HET FINANCIEEL CRISISPLAN

Vergelijkbare documenten
CRISISPLAN - SAMENVATTING

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Stichting Pensioenfonds Rockwool

Financieel crisisplan. van de

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

Financieel crisisplan. van de

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Stichting Pensioenfonds AT&T Nederland. 9 Financieel crisisplan. 9.1 Inleiding. 9.2 Beschrijving crisissituatie

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

Financieel crisisplan

Financieel crisisplan

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

Appendix F. Financieel crisisplan. 1. Inleiding

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Dit plan geeft de te hanteren kritische ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen besluitvormingsprocessen en communicatietrajecten aan.

HERSTELPLAN 31 maart 2009

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Bijlage 3. Crisisplan

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Extra informatie pensioenverlaging

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling

Financieel Crisisplan

Herstelplan ultimo 2016

Financieel crisisplan Bijlage 5 bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

10. Het Financieel Crisisplan

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Stabiliteit Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Koopkracht Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling

1 INLEIDING ELEMENTEN VAN HET CRISISPLAN CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS SCILDON... 6

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Financieel crisisplan CB APF Kring Premie 2017 Hoofdstukindeling

Pensioenen... Crisisplan 2015

Financieel crisisplan CB APF Kring Stabiliteit 2017 Hoofdstukindeling

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Financieel crisisplan Progress 2016 Pagina 1 van 9 1. Aanleiding, kader en looptijd financieel crisisplan Progress

Bijlage 5 Financieel crisisplan

Beleggingsplan. Stichting Pensioenfonds Rockwool

Financieel crisisplan

Crisisplan. van. Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland

Financieel crisisplan

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

FINANCIEEL CRISISPLAN Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf

Herstelplan PME Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015

HOOFDLIJNEN HERSTELPLAN PGB MAART 2009 PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

1.1 Beschrijving crisissituatie Kring Progress verkeert in een crisissituatie als de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%.

Herstelplan ultimo 2017

Financieel crisisplan

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds Xerox

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Financieel Crisisplan Stichting Norit Pensioenfonds

Het bestuur zal het crisisplan jaarlijks evalueren en zo nodig aanpassen.

Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

Financieel Crisisplan

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

Financieel crisisplan

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Financieel Crisisplan PMA

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de door de. toekomst volledige toeslagen te kunnen geven (momenteel circa 126%).

INFOSESSIES PENSIOENEN - 20, 22 en 26 november Infosessies PENSIOENEN en 26 november door Peter Boonen en Jan Lodewijks

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Financieel Crisisplan

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Stichting Dow Pensioenfonds 60. Het Crisisplan. Versie 2016

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

FINANCIEEL CRISISPLAN

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Financieel crisisplan PDN

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

6. Financieel Crisisplan

Financieel. Crisisplan. Stichting Pensioenfonds Cindu International

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

Financieel crisisplan

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

Verwachting lopend jaar (verslagjaar +1) 01 02

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

Transcriptie:

HET FINANCIEEL CRISISPLAN Op grond van artikel 145 Pensioenwet en artikel 29b Besluit financieel toetsingskader dient Stichting Pensioenfonds Rockwool een financieel crisisplan op te stellen. Dit financieel crisisplan beschrijft wat het bestuur gaat doen als het pensioenfonds in een crisissituatie terechtkomt of dreigt te komen. Dit is nodig om goed voorbereid te zijn op onverwachte gebeurtenissen. Het financieel crisisplan is een richtlijn. Of het bestuur de maatregelen uitvoert, hangt af van de omstandigheden van het moment. Als het bestuur een maatregel neemt, dan wordt op evenwichtige wijze met alle belangen rekening gehouden. 1. Definitie crisissituatie In het algemeen kan men een crisissituatie definiëren als iedere situatie waarbij de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komen. De belangrijkste doelstelling van Stichting Pensioenfonds Rockwool is het veilig stellen van de pensioenen van haar deelnemers. Zodra deze doelstelling in gevaar is, spreekt het pensioenfonds van een crisissituatie. Daarnaast probeert het pensioenfonds de nominale pensioenen van jaar op jaar te verhogen met maximaal de prijsinflatie (voor niet-actieven) danwel met maximaal de looninflatie (voor actieven). Als het toekennen van deze jaarlijkse verhoging, ofwel de indexatie, in het gedrang is, spreekt het pensioenfonds van een gevarenzone. Het pensioenfonds dient te opereren in het onderstaande spanningsveld. In bovenstaande figuur kunnen twee van de drie hoekpunten volledig worden ingevuld. Het derde hoekpunt vormt dan evenwel een probleem. Wordt voor ambitie en zekerheid gekozen, dan leidt dit tot zeer hoge kosten, hetgeen normaliter niet acceptabel is. Wordt voor zekerheid en acceptabele kosten gekozen, dan leidt dit tot een gematigde ambitie, niet zijnde volledige indexatie. Wordt voor ambitie en acceptabele kosten gekozen, dan zal dat niet met zekerheid gegarandeerd kunnen worden. In dit spanningsveld dient het bestuur tot keuzes te komen. Om te bepalen of het pensioenfonds zich bevindt in een gevarenzone of een crisissituatie, wordt gekeken naar de nominale dekkingsgraad. 1

