FARAO: structuur. 4. Het plan bestaat uit een mengeling van zeer concrete initiatieven en begeleidende maatregelen, algemeen of per sector.



Vergelijkbare documenten
Circulaire ARBEIDSONGEVALLEN

Wat te doen na een arbeidsongeval

Circulaire ARBEIDSWEGONGEVAL

VERANTWOORDELIJKHEID INLENER EN UITZENDBUREAU HENDRIK DE LANGE, DIRECTEUR PREVENTIE EN INTERIM

Het kader van het Welzijn op het Werk Toelichting bij de wet van 4 augustus 1996

Aantal ongevallen op de werkplek

WERKEN MET DERDEN. WELZIJNSWET 4/08/1996 Hoofdstuk 4 Afdeling 1. ir.ph.durand

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

ONTHAAL EN BEGELEIDING VAN BEGINNENDE WERKNEMERS

Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S

Vreemde talen op de bouwplaats

Het onevenredig verzwaard risico : wat is er van aan? Wim SCHITS Actuaris - adviseur AO Assuralia

LICHTE ONGEVALLEN Nota over de wetgeving

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Circulaire 2016/03. Tarifering Externe Diensten PBW

TWW - partner of controleur?

Circulaire TARIFERING EXTERNE DIENSTEN PBW

Globaal preventieplan

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

VERANTWOORDELIJKHEDEN BIJ UITVOERING VAN WELZIJNSWET EN IN HET BIJZONDER VAN DE HIERARCHISCHE LIJN

Werken met derden - Wettelijk Kader

27 MAART KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET BELEID INZAKE HET WELZIJN VAN DE WERKNEMERS BIJ DE UITVOERING VAN HUN WERK

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

Definitie van een ernstig arbeidsongeval volgens artikel 94bis 1 van de Welzijnswet:

TWW - partner of controleur?

Wetsontwerp tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en verscheidene bepalingen van sociaal strafrecht.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Circulaire 2013/02. Arbeidsongevallen. Arbeidsongevallen

Een arbeidsongeval: wat nu?

Het in het eerste lid bedoelde verslag wordt opgesteld overeenkomstig het lastenboek, dat als bijlage II bij dit besluit is gevoegd.

Doc. nr. Th gez. en veiligheid zelfst A07 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. over een

EHBO AANGIFTE PREVENTIE WELKE ONGEVALLEN DIENT MEN AAN TE GEVEN?

Codex over het welzijn op het werk. Boek I.- Algemene beginselen. Titel 2. Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid

Strategisch plan voor de bouwsector. Pistes om de voorwaarden te scheppen voor een gezonde concurrentie

Belgische nationale strategie. Welzijn op het werk Strategische en operationele doelstellingen - Samenvatting

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Circulaire EXTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN DE ARBEIDSONGEVALLEN IN DE ZEEVISSERIJ VAN 2006 TOT 2008

Ernstige arbeidsongevallen

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties - Algemeen. Infodocument

Inspectiemiddelen en bevoegdheden uit het sociaal strafwetboek Pieter Bolle

JAARVERSLAG VAN DE IDPB DEEL VII Bis : Inlichtingen betreffende de preventie van psychosociale belasting veroorzaakt door het werk.

Welzijn en opleidingen


Arbeidsongevallen. Steven Van den Broeck Directie TWW Antwerpen FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

OMSTANDIG VERSLAG ERNSTIG ONGEVAL (volgens KB )

Focus op de melding en de registratie van arbeidsongevallen

BESTRIJDING VAN ERNSTIGE ARBEIDSONGEVALLEN

Gelet op de aanvraag van de FOD Sociale Zekerheid van 5 december 2005;

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Wat zegt de arbeidsongevallenwet? Pierre Pots Fonds voor Arbeidsongevallen Leuven, 22 oktober 2010

Deel II Organisatie PBW. Het betreft de documenten bepaald in : - titel I hoofdstuk III van de CODEX; - titel II hoofdstuk I van de CODEX.

Eerste hulp op het werk

Wat is de rol van TWW voor het preventiebeleid van mijn bedrijf Pieter Bolle

Stuur dit formulier binnen de 8 dagen na het ongeval naar de verzekeraar, samen met het medisch attest van

AANPASSING VAN DE VERPLICHTINGEN BETREFFENDE HET WELZIJN VAN

BC<#

Onderzoek naar het verband tussen psychosocialebelastingop het werken (ernstige) arbeidsongevallen in België

Prebes Kring Zuid 12/04/2012 EHBO

Opleiding niveau Brandweerman. Hoofdstuk 3 Arbeidsveiligheid. Kapt. Jean-Paul Heyens

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 28 juni

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Beleid Gegevensverwerking binnen G4S België

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

1 Inleiding. Infofiche J010 04/2017. Verantwoordelijkheid van de bevoegde persoon 1/5

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

... Identificatiedocument/contactfiche inzake Dienst voor Preventie en Bescherming IDENTIFICATIE VAN DE WERKGEVER

Jaarverslag van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Formulier C - Dienstjaar 2007

Interimarbeid - Wettelijk kader betreffende het welzijn van de uitzendkracht

Toezicht op het Welzijn op het Werk

ARBEIDSVEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID

Arbeidsongevallen uitzendkrachten Hoofdstuk 2

onevenredig verzwaarde risico s

Uw verantwoordelijkheid bij een arbeidsongeval van een uitzendkracht

Arbeidsongevallen Ir. Pieter De Munck Adviseur-generaal Toezicht op het Welzijn op het Werk Regionale directie Limburg Vlaams-Brabant (TWW RD Lim-VBr)

Ernstige Arbeidsongevallen

1. Federale verzekering. 2. De aangifte arbeidsongevallen. 3. Betrokkenheid van derden

N Limosa2018 A2 Brussel, 10 oktober 2018 MH/JC/AS ADVIES. betreffende

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Basistaken van de externe dienst voor uw bedrijf

De kost van een arbeidsongeval

KB Verzwaarde risico s. Gewijzigd door :

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 20 oktober

1 Nieuwe, vereenvoudigde regelgeving TMB

ARBEIDSONGEVALLEN Infosessies 1 11/2005

Welzijn van uitzendkrachten: nieuwe bepalingen

Basisvorming veiligheid niveau 3 Onthaalbeleid

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Een arbeidsongeval in uw onderneming? Wat moet u doen?

Communicatiekanalen in bedrijven

Identificatiedocument Groep A / B / C+ 1

1 COÖRDINATIE-INSTRUMENTEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

De registratie moet gebeuren vóór de betrokken persoon aan het werk gaat en moet dagelijks gebeuren.

