hoort bij besluit van college van Brummen BESLUIT_2015-2925_ruimtelijke onderbouwing.pdf Ruimtelijke onderbouwing Dijkovergang Cortenoeverseweg 105 Gemeente Brummen Datum: 1 september 2015 Projectnummer: 90763.05 Idn: NL.IMRO.0213.OMGBPBG700024-va01
INHOUD 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging van het besluitgebied 4 1.3 Geldend bestemmingsplan 5 1.4 Opzet van de ruimtelijke onderbouwing 7 2 Het project 8 3 Haalbaarheid van het plan 9 3.1 Algemeen 9 3.2 Beleid 9 3.3 Milieu- en omgevingsaspecten 9 3.4 Economische Uitvoerbaarheid 14 4 Afweging en conclusie 15 Bijlagen Bijlage 1: Kaart besluitgebied
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In de gemeente Brummen ligt één van de 39 maatregelen die aangewezen is in de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (hierna PKB). Als maatregel is in de PKB gekozen voor het verleggen van de dijk Cortenoever (samen met het verleggen van de dijk in Voorsterklei). In beide gebieden wordt een nieuwe primaire waterkering landinwaarts aangelegd zodat ruimte aan het rivierbed wordt toegevoegd voor de verwerking van hoogwaterafvoeren. In verband met de realisatie van de rivierverruimende maatregelen is op 30 mei 2013 het bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de dijkverlegging en de daarmee samenhangende maatregelen en onderdelen planologisch mogelijk. Door de dijkverlegging in Cortenoever wordt de bereikbaarheid van agrarische percelen in enkele gevallen verslechterd. In één specifiek geval worden agrarische percelen afgesneden van het agrarische bedrijf waartoe deze behoren. Om dit probleem op te lossen is het de bedoeling om een nieuwe agrarische perceelsontsluitingsweg aan te leggen. Deze weg wordt gebruikt ten behoeve van de ontsluiting van agrarische gronden aan de overzijde van de dijk door het bedoelde specifiek agrarisch bedrijf. Er is echter gebleken dat deze plannen niet geheel mogelijk zijn binnen het vigerende bestemmingsplan. Om die reden is besloten te werken met een omgevingsvergunningprocedure. Het aannemersbedrijf de Vries & van de Wiel, dat in opdracht van het waterschap Vallei en Veluwe de dijkverlegging uitvoert is de ini- SAB 3
tiatiefnemer bij deze omgevingsvergunningaanvraag. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag is de onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Het doel van de omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing is om de beoogde ontwikkeling juridischplanologisch mogelijk te maken. 1.2 Ligging van het besluitgebied Het besluitgebied ligt in het buitengebied van Brummen in Cortenoever. Globale ligging besluitgebied op topografische kaart Globale ligging besluitgebied op luchtfoto (grijze stippellijn is de agrarische verbin- dingsweg met tracé nieuwe dijk aangeduid met groene pijl) SAB 4
1.3 Geldend bestemmingsplan De vigerende juridisch-planologische situatie van het besluitgebied is vastgelegd in het bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever zoals vastgesteld op 30 mei 2013. Het bestemmingsplan is op 1 april 2015 onherroepelijk geworden. In de navolgende figuur is de verbeelding weergegeven ter plaatse van het besluitgebied. Vigerende planologische situatie besluitgebied met globale ligging nieuwe agrarische perceelsontsluitingsweg (rode stippellijn met aanduiding nummering zones) De beoogde weg valt binnen een veelheid van bestemmingen en aanduidingen. Om dit in beeld te brengen zijn van west naar oost acht zones aangeduid: Zone 1 Hier geldt de enkelbestemming Agrarisch met waarden Landschap, waarbinnen agrarische doeleinden zijn toegestaan, maar ook het behoud van de aanwezige waarden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Tevens zijn onder meer daarbij behorende ontsluitingswegen en paden toegestaan. De beoogde landbouwweg is passend binnen deze bestemming. De onderhavige ruimtelijke onderbouwing richt zich dus niet specifiek op dit onderdeel. Zone 2 Hier geldt de bestemming Water. Deze gronden zijn bestemd voor waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen en het behoud van de aanwezige waarden. Er is niet specifiek geregeld dat bruggen en dergelijke toegestaan zijn. Het aanleggen en verharden van wegen is wel mogelijk, maar na verlening van een omgevingsvergunning. Een afwegingscriterium is wel dat die omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien en voor zo- SAB 5
