AUTEURS: J. VAN GEMERT T. JACOBS M. HORDIJK



Vergelijkbare documenten
DOCENTENHANDLEIDING NASK 1-2 VMBO-BK AUTEURS: J. VAN GEMERT T. JACOBS MET MEDEWERKING VAN: M. HORDIJK

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING Vak: Natuur- en scheikunde 1 (NASK) Inleiding. Voor het vak Nask1 gebruiken we twee methodes:

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING Vak : Natuur- en scheikunde 1 (NASK-1)

WERKEN MET DE DIGITALE LEEROMGEVING NOVA

WERKEN MET DE DIGITALE LEEROMGEVING BIOLOGIE VOOR JOU

noemen waarom onderzoek belangrijk is. onderwerp verschijnsel onderwerp Discolampen zorgden voor feestelijke kleuren.

Magnetische velden groep 7-8

VWO-gymnasium. VWO gymnasium practicumboek. natuurkunde

5 Weerstand. 5.1 Introductie

WERKEN MET DE DIGITALE LEEROMGEVING MEMO

AUTEURS: R. TROMP M. EIJKELKAMP TH. SMITS G. ALTENA

lesbrieven avonturenpakket de uitvinders en het zonnewiel leerlingenbestand Lesbrief 1: Opdracht 1: Maak een energieweb

AVONTURENPAKKET DE UITVINDERS EN HET ZONNEWIEL

Getal en Ruimte wi 1 havo/vwo deel 1 hoofdstuk 4 Didactische analyse door Lennaert van den Brink ( )

Wa W rm r t m e Inlage

Een verslag van de slingerproef en de proef over de slingertijd van de eigen benen. Het verslag bevat de volgende onderdelen:

ing. J.A.F.C.M. Meerhoff

Elektriciteit en stroom, wat is het? Proefjes met stroom en electriciteit

De kracht van Archimedes

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

Energie in je lichaam

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB

BOUW JE EIGEN WEERSTATION

Hoe werkt u met Moderne Wiskunde 12 e editie onderbouw?

Een stof heeft altijd stofeigenschappen. Door hier gebruik van te maken, kun je stoffen makkelijk scheiden.

Lesmateriaal Geluid. Tijdsduur: 50 minuten

Whitepaper Moderne Wiskunde 12 e editie onderbouw

Datum Voorzitter Secretaris Klusser

Een visie op het natuurkundig practicum

Hoe leer ik voor Biologie

Draaiboek voor een gastles

AUTEURS: R. TROMP TH. SMITS P. VAN HOEFLAKEN

HOE KOM IK VAN LEERDOELEN TOT EEN LES?

Introductie. De kit bestaat uit verschillende materialen en een DVD. Op de DVD staan de volgende bestanden: Handboek over Gebouwen, met animaties;

21. Lichaamslengte, deel 2: in een grafiek

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

S C I E N C E C E N T E R

TIENDE EDITIE EERSTE OPLAGE, 2013

3.3 Les 3: Het opstellen van een hypothese

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam.

Opzet onderwijsexperiment

12. Leerstof samenvatten

AAN de slag 1.1 de bunsenbrander

LANDSEXAMEN MAVO

Elektrische huisinstallatie

lesbrieven water verzamelen avonturenpakket de uitvinders en de verdronken rivier leerlingen werkblad Lesbrief 1:

Verleg je grenzen! Waarom kiest ú voor het nieuwe Taalblokken? Taalblokken Engels Brochure MBO

Dag 1. Klussen in huis. Opdracht 1 Een veiligheidssymbool ontwerpen

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Mens en Natuur, Natuurkunde. VO onderbouw (havo/vwo) 2-3 lesuren

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Sita (VWO2) Aaron Sams. Natuurkunde en Flipping the Classroom

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt.

Hoofdstuk 1. Scheikunde is overal. J.A.W. Faes (2019)

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Windmolenpark Houten. Project nask & techniek Leerjaar 2 havo/atheneum College de Heemlanden, Houten. Namen: Klas:

Kernvraag: Hoe maken we dingen warmer?

1 TECHNOLOGISCHE OPVOEDING LEERKRACHTENFICHE. Hoofdthema: elektriciteit / energie Onderwerp : Eenvoudige stroomkring maken Doelgroep: 2 e graad

Wie ben jij? HANDLEIDING

Ontdekdoos Geluid voor groep 5 en 6. docentenhandleiding

De opzet van de sessies

Rekenen aan wortels Werkblad =

PRACTICUM BRANDER. Welke twee veiligheidsmaatregelen moet je bij jezelf nemen?

Hoe werkt u met Chemie 7e editie hv onderbouw

S C I E N C E C E N T E R

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

LESMODULE OVER WINDENERGIE

Leskist groene energie Pagina 11

Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

WHITEPAPER Nectar 5 e editie onderbouw

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

Nederlands in Uitvoering

Uitdager van de maand. Rekenen Wiskunde, Groep 6. Algemeen

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

Thema 08: Hoeken vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

1 Inleiding. Inleiding. Dit boek gaat over natuur- en scheikunde. Maar wat is natuur-kunde? Wat is schei-kunde? Een voorbeeld uit de

Getal & Ruimte Leerboek 2 vmbo-kgt deel 1

Spreken - Presenteren HV 1. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

DE NETWERKTHERMOMETER LEERLINGEN INSTRUCTIE

Lesplanformulier. Les wordt gegeven in een open ruimte met ronde tafels en een computergedeelte. Een les duurt 50 minuten

Het uitdeuken van een carrosseriedeel

vaardigheden bijlage inhoud vaardig 1 Woordweb maken Veilig werken Diagram maken Verslag maken 125

OPDRACHTKAART. Thema: Drukken. Offsetdrukken 3 Printmaster. Papier in-, door- en uitvoer DR

Stoffen en Reacties 2

Colorimetrische bepaling van het kopergehalte van euromunten experiment 5+

S C I E N C E C E N T E R

Natuur-scheikunde leerjaar 2

Hoe werkt u met Moderne Wiskunde 12 e editie onderbouw?

1 TECHNOLOGISCHE OPVOEDING LEERKRACHTENFICHE

0 Inleiding. De boekenserie De boekenserie Netwerkbeheer met Windows Server 2012 gaat bestaan uit de volgende

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Hoe aardgasvrij woon jij?

Nederlands in Uitvoering

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Actief en zelfstandig leren en werken met Nu voor straks en Techniek om je heen

Transcriptie:

DOCENTENHANDLEIDING NIEUWE NATUUR- EN SCHEIKUNDE NATUUR- EN SCHEIKUNDE VOOR DE ONDERBOUW 1-2 VMBO-B(K) LWOO AUTEURS: J. VAN GEMERT T. JACOBS M. HORDIJK DERDE DRUK MALMBERG 'S-HERTOGENBOSCH WWW.NOVA-MALMBERG.NL

INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave Inleiding Deel 1 Over NOVA...4 1 De methode in hoofdlijnen... 4 1.1 Opbouw... 4 1.2 Leerstof... 4 1.3 Contexten... 4 1.4 Vaardigheden... 5 1.5 Praktisch werk... 5 1.6 Demonstratieproeven... 5 1.7 Opgaven en opdrachten... 5 1.8 Eindtoetsing en diagnostische toetsing (Test Jezelf)... 6 2 Practicum... 6 2.1 en... 6 2.2 Organisatie... 6 2.3 Instructies en vragen... 7 2.4 Aanwijzingen en tips voor afbeeldingen en... proeven... 7 3 Werken met de computer... 7 3.1 Nova en de computer... 8 3.2 De computer als meetinstrument... 8 Deel 2 Hoofdstuk voor hoofdstuk...10 1 Hoofdstuk 1 Natuur- en scheikunde... 10 2 Hoofdstuk 2 Stoffen en hun eigenschappen.. 26 3 Hoofdstuk 3 Water... 35 4 Hoofdstuk 4 Warmte... 55 5 Hoofdstuk 5 Materialen... 80 6 Hoofdstuk 6 Elektriciteit... 90 7 Hoofdstuk 7 Licht... 114 8 Hoofdstuk 8 Geluid... 133 Deel 3 Informatie...146 3.1 Materiaallijst... 146 4 ICT voor leerlingen... 8 5 ICT voor docenten... 9 6 Planning... 9 2