Circulaire BRANDPREVENTIE

PRO_15_Buitenschoolse praktijkopleiding

Aangifteprocedure voor arbeidsongevallen in de publieke sector (wet van )

Transcriptie:

FARAO: structuur 1. Farao creëert een kader om een veiliger werkomgeving te verwezenlijken en bijgevolg het aantal ernstige arbeidsongevallen te verminderen, zowel in absolute als in relatieve aantallen. 2. Het kader moet door een vereenvoudiging en grotere transparantie van de wetgeving de hanteerbaarheid en de toepasbaarheid verhogen. 3. Het kader is bedoeld voor alle sectoren (in de eerste plaats voor de sectoren met een hoog risico). Het vastleggen van een kwantitatieve vermindering van het aantal ongevallen gebeurt per sector op voorstel van de betrokken sector. 4. Het plan bestaat uit een mengeling van zeer concrete initiatieven en begeleidende maatregelen, algemeen of per sector. 5. Uitgangspunten van FARAO zijn: a. arbeidsveiligheid is een recht b. de werkvloer moet centraal staan c. bestaande structuren moeten versterkt en uitgeklaard worden (interne en externe dienst Preventie en Bescherming) d. waar mogelijk moet de regelgeving vereenvoudigd/transparanter en waar nodig afdwingbaar worden e. de betrokkenheid van de actoren (werkgevers, werknemers en preventiedeskundigen) biedt de beste garantie voor de realisatie op het terrein f. bekommernissen inzake aansprakelijkheid mogen het nemen van verantwoordelijkheid niet in de weg staan 6. Het geheel van de acties moet de betrokkenen binnen en buiten de onderneming die positief meewerken, aanmoedigen en de onwilligen ontmoedigen. 7. Een permanente evaluatie zorgt ervoor dat de uitvoering van het plan (indien nodig) kan worden bijgestuurd. 1 / 1 26 02 04

Weten om te verbeteren 1) arbeidsongevallen: de administratieve rompslomp vereenvoudigen a) aangifte van ongevallen: alle verplichtingen voor de werkgever samenbrengen b) verschillende criteria op elkaar afstemmen 2) e-government als communicatie-instrument elektronische aangifte via een centrale databank met on-line doorsturing van essentiële gegevens naar de andere betrokken partijen (verzekeraar, FAO, inspectiediensten (FOD WASO en FOD Economie), externe preventiediensten ), gefilterd volgens bepaalde criteria 3) structureel onderzoek als fundering voor een doordacht beleid a) statistische observatie en benchmarking b) diepteanalyse van gelijksoortige arbeidsongevallen c) wetenschappelijk onderzoek i.v.m. determinanten van arbeidsongevallen en hefbomen ter preventie Toezien op veiligheid 4) FARAO-meter a) IAI: industriële arbeidsongevallen index b) PI: preventie-index 5) optimaliseren van de inspectiecapaciteit a) uitbreiding van de inspectiecapaciteit b) inspecties richten op basis van de FARAO-meter c) intensieve samenwerking met de interne en externe preventiediensten 6) onderzoek naar mogelijke financiële impulsregelingen d) premiezetting arbeidsongevallenverzekering e) financiële waarborg en directe administratieve boete als handhavinginstrumenten f) artikel 46, 7 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 2 / 2 26 02 04

Eén veiligheid, samen verantwoordelijkheid 7) betere afbakening van de verantwoordelijkheid van de opdrachtgevende lijn a) diegene die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de werken mag de verantwoordelijkheid voor de veiligheidsaspecten niet doorschuiven (vb. bouwwerken: hoofdaannemer onderaannemer, interimarbeid: interimkantoor inlener; transportsector: chauffeur stouwer ) b) kwaliteitsgarantie bij aannemingswerken (ISO, VCA, BeSaCC ) 8) de preventieadviseur: een sterspeler voor de preventie a) niet enkel erkenning maar ook kwaliteitsopvolging/ certificering b) verplichting tot nascholing van de preventieadviseurs c) opnieuw bekijken van de indeling van de bedrijven wat de opleidingsniveaus voor preventieadviseurs betreft d) uitklaren van de opdrachten en taken van de interne en externe diensten voor preventie en bescherming 9) veiligheidstoezicht op de werkvloer optimaliseren transversale preventieopdracht bij werken op dezelfde werkplaats en bij onderaanneming (niet enkel voor eigen werknemers maar voor iedereen op de werkvloer) 10) geïntegreerde onderzoeksprocedure bij ernstige arbeidsongevallen a) verplicht grondig intern onderzoek van ongevallen en omvorming van ongevallensteekkaart tot gestructureerd verslag b) facultatief onderzoek door externe deskundigen 3 / 3 26 02 04

Veiligheid op maat 11) sectorgerichte aanpak a) invoering van systeem van charters/veiligheidslabels met interne controle vaststellen van de minimale eisen voor charters b) peterschap/good practises/visitatie 12) de bouwsector als voorbeeld a) tijdelijke of mobiele bouwplaatsen b) veiligheids- en gezondheidscoördinatoren: optimaliseren van de bestaande wetgeving 13) arbeidsongevallen op de weg ongevallen op de weg naar en van het werk Veiligheid in de vingers 14) veiligheid: een onmisbare bagage voor nieuwe werkgevers en werknemers a) veiligheid als essentieel onderdeel in de managementopleidingen b) veiligheid integreren in eindtermen voor een aantal opleidingen van het beroeps-, hoger en universitair onderwijs 15) toegankelijke documentatie: de inspiratiebron voor welzijnskennis c) onderlinge afstemming van de bestaande documentatiecentra d) database van goede voorbeelden (visueel) 16) overheidsinformatie als preventie-instrument a) modelwerkplaats als intern en extern opleidingscentrum b) promotieactiviteiten van de administratie 4 / 4 26 02 04

Weten om te verbeteren 1 Arbeidsongevallen: de administratieve rompslomp vereenvoudigen Probleemstelling Een ongeval is een onverwachte en niet geplande gebeurtenis die een letsel veroorzaakt. Het mag zich niet herhalen. Daarom is het noodzakelijk te leren uit het ongeval en er positief mee om te gaan. In eerste instantie moet de schade beperkt en hersteld worden, in tweede instantie moet nagegaan worden of het ongeval zich kan herhalen op dezelfde werkplaats maar ook op andere werkplaatsen of in andere bedrijven. Een correcte en snelle aangifte van arbeidsongevallen is hiervoor essentieel, enerzijds om de bescherming van de rechten van de betrokken werknemer(s) te kunnen garanderen, anderzijds om een degelijk preventiebeleid te kunnen voeren. Een strikte regelgeving is dan ook noodzakelijk. In het kader van Farao zullen we ons vooral bezighouden met het aspect preventie. Het aspect sociale bescherming maakt het voorwerp uit van o.a. verschillende acties van het Fonds voor Arbeidsongevallen. Verschillende reglementaire teksten bevatten bepalingen i.v.m. de aangifte van arbeidsongevallen. In het kader van het plan zijn vooral de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten van belang. In de bijlage wordt een overzicht gegeven van de voornaamste teksten. Elk van de bepalingen werd indertijd opgesteld om een algemeen of specifiek probleem te ondervangen. In alle gevallen is de wetgever ervan uitgegaan dat goede informatie over de omstandigheden van de ongevallen bijdraagt tot een beter begrip van de arbeidssituatie en bijgevolg noodzakelijke informatie levert voor de preventie. Hierbij werd echter een voor het bedrijf werkgevers en werknemers belangrijk element uit het oog verloren: de coherentie en transparantie van de regelgeving. Er is namelijk een situatie ontstaan waarin het enerzijds voor werkgevers moeilijk is te weten wat ze in welke omstandigheden juist moeten doen en anderzijds de toepassing van de regelgeving een administratieve opdracht is geworden, veeleer dan dat ze leidt tot preventie. Doelstelling Om de essentie opnieuw centraal te stellen, is het daarom noodzakelijk de verschillende reglementaire bepalingen te coördineren tot één coherente en transparante regelgeving, die een duidelijk onderscheid maakt tussen de aspecten preventie en bescherming van de rechten van het (de) slachtoffer(s). Het is niet de bedoeling om nieuwe verplichtingen op te leggen, integendeel, de coördinatie zal heel wat verplichtingen vereenvoudigen of, indien nodig, zelfs opheffen. Het uitgangspunt moet zijn: wat nodig is voor de preventie en de sociale bescherming van de werknemers, niet wat nuttig/interessant is voor de administratie. 5 / 5 26 02 04