ver (onder meer) de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming. Aan dit afwegingscriterium kan niet worden voldaan. De dijkovergang is ten behoeve van een agrarisch bedrijf (dus agrarisch gebruik), terwijl de bestemming water geen agrarisch gebruik toelaat. Er kan dan ook geen sprake zijn van doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming. Om die reden is beoogde agrarische perceelsontsluitingsweg strijdig binnen deze bestemming. De ruimtelijke onderbouwing richt zich specifiek op deze afwijking. Zone 3 Hier geldt hetzelfde als in zone 1, met dien verstande dat hier tevens een algemene aanduidingsregeling geldt inzake de vrijwaringszone van de dijk. Er gelden beperkingen wat betreft de bebouwing. De aanleg van een weg valt hier niet onder. Dit betekent dat de beoogde agrarische perceelsontsluitingsweg niet strijdig is met de regeling zoals hier van toepassing. Een weg is immers geen bebouwing. Zone 4 Hier geldt de bestemming Waterkering. De gronden zijn bestemd voor de waterkering en de bescherming ervan alsmede het behoud van de aanwezige waarden. Tevens geldt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - met waarden - landschap'. Hier geldt dezelfde doeleindenomschrijving als bij de gelijknamige hoofdbestemming. Dit betekent dat hier ontsluitingswegen toegestaan zijn. De beoogde agrarische perceelsontsluitingsweg is niet strijdig binnen deze bestemming, omdat de bestaande waarden en waterkering hier niet door worden aangetast. De waterkering wordt niet aangetast omdat die niet wordt gewijzigd. De nieuwe weg heeft verder, gezien de beperkte omvang geen impact op bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden, ook omdat ter plaatse geen bijzondere waarden aanwezig zijn. Zone 5 Hier geldt dezelfde hoofdbestemming als in zone 4, maar nu gelden de functieaanduidingen verkeer en specifieke vorm van waarde - vliegroute 1. De landbouwweg past binnen de verkeersbestemming. De tweede aanduiding ziet toe, zo blijkt in algemene zin uit de regeling, op de bescherming van een vliegroute voor vleermuizen. De vliegroute (die gelijk loopt met de dijk) met de agrarische perceelsontsluitingsweg wordt niet aangetast, omdat er geen verlichting plaatsvindt en er geen begroeiing wordt verwijderd. Om die reden is geen sprake van strijdigheid met de regeling. Zone 6 Hier geldt dezelfde hoofdbestemming als in zone 4 en 5, maar nu geldt de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch rivierverruiming. Binnen de doeleindenomschrijving hiervan zijn ontsluitingswegen ook toegestaan. De landbouwweg is hierbinnen niet strijdig. Verder geldt de gebiedsaanduiding inzake de vrijwaringszone van de dijk, net zoals bij zone 3. Er gelden beperkingen wat betreft de bebouwing. De aanleg van een agrarische perceelsontsluitingsweg valt hier niet onder. Dit betekent dat de beoogde landbouwweg in beginsel niet strijdig is met de regeling zoals hier van toepassing. Ten slotte geldt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie. De gronden zijn bestemd voor water en waterstaatskundige functies, de afvoer en berging van water en het behoud en de vergroting van de afvoer- en bergingscapaciteit. De aanleg van een weg niet strijdig met deze doelstellingen. De ruimtelijke impact van de weg is dermate beperkt, SAB 6
dat niet hoeft te worden verwacht dat er sprake is van een vermindering van de afvoer- en bergingscapaciteit. Zone 7 Hier geldt de hoofdbestemming Agrarisch Rivierverruiming. Binnen de doeleindenomschrijving hiervan zijn ontsluitingswegen ook toegestaan. De landbouwweg is hierbinnen niet strijdig. Hiernaast geldt dezelfde algemene aanduidingsregeling geldt inzake de vrijwaringszone van de dijk als bij zone 3. De beoogde agrarische perceelsontsluitingsweg is niet strijdig met deze regeling, zoals is betoogd bij zone 3. Ten slotte geldt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie zoals bij zone 6. Dezelfde conclusie is van toepassing. Zone 8 Hier geldt hetzelfde als zone 7, maar is alleen geen aanduidingsregeling vrijwaringszone van de dijk van toepassing. Archeologische dubbelbestemming In alle zones geldt ten slotte de dubbelbestemming Waarde - Archeologie laag. Bij bouwprojecten groter dan 2.500 m 2 en dieper dan 30 cm-mv dient vooraf onderzoek plaats te vinden. De beoogde weg is ca. 320 m