Inleiding In deze docentenhandleiding geven wij u een aantal aanwijzingen. De methode en de handleiding kunnen u helpen om op een didactisch en pedagogisch verantwoorde wijze les te geven. Samen met uw vakmanschap moet dit tot prettige lessen en goede resultaten kunnen leiden. U bepaalt uiteindelijk hoe u de lessen verwezenlijkt, onze tips en de methode zijn daarbij slechts een hulpmiddel. Hoe goed een les ook is voorbereid, de situatie in de les is nooit te voorspellen. Met Nova proberen wij u zo veel mogelijk een helpende hand te reiken. Tijdens gebruikersbijeenkomsten kwam altijd het onderwerp tijd ter sprake. Diverse docenten hadden tijd te kort, andere dames en heren hadden tijd over. De oorzaak is natuurlijk divers: de groepsgrootte, de interesse, motivatie en intelligentie van de groep, de mogelijkheden die u hebt aan materiaal en gereedschap, wel of geen assistentie van een TOA, enzovoort. Het is voor ons onmogelijk voor al die situaties een oplossing te bieden. De factor tijd is, gezien de omstandigheden in uw school, de lesuren die u hebt, iets waar wij bij het maken van de methode weinig invloed op hebben. Daarom een paar suggesties: Als u niet uitkomt met de tijd, bekijk dan in hoofdstuk voor hoofdstuk (deel 2 van deze handleiding) wat u kunt weglaten. Maak van proeven die veel tijd kosten als leerlingenproef ook eens een demonstratieproef. Controleer niet alle antwoorden met de leerlingen klassikaal, maar geef na een aantal lessen de goede antwoorden. Dit kunt u doen via het bord, via de computer op het tv-scherm of een activeboard, vooraf geschreven of op sheet gekopieerde vellen op de overheadprojector. Enkele tips voor als u tijd over hebt: Laat de extra proeven uitvoeren. Ga dieper in op de resultaten van proeven en vul die zo nodig aan. Gaat er iets fout bij een groep tijdens het maken van een proef, bespreek de fout dan klassikaal. Ook bijzondere resultaten van een proef kunnen aanleiding zijn voor een extra bespreking. Maak tijdens de lessen gebruik van de afbeeldingen in de leerwerkboeken. Daarvoor zijn tips bij bepaalde afbeeldingen in deze handleiding gegeven. Ze kunnen tijdens de les al voor een discussie zorgen. U kunt hiervan gebruikmaken via groepsgesprekken of een klassengesprek. Geef leerlingen via internet gerichte opdrachten (naar aanleiding van een aantal afbeeldingen, een proef of een stuk tekst uit het hoofdstuk). Het schrijven van een verslag hiervan (thuis of in de klas) is belangrijk en natuurlijk hoort hierbij een beoordeling die voor het rapportcijfer meetelt. Bespreking in de les mag qua tijd geen probleem vormen. Wij hopen dat u uw lessen op deze manier goed en gemakkelijk kunt laten verlopen. J. van Gemert, T. Jacobs en M. Hordijk 3

DEEL 1 OVER NOVA Deel 1 Over Nova 1 De methode in hoofdlijnen 1.1 Opbouw Elk deel van Nova bestaat uit leerlingen- en docentenmateriaal. In de onderbouw bestaat de methode uit vier delen. Nova vmbo-b(k)/lwoo bestaat uit leerwerkboeken, een website (www.nova-malmberg.nl) met gratis ICT-materiaal en een afgeschermd deel met materiaal waarvoor betaald moet worden (epack). In de leerwerkboeken staat theorie afgewisseld met opgaven en proeven. De opgaven kunnen nagekeken worden via het uitwerkingenboek. Op deze docentensite staan nog extra practicumopdrachten. De docent heeft bij elk hoofdstuk de beschikking over een eindtoets, die in drie bestandsformaten wordt geleverd: een elektronisch toetsprogramma, Word en pdf. Met het elektronisch toetsprogramma kan de docent de leerlingen zelf de eindtoets op de computer laten maken. Met het Word- of pdf-bestand kan een schriftelijke eindtoets worden afgenomen. Er is van de toetsen een A- en een B-versie. Regelmatig verschijnt er een elektronische nieuwsbrief (e-zine; aanmelden via methodesite) met nieuws over actuele vakontwikkelingen, lesideeën, extra opgaven en achtergrondinformatie. In deel 1-2 vmbo-b(k)/lwoo van Nova worden natuur- en scheikunde geïntegreerd aangeboden. 1.2 Leerstof Ieder hoofdstuk begint met een kennisinventarisatie: waar denkt de leerling aan bij het horen van het thema van het hoofdstuk? Op die manier wordt mogelijke voorkennis geactiveerd. De delen 1-2 vmbo-b(k)/lwoo zijn in principe bestemd voor het leerwegondersteunend onderwijs en de basisberoepsgerichte leerweg. Op de methodesite is voor elke paragraaf een extra stukje leerstof opgenomen. Deze leerstof is bedoeld voor de snellere leerlingen die eventueel de kaderberoepsgerichte leerweg willen of kunnen doen. Bij het schrijven van de methode zijn de kerndoelen voor de basisvorming (1998 2003) als uitgangspunt genomen, aangezien die duidelijker specificeren wat daadwerkelijk van de leerlingen wordt verwacht. De kerndoelen worden door deel 1-2 vmbo-b(k)/lwoo en deels door deel 3 vmbo-b volledig gedekt. In deel 2 van deze docentenhandleiding wordt verantwoord waar elk kerndoel aan de orde komt. Bij het schrijven van de delen 1-2 vmbo-b(k)/lwoo en 3 vmbo-b is rekening gehouden met het instroomniveau in het vierde leerjaar. Behalve naar de kerndoelen is ook steeds gekeken naar de herziene eindtermen in de eindexamenprogramma s (2007). De delen van Nova voor de vierde klas sluiten naadloos aan op het onderbouwprogramma en bereiden uw leerlingen optimaal voor op hun examen. Bij de ordening van de leerstof zijn we uitgegaan van een deels concentrische opbouw. De meeste onderwerpen die in deel 1-2 vmbo-b(k)/lwoo behandeld worden, komen later weer terug, en worden dan verdiept en uitgebreid. Voor alle delen hebben we leerstof gekozen die dicht bij de leefwereld van de leerlingen staat. De meer abstracte onderdelen van de leerstof komen voor elk hoofdstuk aan de orde in de extra stukjes op de methodesite. Op die manier sluit de methode aan bij de ontwikkeling van het abstractievermogen van de leerlingen waarvoor we deze methode hebben geschreven. In deze opzet past niet dat er veel aandacht besteed wordt aan het werken met formules. Rekenwerk hebben we tot een minimum beperkt. De extra stof op de methodesite, voor de kaderberoepsgerichte leerweg, bevat wat meer en wat moeilijker rekenwerk. 1.3 Contexten In Nova wordt elk onderdeel van de leerstof gekoppeld aan een bepaalde context. Gezien de kerndoelen en de examenprogramma s ligt dat natuurlijk ook voor de hand. De leerlingen moeten niet alleen theoretische kennis verwerven, maar die ook kunnen toepassen. Het vak moet bijdragen aan het relateren van natuurwetenschappelijke begrippen en methoden aan voor meisjes en jongens herkenbare concrete verschijnselen (kerndoelen 1998 2003). Bij de keuze van contexten hebben we ons als regel aangesloten bij de kerndoelen; een enkele keer hebben we een andere context gebruikt. De meeste hoofdstukken hebben één hoofdcontext, zoals water. Die hoofdcontext wordt geïntroduceerd op de titelpagina van elk hoofdstuk. Door elk hoofdstuk wordt de context in verband gebracht met een of meer beroepen. In de tekst van de paragrafen wordt de context niet tot in detail behandeld. De leerlingen moeten ook leren zelf verbanden te leggen tussen de leerstof en de wereld om hen heen. De tekst van de paragrafen zet de leerlingen daarom wel op het goede spoor, maar kauwt niet alles voor. Sommige verbanden moeten de leerlingen zelf leggen door de opgaven, opdrachten en practica te maken. 4