Actieplan a. de verschillende bepalingen i.v.m. de aangifte van arbeidsongevallen integreren in één besluit en opheffing van bestaande bepalingen eerste ontwerp maart 2004 voorontwerp voor de ministerraad 3 de kwartaal 2004 b. coördineren van de verschillende criteria overleg starten met de sociale partners in de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming in april 2004 6 / 6 26 02 04

Weten om te verbeteren 2 E-government als communicatie-instrument Probleemstelling De werkgever moet binnen tien werkdagen elk arbeidsongeval of ongeval op de weg naar en van het werk aangeven bij zijn verzekeraar. Hij kan dit doen op papier of elektronisch (via het portaal van de sociale zekerheid of rechtstreeks bij de verzekeraar). De verzekeraar maakt maandelijks de ongevallengegevens van de in die maand aangegeven ongevallen over aan het Fonds voor arbeidsongevallen (FAO), dat deze gebruikt voor zijn centrale gegevensbank én ze overmaakt aan de inspectiedienst. Daarnaast moet de werkgever het ongeval melden aan de inspectiedienst FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) en/of FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (FOD Economie) afhankelijk van de sector waarin het ongeval gebeurde, het statuut van het slachtoffer, de ernst van het ongeval, de betrokken materiële agens, de vorm van het ongeval of de letsels. De vorm waaronder dit moet gebeuren en het tijdstip variëren. De werkgever moet een ongevallensteekkaart opmaken voor elk ongeval op de werkplek waarvan de ongeschiktheid meer dan één dag bedraagt (de dag van het ongeval niet inbegrepen). Hij mag een kopie van de ongevallenaangifte als steekkaart gebruiken. Hij moet deze melden aan de arbeidsgeneesheer (departement IDPB of afdeling EDPB, belast met het medisch toezicht). Daarvoor is geen termijn bepaald. Samengevat: de werkgever heeft verschillende meldingsverplichtingen ten overstaan van verscheidene instanties en de vorm en het tijdstip verschillen. Doelstelling Om de administratie voor de werkgever te vereenvoudigen en de slagkracht van alle betrokken instanties te verhogen komt er een nieuwe procedure: een elektronisch platform zal worden aangeboden om de werkgever toe te laten om de ongevallen online aan te geven. De aangifte van arbeidsongevallen, bestaande uit een eenvoudig model wanneer het ongeval een tijdelijke ongeschiktheid van minder dan vier dagen tot gevolg heeft en een uitgebreid model voor de andere gevallen, krijgt een multifunctioneel karakter. Voorgesteld wordt om het bestaande circuit binnen de arbeidsongevallensector te gebruiken en te optimaliseren. Op dit ogenblik kan de werkgever een elektronische aangifte doen via het portaal van de sociale zekerheid, dat deze doorzendt naar het FAO. Aan de hand van zijn sectorrepertorium, waarin voor alle bij de RSZ ingeschreven werkgevers bijgehouden wordt voor welke periode hij verzekerd is bij welke wetverzekeraar, zendt het FAO deze aangifte door naar de betrokken verzekeraar. De verzekeraar valideert en verrijkt desgevallend de ontvangen informatie en maakt deze opnieuw over aan het FAO dat deze stockeert in zijn centrale gegevensbank voor de aanmaak van de statistieken en de overdracht aan de inspectiedienst FOD WASO en Eurostat. 7 / 7 26 02 04

Vanaf 2005 zal de gegevensoverdracht vanuit de verzekeraars naar het Fonds dag aan dag gebeuren onder de vorm van stromen en zal het FAO voor alle instellingen van sociale zekerheid binnen het netwerk van de KSZ attesten afleveren over de aangegeven ongevallen en hun regeling. Vanaf 2006 kunnen deze stromen ook gebruikt worden om dag aan dag dezelfde gegevens over te maken aan de FOD WASO. In afwachting moet de werkgever ernstige arbeidsongevallen nog steeds rechtstreeks melden aan de bevoegde inspectiedienst. Actieplan informaticaontwikkelingen proces wordt uitgevoerd door FAO en is volledig operationeel tegen 1 januari 2006 ontwikkeling van een scenario voor onmiddellijke aangifte via het portaal van de sociale zekerheid dat de werkgever op vrijwillige basis kan gebruiken onderzoek van de noodzaak van een integratie in het netwerk van de KSZ realisatie van een rechtstreekse verbinding tussen het FAO en de centrale en regionale inspectiediensten FOD WASO ontwikkeling van stromen 8 / 8 26 02 04

Weten om te verbeteren 3 Structureel onderzoek als fundering voor een doordacht beleid Probleemstelling Een gefundeerd beleid is slechts mogelijk indien men beschikt over betrouwbare en kwalitatieve basisgegevens. Gedurende meer dan honderd jaar werden in België ongevallengegevens verzameld. Zij werden onderzocht en statistisch geëvalueerd en vormden in het verleden de basis voor belangrijke beslissingen die hebben geleid tot een veiliger werkomgeving. Het is zeer belangrijk dat dit onderzoek wordt verder gezet en waar nodig genuanceerd. Dit moet gebeuren op drie niveaus: - de statistische evaluatie van de beschikbare gegevens; - diepteanalyses van gelijksoortige arbeidsongevallen; - gericht wetenschappelijk onderzoek. De ongevalaangifte voorziet het verstrekken van inlichtingen over de ongevallen en hun oorzaak of oorzaken, met name de vorm van het ongeval en de materiële agens. Dankzij die inlichtingen is het mogelijk om de ernst van het ongeval (blijvende arbeidsongeschiktheidsgraad en duur van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid) en de kosten van het arbeidsongeval te bepalen. De centralisatie van die gegevens in de gegevensbank van het FAO maakt een synthetisch overzicht op de arbeidsongevallen mogelijk. Daar het gaat om gecodeerde gegevens, zijn er beperkingen aan die inlichtingen: de verwijzing naar een vooraf bepaalde en eenvoudige nomenclatuur voor een goed beheer van de gegevens, de keuze van de codeur bij de bepaling van de code. Kritische factor: de invoering van Europese variabelen (met name de afwijking en de daarbij horende materiële agens) vereist een nieuwe definitie die voldoet aan de nieuwe codes. Meestal is de informatie met betrekking tot de kansen dat iemand blijvend arbeidsongeschikt wordt, nog niet beschikbaar. Het bestaan van een blijvend letsel is echter een voorwaarde die terug te vinden is in de definitie van een ernstig ongeval. Een diepgaande studie van een typeongeval, op basis van de dossiers van de verzekeraars, zal de statistische studies aanvullen. Het verloop van het ongeval staat meestal goed beschreven in het dossier van de verzekeraar dat gebaseerd is op het onderzoek naar de ontvankelijkheid van het ongeval of de verantwoordelijkheid. Door het uitbaten van die informatie zou onderzocht kunnen worden met welke preventiemaatregelen het ongeval had kunnen worden vermeden. Reeds sedert meerdere jaren zijn de interne of externe diensten voor preventie en bescherming (afhankelijk van de grootte van het bedrijf) verplicht om na elk ongeval een ongevallenonderzoek uit te voeren. Vanuit het standpunt van de bedrijven is dit onderzoek noodzakelijk om te voorkomen dat een gelijkaardig ongeval zich in het bedrijf zou herhalen. Deze informatie werd toe nu toe niet (of in elk geval slechts sporadisch) gebruikt bij preventieactiviteiten buiten het betrokken bedrijf. 9 / 9 26 02 04