Bij een dekkingsgraad hoger dan de grens voor volledige toeslagverlening, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 8, spreekt het pensioenfonds van een gezonde dekkingsgraad. Het vermogen van het pensioenfonds ligt dan ruim boven het vereist eigen vermogen en is daarmee normaal gesproken groot genoeg om schommelingen in de waarde van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen op te vangen. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de grens voor volledige toeslagverlening, maar hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (op basis van het minimaal vereiste eigen vermogen), spreekt het pensioenfonds van een gevarenzone. Het vermogen van het pensioenfonds is dan nog altijd groter dan de waarde van de verplichtingen, maar door het verlenen van toeslag wordt deze buffer kleiner, waardoor de nominale pensioenen in gevaar kunnen komen. Het bestuur overweegt dan om geen of geen volledige indexatie toe te kennen. Conform het bestaande toeslagbeleid wordt sowieso geen toeslag verleend onder een dekkingsgraad van 110%. Indien de dekkingsgraad kleiner is dan de vereiste dekkingsgraad, dan treedt het bestuur in overleg met de werkgever over premieverhoging/bijstorting. Als de nominale dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist vermogen, zijn de buffers zodanig klein dat de nominale pensioenen in gevaar zijn. In dat geval spreekt het pensioenfonds van een crisissituatie. Het beleggingsbeleid is relatief behoudend en geconcludeerd moet worden dat het zogenaamde premiestuur relatief bot is. De kritische beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds, het niveau vanaf waar het pensioenfonds naar verwachting zonder extra maatregelen (extra premie, korten en/of versoberen van de pensioenregeling) niet meer binnen de wettelijk gestelde termijnen kan herstellen, ligt op 98,6% (situatie herstelplan 1 januari 2015, deze waarde is afhankelijk van de rentestand). Hoewel het pensioenfonds er in deze situatie alles aan zal doen om herstel te bewerkstelligen, liggen mogelijkheden zoals extra premie en versoberen van de pensioenregeling buiten de bevoegdheid van het pensioenfonds. Het korten van pensioenen is in een crisissituatie dan ook een realistische maatregel. De hierboven genoemde dekkingsgraadniveaus, die aangeven of het pensioenfonds zich in een gevarenzone of een crisissituatie bevindt, worden jaarlijks beoordeeld en, indien nodig, aangepast. Voor de bepaling van de kritische dekkingsgraden wordt een gradatie aangebracht van groen (gezond) naar rood (crisissituatie), zoals blijkt uit onderstaande tabel. Het bestuur heeft onderstaande signaleringsstaffel opgesteld. 2

2. Risicoinventarisatie Het pensioenfonds opereert in een wereld waarin diverse risico s impact kunnen hebben op de financiële gezondheid van het pensioenfonds. In deze paragraaf wordt een omschrijving gegeven van deze risico s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen financiële risico s en niet financiële risico s. 2.1 Financiële risico s Als financiële risico s worden de volgende risico s onderscheiden: solvabiliteitsrisico; liquiditeitsrisico; concentratierisico; inflatierisico. Hierna wordt afzonderlijk ingegaan op deze risico s. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: Renterisico (S1); Zakelijke waarden risico (S2); Valuta risico (S3); Grondstoffenrisico (S4); Kredietrisico (S5); 3