lang, bij een breedte van ca. 3 m is dit ca. 960 m 2. Hiernaast hoeft naar verwachting bij de aanleg van de weg niet dieper hoeven te worden gegraven dan 30 cm-mv. Aangezien de aanleg van de weg beneden de 2.500 m 2 blijft, is geen nader onderzoek nodig. Het plan is dus niet strijdig met deze bestemming.. Concluderend is sprake van een strijdigheid met het bestemmingsplan met de bestemming Water (zone 2). Hier is geen ontsluitingsweg toegestaan, ook niet binnen het omgevingsvergunningstelsel. Gezien de voornoemde afwijkingen is een nieuwe procedure nodig. Er is voor gekozen een omgevingsvergunningprocedure met afwijken van het bestemmingsplan te volgen. 1.4 Opzet van de ruimtelijke onderbouwing Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat uit vier hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het project omschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het initiatief aangetoond voor wat betreft de effecten op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt afgesloten met een slotconclusie in hoofdstuk 4. SAB 7
2 Het project Het is de bedoeling om in het gebied in Cortenoever, op een locatrie aan de Cortenoeverseweg, een nieuwe agrarische perceelsontsluitingsweg aan te leggen ten behoeve van de ontsluiting van agrarische gronden aan de overzijde van de dijk. Deze perceelsontsluitingsweg wordt gebruikt door één specifiek agrarisch bedrijf dat de huiskavel op een locatie binnendijks heeft, maar enkele agrarische percelen in het (toekomstige) buitendijkse gebied. De weg krijgt dan ook geen openbaar toegankelijk karakter en zal in principe uitsluitend worden gebruikt door het specifieke agrarische bedrijf om de gronden in het buitendijkse gebied te bereiken. De perceelsontsluitingsweg sluit aan de westelijke zijde aan op de Cortenoeverseweg. Vanaf deze zijde voert deze richting de (nieuwe dijk). De dijk wordt schuin gekruist, zodanig dat de helling maximaal 10% bedraagt. Aan de westzijde sluit de perceelsontsluitingsweg aan op de bestaande agrarische ontsluitingswegen langs de hier gelegen waterlopen. Schematische tekening nieuwe agrarische perceelsontsluitingsweg SAB 8
3 Haalbaarheid van het plan 3.1 Algemeen In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is bepaald dat een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan door het college alleen kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Om dit aan te tonen wordt in paragraaf 3.2 kort ingegaan op de beleidsmatige context van het initiatief. Vervolgens worden in paragraaf 3.3 de effecten van de strijdige onderdelen op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld, om zodoende aan te kunnen tonen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 3.2 Beleid De realisatie van de agrarische perceelsontsluitingsweg hangt samen met de uitvoering van het Ruimte voor de Rivier project dijkverleggingen bij Cortenoever en Voorsterklei. Voor dit project is het bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever vastgesteld. In dit bestemmingsplan is in hoofdstuk 3 een uitvoerige beschrijving en onderbouwing van het beleid met betrekking tot de dijkverleggingen te vinden waaruit blijkt dat het project past binnen het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. 3.3 Milieu- en omgevingsaspecten 3.3.1 Bodem Algemeen Bij functiewijzigingen die leiden tot een verandering van de bestaande bestemming zal moeten worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem de realisatie van de gewenste functie ook toestaat. Afweging Uit het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever blijkt uit paragraaf 5.6 en bijlage 6 van de toelichting dat er ten aanzien van het aspect bodem geen verontreinigingen aanwezig zijn. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 3.3.2 Wet geluidhinder Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) is het toetsingskader wanneer nieuwe (spoor)wegen worden aangelegd of bestaande (spoor)wegen worden aangepast of wanneer geluidgevoelige functies nabij (spoor)wegen mogelijk worden gemaakt SAB 9