1.4 Vaardigheden De basisvorming wil vaardigheden een belangrijke plaats in het onderwijs geven. Een grotere nadruk op vaardigheden is een van de kernpunten van de basisvorming. In de kerndoelen van natuur- en scheikunde hebben vaardigheden dan ook een prominente plaats gekregen. Basisvaardigheden zijn onder andere het kunnen gebruiken van verschillende apparaten en het werken met meetapparatuur. Bijvoorbeeld het werken met een brander, voltmeter, ampèremeter, voedingskastje en decibelmeter. Ook instrumenten aflezen, grafieken tekenen en aflezen, hanteren van grootheden zijn belangrijk. Veel opgaven, proeven en andere opdrachten in Nova zijn gericht op het oefenen van vaardigheden. De vaardigheden in de kerndoelen 1 en 2 komen vooral in de opgaven aan bod. Elk hoofdstuk sluit af met een pagina achter je PC. Hier kan de leerling zijn vaardigheden op ICT-gebied toepassen en uitbreiden. Zo zijn (op de docentensite) ook enkele IPCoach-practica opgenomen, die u uw leerlingen onder begeleiding kunt laten uitvoeren. 1.5 Praktisch werk Vaardigheden leer je het beste in de praktijk. Vandaar dat Nova veel aanknopingspunten biedt voor praktisch werk in de vorm van leerlingproeven. De leerlingen worden op allerlei manieren door de methode aan het werk gezet. Het is de bedoeling dat de leerlingen zo veel mogelijk alle praktische opdrachten uitvoeren. Het aanbod is in de methode zeer groot. We gaan ervan uit dat u zelf een keuze maakt uit dat aanbod, naar gelang de mogelijkheden op uw school en uw eigen didactische voorkeur. Waar het niet mogelijk is om de leerlingen de proeven zelf te laten doen, gaan we ervan uit dat u die proeven kunt demonstreren. In de docentenhandleiding staan bij elk hoofdstuk een of meer extra proeven. U kunt hier gebruik van maken als u voldoende tijd hebt, of als extra opdrachten voor de snelle zelfstandige leerlingen. 1.6 Demonstratieproeven Demonstratieproeven zijn proeven die de docent uitvoert, terwijl de klas toekijkt; hoogstens verlenen enkele leerlingen assistentie. In het leerwerkboek worden geen proeven als demonstratieproeven beschreven. In het leerwerkboek zijn alle proeven geschreven om door de leerling uitgevoerd te worden. Het kan in de praktijk mogelijk zijn dat u een proef om een of andere reden niet door de leerlingen kunt laten uitvoeren. U hebt bijvoorbeeld niet genoeg materiaal om de hele klas aan de opdracht te laten werken of de organisatie laat dat voor een bepaalde proef niet toe. Het staat u natuurlijk vrij die proef als demonstratieproef uit te voeren. Bijna elke proef leent zich ervoor om klassikaal gemaakt te kunnen worden. Let er dan wel op dat tijdens de proef de leerling de vragen en opdrachten die bij die proef horen moet kunnen invullen. Het is daarom raadzaam om ook bij een demonstratieproef de stapsgewijze behandeling van de stof aan te houden. Het kan voorkomen dat u niet in de gelegenheid bent om proeven te laten uitvoeren of te demonstreren. Bijvoorbeeld omdat de school niet over voldoende practicumlokalen beschikt of omdat u zelf geen gelegenheid hebt om proeven te demonstreren. Beschrijf dan zo veel mogelijk wat er tijdens de proef gebeurt, zodat de leerlingen weten waar het over gaat en wat ze van de proef moeten leren. 1.7 Opgaven en opdrachten Bij elke paragraaf horen verschillende soorten opdrachten: leerstofvragen, toepassingsvragen en opdrachten. De vragen en opgaven staan in het leerwerkboek, verweven in de tekst, en regelmatig als laatste deel van het behandelde onderwerp. In de proeven staan opdrachten, opgaven en vragen die betrekking hebben op hetgeen gebeurt tijdens de proef en wat de leerling proefondervindelijk vast kan stellen. De leerstofvragen doen een beroep op het geheugen van de leerlingen; om zo n vraag te beantwoorden, hoeven ze alleen maar een stukje leerstof zonder fouten te reproduceren. Leerlingen die het moeilijk vinden om een paragraaf nauwkeurig te lezen, worden door deze vragen nog eens met hun neus op de leerstof gedrukt. WEL/NIET-vragen komen regelmatig voor. Dit soort vraagstelling is vooral bedoeld om de leerling de stof regel voor regel te laten lezen. Ze zijn voornamelijk gericht op het betrekken van de leerling bij het lezen van tekst en opdrachten. Dit soort vragen kan door de leerling al snel worden opgevat als zeer gemakkelijk. Attendeer de leerling erop dat er veel fouten in deze vragen worden gemaakt omdat hij/zij niet goed leest of te snel wil werken. De toepassingsvragen zijn oefeningen in het toepassen van de leerstof. In de methode staan veel (eenvoudige) toepassingsvragen. Deze zijn vooral nuttig om deelvaardigheden te oefenen zoals: een maatcilinder aflezen; een schema natekenen; een teruggekaatste lichtstraal tekenen. 5