Verzekeringstechnisch risico (S6). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, dekt het pensioenfonds middels renteswaps het renterisico gedeeltelijk af. Met betrekking tot het gebruik van renteswaps wordt door Montesquieu gemonitord dat het tegenpartijrisico beheerst wordt en dat er zekerheden worden gesteld voor de financiële risico s. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het beleid van het pensioenfonds is om strategisch 30% van het vermogen in zakelijke waarde te beleggen, om op deze manier extra rendement te genereren. 70% van het vermogen wordt strategisch belegd in vastrentende waarden. Hiermee heeft het fonds een relatief voorzichtig beleggingsbeleid. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. In de eurozone werden de rentemarkten sterk beïnvloed door de schuldencrisis. Het risico op de zogenoemde PIIGSlanden (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) is binnen de limieten, zij het dat er wel (indirect) Spaanse en Italiaanse staatsobligaties in portefeuille zijn. Het beleid van het pensioenfonds is om het valutarisico niet af te dekken. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en 4

afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf wordt meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico van het pensioenfonds. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het liquiditeitsrisico bij het pensioenfonds is beperkt daar er meer premie binnenkomt dan er aan uitkering uitgaat. Het liquiditeitsrisico van de renteswaps is vooralsnog beperkt door het gebruik van forward starting swaps. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van het renterisico interest rate swaps afgesloten. Voor deze interest rate swaps wordt collateral uitgewisseld met de tegenpartij. In het geval dat de rente stijgt, bestaat de mogelijkheid dat het pensioenfonds collateral dient te betalen aan de tegenpartij, als gevolg daarvan loopt het pensioenfonds een liquiditeitsrisico. Het liquiditeitsrisico bij het pensioenfonds is beperkt door: De inkomende premie is ruim hoger dan de uitgaande uitkeringen; Het grootste deel van de beleggingen is liquide, wat inhoudt dat deze op zeer korte termijn kunnen worden verkocht tegen liquiditeiten. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Het bestuur acht het concentratierisico beperkt, gezien de spreiding in de beleggingen. Inflatierisico Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, slapers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd. Het inflatierisico wordt niet specifiek afgedekt. Adequate, en ook betaalbare, beleggingsproducten die het inflatierisico afdekken, ontbreken in zowel de Nederlandse als de internationale markt. 5

2.2 Niet financiële risico s Als niet financiële risico s worden onderscheiden: Sponsorrisico; Operationeel risico; Uitbestedingsrisico; IT risico; Integriteitrisico; Juridische risico s. Hierna wordt afzonderlijk ingegaan op deze risico s. Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico s. Sponsorrisico s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en de sponsor. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL N.V. Deze partij heeft een ISAE-3402- rapportage. Door het overleggen van deze verklaring toont AZL N.V. aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering in control is. Het overleggen van de ISAE- 3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel Uitbesteding Pensioenfondsen waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Uitbestedingsrisico s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het pensioenfonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te 6

leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiessystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Voor wat betreft de uitbestedingsrisico s kan worden opgemerkt dat het bestuur overleg heeft gevoerd met AZL N.V. over de dienstverlening inclusief de SLA. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties tegemoet te komen, heeft AZL N.V. ervoor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van ISAE- 3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Ook de vermogensbeheerders ING en Montesquieu beschikken over een ISAE-3402 rapportage. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico s en fondssituatie goed te monitoren. IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor Stichting Pensioenfonds Rockwool. Het bestuur heeft kennis genomen van de ISAE 3402 type II rapportage van de partijen waarvan ITwerkzaamheden zijn uitbesteed en geen onvolkomenheden aangetroffen. Integriteitrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Het pensioenfonds heeft een integriteitbeleid alsmede een gedragscode en een compliance beleid. DNB ziet actief toe op naleving. DNB toetst voorts nieuwe kandidaat bestuursleden. Juridische risico s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het pensioenfonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het pensioenfonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het pensioenfonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico s heeft het bestuur de volgende maatregelen genomen: 1. Het pensioenfonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten; 2. Het pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen; 3. Het pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het fonds eigen communicatiemiddelen (website, nieuwsbrief ); 7

4. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de betrouwbaarheid van de jaarrekening en de verslagstaten voor DNB. Materiele onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds. 2.3 Mogelijke crisissituaties In de voorgaande paragraaf is een inventarisatie gemaakt van de risico s die het pensioenfonds in financiële problemen kunnen brengen. In deze paragraaf wordt kwalitatief nader ingegaan op mogelijke situaties waarin het fonds niet aan de vereisten van het vereist eigen vermogen voldoet en gevaar loopt niet aan de vereisten van het minimaal vereiste eigen vermogen te gaan voldoen. De financiële positie van het pensioenfonds ten tijde van het opstellen van dit crisisplan (actuele dekkingsgraad per mei 2015 bedraagt 105,1%, de beleidsdekkingsgraad per deze datum bedraagt 106,4%) is dusdanig dat reeds een zeer geringe wijziging van de financiële situatie kan leiden tot een crisissituatie, zoals in dit crisisplan gedefinieerd. Hierbij valt te denken aan onder meer de volgende situaties: 1. Een daling van de rentetermijnstructuur welke resulteert in een stijging van de waarde van zowel de beleggingen als de verplichtingen, waarbij de waardestijging van de verplichtingen groter is dan de waardestijging van de beleggingen; 2. Een daling van de aandelenkoersen welke resulteert in een daling van de waarde van de beleggingen; 3. Een daling van de wisselkoersen welke leidt tot een afname van de waarde van de beleggingen; 4. Een toename van de toekomstige levensverwachting resulterend in een stijging van de waarde van de verplichtingen; 5. Een combinatie van diverse factoren, waaronder de bovenstaande vier. De bovengenoemde situaties zijn slechts enkele voorbeelden waarbij het mogelijk is dat het pensioenfonds gevaar loop niet meer aan de vereisten van het minimaal vereist eigen vermogen te voldoen. Het pensioenfonds monitort derhalve periodiek de financiële positie van het pensioenfonds om zodoende tijdig in te kunnen grijpen. 3. Maatregelen in een crisissituatie Het crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties. Centraal staan de maatregelen die het bestuur kan nemen in een crisissituatie. Ook het bestaande beleid is hierbij relevant: 8

Het bestaande premiebeleid voorziet in een vaste premie van de werkgever van 20% van de premiegrondslag. De premie voor de werknemers bedraagt 12,6% van de pensioengrondslag, deze premie wordt vastgesteld in het CAO-overleg; Het bestaande toeslagenbeleid zorgt er reeds voor dat geen indexatie wordt gegeven indien het vermogen van het pensioenfonds lager is dan een beleidsdekkingsgraad van 110%; Het bestaande beleggingsbeleid is relatief voorzichtig met een normverdeling van 70% vastrentend, 25% aandelen en 5% vastgoed. In een crisissituatie worden de volgende maatregelen overwogen: Beperken toeslagverlening o Het bestuur van het pensioenfonds bepaalt jaarlijks in welke mate toeslagen worden toegekend. Hoewel de doelstelling van het fonds is om maximaal volgens de van toepassing zijnde indices toeslagen te verlenen, kan als gevolg van de financiële positie van het pensioenfonds, besloten worden om de toeslagverlening (deels) achterwege te laten; o Het verlenen van toeslag heeft een verlagend effect op de actuele dekkingsgraad. Door geen toeslag te verlenen wordt een nagenoeg één-op-één effect bereikt op de dekkingsgraad. Daarmee is bedoeld dat het achterwege laten van 1% toeslag er toe leidt dat de dekkingsgraad met 1% daalt; o Het bestuur dient hierbij aan te geven hoe zij denkt over het toekomstige vermogen van het pensioenfonds om toeslagverleningmogelijk te maken; Aanpassen beleggingsbeleid o Het bestuur heeft de bevoegdheid om het beleggingsbeleid van het fonds te wijzigen. Tijdens een periode van herstel mag echter het pensioenfonds het risicoprofiel niet vergroten (éénmalig bestaat deze mogelijkheid wel); o Door het wijzigen van het beleggingsbeleid kan de herstelkracht en/of het risicoprofiel van het pensioenfonds worden aangepast; Premieverhoging o Door de pensioenpremie te verhogen komt er bij het pensioenfonds extra geld binnen. Hierdoor stijgt de dekkingsgraad. Premieverhoging kan op twee manieren bewerkstelligd worden. Enerzijds door een verhoging van de werkgeverspremie, anderzijds door een verhoging van de werknemerspremie. Voor de eerste is toestemming van de werkgever nodig, voor de tweede dient een besluit genomen te worden in het CAO-overleg tussen werkgever en vakorganisaties; o Volgens de huidige uitvoeringsovereenkomst is een verhoging van de werkgeverspremie niet mogelijk; o Het bestuur kan dit onderwerp via de werkgever in het CAO-overleg inbrengen; o Het structureel verhogen van de premie met 1%-punt van de bijdragegrondslag heeft op korte termijn weinig effect op de dekkingsgraad. Daarmee is echter niet gezegd dat de premie niet belangrijk is; Extra storting door werkgever o Door de werkgever kan incidenteel een extra premie worden betaald, de bijstorting. Het geld dat hierbij het pensioenfonds binnenkomt, zorgt voor een extra stijging van 9

