de intuïtie dat (ix) waar is in de omstandigheden omschreven in (ixa) en (ixb), maar niet in (ixc) en (ixd) (die laatste twee heten de GEKRUISTE interpretaties). Dat is niet raar, want de zin zou alleen maar waar kunnen zijn in bijvoorbeeld situatie (ixc), indien we het eerste voorkomen van liep naar de bank in zin (ix), dat wordt toegepast op Jan, opvatten als 'liep naar het geldinstituut', en het tweede (onhoorbare) voorkomen van liep naar de bank in zin (ix), dat wordt toegepast op Piet, opvatten als 'liep naar het zitmeubel'. En dat kan niet, want de constructie (en het woordje ook) eisen dat de beide predikaten dezelfde betekenis hebben. Contrasteer dat met de situatie in (x): (x) Jan kocht een sofa, en Piet ook a. Jan kocht een geel zitmeubel, en Piet kocht een geel zitmeubel b. Jan kocht een paars zitmeubel, en Piet kocht een paars zitmeubel c. Jan kocht een paars zitmeubel, en Piet kocht een geel zitmeubel d. Jan kocht een geel zitmeubel, en Piet kocht een paars zitmeubel Je kunt zelf aanvoelen dat (x) niet alleen waar is in situaties (xa) en (xb), maar ook in de gekruiste situaties (xc) en (xd). Dat kunnen we begrijpen doordat sofa niet twee betekenissen heeft ('geel zitmeubel' en 'paars zitmeubel') die in beide deelzinnen hetzelfde moeten zijn, maar slechts één algemene betekenis 'zitmeubel' die ongespecificeerd is voor kleur. Het contrast tussen (ix) en (x) levert dus een test op voor ambiguïteit versus onderspecificatie. p. 18 Je hoeft niet in conjunction reduction te geloven (dat doet niemand meer), of te begrijpen hoe dat werkte, om het argument te volgen: -je mag alleen soortgelijke constituenten nevenschikken. Daarom staat (58) twee interpretaties toe, niet vier. Maar als er in (4) en (57) sprake was van onderspecificatie (vaagheid), dan zou je vier interpretaties verwachten. -andersom moet tossed down their lunches in (61), die ambigu is, kiezen tussen schrokten hun lunch op en gooiden hun lunch op de grond: dus Morton en Oliver doen hetzelfde. p. 25-31 Bedoelingen van de spreker (om iemand te verrassen met wat je zegt, of te misleiden; om letterlijk of metaforisch opgevat te worden) zijn vaak niet in de taaluiting zelf aanwijsbaar. Dat ik: (xi) Voldemort komt eraan! kan bedoelen als belofte van iets fijns, of als waarschuwing voor iets engs, kun je misschien aan mijn gezicht zien, maar niet aan de semantische of syntactische structuur van de zin zelf. De zin is dus ongespecificeerd; niet ambigu tussen een waarschuwings-interpretatie en een belofte-interpretatie. Je verwacht dus, gegeven het voorgaande, dat dit soort "perlocuties" 6
zich voor identiteitstests net zo zullen gedragen als sofa in (x): ook de gekruiste bedoelingen zullen mogelijk zijn. Je zult lezen dat dat vaak uitkomt, maar niet altijd; de auteurs proberen te verklaren hoe dat komt. p. 31 De appendix mag je wel overslaan. Presentatie Als je een presentatie over dit artikel moet geven, is het de bedoeling dat je een hand-out maakt met voorbeelden aan de hand waarvan je uitlegt wat het verschil is tussen onderspecificatie en ambiguïteit, en welke tests er zoal kunnen worden gebruikt en hoe die werken, en welke er betrouwbaar zijn en welke niet, en waarom. De presentatie moet 20-30 minuten duren. Je hoeft niet alle tests te bespreken, alleen de belangrijkste; het is leuk als je eigen voorbeelden bedenkt. Je hoeft het natuurlijk niet met Zwicky en Sadock eens te zijn. Kleine opdracht (als je geen presentatie geeft over dit artikel) Vind in de teksten (kranten, romans, cursusbeschrijvingen ) die u gedurende de komende weken onder ogen komen twee voorbeelden van ambiguïteit. Toon aan, met een test, dat de voorbeeldzinnen inderdaad ambigu zijn (en niet ondergespecificeerd), en leg uit hoe de test dat laat zien. 7