DEEL 1 OVER NOVA 1.8 Eindtoetsing en diagnostische toetsing (Test Jezelf) Aan het einde van elk hoofdstuk kunnen de leerlingen een oefentoets maken, onder de naam Test Jezelf. Met deze oefentoets kunnen de leerlingen zelf nagaan in hoeverre ze de leerstof beheersen. Desgewenst kunt u de oefentoets door alle leerlingen laten maken, als officiële diagnostische toets. In de opgaven van de oefentoets wordt de leerstof getoetst. U kunt de diagnostische toets ook via de pc laten maken. Daar heet de toets adviestoets, omdat de leerling een advies krijgt aan de hand van zijn score. Dat advies kan remediërend zijn, maar ook verder oefenen op hetzelfde niveau of doorgaan op een iets hoger niveau. Er is uitgegaan van een vast percentage waarna naar een bepaalde route wordt verwezen. U kunt dit percentage wijzigen naar eigen goeddunken. De oefentoets heeft dezelfde stijl en moeilijkheidsgraad als de eindtoetsen. De uitslag van de oefentoets geeft daardoor een betrouwbaar beeld van wat de leerlingen kennen en kunnen. De oefentoets dekt echter niet de volledige leerstof. Het is goed de leerlingen daarop te wijzen. Voor de eindtoets zullen ze altijd de volledige theorie moeten bestuderen. Een serieuze benadering door de leerling van de oefentoets kan hem een goed inzicht geven in eventuele tekortkomingen van zijn kennis van de stof. Voor elke leerling, maar vooral voor de lwoo-leerling, die voor de oefentoets onvoldoende maakt, is het zinvol de tekortkomingen van zijn kennis aan te vullen. Bijvoorbeeld door herhaling van de leerstof, een persoonlijke benadering of een klassengesprek waarbij leerlingen de vragen uit de Test Jezelf aan elkaar verklaren of uitleggen. En natuurlijk kan het elektronisch advies opgevolgd worden. De diagnostische toets (eindtoets) van elk hoofdstuk bestaat uit: 20 waar/niet waar-vragen; 10 meerkeuzevragen; 5 open vragen over de basisstof (niet in elektronische variant). Van alle eindtoetsen zijn twee versies beschikbaar. 2 Practicum 2.1 en Bij elk hoofdstuk van Nova hoort een aantal proeven. Alle proeven zijn beschreven als leerlingproeven. Zoals in 1.6 opgemerkt staat het u vrij een andere vorm van practicum te kiezen. Klassikaal practicum, dus iedereen met dezelfde proeven en opdrachten bezig laten gaan, is hetgeen wij vooral hebben beoogd. Natuurlijk zijn sommige proeven (en groepen van leerlingen) minder geschikt om al deze proeven zelf te doen. Werken in groepen van twee is aan te bevelen. Sommige leerlingen kunnen niet samen met anderen werken. Sociaal of emotioneel zijn zij daar niet toe in staat. Laat indien mogelijk deze leerlingen alleen werken, maar zet ze voor zover de situatie dat toelaat dicht bij elkaar. Zo ondervinden zij toch steun van elkaar en zullen ze in de loop van de tijd tot een beter contact komen. Soms kunnen proeven te moeilijk zijn qua stof of is er te weinig materiaal voor iedereen. Doe zo n proef dan eens als demonstratieproef of laat die proef in grotere groepen maken. Een klassengesprek na zo n proef kan zeer verhelderend zijn. De proeven in Nova hebben twee functies: het leren werken met instrumenten en apparatuur; het ondersteunen van de begripsontwikkeling. In Deel 3 van deze handleiding vindt u een overzicht van de materiaallijst voor alle proeven. Bij elke proef wordt in het leerwerkboek aangegeven welke instrumenten en apparatuur de leerlingen kunnen gebruiken. In het overzicht bij ieder hoofdstuk is dit eveneens opgenomen. Ook staat in de tabel welke voorbereiding eventueel nodig is of aan welke extra benodigdheden u moet denken. Daarnaast geven we adviezen en tips die we zelf in de praktijk hebben ondervonden en waar u uw voordeel mee kunt doen. Soms moeten de materialen of resultaten van een proef bij een volgende proef of opdracht worden gebruikt. Wij geven dit zo veel mogelijk aan, zodat u niet voor verassingen komt te staan omdat de materialen zijn opgeruimd (weggegooid). We hebben geprobeerd om elke proef te richten op één concrete doelstelling. De titel van elke proef geeft die doelstelling meestal al aan. Dat maakt het gemakkelijker om de koppeling met de leerstof te maken. We adviseren om elke proef goed in te leiden en na te bespreken. Dit voorkomt dat proeven los komen te staan van het lesgebeuren en een te laag leerrendement hebben. De tijd die voor het uitvoeren van een proef nodig is, varieert van proef tot proef. Voor de meeste proeven is 15 tot 25 minuten voldoende. Een les lang proeven doen is voor leerlingen in klas 1 en 2 meestal wat te veel gevraagd. 2.2 Organisatie Voor het slagen van een proef is een goede organisatie een eerste vereiste. Wij hebben goede ervaringen met de volgende manier van werken: 6

Inleiding De docent vertelt kort: a wat het doel is van de proef en welke relatie er met de leerstof bestaat; b eventueel: hoe de leerlingen bepaalde belangrijke handelingen moeten uitvoeren (bijvoorbeeld hoe ze een maatcilinder moeten aflezen). Een goede groep leerlingen kan genoeg hebben aan de tekst uit het boek of werkboek en dan is uitleg overbodig; c waar de leerlingen het practicummateriaal kunnen vinden en waar ze dat materiaal na afloop weer moeten opbergen. Uitvoering De leerlingen voeren (bij voorkeur in groepen van twee) de proeven uit, en beantwoorden de bijbehorende vragen. Ze doen dat als regel zelfstandig, met weinig of geen begeleiding. Afsluiting De docent bespreekt met de leerlingen wat de resultaten zijn (voor zover ze die al uitgewerkt hebben) en laat ze een relatie leggen met het doel van de proef. De leerlingen bergen zelf het practicummateriaal op. Daarna lezen ze de paragraaf waar de proef bij hoort (als die niet te moeilijk is), en maken de vragen en opgaven. Snelle en goede leerlingen kunnen de extra opdrachten maken (op de methodesite) of helpen bij langzamere groepen (opruimen). Deze wijze van werken maakt het mogelijk om tempoverschillen tussen de leerlingen zonder veel problemen op te vangen. Extra proeven Voor de meeste hoofdstukken zijn er een of meer extra proeven. Deze extra proeven verrijken de leerstof. U vindt de extra proeven in deze docentenhandleiding bij punt 2.4 aanwijzingen en tips voor afbeeldingen en proeven na het overzicht van de proeven per hoofdstuk. De aanwijzingen en tips voor deze extra proeven staan op de plaats waar u ze in het hoofdstuk het beste zou kunnen behandelen. De extra proeven zijn geschreven op dezelfde wijze als de proeven in het leerwerkboek. U kunt het aantal exemplaren dat u nodig hebt van elke proef afdrukken en aan de leerlingen uitdelen. De extra proeven zijn zo opgemaakt dat u ze eenvoudig uit kunt printen en direct kunt uitdelen aan uw leerlingen. 2.3 Instructies en vragen De tekst van de proeven bestaat uit instructies, opdrachten en vragen. Vragen en opdrachten zijn er om te kijken of de leerlingen de leerstof begrijpen, maar ook om ze zelf teksten goed te laten begrijpen (lezen). Het kan betekenen dat de leerlingen zelf iets moeten doen. Dit kan betekenen dat ze iets moeten uitvoeren, kleuren of knippen, en dergelijke. De instructies geven aan welke handelingen de leerlingen tijdens de proef moeten uitvoeren. De instructies zijn zo duidelijk geformuleerd dat de meeste leerlingen geen hulp nodig hebben. Het is niet nodig de leerlingen voortdurend te assisteren. Bij veel proeven zult u min of meer de handen vrij hebben. Hierdoor is soms tijd om met de leerlingen in gesprek te gaan, en ze aan het denken (reflecteren) te zetten. We adviseren om de leerlingen regelmatig te vragen waar het nu eigenlijk om gaat. U zou daarvoor enkele gerichte vragen achter de hand kunnen houden. Dat voorkomt dat de leerlingen braaf doen wat er staat, zonder er veel van op te steken. De (genummerde) vragen en opdrachten geven aan, waar de leerlingen tijdens de proef op moeten letten. In het leerwerkboek is ruimte vrijgelaten om de antwoorden te noteren. Het is zeer nuttig om in de nabespreking alle antwoorden na te lopen. 2.4 Aanwijzingen en tips voor afbeeldingen en proeven In deel 3 van de handleiding vindt u per hoofdstuk informatie bij de afbeeldingen. Bij vragen over afbeeldingen kunt u dieper op de stof ingaan. Vandaar dat bij sommige afbeeldingen uit het leerwerkboek enkele tips of ideeën zijn gegeven. Praten over een afbeelding kan leiden tot een klassengesprek. Ook kan het leerlingen aansporen om gegevens over dit onderwerp op internet op te zoeken. Ook vindt u in deel 3 informatie over de proeven, evenals de extra practica. 3 Werken met de computer De derde druk van Nova is een zogenaamde emethode. Dat wil zeggen dat u als docent uitgebreide mogelijkheden krijgt om met behulp van ict uw leerlingen op strikt individuele basis te sturen, als u dat wilt. Via de adviestoets bij dit zogenaamde concept 2.0 geeft de software de leerling advies over te volgen leerroute op basis van diens individuele scores. Met concept 2.0 is er voor gekozen bepaalde stof, die zich beter leent om elektronisch aan te bieden, vooral te benaderen via de pc. De DiAcs zijn daar bij Nova een voorbeeld van (zie 4). Het digitale lesmateriaal van Malmberg wordt aangeboden via een epack-licentie die vooralsnog als los product dus naast de boeken wordt gepresenteerd. De licentie geeft de leerlingen toegang tot diverse onlineapplicaties. Met dit 7