Uit onderzoek en analyses blijkt geregeld dat bepaalde determinanten een invloed hebben op de frequentie of ernst van arbeidsongevallen. De juiste relaties zijn echter in vele gevallen op basis van de beschikbare gegevens niet eenvoudig te bepalen. Deze relaties, die een belangrijke invloed kunnen hebben op het veiligheidsgebeuren, dienen dan ook onderzocht te worden. Doelstelling Het project heeft als doel de typische zware ongevallen te definiëren zodat de FOD Werkgelegenheid de ongevallen kan selecteren die vanuit preventiestandpunt uitgebreid onderzocht dienen te worden. Een zwaar ongeval komt overeen met de vormkenmerken, de materiële agens en/of letsels van het typeongeval aangezien er een grote kans is dat deze ongevallen tot een blijvende arbeidsongeschiktheid leiden, rekening houdende met hetgeen gehaald werd uit de studie van de bestaande dossiers. De frequentie van verschillende typeongevallen kan voor een specifieke periode bepaald worden door middel van de statistieken van arbeidsongevallen. Op basis van die statistieken is het mogelijk om alle ongevallen van eenzelfde soort te selecteren en de oorzaken en omstandigheden, die terug te vinden zijn in het dossier van de verzekeraar, uitgebreid te onderzoeken. Het doel van die analyse is het in kaart brengen van het verloop van de ongevallen, voor zover die informatie terug te vinden is in de dossiers, en de afwezige preventiemaatregelen die al dan niet voorzien zijn in de wetgeving. De grondige analyse van arbeidsongevallen van hetzelfde type laat toe de meest voorkomende oorzaken te beschrijven die tot het ongeval leiden en de omstandigheden waarin het ongeval zich voordeed. Het in kaart brengen van de oorzaken die op regelmatige basis terugkeren en het bepalen van de middelen die nodig zijn om dergelijke ongevallen te voorkomen, kunnen nuttig zijn om een reglementering uit te werken op basis van feiten en om het werk van de inspectiediensten beter te richten. Cijfers zeggen echter niet alles, preventie is vaak een kwestie van gezond verstand. Als aanvulling bij de statistische vaststellingen en om de resultaten van het onderzoek juist te kunnen kaderen, moet ook geluisterd worden naar het zogenaamde middenveld dit zijn de preventieadviseurs van de interne en externe diensten voor preventie en bescherming, de experts van de externe diensten voor technische controle en van de verzekeringen, onderzoekslaboratoria Ook moet de schat aan informatie die in de bedrijven beschikbaar is, beter worden benut. Het systematisch opvragen van de interne onderzoeken naar aanleiding van vanuit preventieoogpunt interessante ongevallen en een grondige evaluatie van de resultaten hiervan is dan ook noodzakelijk. Actieplan b. Uitvoering van dieptestudies voor bepaalde types van ongevallen (rekening houdend met de frequentie en de ernst ervan en na overleg met de experts). b. Vallen in de bouwsector - in 2002 werden 662 ongevallen (dodelijke ongevallen of met voorziene blijvende ongeschiktheid) geregistreerd ten gevolge van een val door hoogteverschil in de bouwsector. doorlopend programma FAO 1ste semester 2004 (FAO) 10 / 10 26 02 04

c. Arbeidsongevallen in de houtsector in de periode 2000-2002 werden 741 ongevallen (dodelijke ongevallen of met voorziene blijvende ongeschiktheid) geregistreerd in de houtsector (Nace 20). Deze sector wordt gekenmerkt door een hoge frequentiegraad en ernstgraad. 2de semester 2004 (FAO) d. Op basis van de bedrijfsinterne onderzoeken wordt een syntheserapport opgemaakt. 1 ste semester 2005 (FOD WASO) e. Overleg programma voor wetenschappelijk onderzoek. 2 de semester 2005 (FOD WASO FAO DWTC) 11 / 11 26 02 04

Toezien op veiligheid 4 FARAO-meter Probleemstelling Tot nu toe werd de veiligheid van de bedrijven of sectoren vooral vertaald in de frequentiegraad en ernstgraad. Hierbij wordt het aantal ongevallen en het aantal dagen werkverlet weergegeven berekend in functie van het aantal uren blootstelling. Dit systeem heeft zijn waarde bewezen maar is zeer onvolledig omdat het enkel gebaseerd is op de negatieve elementen (het aantal en de ernst van de arbeidsongevallen) en geen enkele rekening houdt met positieve elementen zoals de inspanningen die een bedrijf of sector doet naar preventie toe. Er ontbreekt een voldoende betrouwbaar en bruikbaar instrument dat toelaat om de preventie-inspanningen en de resultaten (daling van ernstige arbeidsongevallen) ervan te meten en op te volgen in de tijd, zowel op bedrijfsvlak als op vlak van de sectoren. Doelstelling Om de arbeidsongevallenpreventie te kunnen meten en opvolgen, moet een betrouwbaar en praktisch instrument ontwikkeld worden. Het moet een betrouwbaar instrument zijn: objectief qua gegevensverzameling; conjunctuuronafhankelijkheid. Het instrument moet praktisch toepasbaar zijn: eenvoudig in gebruik en transparant; de meetresultaten moeten eenduidig en onmiddellijk bruikbaar zijn. Bovendien moet het instrument kunnen worden gebruikt om terugkoppeling te geven aan alle actoren op het domein van de arbeidsongevallenpreventie. Om aan deze voorwaarden te beantwoorden, moet de FARAO-meter twee elementen omvatten: een index die de arbeidsongevallen karakteriseert en een index die het preventiebeleid evalueert. Beide indexen samen geven dan een kwalificering waarmee sectoren of individuele bedrijven onderling kunnen vergeleken worden maar die ook als basis kan dienen om bvb het inspectiebeleid van de administratie te sturen. De eerste index, de Industriële Arbeidsongevallen Index (IAI), heeft tot doel te bepalen hoeveel arbeidsongevallen er gebeuren in de industriële omgeving en dus te wijten zijn aan de industriële activiteit. Een arbeidsongeval kan als industrieel arbeidsongeval beschouwd worden als het gebeuren in direct verband staat met een bepaalde materieel agens en vorm. De IAI kan dan gedefinieerd worden als het totaal aantal industriële arbeidsongevallen per 100.000 werknemers. 12 / 12 26 02 04

De tweede index, de Preventie-Index (PI), moet een synthese geven van een aantal items op de werkvloer die representatief zijn voor het preventiebeleid van de onderneming. Het gaat hier bvb over de veiligheidsstructuren, de werking van de comités PB, het onthaal in de onderneming van nieuwkomers en interims maar ook over de vastgestelde tekortkomingen tijdens inspecties zoals het ontbreken van instructiekaarten, valbeveiliging, persoonlijke beschermingsmiddelen Ook de preventiecultuur van de onderneming kan in kaart worden gebracht, bvb hoe vult de hiërarchische lijn haar taken in het kader van het welzijnsbeleid in, is er een actief welzijnsbeleid vanwege het management Daar waar de IAI relatief eenvoudig kan berekend worden op basis van de bestaande gegevens van het Fonds voor Arbeidsongevallen, vraagt de PI ervaren enquêteurs. Belangrijk hierbij is dat de subjectiviteit van de enquêteur tot een minimum herleid wordt omdat anders de resultaten niet of onvoldoende representatief en vergelijkbaar zijn. Actieplan c. Bepalen van de criteria waarop een arbeidsongeval wordt beschouwd als een industrieel arbeidsongeval, d.w.z. bepalen van de lijst van materiële agens en vorm. Hierbij moet uniformiteit nagestreefd worden met de codering die voorzien wordt voor de elektronische aangifte. 2 de semester 2004 (FOD WASO) d. Berekenen van een eerste IAI op basis van de bestaande gegevens bij het FAO. e. Bepalen van de aspecten die geëvalueerd zullen worden bij de bepaling van de PI en van de evaluatiecriteria. 1 ste trimester 2005 (FAO) 3 de trimester 2004 (FOD WASO) d. Eerste testperiode bij een beperkt aantal bedrijven. 4 de trimester 2004 (FOD WASO) e. Effectieve toepassing van de PI. 1 ste trimester 2005 (FOD WASO) f. Rapportering van de FARAO-meter op basis van de punten b. en e. 2 de trimester 2005 (FOD WASO) 13 / 13 26 02 04

