STAGEOPDRACHT PROCESGERICHT WERKEN: WERELDORIËNTATIE EN WISKUNDIGE INITIATIE EN PROCESGERICHT WERKEN: BEWEGING 2018-2019 Dit is een stageopdracht voor 2 OLOD s, omdat de focus ligt op de integratie. Indien je slechts één van beide OLOD s opneemt in je studieprogramma, blijft het relevant om op alle aspecten te focussen. Dit omdat in het OLOD krachtige leeromgeving: wereldverkenners verder gebouwd wordt op jullie observaties en ervaringen. A. Korte omschrijving van de stageopdrachten Fotograferen kansen wereldoriëntatie, wiskunde en beweging (binnen de school en buiten de school) Onderzoeksboek Hoekverrijking + begeleiding speelleerkans Observatiedoos Speelleerkansen B. Doelen van de stageopdrachten Doelen gelinkt aan het opleidingsonderdeel: OLR 1/E1c/G4De student evalueert de uitrusting van een leeromgeving als rijk milieu (aansluitend bij het betreffende leergebied.) OLR1/E1f/G1 De student illustreert aan de hand van praktijkvoorbeelden hoe een denkbevorderende interactie de leeromgeving verrijkt. (enkel voor PW via wero-wi) OLR 1/E1f/G4De student illustreert de principes van aanbod bekeken vanuit het betreffende leergebied. OLR 1/E1f/G5De student zet inhouden en vaardigheden uit het betreffende leergebied in met oog op het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen. OLR 1/E2/G1De student koppelt intenties en bedoelingen (in eigen woorden) aan het verrijken van spel en speelleerkansen, en legt de link met de ontwikkelwaarde van deze verrijkingen. OLR 3/E2d/G2De student demonstreert vaardigheden uit het leergebied lichamelijke vorming. OLR 3/E2b/G2De student demonstreert vaardigheden uit het leergebied wiskundige initiatie. OLR 3/E2e/G2De student demonstreert vaardigheden uit het leergebied wereldoriëntatie. OLR4/E1/G5De student illustreert hoe hij de betrokkenheid en het welbevinden van kinderen stimuleert in betekenisvolle speelleerkansen (aansluitend bij het betreffende leergebied) via een veilige, efficiënte, functionele, duidelijke en overzichtelijke organisatie en groeperingsvorm. Doelen gelinkt aan Stage 1: OLR1/E1e/G7 De student maakt verbinding met de kinderen door mee te gaan in de fantasiewereld van de kinderen OLR 1/E1e/G8 De student speelt in op het welbevinden en betrokkenheid van kinderen door verbinding te maken met hun spel.
OLR 1/E1f/G8 De student creëert denktijd, denkruimte en denkcontext: hij geeft kinderen tijd om na te denken over vragen of antwoorden, reageert waarderend op ideeën van kinderen en stelt open vragen. OLR 2/E1 De student waardeert alle kinderen en staat open voor hun leefwereld. OLR 2/E2/G8De student gelooft in elk kind, geeft steeds nieuwe kansen en vertrouwen. OLR4/E1/G6 De student heeft oog voor de fysieke veiligheid en hygiëne van kinderen. OLR4/E2/G1 De student is mentaal voorbereid OLR4/E2/G2 De student is tijdig voorbereid OLR4/E2/G3 De student is materieel voorbereid OLR 2/E3/G3De student stimuleert de zelfredzaamheid en de zelfsturing van kinderen OLR 5/E1/G5 De student verkent nieuwsgierig de stagecontext. OLR 5/E1/G6 De student neemt initiatief in de stagecontext in functie van het eigen leerproces. OLR 5/E1/G7 De student durft experimenteren en leert uit fouten. OLR 5/E1/G8 De student staat open voor en gaat aan de slag met feedback over zijn professioneel handelen. OLR 5/E1/G9 De student maakt het eigen professioneel handelen bespreekbaar met mentor en medestudenten. C. Instructies bij de stageopdrachten 1. Fotograferen kansen wo, wi en bew (binnen de school) Fotograferen kansen wo, wi en bew (buiten de school) (week 41) Neem foto s van de verschillende hoeken, de gang, de speelplaats en de bewegingsruimte en de brede schoolomgeving waar kinderen actief bezig zijn of zouden kunnen zijn met wereldoriëntatie, wiskundige initiatie en beweging. Hou hierbij ook verschillende leeftijdsgroepen in je achterhoofd. Selecteer met je stageschool-groep (die dit olod volgen) 6 foto s. Plaats deze op een A3-formaat en hang deze op in de gang bij het leslokaal voor lesweek 3. 2. Opdracht doorheen de lintstage (week 42 tot en met 48) Je houdt een onderzoeksboek (in een map) bij met onderstaande structuur. Hiermee zet je de eerste stappen in het pedagogisch documenteren van de ervaringen die kleuters opdoen binnen beweging, wiskundige initiatie en wereldoriëntatie. Observeer hoe de kinderen spelen in en buiten de klas, en waar mogelijk ook in de brede schoolomgeving in alle leeftijdsgroepen. Breng jouw onderzoeksboek steeds mee naar de contactmomenten van beide olod s. Op die manier bouwen we telkens verder op jullie voorbeelden en ervaringen om theorie van de olod s te kaderen. 1) Foto s: verzamel foto s van kinderen die geboeid en betrokken spelen met materiaal waar je kansen tot wiskundige initiatie, wereldoriëntatie en beweging ziet. Dit kan ook buiten de klas en de school(m)uren. 2) Expliciete vragen: noteer vragen die je kinderen (van verschillende leeftijdsgroepen) hoort stellen. 3) Impliciete vragen: noteer wat kinderen zich volgens jou afvragen op basis van wat je hen ziet doen (zonder dat ze de vraag expliciet stellen). Beschrijf hierbij kort de context.