Afweging De omgevingsvergunning voorziet niet in de aanleg van (spoor)wegen of de realisatie geluidgevoelige objecten. De agrarische perceelsontsluitingsweg is niet te zien als een nieuwe weg omdat deze geen openbaar toegankelijk karakter krijgt uitsluitend wordt gebruikt door het agrarische bedrijf waarvoor de weg aangelegd wordt. Een toetsing aan de Wet geluidhinder is dan ook niet nodig. De wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 3.3.3 Bedrijven en milieuzonering Algemeen Indien door middel van een project nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het besluitgebied mogelijk is. Afweging De agrarische perceelsontsluitingsweg vormt geen milieuhindergevende functie. Om die reden hoeft dit aspect verder niet te worden onderzocht. Het project heeft geen gevolgen op het woon- en leefklimaat in en rond het besluitgebied. Een nadere toetsing is dan ook niet nodig. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 3.3.4 Luchtkwaliteit Algemeen De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO 2 ) en zwevende deeltjes als PM 10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Afweging De omgevingsvergunning voorziet in de realisatie van een agrarische verbindingsweg. In het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever is reeds aan getoetst aan het aspect luchtkwaliteit (paragraaf 5.10 van de toelichting). De realisatie van de agrarische perceelsontsluitingsweg leidt niet tot andere conclusies of tot een toename van de uitstoot van stoffen die in het kader van de luchtkwaliteit van belang zijn. Er worden daarom geen belemmeringen voorzien. SAB 10
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 3.3.5 Externe veiligheid Algemeen De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico s te verkleinen. Afweging Het project heeft geen invloed zijn op het plaatsgebonden- of groepsrisico. Ook wordt niet voorzien in de realisatie van voorzieningen die als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kunnen worden aangemerkt. De omgevingsvergunning heeft dan ook geen gevolgen voor het plaatsgebonden- of groepsrisico en een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 3.3.6 Ecologie Algemeen Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoor- SAB 11
beeld de Natura 2000 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Afweging In het kader van het project voor de dijkverlegging zijn verschillende flora- en faunaonderzoeken en een Passende Beoordeling verricht. Tevens zijn de gevolgen van het totale project op de Ecologische hoofdstructuur (thans Gelders Natuurnetwerk) onderzocht. Dit is in de toelichting van het bestemmingsplan bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever terug te vinden in: paragraaf 5.3 en bijlage 4; paragraaf 5.4 en bijlage 5; paragraaf 5.5 en bijlage 8 en 15. In deze onderzoeken bevonden zich geen specifieke waarden ter hoogte van de projectlocatie. Onderhavig project betreft de realisatie van een agrarische perceelsontsluitingsweg ter plaatse van bestaande agrarische gronden. Er hoeven geen (opgaande) begroeiingen te worden verwijderd of waterlopen te worden gedempt of doorbroken. Ook zal de perseelsontsluitingsweg niet worden voorzien van straatverlichting. Om die reden wordt niet verwacht dat er sprake is van de verstoring van beschermde flora en fauna of beschermde natuurgebieden. De Natuurbeschermingswet (NB-wet), de EHS (GNN) en de Flora- en faunawet vormen geen belemmering voor deze omgevingsvergunning. De realisatie van de agrarische perceelsontsluitingsweg heeft geen effect op de natuuraspecten. 3.3.7 Archeologie Algemeen Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Onderzoek Op grond van het door de gemeenteraad van Brummen vastgestelde archeologiebeleid en de bijbehorende beleidskaart heeft het plangebied een lage archeologische verwachting (dit blijkt ook uit de dubbelbestemming Waarde - Archeologie laag die op grond van het vigerende bestemmingsplan geldt). Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht als de bodemverstoring dieper is dan 30 cm en groter dan 2500 m². Bij de aanleg van de agrarische perceelsontsluitingsweg wordt dieper dan 30 cm onder maaiveld gegraven (ca. 55 cm), maar de oppervlakte blijft onder de vrijstellingsgrens van 2500 m 2. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. SAB 12
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Brummen zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 18 september 2014 met het besluitgebied (ter hoogte van paarse stippellijn) 3.3.8 Water Het aspect archeologie levert geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling. Algemeen Bij een ontwikkeling moet beoordeeld worden of deze negatieve gevolgen heeft op de waterhuishouding in het gebied. SAB 13