DEEL 1 OVER NOVA lesmateriaal kunnen uw leerlingen op een andere manier aan de leerdoelen werken dan met de Nova-boeken. 3.1 Nova en de computer De computer kan op veel manieren worden ingezet bij het vak natuur- en scheikunde. Voor de onderbouw zou u bijvoorbeeld kunnen denken aan: 1 hulp bij het oplossen van vraagstukken; 2 het zoeken van informatie (via de methodesite of via internet); 3 het simuleren van de stralengang bij lenzen; 4 het meten van de temperatuur van een gasvlam; 5 het verwerken van gegevens tot een grafiek; 6 het maken van verslagen met de tekstverwerker; 7 het meten van een spanning met de computer; 8 het bekijken van instructieve filmpjes op methodesite; 9 het behandelen van leerdoelen via een andere didactiek; 10 het maken van podcast presentaties. Er zijn dus allerlei mogelijkheden om leerlingen met de computer te laten werken. Of u die mogelijkheden ook kunt benutten, hangt sterk af van de situatie op uw school: welke apparatuur is daar aanwezig, is die beschikbaar tijdens uw lessen, en is er voldoende (geld voor) geschikte software? Nova biedt wel allerlei aanknopingspunten om de computer zinvol in te zetten. U bent echter vrij in de manier waarop. We laten het aan u over om een keuze te maken uit de vele mogelijkheden, uitgaande van de situatie op uw school en uw eigen mogelijkheden. De uitgever biedt gebruikers van Nova ruime mogelijkheden om de computer in hun lessen te gebruiken. In de eerste plaats kunt u gebruikmaken van de methodesite (een leerlingen-epack en een docenten-epack); zie daarover de paragrafen 4 en 5 verderop in deze handleiding. Zie http://www.nova-malmberg.nl 3.2 De computer als meetinstrument Als u beschikt over de benodigde hard- en software, kunt u de computer gebruiken als meetinstrument. U kunt dat doen bij demonstratieproeven. Deel 1-2 vmbo-b(k)/lwoo biedt daarvoor ook aanknopingspunten. In hoofdstuk 3 Water : een temperatuursensor ijken met smeltend ijs en kokend water; de temperatuurtoename meten bij verwarming van water. In hoofdstuk 4 Warmte : de temperatuur van een vlam bepalen; temperaturen meten. In hoofdstuk 6 Elektriciteit : spanning en stroom meten; schakelingen simuleren. In hoofdstuk 7 Licht : schaduwbeelden; beelden omzetten in spiegelbeelden. In hoofdstuk 8 Geluid : een geluidstrilling vastleggen; een klank vastleggen; de geluidssnelheid meten in lucht of een andere stof. 4 ICT voor leerlingen De leerlingen-epack biedt leerlingen de mogelijkheid de leerdoelen op een alternatieve manier tot zich te nemen. Vaak vinden kinderen het leuker om met de computer te werken. Daarnaast kun je met behulp van de computer bepaalde gecompliceerde processen makkelijker toegankelijk maken. Veel leerlingen beschikken thuis over een computer. Op de epack staat aanvullend en ondersteunend materiaal; met het leerwerkboek kunnen ook alle leerdoelen gehaald worden. De leerlingen zullen ervaren dat de leerlingenepack het leren vergemakkelijkt en aantrekkelijker maakt. Bovendien worden de leerdoelen op een moderne wijze aangeboden. Onderdelen van de leerlingen-epack Adviestoets Al het diagnostisch toetsmateriaal (Test Jezelf) is beschikbaar op de leerlingen-epack. De leerling krijgt direct feedback en de toets wordt meteen nagekeken. Er wordt een score bijgehouden van de resultaten van de leerling. De elektronische toets wordt hier adviestoets genoemd, omdat de leerling een advies krijgt aan de hand van zijn score. Dat advies kan remediërend zijn (de theorie via de computerlessen), maar ook verder oefenen op hetzelfde niveau (keuzestof) of doorgaan op een iets hoger niveau (extra s). Er is uitgegaan van een vast percentage waarna naar een bepaalde route wordt verwezen. U kunt dit percentage wijzigen naar eigen goeddunken. Begrippenlijst Van de meeste begrippen uit het leerwerkboek worden de definities gegeven. Die begrippen zijn ook gekoppeld aan de hoofdstukken. 8

Simulaties Bij ieder hoofdstuk is in de computerlessen een aantal aantrekkelijke simulaties gegeven. Sommige simulaties zijn interactief: leerlingen kunnen zelf variabelen instellen en de gevolgen daarvan bekijken/leren. Deze interactieve simulaties zijn ook los te benaderen als Digitale Activiteiten (DiAc). Kennisspel In de leerwerkboeken (eerste oplage) wordt ten onrechte verwezen naar het Kennisspel. De software waaronder dat is geschreven, is helaas niet compatibel met die van de Nova leeromgeving. De resultaten zijn eenvoudig te exporteren naar het leerlingvolgsysteem op uw school. In de leerroute(s) kunt u eigen materiaal, zoals video s, filmpjes of tekst eenvoudig integreren. Niet eerder was er een programma beschikbaar dat u zo eenvoudig volledige controle geeft over uw klas, zelfs wanneer uw leerlingen achter de pc misschien wel thuis! aan het werk zijn of waren! 6 Planning 5 ICT voor docenten Op de docenten-epack zijn de docentenhandleiding en alle eindtoetsen opgenomen. De toetsen zijn als pdf en als Word-bestand opgenomen, zodat u die kunt wijzigen om bijvoorbeeld paralleltoetsen te maken of om aanvullingen naar wens toe te voegen. Verder krijgt u de beschikking over een elektronisch toetsprogramma. Met dit programma kunt u eenvoudig zelf digitale toetsen maken. Niet alleen meerkeuzevragen, maar ook open vragen en matchingvragen behoren tot de mogelijkheden. Verder kunt u zelf bestanden (video s, applets, enzovoort) aan uw toetsvragen toevoegen. Een duidelijk pluspunt is dat de gemaakte toets meteen door de computer wordt nagekeken. Dit kan u veel correctiewerk uit handen nemen. De epack voor docenten bevat tevens alle computerlessen voor de leerlingen. Het materiaal is eenvoudig in uw eigen elektronische leeromgeving te hangen (scorm-pakketten). Daarnaast bevat de epack IPCoachproeven (inclusief werkbladen) en een zogenaamde Presentator waarmee u via beamer en/of activeboard met behulp van computerlessen bepaalde zaken klassikaal kunt presenteren. Vanzelfsprekend kunt u uw eigen aantekeningen aan dit materiaal toevoegen. Ook kunt u via Presentator de pdf van het leerwerkboek klassikaal tonen en bepaalde afbeeldingen uitlichten om bijvoorbeeld extra uitleg te geven. Met behulp van de epack kunt u (zelfs per leerling) leerroutes klaar zetten. U kunt bijhouden waar iedere afzonderlijke leerling mee bezig is en wat hij heeft gedaan, evenals de tijd die daarvoor gebruikt is. Verder kunt u de resultaten van individuele leerlingen vergelijken met die van het klassengemiddelde (of dat van andere klassen). In deze paragraaf kunnen we niet gedetailleerd aangeven hoeveel tijd u voor de behandeling van elk hoofdstuk en elke paragraaf moet uittrekken. U kunt meer of minder aan practicum doen, alle opgaven laten maken of een keuze daaruit. Ook zult u met de ene klas sneller kunnen werken dan met de andere. Om al deze redenen vindt u hieronder niet meer dan een globale tijdsplanning. Lestijden 80 lesuren 120 lesuren Hoofdstuk 1 8 lessen 12 lessen Hoofdstuk 2 10 lessen 15 lessen Hoofdstuk 3 13 lessen 19 lessen Hoofdstuk 4 9 lessen 14 lessen Hoofdstuk 5 8 lessen 12 lessen Hoofdstuk 6 12 lessen 18 lessen Hoofdstuk 7 10 lessen 15 lessen Hoofdstuk 8 10 lessen 15 lessen Opgegeven is het aantal lessen dat nodig is voor het behandelen van de leerstof (dus inclusief toetsen). Op sommige scholen wordt in klas 1 één lesuur Nask gegeven. Als u dan voor beide leerjaren 80 lesuren hebt, is het noodzakelijk leerwerkboek A volledig te behandelen. Hebt u 120 lesuren, dus twee lesuren in het tweede leerjaar, dan kunt u in klas 1 drie hoofdstukken behandelen en in klas 2 de overige vijf. Houd er wel rekening mee dat de leerling leerwerkboek A dan in beide leerjaren moet gebruiken! Op scholen waar in klas 2 wordt begonnen met Nask moeten leerwerkboek A en B volledig worden doorgewerkt. Dit vereist in geval van 80 uur een strikte planning. 9