Toezien op veiligheid 5 Optimaliseren van de inspectiecapaciteit Probleemstelling Zoals op zeer veel andere vlakken is het sluitstuk van de welzijnswetgeving de afdwingbaarheid ervan. Deze afdwingbaarheid is gebaseerd op twee elementen: enerzijds de transparantie, eenduidigheid en toepasbaarheid van de regelgeving zelf, anderzijds op de zogenaamde pakkans. Een wetgeving waarvan men op voorhand weet dat er nooit iemand toezicht op kan en zal houden, heeft geen enkele praktische invloed. De transparantie en toepasbaarheid van de wetgeving maakt het voorwerp uit van vele elementen van FARAO. Ook het tweede element de verhoging van de pakkans verdient in dit plan een belangrijke plaats. De provinciale directies van de inspectie hebben al jarenlang te kampen met een globale onderbezetting aan inspecterend personeel. De inspectiecapaciteit is gedurende lange tijd enkel maar gedaald niettegenstaande de opdrachten van de inspectiediensten zijn gestegen en de complexiteit van de wetgeving is blijven toenemen. Op dit moment ligt de inspectiecapaciteit onder de kritische massa : er zijn te weinig inspecteurs in de verschillende directies en deze inspecteurs hebben onvoldoende de mogelijkheid zich echt te specialiseren om de nieuwe problemen aan te kunnen. Dit maakt dat de inspectie slechts een beperkt aantal bedrijven kan controleren en begeleiden om de preventiezorg op een hoger niveau te brengen. Ook mag niet uit het oog verloren worden dat de onvoldoende inspectiecapaciteit op de werkvloer de geloofwaardigheid en de verantwoordelijkheid van de wetgever en de bevoegde overheid in het gedrang brengt en de wetgeving de facto uitholt. Doelstelling De inspectiecapaciteit moet terug in evenwicht gebracht worden met de vereisten van een goede afdwingbaarheid van de wetgeving, overal waar nodig. Dit heeft niet enkel te maken met het aantal inspecteurs maar ook met de inzetbaarheid van de inspecteurs, hun opleidingsniveau, de administratieve ballast De inspectiecapaciteit moet uitgebreid worden: vertrekkende inspecteurs moeten vervangen worden en er moeten bijkomende inspecteurs aangeworven worden om de leemten die de laatste jaren ontstaan zijn terug in te vullen. De inspectiecapaciteit moet zo optimaal mogelijk benut worden: de inspecties moeten beter gericht en georiënteerd worden. De inspecteurs moeten op een effectieve en efficiënte wijze ingezet worden. Er moet een intensieve samenwerking opgebouwd worden met andere diensten die zich op de werkvloer bezig houden met het welzijnsbeleid zoals de interne en externe preventiediensten, de comités preventie en bescherming op het werk (PB) 14 / 14 26 02 04

Actieplan a) De inspectiecapaciteit wordt uitgebreid: alle vertrekkende inspecteurs zullen vervangen worden en er worden 14 bijkomende inspecteurs aangeworven (beslissing van de MR van 14 oktober 2003) 2004-2005 b) De inspectiecapaciteit zal zo optimaal mogelijk ingezet worden. De kerntaak van elke inspecteur is inspectie en aanwezigheid op de werkvloer. De bijkomende activiteiten van de inspecteurs zijn ondergeschikt aan hun kerntaak. Hun aandacht zal vooral gaan naar de bedrijven waar dit het meest nodig is. Er zal niet enkel capaciteit ingezet worden op de grote bedrijven met de grote risico s maar ook naar de KMO s. De cijfers over de arbeidsongevallen, de inspectie-index en de FARAO-meter zullen mee bepalen naar welke bedrijven in eerste instantie de aandacht moet gaan. Wat arbeidsongevallen betreft, zal prioriteit gegeven worden aan het onderzoek van die klachten waarvan uit de omschrijving kan afgeleid worden dat het blijven voortbestaan van de aangeklaagde feiten aanleiding kan geven tot een arbeidsongeval. c) Er zal een nauwere samenwerking georganiseerd worden tussen de inspectiediensten en de interne en externe preventiediensten en de comités PB, en dit meer bepaald naar aanleiding van het verplicht onderzoek dat er dient uitgevoerd te worden naar aanleiding van ernstige arbeidsongevallen. Doorlopende opdracht Vanaf 2 de trimester 2004 15 / 15 26 02 04

Toezien op veiligheid 6 Onderzoek naar mogelijke financiële impulsregelingen Probleemstelling In sommige gevallen blijkt uit de kosten/batenanalyse dat preventie niet zou renderen. Louter economisch kan dit een feit zijn. Hierbij wordt dan geen of onvoldoende rekening gehouden met de indirecte kosten voor het bedrijf en worden sommige kosten volledig buiten beschouwing gehouden zoals de sociale en morele kosten voor het slachtoffer. Ook worden de inspanningen van de bedrijven in het kader van de preventie onvoldoende gehonoreerd/gewaardeerd. De premies die de wetverzekeraars arbeidsongevallen aan de werkgevers aanrekenen houden vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen slechts in zeer beperkte mate rekening met de inspanningen die de werkgever levert om een goed preventiebeleid in de onderneming te ontwikkelen. Hier neemt de premiezetting veeleer de vorm aan van een vast tarief, waardoor feitelijk de ondernemingen, die een echt preventiebeleid voeren, mee betalen voor de hogere risico s die in de ondernemingen aanwezig zijn waar de werkgever er weinig of geen aandacht aan besteed. Ook verloopt het sanctioneringbeleid momenteel omslachtig. Het duurt jaren vooraleer gevolg wordt gegeven (indien dat al gebeurt) aan de processen-verbaal van het basistoezicht TWW. Het gevolg is dat een snelle en passende correctieve maatregel (met sanctionering als ultiem middel) niet bereikt wordt. De redenen zijn veelvuldig: 1. het sanctioneringbeleid situeert zich volledig in de strafrechterlijke sfeer; dit heeft praktische voordelen voor het optreden van de inspecteurs (ruime bevoegdheden) maar de strafrechterlijke procedures zijn log; 2. de opgelegde (strafrechterlijke en administratieve) boetes zijn laag; 3. de wet van 30 juni 1971 op de administratieve geldboetes verhelpt hieraan onvoldoende. Tot slot voorziet artikel 46, 7 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 de mogelijkheid voor het slachtoffer of zijn nabestaanden om zich voor de vergoeding van andere schade dan de door de arbeidsongevallen voorziene reparatiekosten, burgerlijke partij te stellen, indien de werkgever de waarschuwingen van de inspectie zwaarwichtig heeft genegeerd. Om als zwaarwichtig te worden aanvaard, moeten de waarschuwingen die de ambtenaar aan de werkgever heeft gericht, voldoen aan uitgebreide, niet uitvoerbare voorwaarden. Dit heeft voor gevolg dat het zeer moeilijk is voor het slachtoffer of zijn nabestaanden, om zich burgerlijke partij te stellen. 16 / 16 26 02 04