Afweging Onderhavig plan betreft de realisatie van een agrarische verbindingsweg. Dit heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Er is in beperkte mate sprake van de toename van verhard oppervlak, maar in de omgeving is voldoende ruimte voor waterberging. De agrarische verbindingsweg kruist de bestaande watergang. Hier zal een dam met een duiker worden aangelegd. Hiermee wordt deze watergang niet verstoord. De agrarische verbinding kruist verder de toekomstige rivierdijk (primaire waterkering) en is deels gelegen binnen de beschermingszone van de dijk alsmede binnen het gebied dat hoofdzakelijk is bestemd ten behoeve van de rivierverruiming. Om die reden heeft nauw overleg plaatsgevonden met de beheerder van de primaire waterkering en de rivierbeheerder. Er kan worden ingestemd met de voorliggende plannen. Hiernaast kan gesteld worden dat een waterwetvergunning niet benodigd is voor onderhavig plan, aangezien er nog geen sprake is van een waterkering/ waterstaatswerk. Het project heeft geen negatieve gevolgen op de waterhuishoudkundige aspecten die gemoeid zijn met de van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen. Het aspect water vormt hiermee geen belemmering voor het initiatief. 3.3.9 Landschap en cultuurhistorie Landschap In het kader van het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever is dit aspect reeds bekeken (hoofdstuk 4 en bijlage 12 van de toelichting). Het gebied Cortenoever heeft een hoge landschappelijke kwaliteit waarbij de ontstaansgeschiedenis van het IJssellandschap nog duidelijk zichtbaar is. De projectlocatie is gelegen te midden van het gebied Cortenoever. De Cortenoeverseweg vormt het belangrijkste lint door het open poldergebied. Ter plaatsen van de projectlocatie zijn geen specifieke landschappelijke waarden aanwezig. De landschappelijke waarden worden met onderhavig project dan ook niet aangetast. Cultuurhistorie In het kader van het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever is dit aspect reeds onderzocht (paragraaf 5.12 en bijlage 10 van de toelichting). De projectlocatie en de directe omgeving herbergen geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Onderhavig plan leidt hiermee niet tot een verstoring van de cultuurhistorische waarden. Het aspect landschap en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het initiatief. 3.4 Economische uitvoerbaarheid De kosten voor de aanleg van de agrarische verbindingsweg, alsmede de plan- en procedurele kosten, komen voor rekening van de realisator Waterschap Vallei en Veluwe. De budgetten voor de realisering zijn beschikbaar gesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en zijn door het ministerie budgettair gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd. Aan deze ontwikkeling zijn geen kosten voor de gemeente Brummen verbonden. SAB 14
4 Afweging en conclusie Onderhavig project betreft de realisatie van een agrarische perceelsontsluitingsweg in het gebied Cortenoever. De agrarische perceelsontsluitingsweg wordt gebruikt door een agrarisch bedrijf waarvan het huiskavel zich op binnendijks gebied bevindt, maar waarvan enkele percelen zijn gelegen in het (toekomstige) buitendijkse gebied. De strijdigheid met het bestemmingsplan is met name in het gelegen in het feit dat deze niet kan worden aangelegd binnen de bestemming Water. Initiatiefnemer van de benodigde omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing is het aannemersbedrijf de Vries & van de Wiel, dat in opdracht van het waterschap Vallei en Veluwe de dijkverlegging uitvoert. In deze ruimtelijke onderbouwing is het project ruimtelijk onderbouwd. Het project past binnen de relevante beleidskaders. In het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever was reeds aan het aspect beleid getoetst. Wat betreft de milieuaspecten geldt in algemene zin dat de milieu-effecten van de aanleg van de agrarische perceelsontsluitingsweg zeer beperkt zijn. Ook is in het vigerende bestemmingsplan Dijkverlegging Cortenoever reeds aan het aspect milieu getoetst. Geconcludeerd kan worden dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening waardoor toepassing gegeven kan worden aan artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). SAB 15