DEEL 2 HOOFDSTUK VOOR HOOFDSTUK Deel 2 Hoofdstuk voor hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 Natuur- en scheikunde Hoofdstuk 1 heeft het karakter van een kennismaking. Het belangrijkste doel van dit hoofdstuk is dat de leerlingen een reële indruk krijgen van het schoolvak natuur- en scheikunde. Aan de hand van hoofdstuk 1 kunt u de leerlingen duidelijk maken waar het vak natuur- en scheikunde over gaat. In elke paragraaf komen onderwerpen aan de orde die in het teken staan van de praktisch gerichte opzet van deze methode. Theoretische kennis en praktische toepassing zijn twee kanten van het vak die in elk hoofdstuk terugkomen. U kunt de leerlingen met dit hoofdstuk ook een indruk geven van wat ze bij het vak natuur- en scheikunde allemaal gaan doen. U kunt alle leerlingactiviteiten de revue laten passeren: luisteren naar uitleg, kijken naar demonstratieproeven, een leergesprek voeren, opgaven maken, proeven uitvoeren, enzovoort. In hoofdstuk 1 wordt bijvoorbeeld ook aan kerndoel 2 gewerkt. Daarnaast maken de leerlingen kennis met het doen van practicum (vergelijk kerndoel 3). Basisvaardigheden zoals meetinstrumenten gebruiken en basisbegrippen als lengte, tijd, massa en volume komen aan de orde. Kerndoel 2 De leerlingen kunnen natuur- en scheikundige aspecten in maatschappelijke situaties herkennen en de positieve en negatieve elementen hierin onderscheiden. Kerndoel 3 De leerlingen kunnen zo zelfstandig mogelijk een eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek van beperkte omvang voorbereiden, uitvoeren en beschrijven (...). bij afbeeldingen Vragen over afbeeldingen geven aanleiding om dieper op de stof in te gaan. Daarom volgen bij sommige afbeeldingen enkele tips of ideeën. Soms kan dit leiden tot een klassengesprek. Maar ook kunt u leerlingen aansporen om gegevens van het onderwerp (op internet) op te zoeken. Voor enkele afbeeldingen vindt u hieronder extra informatie of tips. Openingsafbeelding paragraaf 1 U kunt met de leerlingen bespreken wat er op deze afbeelding staat en wat dit met natuur- en scheikunde te maken heeft. Afbeelding 1 t/m 3 allemaal natuur- en scheikunde Dit natuurgeweld is ook natuurkunde. Het kan aanleiding zijn tot een gesprek waarin de leerlingen zelf aangeven welke natuurverschijnselen zij (her)kennen. Afbeelding 2 t/m 7 Scheikunde valt ook onder de natuurverschijnselen. Er zijn scheikundige processen die op natuurlijke wijze ontstaan zoals bliksem en donder of het roesten van ijzer. Veel scheikunde wordt door de mens gedaan, bijvoorbeeld bij het maken van kunststof en het fabriceren van materialen als tandpasta, benzine, enzovoort. Afbeelding 8 Met je zintuigen kun je waarnemen. Dat je kunt waarnemen zullen de leerlingen wel beseffen. Maar dat je zintuigen niet altijd hetzelfde waarnemen en dat de waarneming niet voor iedereen hetzelfde is kunt u bespreken aan de hand van deze afbeelding. Afbeelding 13 Een liniaal en een oscilloscoop zijn allebei meetinstrumenten. Voordat u met de les in het boek verdergaat kunt u met de leerlingen bespreken welke meetapparaten ze zelf al kennen. Het blijken er een heleboel te zijn. Afbeelding 20 Er zijn veel verschillende mogelijkheden om lengte te meten. Op deze afbeelding staan diverse meetgereedschappen om lengte te meten. Probeer samen met de leerlingen nog meer andere meters op te noemen. Afbeelding 21 Als je met een liniaal meet, moet je bij de nul beginnen. Dit lijkt logisch, maar er zijn meetgereedschappen waarbij de 0 (nul) helemaal vooraan begint en andere weer niet. Denk maar aan de maatlat die in de werkplaats wordt gebruikt, het meetlint dat bij naaldvakken wordt gebruikt en een gewone duimstok. Afbeelding 26 500 ml is hetzelfde als 500 cm 3. Deze afbeelding kunt u gebruiken om met de leerlingen te praten over de aanduiding van de hoeveelheid die op verpakkingen staat. Het e-tje op een verpakking geeft aan dat het genoemde getal (gewicht, volume) een gemiddelde is. De in de industrie gebruikte machines zijn niet zo heel erg nauwkeurig, er zit altijd een marge in. Bovendien zijn veel producten niet homogeen van samenstelling (klontjes, stukjes), waardoor het gewicht kan variëren bij hetzelfde volume. Om te kunnen garanderen dat er in een pak sinaasappelsap inderdaad minimaal 1 liter zit, moet de fabrikant de machine bijvoorbeeld afstellen op 1020 ml, 10

dus een marge van 2% in acht nemen. Op tienduizenden liters sap tellen die 20 ml per pak extra natuurlijk aardig aan en de fabrikanten willen dus liever gemiddeld 1000 ml toevoegen in plaats van 1020. Zo'n gemiddelde wordt dan aangegeven met het e-teken. Nu moet de fabrikant zich wel aan wettelijke marges houden, die niet te groot mogen zijn. Deze marges zijn: hoeveelheid (g of ml) tussen 5 50 9% 50 100 4,5 g toegestane afwijking 100 200 4,5 % 200 300 9 g 300 500 3 % Afbeelding 37 Als je de regels opvolgt, kun je ongelukken voorkomen. Bespreek deze veiligheidsregels uitgebreid met de leerlingen. Vertel er desnoods bij dat er sancties staan op slecht gedrag tijdens het practicum. Neem ook heel goed met de leerlingen door waar de veiligheidsmiddelen in het lokaal zijn en leg uit hoe ze worden gebruikt als het nodig is. Afbeelding 42 Een koortsthermometer en een oventhermometer. Dit zijn slechts twee van de vele verschillende thermometers die er zijn. In een gesprek met de klas kunt u er nog een flink aantal meer bespreken. Afbeelding 47 en 48 weegapparatuur Ook voor weegapparatuur kunt u met de leerlingen nog een aantal andere apparaten vinden die bekend zijn. 500 1000 15 g 1000 10 000 1,5 % Aanwijzingen en tips bij de proeven Proef 1 Je voelt warm en koud. Voorbereiding De leerling moet ervaren dat hij met zijn zintuigen kan waarnemen, maar dat deze niet goed genoeg zijn voor een nauwkeurige meting. 3 bekerglazen van 100 ml 3 ijsblokjes koud water uit de kraan warm water van ongeveer 40 tot 45 C 1 roerstaaf Zorg voor voldoende ijsblokjes minstens drie stuks per groep (van twee leerlingen), en warm water van ongeveer 45 C, 75 ml per groep. Deel de leerlingen mee dat het water in bekerglas 3 van afbeelding 9c al gevuld is met de juiste hoeveelheid water met de juiste temperatuur. Of zorg voor zeer warm, eventueel kokend water, ongeveer 25 ml per groep. Maak vooraf goede afspraken met ze, omdat dit de eerste proef is die de leerlingen doen. 11