Doelstelling Het is dan ook aangewezen dat er zou worden nagedacht of er een meer gedifferentieerde premiezetting ontwikkeld zou kunnen worden, waarbij de werkgever die een goed preventiebeleid voert, beloond wordt voor de inspanningen doordat hij een lagere premie zou moeten betalen. Dit zou niet meer dan logisch zijn aangezien de preventie-inspanningen het risico op een ongeval verminderen. De wetverzekeraars zullen ten aanzien van een dergelijke werkgever bijgevolg potentieel minder schadeuitgaven moeten dekken. Hierdoor kan de arbeidsongevallenverzekering er op een structurele wijze toe bijdragen dat het preventieniveau op de werkvloer wordt verhoogd of op peil gehouden. Ook een snelle afwerking van de inbreukdossiers is noodzakelijk, zodat het optreden van TWW voelbare effecten geeft op korte termijn. De mogelijkheid van directe administratieve boetes wordt onderzocht. Een herformulering van artikel 46, 7 dringt zich op zodat burgerlijke partijstelling mogelijk is, wanneer de werkgever niet of onvoldoende gevolg geeft aan de door de bevoegde ambtenaar, in toepassing van artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie, voorgeschreven maatregelen. Tot zulke maatregelen kunnen behoren, deze die door de preventieadviseurs van de IDPB of EDPB aan de werkgever zijn voorgesteld, doch door deze niet werden uitgevoerd. Actieplan d. In samenspraak met de wetverzekeraars wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om tot een meer gedifferentieerde premiezetting te kunnen komen: Proces wordt gestuurd door FAO evaluatie 1 ste semester 2005 b. aanpassing van de wet van 3 juni 1971 betreffende de administratieve geldboetes bijvoorbeeld door: overleg met de FOD Justitie tijdens tweede semester 2004 de opheffing van de tussenkomst van de arbeidsauditeur bij sommige inbreuken die geen slagen en verwondingen tot gevolg hebben gehad verhoging van de geldboetes voorzien in voormelde wet c. voorbereidend studiewerk in verband met het ontwikkelen van een bestuurlijk handhavinginstrument naar aanleiding van ernstige arbeidsongevallen: hierbij kan gedacht worden aan het instellen van een waarborg vergelijkbaar met hetgeen in de publieke sfeer gebruikelijk is bij contractuele verplichtingen. De waarborg blijft gelden tot de voorgeschreven preventiemaatregelen effectief zijn getroffen. FOD WASO evaluatie 1 ste semester 2005 d. artikel 46, 7 van de wet van 10 april 1971 herbekijken ontwerp 1 ste semester 2005 (FAO) 17 / 17 26 02 04

Één veiligheid, samen verantwoordelijkheid 7 Een betere afbakening van de verantwoordelijkheid van de opdrachtgevende lijn Probleemstelling In sommige gevallen blijkt er een kloof te bestaan tussen de voordelen voor een werkgever om omwille van de specifieke risico s bepaalde werken uit te geven en de nadelen voor de onderaannemer. Op deze wijze worden de nadelen van deze werken hoger ongevallenrisico en bijkomende kosten voornamelijk door hen gedragen. De opdrachtgever zit in een relatief comfortabele positie omdat hij beslist het werk al dan niet uit te geven en tegen welke prijs. Om rendabel te blijven, zijn aannemers dan verplicht op een of andere mannier risico s te nemen, soms met ernstige gevolgen. Onderaanneming wordt ook vaak toegepast om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke omstandigheden waar de risico s juist hoger zijn dan bij routinearbeid. Een extreem systeem van onderaanneming is het werken met schijn-zelfstandigen. Hier besteedt een opdrachtgever werken uit met de bedoeling te ontsnappen aan bepaalde wettelijke verplichtingen t.o.v. werknemers. De problemen hierbij zijn dan ook onoverzichtelijk. Voor werken in onderaanneming in bedrijven en op bouwplaatsen zijn er geen specifieke cijfers beschikbaar. Ook bij uitzendarbeid heeft men gelijkaardige situaties. Uitzendkrachten worden vooral ingeschakeld indien het echt nodig is en de werkdruk ligt dan bijgevolg zeer hoog. Gezien de omstandigheden blijkt de bedrijfsgebonden opleiding van de uitzendkrachten vaak onvoldoende (vooral wat de noodprocedures betreft) en voorzien de meeste bedrijven niet in een aangepaste omkadering. Voor de uitzendsector zijn wel cijfers beschikbaar. Deze liggen zeer hoog (zie tabel). Dit kan verschillende oorzaken hebben: het gebrek aan ervaring/routine van de uitzendkracht, de hoge werkdruk, het inschakelen van uitzendkrachten voor speciale en bijgevolg dikwijls gevaarlijker werkzaamheden 2002 Arbeiders Bedienden Totaal Alle Uzk Alle Uzk Alle Uzk Fg 61,7 124,56 7,25 15,03 41,25 87,27 Eg 1,4 2,41 0,14 0,25 0,98 1,66 Doelstelling Het invoeren van een objectieve verantwoordelijkheid voor de opdrachtgevende lijn (voor de definitie, zie de bijlage I) wil hier een antwoord op geven en zal dan ook een gunstige invloed hebben op het risico op (ernstige) arbeidsongevallen. De bedoeling is om diegene verantwoordelijk (en dus ook aansprakelijk) te maken voor de preventie en veiligheidsaspecten, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de werken. Het invoeren van een verantwoordelijkheid voor de opdrachtgevende lijn kan gebeuren op twee vlakken: verzekeringstechnisch of strafrechtelijk via de welzijnswet. 18 / 18 26 02 04

De mogelijkheid van het verdelen van de verzekeringspremie voor arbeidsongevallen tussen enerzijds de opdrachtgevende lijn en anderzijds het uitzendkantoor/de onderaannemer wordt onderzocht. De strafrechtelijke responsabilisering van de opdrachtgevende lijn is onverminderd de individuele verplichtingen van de directe werkgevers. Het is de bedoeling om duidelijke afspraken te verplichten tussen de directe werkgever en de opdrachtgevende lijn en bij afwezigheid van deze afspraken de verantwoordelijkheid te leggen bij de opdrachtgevende lijn, o.a. in verband met: 1. het ter beschikking stellen van de specifieke preventiemiddelen en de controle op het gebruik ervan; 2. de meldingsplicht van de arbeidsongevallen (ook deze van zelfstandigen die het slachtoffer zijn) en het onderzoek door IDPB of EDPB. Bij het in gebreke blijven van de opdrachtgevende lijn kan de inspectie een PV van overtreding vaststellen en bij een arbeidsongeval bvb. een deskundige aanstellen die overeenkomstig de regeling voor ongevallen met eigen werknemers ten laste komt van de opdrachtgevende lijn. Actieplan a. opstellen van een wetsontwerp tot aanpassing van de wet van 4 augustus 1996 en een ontwerp van KB tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten om de opdrachtgevende lijn te definiëren en de mogelijke verantwoordelijkheden te bepalen ontwerp 3 de trimester 2004 voorontwerp voor ministerraad 1 ste semester 2005 b. in samenspraak met de sociale partners proefprojecten uitwerken in pilootsectoren (bekrachtigd door charters/convenanten) c. kwaliteitsgarantie bij aannemingswerken door certificatie (ISO, VCA, BeSaCC ) 2005 opvolgen van evolutie Bijlage Onder opdrachtgevende lijn wordt verstaan: 1. in sedentaire ondernemingen, de opdrachtgevende werkgever voor wiens rekening een onderneming van buitenaf werken uitvoert; 2. op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, de bouwdirectie belast met de uitvoering, voor wiens rekening aannemers of onderaannemers werken uitvoeren; 3. de gebruiker van een uitzendkracht; 4. in de andere gevallen, de werkgever. 19 / 19 26 02 04