4) Uitspraken: noteer enkele uitspraken van kinderen die jou opvallen, die je typerend vindt voor de kleuterleeftijd. 5) Tekeningen: vraag, in samenspraak met de mentor, enkele kinderen om hun ervaringen, ideeën, inzichten, gedachten te tekenen nadat ze een speelleerkans gericht op wereldoriëntatie, wiskundige initiatie en beweging hebben doorlopen. Vraag hen erbij te vertellen wat ze getekend hebben, zodat je dit erbij kan schrijven (kan dus ook al bij jongste kleuters). 6) Eigen bedenkingen: noteer bij de voorgaande opdrachten telkens in een andere kleur eventuele eigen bedenkingen, ideeën, gedachten, interpretaties 3. Opdracht doorheen de lintstage (week 49 en 50) Bekijk het aanbod in de hoeken binnen je ankerklas, en ga na hoe je door het toevoegen of wegnemen van materialen het spel van de kinderen reeds kan verrijken. Bekijk hiervoor zeker ook de inspiratie in de cursus. Verrijk voor elk olod minstens 1 basishoek met nieuw aanbod en begeleid deze speelleerkans. Zie lijst (*) onderaan met inspiratie voor mogelijke speelleerkansen. 4. Opdracht blokstage na examenperiode Zet verder wat je in de lintstagedagen deed. Zorg er nu echter voor dat je dit samen met de kinderen doet, en dat dit voor kinderen herkenbaar en raadpleegbaar is. - Je blijft vragen, ontdekkingen, tekeningen, bijhouden. Probeer dit nu echter samen met hen te registreren. Verzamel bewijzen van hun onderzoekende houding (zie voorbeelden hieronder) en houd deze bij in een observatiedoos (of -kastje, - muur, -tas, ). - Gebruik de observatiedoos om terug te blikken met de kinderen (tijdens of na een activiteit, of later in de blokstage), een project te evalueren of in te spelen op vragen. Zorg er dus voor dat wat in de doos zit ook concreet herkenbaar is voor de kinderen. Je kan op het einde van de blokstage een terugblikgesprek voeren met de kinderen op basis van de observatiedoos en zo inspiratie meenemen om activiteiten vorm te geven in het lentesemester (zie opdracht 5). Bijvoorbeeld: Vertel hen dat je hun vragen noteert of laat hen ze zelf tekenen, en laat hen deze in de doos bijhouden. Zo kan er later op teruggekomen worden. Noteer hun uitspraken, toon hen dit ook, en post dit in de doos. Maak dit ook voor hen visueel. Print foto s af van zaken die kinderen uitbeelden, doen, creëren, en post deze in de doos. Maak een wolkenwand met uitspraken, Maak een opname van een gesprek tussen kinderen, waaruit je informatie kan halen over hun leefwereld, inzichten, vragen, In de doos komt dan een verwijzing naar het digitale materiaal of foto of indien mogelijk het geluidsfragment zelf of Zoek naar een manier om bewegingservaringen zeker ook op te nemen in deze doos. Zoek voor deze ervaringen ook eens buiten de bewegingsuren of de bewegingshoek. - Doorheen het semester zullen jullie een aantal suggesties voor speelleerkansen aangereikt krijgen in beide olod s. Probeer hiervan zeker een 3-tal begeleide speelleerkansen uit, die je voorbereidt met een blik gericht op de kinderen in je ankerklas. Bijvoorbeeld: een waarneming, speelleermateriaal, of een stoeispel, schrijfdansactiviteit, een relaxatiemoment. De locatie waar
je deze speelleerkans aanbiedt aan een kleine groep kan je afstemmen met jouw mentor (klas, gang, speelplaats, bewegingszaal, ) 5. Opdracht stage na de eerste blokstage (lentesemester) Aan de slag met wereldoriëntatie, wiskundige initiatie en beweging in de kleuterklas 1) Tekeningen Laat enkele kinderen hun ervaringen, ideeën, inzichten, gedachten tekenen voor, tijdens en na een 3-tal speelleerkansen gericht op wereldoriëntatie, wiskundige initiatie en beweging. Vraag hen erbij te vertellen wat ze getekend hebben, zodat je dit erbij kan schrijven (kan dus ook al bij jongste kleuters). Op die manier maak je het denken van kinderen zichtbaar, en biedt dit informatie en inspiratie voor volgende activiteiten. Je benut dus expliciet de input van de kinderen bij het uitwerken van jouw speelleerkansen. Daarnaast waardeer je kinderen ook voor het proces en eigen creativiteit. 2) Kansen zien en benutten Blijf open staan voor de nieuwsgierigheid en verwondering van kinderen en ga nu op basis van dit aan de slag om kinderen een stap verder te helpen. 