DEEL 2 HOOFDSTUK VOOR HOOFDSTUK Proef 2 Gezichtsbedrog Voorbereiding De leerling leert dat de zintuigen niet altijd betrouwbaar zijn. Bij deze proef is alleen afbeelding 12 nodig. In verband met het leren meten van lengten met een geodriehoek adviseren wij u om uit te leggen hoe kleine lengten met de geodriehoek gemeten moeten worden. Werkwijze Zorg voor voldoende linialen als het niet gebruikelijk is dat de leerling zelf een geodriehoek of liniaal bij zich moet hebben. In dat geval zijn stalen maatlatten van 30 cm lengte aan te bevelen. Proef 3 Meten in centimeters en millimeters Werkwijze De leerling leert meten met een maatlat. 1 liniaal van 30 cm Het is niet aan te bevelen deze lengten met een geodriehoek te laten meten. Lengten tot 7 cm gaat nog, maar dan komen er voor veel leerlingen grote problemen. Extra proef 1 Meten in millimeters De leerling leert meten in millimeters. 1 liniaal van 30 cm Het is niet aan te bevelen deze lengte met een geodriehoek te laten meten. Lengten tot 7 cm gaat nog, maar dan komen er voor veel leerlingen grote problemen. Proef 4 Meten van lange voorwerpen Voorbereiding De leerling leert dat je voor het meten van lange voorwerpen ander meetgereedschap nodig hebt. 1 duimstok van 1 of 2 meter 1 liniaal van 30 cm Per groep is een duimstok van 1 meter aan te bevelen. De duimstok liefst van zwart gekleurd aluminium met witte letters. Dit is duidelijker dan de stalen duimstokken, omdat die niet goed (onduidelijk) afleesbaar zijn. Houten duimstokken kunnen natuurlijk ook, maar deze zijn sneller aan vervanging toe en beslist niet zo stevig. 12

Extra proef 2 Volume meten met een maatcilinder Voorbereiding Werkwijze De leerling leert het volume van een vloeistof meten met een maatcilinder. 1 maatcilinder van 100 ml 1 maatcilinder van 250 ml 1 trechter 1 reageerbuis 1 borrelglas 1 koffiekopje 1 plastic drinkbeker 1 limonadeflesje 1 limonadeglas eventueel nog enkele andere voorwerpen Het gemakkelijkst is voor elke groep zes dezelfde voorwerpen te hebben waar de inhoud van bepaald moet worden. Dit vergemakkelijkt het corrigeren, daar alle leerlingen dan ongeveer dezelfde uitkomsten moeten hebben. Voor een borrelglas kan natuurlijk een plastic maatbekertje genomen worden. De andere voorwerpen zijn gemakkelijke voorwerpen. Maakt u gebruik van andere voorwerpen, laat dan vooraf de leerlingen een verandering in de tabel maken, dat voorkomt vragen tijdens het maken van de proef. Natuurlijk is het ook mogelijk de verschillende voorwerpen te laten rouleren. Dit heeft als nadeel een minder rustig geheel in de klas en wat meer organisatie tijdens de les. Het komt nogal eens voor dat de leerlingen het water na het meten van een voorwerp niet uit de maatcilinder gooien, dus de inhouden optellen, dit is natuurlijk niet de bedoeling. Proef 5 De brander Voorbereiding Werkwijze 1 brander met slang 1 reageerbuisje 1 stukje wit kladpapier lucifers of een aansteker Indien u een andere brander dan de teclubrander gebruikt, is het beter vooraf te bespreken wat de verschillen zijn, zodat de leerling niet voor verassingen komt te staan. De eerste opdracht van deze proef: draai de buis los van de brander. Dit wil nog wel eens problemen geven. Het kan zijn dat u dit deel van de proef liever demonstreert. Ook is het mogelijk om een leerling dit deel van de proef voor te laten doen. Laat wel zien dat het gaatje waar het gas uit stroomt erg klein is. Blaas eventueel door de ingang van de gasaansluiting om de leerlingen te laten zien dat met de gasregelaar (knop B in afbeelding 39) de gastoevoer te regelen is. Het gebruik van kleurpotloden om een opdracht te maken komt veelvuldig voor. Als de leerlingen zelf voor de kleurpotloden moeten zorgen is het aan te bevelen ze erop te wijzen dat viltstiften ook de achterkant van het papier kleuren. Misschien kunt u een aantal dozen met kleurpotloden als inventaris aanschaffen. 13

DEEL 2 HOOFDSTUK VOOR HOOFDSTUK Proef 6 De thermometer Voorbereiding Werkwijze De leerling leert: meten met een vloeistofthermometer; dat tijdens het smelten van ijs de temperatuur constant 0 C blijft; dat tijdens het koken van water de temperatuur constant 100 C blijft. 1 bekerglas 250 ml 1 brander met slang 1 driepoot met gaas 1 roerstaafje 1 horloge of klok 1 thermometer 10 C tot 110 C 5 ijsblokjes Per groep 5 ijsblokjes, of 5 ijsblokjes (demonstratieproef). Als u de proef als demonstratieproef uitvoert is het gebruik van een demonstratiethermometer aan te bevelen. Als demonstratieproef voor wat betreft het smelten en koken. Laat wel telkens verschillende leerlingen de thermometer af komen lezen zodat ze ervan overtuigd zijn dat de temperatuur ook werkelijk constant blijft of gebruik een grote demonstratiethermometer zodat ze hem allemaal redelijk goed kunnen zien. Vanaf vraag 11 is het aan te bevelen de leerlingen de proef zelf (of in groepjes van 2) uit te laten voeren Extra proef 3 De thermometer extra De leerling krijgt extra oefening in meten met een thermometer. 1 thermometer Proef 7 De digitale weegschaal Voorbereiding Werkwijze De leerling leert wegen met een digitale weegschaal. 1 digitale weegschaal 10 verschillende blokjes Zorg voor 10 verschillende blokjes per groep. Nummer de blokjes willekeurig van 1 tot en met 10. Het is ideaal als u voor elke groep dezelfde setjes van 10 blokjes hebt; dit is handig bij het corrigeren. Pas op dat het blokje met de grootste massa kleiner is dan het bereik van de balans. Natuurlijk is het ook mogelijk de verschillende blokjes te laten rouleren. Dit heeft als nadeel een minder rustig geheel in de klas en wat meer organisatie tijdens de les. 14

Extra proef 4 De kracht van de lucht Voorbereiding De leerling leert dat lucht grote kracht kan leveren. 1 leeg drinkblikje 1 maatcilinder van 10 ml 1 bekerglas van een liter (1L) 1 horloge 1 kroezentang 1 brander met driepoot en gaasje. lucifers Zorg per groep voor een leeg drinkblikje of doe de proef als demonstratieproef. Zorg dan minimaal voor twee blikjes; de eerste keer schrikken de leerlingen en ze vragen zeker om deze proef nog een keer te doen. Als u de proef door leerlingen laat doen, houd dan in de gaten dat ze niet te veel water in het blikje doen voordat ze het verwarmen, in verband met uitstromend kokend water bij het omkeren van het blikje. Extra proef 5 Luchtdruk Voorbereiding Werkwijze De leerling leert dat de luchtdruk om ons heen alle kanten uit werkt. 1 reageerbuis 1 reageerbuizenrekje 1 fles 1 glazen buisje 1 stukje stevig papier 1 schaar 1 liniaal 1 potlood 1 watervaste viltstift Per groep een stukje stevig kladpapier dat zij kunnen verknippen, of nog beter is stukjes voorgeknipt kladpapier van 3 x 3 cm klaar te hebben. Natuurlijk kan van een cola- of limonadeflesje gebruikgemaakt worden, maar een erlenmeyer of kookkolf zijn ook goed bruikbaar. We adviseren een glazen staafje dat ongeveer 10 cm langer is dan het flesje. Indien u snel door wilt werken, of om een andere reden, kan het wenselijk zijn de leerlingen een reageerbuisje te geven waarop al een streep (met watervaste viltstift, glaspotlood, of nog blijvender met verf) op 8 cm van de onderkant is gemaakt. Het voert te ver om hier ook in te gaan op de cohesie- en adhesiekrachten die ook een rol spelen bij deze proef. 15