Één veiligheid, samen verantwoordelijkheid 8 De preventieadviseur: een sterspeler voor de preventie Probleemstelling Naast de werkgever die de eindverantwoordelijkheid heeft en de hiërarchische lijn die moet instaan voor de directe veiligheid van de werknemers, zijn de preventieadviseurs van de IDPB en EDPB de belangrijkste medespelers op het veld van het welzijn op de werkplaats. De indeling van de bedrijven en de opleiding van de preventieadviseurs zijn gebaseerd op het KB van 10 augustus 1978. Inmiddels heeft er een evolutie plaatsgevonden: de structuur van onze bedrijven is sterk geëvolueerd: de technologische vooruitgang heeft het aantal eenvoudige uitvoerende taken sterk verminderd, maar complexe en risicovolle machines in het bedrijf ingevoerd, het aantal chemische producten is enorm toegenomen het aantal tewerkgestelde werknemers per bedrijf is verminderd door de technologische verbeteringen maar ook door meer te werken met uitzendkrachten en onderaannemers; de verbeterde technologie heeft bepaalde technische risico s misschien verminderd, maar andere risico s geïntroduceerd, waardoor de indeling van de bedrijven, louter gebaseerd op technische bedrijvigheid, niet meer in overeenstemming te brengen is met de verschuiving van veiligheid en gezondheid naar welzijn op het werk ; door de nieuwe aanpak in de reglementering inzake welzijn op het werk, o.a. de invoering van de risicoanalyse, is de werkgever meer dan vroeger aansprakelijk geworden voor wat misloopt in zijn bedrijf. In de oude aanpak werden aan de werkgever maatregelen opgelegd om de veiligheid en gezondheid in het bedrijf te verzekeren. Nu moet hij de risico s zelf opsporen en een actief preventiebeleid voeren. Deze verschuiving heeft ook een belangrijke invloed gehad op de opdrachten en taken van de preventieadviseur. De indeling van de bedrijven in groepen A, B, C en D was oorspronkelijk bedoeld om het niveau van de aanvullende vorming van de diensthoofden VGV, nu preventieadviseurs, vast te leggen. De indeling was enkel gebaseerd op het aantal werknemers en afhankelijk van de risicograad van de onderneming. Uit het voorgaande blijkt dat deze indeling dringend aan herziening toe is. De relaties tussen de IDPB en EDPB moeten in principe contractueel geregeld worden. Alle opdrachten en taken die niet door de IDPB kunnen worden uitgevoerd omdat de nodige kennis en vaardigheden ontbreken, zouden automatisch moeten toevertrouwd worden aan de EDPB. Het vaststellen van de noden van het bedrijf en van de beschikbare vaardigheden is echter niet zo eenvoudig zodat in veel gevallen de overeenkomst met de EDPB onvolledig en bijgevolg onwerkbaar is. 20 / 20 26 02 04

Wat de opleiding van de preventieadviseurs betreft, deze heeft voor een deel de evolutie op het veld gevolgd. Toch zijn er ook hier belangrijke problemen. De huidige opleiding voorziet in twee erkende niveaus. De basisopleiding is aan geen enkele voorwaarde onderworpen. Ze volstaat voor de meeste bedrijven, maar in de praktijk blijkt de kwaliteit ervan zeer verschillend te zijn. Ook de kwaliteit van de erkende opleidingen is sterk uiteenlopend. De huidige wetgeving voorziet enkel in een erkenning, niet in een kwaliteitscontrole. Tot slot voorziet de regelgeving niet in bijscholing. In een industriële wereld die zeer snel evolueert, is het onaanvaardbaar dat de sterspeler voor veiligheid geen training en bijscholing zou krijgen. Op deze wijze komt men onherroepelijk in de derde klasse terecht. Gelukkig voorzien veel opleidingscentra in goede bijscholingscursussen, die een groeiend succes hebben, maar een gestructureerde oplossing dringt zich op. Doelstelling De bekwaamheid van de preventieadviseurs verhogen en de kwaliteit van de opleidingen uniformeren en garanderen. Belangrijk hierbij is de erkenning en controle op de opleidingen basisniveau. De relatie tussen de IDPB en EDPB moet uitgeklaard worden, zeker wat de bedrijven betreft die niet beschikken over een preventieadviseur van niveau 1 of 2. De indeling in groepen kan behouden blijven maar de indelingscriteria moeten opnieuw bekeken worden: meer dan alleen maar het aantal werknemers en de technische risico s. Een diversificatie per individueel bedrijf afhankelijk van de reële veiligheidssituatie is wenselijk. Actieplan f. Ontwerp van KB tot wijziging van het KB van 10 augustus 1978 met herdefiniëring van de indeling van de bedrijven en een verbetering/uitbreiding van de erkenning en kwaliteitsgarantie van de opleidingen.(overleg met de sociale partners en opleidingscentra) g. Duidelijk definiëren welke de opdrachten zijn van de IDPB en EDPB en welke tijdsbesteding hiervoor minimaal nodig is (overleg met sociale partners EDPB s). ontwerp 1 ste semester 2005 (FOD WASO) voorontwerp ministerraad 2 de semester 2005 ontwerp 2 de trimester 2004 (FOD WASO) voorontwerp ministerraad 2 de semester 2004 h. Overleg met sociale partners en de opleidingscentra over de kwaliteitscontrole van de centra. 2005 21 / 21 26 02 04

Één veiligheid, samen verantwoordelijkheid 9 Veiligheidstoezicht op de werkvloer optimaliseren Probleemstelling Het ARAB en de Codex voorzien in veel gevallen in een papieren bewijs van de uitgevoerde preventiemaatregelen. Omdat de concrete uitvoering van deze maatregelen op de werkvloer moeilijk kan gecontroleerd worden, bestaat de neiging om zich te beperken tot het fabriceren van deze papieren. De overdreven papierwinkel wordt bijkomend een rem om effectief op de werkvloer aan preventie te doen. Een voorbeeld hiervan is de productie van uitgebreide veiligheidsplannen en gezondheidsplannen in het kader van de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (verplichting ingevoerd door de Europese richtlijn 92/57/EEG zonder dat de veiligheidscoördinator op de werf de coördinatie tussen de verschillende aannemers effectief verzekert (zie ook fiche 14). Een ander probleem is de nood aan coördinatie tussen werknemers van verschillende werkgevers op eenzelfde werkplaats en bij onderaanneming. In de wet welzijn op het werk werd de wettelijke basis voorzien om deze problematiek te regelen. Artikel 7 bepaalt dat voor tewerkstelling op eenzelfde arbeidsplaats de werkgevers moeten samenwerken op het vlak van preventie. De Koning moet hiervoor de voorwaarden bepalen. Artikel 8 legt een gelijkaardige verplichting op voor ondernemingen van buitenaf. In dit geval kan de Koning bijkomende voorwaarden bepalen voor de samenwerking en coördinatie. Tot nu toe is er echter nog geen uitvoering gegeven aan de artikelen 7 en 8. Bij veel risicovolle werksituaties kan de aanwezigheid van iemand met een ruime kennis van arbeidsveiligheid preventief werken. Een verhoging van het aantal werknemers met een basiskennis van arbeidsveiligheid zou ernstige problemen kunnen voorkomen. Doelstelling Concrete coördinatieprocedures uitwerken zodat de samenwerking en de coördinatie op gebied van veiligheid en gezondheid in de gevallen, voorzien door de artikelen 7 en 8 van de wet welzijn op het werk, kunnen gerealiseerd worden. Er moet gezocht worden naar een goed evenwicht tussen de administratieve verplichtingen i.v.m. preventie en de concrete aanwezigheid van de preventiedeskundigen op de werkvloer. 22 / 22 26 02 04