2.1) Kies één vraag van een kind uit en bouw vertrekkende vanuit deze vraag minstens één speelleerkans uit, die je aanbiedt aan deze en andere kleuters. 2.2.) Kies één foto van een betrokken spelervaring (uit luik 2, 3 of een nieuwe foto) van kinderen en bouw vertrekkende vanuit dit spel minstens één speelleerkans uit, die je hen aanbiedt. Je benut hier dus expliciet de eerdere ervaringen van kinderen om hen van daaruit te laten groeien. Inspiratie voor mogelijke speelleerkansen: Probeer waar mogelijk domeinen te combineren, om zo tot een rijke speelleerkans te komen. Vaak is de locatie waar je de activiteit aanbiedt ook een belangrijke factor. Ter inspiratie enkele mogelijkheden: - Waarnemen - Waarnemen & verzamelen - Bewegingsomloop - Bewegingsomloop & natuur - Aanbrengen en inoefenen begrippen - Meten - Meten & natuur - Meten & beweging - Speelleermateriaal - Speelleermateriaal & groot-motorisch bewegen - Materialen verkennen - Integratie verzamelingen in - Techniek - Techniek & meten - Bijvoorbeeld in weekrooster: Techniek & meten: insectenhotel of Bewegingshoek & techniek: technische systemen leren kennen via klein-motorische bewegingsopdrachten.
D. Mogelijke leerwegen voor deze stageopdracht Elke student verzamelt wat hij/zij opmerkt in de klas wanneer de stageopdrachten besproken worden. Studenten bepalen zelf welke informatie ze verzamelen en waar ze meer/minder nadruk op leggen. E. Mogelijke begeleiding Rol van de docent: De studenten worden hierop voorbereid tijdens de contacturen. Eerste contacturen: wat is wiskundige initiatie, wat is wereldoriëntatie, wat is beweging? Hierna kan de eerste opdracht uitgevoerd worden. Tijdens de contacturen worden de stageopdrachten (deels) voorbereidt, besproken en wordt hiermee aan de slag gegaan. Rol van de medestudenten: Er is de mogelijkheid om uit te wisselen tussen studenten op de stageschool zelf. Tijdens de contacturen zal ingespeeld worden op deze voorbeelden, zodat ze ook op dat moment ervaringen kunnen uitwisselen. Dit zal ook ondersteunend zijn om verder informatie te verzamelen. Studenten kunnen ook uitspraken/vragen/voorbeelden noteren die andere studenten inbrengen, om zo een rijker(e) onderzoeksboek/observatie-doos te krijgen. Dit kan hen een nog beter beeld geven van hoe kleuters denken en wat hen boeit. Rol van de stagebegeleider: - De stagebegeleider coacht de student door geregeld te bevragen welke observaties de student deed. Als de student moeite heeft met het zien van kansen, kan de stagebegeleider ondersteunen bij het zien van kansen in dagdagelijkse spelsituaties in de klas. - De stagebegeleider bespreekt met de student welke delen van de stageopdracht reeds zijn uitgevoerd, en op welk punt de student zich bevindt: welke vragen of problemen ervaart hij/zij, wat loopt er goed, wat loopt moeilijker en waarom? - De stagebegeleider verwoordt in zijn feedback op klasbezoek niet enkel wat de student, maar ook wat de kinderen doen. Op deze manier ondersteunt de stagebegeleider de student in het zien van kansen, vanuit de interesse en verwondering van kinderen. Rol van de klas- en bewegingsmentor - De klasmentor faciliteert de leercontext door de student te laten observeren, tijd te laten nemen om uitspraken te noteren, foto s te laten nemen en de kleuters te laten tekenen. - De klasmentor voorziet speelleerkansen gericht op wereldoriëntatie, wiskundige initiatie en beweging (ook buiten de klas), zodat de student inzicht krijgt in kansen binnen deze domeinen. - In de stageperiode na het olod creëert de klasmentor kansen voor de student om, vanuit vragen of verwondering van kleuters, een speelleerkans uit te werken en aan te bieden. G. Output en beoordeling Voor deelopdracht 1 (fotograferen kansen wo, wi en bew binnen/buiten de school) geldt:
Voor deelopdracht 2 (opdrachten doorheen de lintstage week 42 t.e.m. 48) geldt: (deels) Voor deelopdracht 3 (opdrachten doorheen de lintstage week 49-50) geldt: Voor deelopdracht 4 (opdracht blokstage na examenperiode) geldt: Voor deelopdracht 5 (opdracht na de eerste blokstage (lentesemester)) geldt: Deze stageopdrachten worden niet beoordeeld als onderdeel van de olods Procesgericht werken: Beweging en Procesgericht werken: Wereldoriëntatie en wiskundige initiatie.