DEEL 2 HOOFDSTUK VOOR HOOFDSTUK Extra proef 6 Verbranden van magnesium Voorbereiding Werkwijze De leerling leert dat magnesium een metaal is dat kan branden. 1 veiligheidsbril 1 kroezentang 1 stukje magnesiumlint van 2 cm 1 stukje schuurpapier 1 waxinelichtje lucifers Per leerling 1 stukje magnesium van 2 à 3 cm. Na het verbranden van een stukje kan ook de andere leerling een stukje magnesium verbranden. Dat voorkomt tevens de vraag of ze het nog een keer mogen doen. Ze vinden dit vaak een leuke opdracht. Denk aan de veiligheidsbrillen en waarschuw ze de proef niet van te dichtbij te doen wegens brandgevaar van hun kleding. Extra proef 7 Magneten Werkwijze De leerling leert dat gelijknamige polen elkaar afstoten en ongelijknamige polen elkaar aantrekken. 2 staafmagneten 1 hoefmagneet Gebruikt u magneten die een andere kleur dan rood/wit hebben, bijvoorbeeld rood/groen, vertel de leerling dan vooraf dat ze wit lezen als groen, of laat ze in hun boek wit doorstrepen en de andere kleur hiervoor in de plaats invullen. Hebt u magneten van één kleur, verf ze in rood/wit, dan bent u jaren van de narigheid af. Pas alleen op dat de noordpolen rood en de zuidpolen wit gekleurd zijn. Extra proef 8 Elektriciteit en magnetisme Werkwijze De leerling leert dat elektriciteit en magnetisme veel met elkaar te maken hebben. 1 veiligheidsbril 2 tonvoeten 2 isolatoren 2 snoeren 1 regelbare voeding voor 0-30 volt wisselspanning 1 staafmagneet 1 niet-magnetisch stalen staafje 60 cm constantaandraad van 0,2 mm Deze proef is een mooie proef om als demonstratie te doen, waarbij de leerlingen om de beurt als assistent kunnen helpen. Als het lokaal tijdens de proef een beetje verduisterd wordt, is de proef nog aantrekkelijker. Het gloeien van de draad komt veel beter uit en de trillingen en golven ook. 16

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 Extra proef 1 METEN IN MILLI-METERS WAT JE NODIG HEBT 1 liniaal van 30 cm UITVOERING Meet de lijnen in afbeelding 1 op. 1 Vul de gevonden maten in. afbeelding 1 Meet de lengte op en vul in hoe lang de lijnen zijn. 2 Teken hieronder nu zelf lijnen. Begin bij de stip. een lijn van 24 mm een lijn van 61 mm een lijn van 100 mm een lijn van 19 mm een lijn van 8 mm 17

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 ANTWOORDEN EXTRA PROEF 1 1 afbeelding 1 antwoord Meet de lengte op en vul in hoe lang de lijnen zijn. 2 een lijn van 24 mm een lijn van 61 mm een lijn van 100 mm een lijn van 19 mm een lijn van 8 mm 18

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 Extra proef 2 VOLUME METEN MET EEN MAAT-CILINDER WAT JE NODIG HEBT 1 maat-cilinder van 100 ml 1 maat-cilinder van 250 ml 1 trechter 1 reageerbuis 1 borrel-glas 1 koffie-kopje 1 plastic drink-beker 1 limonade-flesje 1 limonade-glas eventueel nog enkele andere voorwerpen UITVOERING Je hebt nu zes voorwerpen gekregen waar je het volume van moet meten. Zet de maat-cilinder van 100 ml voor je op tafel. Vul de reageerbuis tot de rand met water. Giet dit water voorzichtig in de maat-cilinder. Lees op de maat-cilinder het volume van de reageerbuis af. 1 Vul in tabel 1 het volume van de reageerbuis in. Zet ook de eenheid achter het volume dat je invult. voorwerp inhoud reageerbuis borrel-glas koffie-kopje drink-beker limonade-flesje limonade-glas tabel 1 19

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 Giet het water uit de maat-cilinder. Vul het borrel-glas tot de rand met water. Giet dit water voorzichtig in de maat-cilinder. Vul in de tabel het volume van het borrel-glas in. Giet het water uit de maat-cilinder. Neem nu de maat-cilinder van 250 ml. Zet de trechter in de maat-cilinder. Vul het koffie-kopje tot de rand met water. Giet het water voorzichtig in de maat-cilinder (afbeelding 2). afbeelding 2 Zo vul je een maat-cilinder met behulp van een trechter. Lees het volume van het koffie-kopje af. Vul het volume van het koffie-kopje in de tabel in. Giet het water uit de maat-cilinder. Meet zo ook de inhoud van de andere voorwerpen. Vul de inhoud telkens in de tabel in. Zet de lege maat-cilinder van 250 ml voor je. Vul het koffie-kopje met water, maar niet tot de rand. Doe er zo veel water in als je normaal een kopje met koffie vult. Giet dit water door de trechter in de maat-cilinder. 2 Hoe groot is het volume van de koffie die je uit het kopje drinkt? ml 3 Bereken nu het volume van het kopje waar geen koffie in zit. Kijk in tabel x en vul in: In een koffie-kopje kan.. ml. De koffie die je inschenkt:. ml. Het volume waar geen koffie in komt:. ml. 4 In de tekeningen van afbeelding 3 zie je maat-cilinders waar water in zit. Schrijf er onder hoeveel ml water er in zit. Let goed op de schaalverdeling! 20

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 a b afbeelding 3 Vul de inhoud in. Ruim alles netjes op. 21

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 ANTWOORDEN EXTRA PROEF 2 1 t/m 3: Afhankelijk van de gebruikte materialen. 4 a 400 ml b 415 ml a b afbeelding 3 antwoord 22

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 Extra proef 3 DE THERMOMETER EXTRA WAT JE NODIG HEBT 1 thermometer UITVOERING afbeelding 4 Zet de pijltjes op de juiste plaats. 1 Zet een pijltje in afbeelding 4 bij een temperatuur van: 8 C. 0 C. 20 C. 47 C. 93 C. 109 C. Zet bij elk pijltje het juiste getal. Zet achter elk getal de eenheid van temperatuur: C. Pak de thermometer. De thermometer geeft de temperatuur van het lokaal aan. Kijk naar de stand van de thermometer. 2 Wat is de temperatuur in het lokaal? afbeelding 5 Houd de thermometer zo in je hand. Neem de thermometer in je hand als in afbeelding 5. Kijk op de thermometer. 23

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 3 De vloeistof in de thermometer gaat OMLAAG OMHOOG. 4 Jouw temperatuur is LAGER HOGER dan de temperatuur in het lokaal. 5 Welk deel van de thermometer heb je in je hand? A de bovenkant B het reservoir C de hele thermometer 6 Hoeveel wijst de thermometer aan als je hem goed in je hand houdt? ongeveer C Leg de thermometer netjes terug op zijn plaats. 24

EXTRA STOF VMBO(B)K LWOO Hoofdstuk 1 ANTWOORDEN EXTRA PROEF 3 1 afbeelding 4 antwoord Zet de pijltjes op de juiste plaats. 2 Wat is de temperatuur in het lokaal? ongeveer 20 C 3 De vloeistof in de thermometer gaat OMLAAG OMHOOG. 4 Jouw temperatuur is LAGER HOGER dan de temperatuur in het lokaal. 5 Welk deel van de thermometer heb je in je hand? A de bovenkant B het reservoir C de hele thermometer 6 Hoeveel wijst de thermometer aan als je hem goed in je hand houdt? ongeveer 37 C 25