Actieplan Opstellen van besluiten in overleg met de sociale partners. Eerste ontwerp tegen 3 de trimester 2004 (FOD WASO) Het systematisch aanmoedigen van aangepaste opleidingen arbeidsveiligheid voor werkgevers, werknemers, leden van de comités voor preventie en bescherming Voorontwerp voor ministerraad 1 ste semester 2005 Doorlopende opdracht 23 / 23 26 02 04

Één veiligheid, samen verantwoordelijkheid 10 Geïntegreerde onderzoeksprocedure bij ernstige arbeidsongevallen Probleemstelling De reglementering verplicht de werkgever ertoe arbeidsongevallen te onderzoeken: zowel de hiërarchische lijn (KB van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk), de interne dienst preventie en bescherming op het werk (IDPB) (KB van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst preventie en bescherming op het werk), de externe dienst preventie en bescherming op het werk (EDPB) (KB van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk) als het comité preventie en bescherming op het werk (KB van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk) moeten hieraan meewerken en de werkgever bijstaan (zie bijlage). De naleving van deze reglementaire verplichtingen loopt in vele gevallen om heel wat redenen spaak: de hiërarchische lijn heeft er onvoldoende aandacht voor omdat de bedrijfscultuur onvoldoende in die zin georiënteerd is; het onderzoek van de IDPB brengt niet altijd de onderliggende oorzaken aan het licht doordat de bedrijfscultuur of de knowhow, ondanks de gevolgde opleidingen in erkende centra, ontbreken; in die gevallen waar de EDPB het ongevallenonderzoek moet doen, gebeurt dit vaak te oppervlakkig. Een doorslaggevende factor is of dit arbeidsongevallenonderzoek al dan niet in de abonnementsprijs zit; het gebrek aan expertise bij de leden van de comités voor preventie en bescherming; het gebrek aan interesse en opvolging door de controlerende overheid. Dikwijls doet de werkgever slechts het nodige na tussenkomst van de inspectie. De ongevallensteekkaart blijkt niet veel zin te hebben als preventie-instrument omdat er essentiële gegevens ontbreken. De bestaande wetgeving geeft ook aanleiding tot een aantal structurele problemen: de invoering van deskundigen is strijdig met de hiërarchie van de preventiestructuren (eerst IDPB, dan EDPB en, bij disfunctie hiervan, de inspectie); door de invoering van deskundigen wordt de initiële doelstelling van zowel de overheid als van de sociale partners om de EDPB te laten evolueren tot een volwaardig multidisciplinair preventie-instrument uitgehold; de criteria waaraan de externe deskundigen moeten voldoen (o.a. afwezigheid van belangenvermenging) maken dat deze verplichting onuitvoerbaar is wegens een structureel tekort aan dergelijke deskundigen. 24 / 24 26 02 04

Doelstelling De werkgever verplichten tot een doorgedreven onderzoek naar de oorzaken van het arbeidsongeval waardoor de hiërarchische lijn en de IDPB hun reglementaire taken en opdrachten uitvoeren. Als het reglementair voorzien is of als de werkgever ondervindt dat zijn organisatie het niet alleen aankan, moet de EDPB en/of eventueel nog andere door de werkgever zelf aan te spreken deskundigen zoals bvb. de EDTC, worden ingeschakeld en bijstand verlenen. Ook moet ervoor gezorgd worden dat de comités voor preventie en bescherming hun opdracht terzake kunnen vervullen, enerzijds door te voorzien in een degelijk opleiding, anderzijds door tijdens de vergaderingen voldoende tijd te besteden aan de bespreking van arbeidsongevallen. De afdelingen risicobeheer van de EDPB moeten over voldoende preventieadviseurs veiligheid beschikken om alle (ernstige) arbeidsongevallen te kunnen onderzoeken die niet in hun totaliteit door de IDPB s kunnen of mogen worden onderzocht. Dat dit extra kosten met zich brengt, is duidelijk. Een analoge regeling zoals voorzien werd voor de externe deskundigen, kan hier eventueel een oplossing bieden. Door het ongevallenonderzoek volledig binnen het bedrijf uit te voeren, vervalt de noodzaak dat de inspectie externe deskundigen aanstelt. Zo zullen enkel in uitzonderlijke gevallen (vb. bij zeer complexe ongevallen waarbij verschillende werkgevers betrokken zijn) externe deskundigen een merkelijke meerwaarde betekenen. Hierbij moet rekening gehouden worden met de in punt 5 van het plan voorziene objectieve verantwoordelijkheid: bij werken in onderaanneming, op een tijdelijke of mobiele bouwplaats, bij uitzendarbeid is de opdrachtgevende lijn verantwoordelijk voor de melding en het onderzoek van ernstige arbeidsongevallen. Aansluitend hierbij moet de opdrachtgevende lijn (of zijn verzekeraar) instaan voor de extra kosten. Actieplan e. de inspectie moet indien dit uit preventieoogpunt nuttig is, systematisch de werkgever(s) aanschrijven om het verslag van het uitgebreide ongevallenonderzoek mee te delen. vanaf 2 de trimester 2004 (FOD WASO) het uitwerken van promotiemiddelen naar de buitenwereld (folder, bericht op website ) 2 de semester 2004 (FOD WASO) f. opstellen van een wetsontwerp tot aanpassing van de wet van 4 augustus 1996 en een ontwerp van KB tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten om de IDPB, resp. EDPB, te belasten met het onmiddellijk onderzoek van de ernstige arbeidsongevallen en het verslag ter beschikking te houden van de inspectie. g. artikel 94ter vervangen door een bepaling die de inspectie toelaat om facultatief een deskundige aan te stellen, wanneer zij vaststelt dat de werkgever zijn verplichtingen niet nakomt of het opgestuurde verslag van ontoereikende deskundigheid getuigt. ontwerp mei 2004 (FOD WASO) voorontwerp ministerraad 3 de trimester 2004 ontwerp april 2004 voorontwerp ministerraad 3 de trimester 2004 h. de adviezen van de comités voor preventie en bescherming naar aanleiding van arbeidsongevallen beter valoriseren Doorlopende opdracht 25 / 25 26 02 04

Bijlage De verplichting voor de werkgever om ernstige ongevallen door zijn preventiedienst te laten onderzoeken vloeit voort uit de combinatie van: 1. de taak van de preventieadviseur om ongevallen te onderzoeken (art. 7, 1, 1,d van het KB op de IDPB); 2. de verplichting van de werkgever om de prestatieduur van de preventieadviseurs derwijze te bepalen dat ze de hen opgelegde taken kunnen uitvoeren (art. 17, 2 van het KB op de IDPB) en de middelen ter beschikking te stellen (zelfde artikel, 1); 3. de verplichting voor het Comité PBW om een afvaardiging aan te wijzen die zich onmiddellijk ter plaatse begeeft bij ernstig arbeidsongeval (art. 11 van het KB van 3 mei 1999 op de comités), waarbij moet worden verondersteld dat het comité het ongeval ter plaatse onderzoekt in samenwerking met de preventiedienst. 26 / 26 26 02 04