de dekkingsgraad. Hoewel het pensioenfonds om zo n extra storting kan vragen is het aan de werkgever om hieromtrent een besluit te nemen; o Volgens de huidige uitvoeringsovereenkomst is een verhoging van de werkgeverspremie niet mogelijk; o De daadwerkelijke bijdrage aan het herstel hangt af van de omvang van de storting. Omdat het bestuur niet de bevoegdheid heeft om hierover te besluiten, is het op voorhand niet vast te stellen of deze maatregel kan worden ingezet, en zo ja, tot welke bijdrage aan het herstel van de actuele dekkingsgraad (en de beleidsdekkingsgraad) dit leidt; Korten van pensioenen(artikel 134 lid 4 Pensioenwet) o Bij het korten van pensioenen worden de pensioenen van de actieve en niet actieve deelnemers verlaagd, ook wel afstempelen genoemd. Hierdoor daalt de waarde van de verplichtingen en dien ten gevolge stijgt de dekkingsgraad. Het bestuur kan hiertoe besluiten; o Voor het daadwerkelijk herstel van de dekkingsgraad, is het korten van pensioenen het meest effectief. Bij lage dekkingsgraden zijn ook hogere kortingspercentages mogelijk. Het effect op de dekkingsgraad wordt daardoor ook hoger. Per definitie is het korten van alle pensioenen het meest effectief. Dit raakt echter ook alle deelnemers. Gepensioneerden merken dit direct in hun uitkering, actieven en slapers zien dit terug in een daling van hun toekomstige aanspraken; o Bij het korten kan het bestuur in het kader van een evenwichtige belangenbehartiging het korten van pensioenaanspraken van: zowel de actieve als de niet-actieve deelnemers als wenselijk beschouwen; enkel de actieve deelnemers als wenselijk beschouwen; enkel de niet-actieve deelnemers als wenselijk beschouwen; Versoberen van de pensioenregeling o De huidige pensioenregeling kan op verschillende manieren worden versoberd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het (incidenteel of structureel) verlagen van het pensioenopbouwpercentage. Ook het op risicobasis verzekeren van partnerpensioen is een mogelijkheid. Hierdoor nemen de verplichtingen minder toe, wat bij gelijke premieinkomsten en rendement leidt tot een stijging van de dekkingsgraad; o Een versobering van de regeling dient in het CAO-overleg tussen de werkgever en vakorganisaties te worden afgesproken; o Het bestuur kan dit onderwerp via de werkgever in het CAO-overleg inbrengen; o De daadwerkelijke bijdrage aan het herstel hangt af van de mate van versobering. Omdat het bestuur niet de bevoegdheid heeft om hierover te besluiten, is het op voorhand niet vast te stellen of deze maatregel kan worden ingezet, en zo ja, tot welke bijdrage aan het herstel van de dekkingsgraad dit leidt; o Het bestuur heeft uitsluitend de mogelijkheid het opbouwpercentage in enig jaar te verlagen bij een niet kostendekkende premie. Onderstaande tabel geeft een indicatie van het mogelijke effect (gemeten naar de situatie per 31 december 2014) van de verschillende maatregelen bij een gekozen mate van inzet van de betreffende 10

maatregel. Het effect is groter of kleiner als de mate van inzet groter of kleiner is. Daarnaast laat de tabel zien welke belangengroepen door de maatregel worden geraakt. Maatregel 1. Premieverhoging 1% bijdragengrondslag Verwacht effect dekkingsgraad Getroffen groepen 0.1% Actieven Betrokken partijen Werkgever / Werknemers Benodigde partijen Werkgever / Werknemers 2. Beperken toeslagverlening met 1% 1.0% Alle deelnemers Bestuur Bestuur 3. Bijstorting 1 mln 0.3% Werkgever Werkgever Werkgever 4. Korten alle aanspraken met 1% 1.0% Alle deelnemers Bestuur / Deelnemers / DNB Bestuur 5. Korten aanspraken actieven 1% 0.5% Actieven Bestuur / Actieven / DNB Bestuur Korten aanspraken niet actieven met 1% 0.5% Niet actieven Bestuur / Niet actieven / DNB Bestuur Versoberen regeling met 0,1% opbouw bij gelijkblijvende premie 0.2% Actieven Bestuur / Werkgever / Werknemers Bestuur Op grond van de doelstelling van het pensioenfonds, de inzetbaarheid, besluitvorming en effectiviteit van de verschillende maatregelen en de impact op de verschillende belangengroepen verwacht het bestuur dat de volgende maatregelen worden ingezet indien het pensioenfonds zich in de gevarenzone (dekkingsgraad MVEV bovengrens toeslagverlening) bevindt: Allereerst overweegt het pensioenfonds om de toeslagverlening geheel of gedeeltelijk te beperken; waarbij geen toeslag wordt verleend bij een dekkingsgraad lager dan 110%; Daarnaast dient het pensioenfonds bij een dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad bij de werkgever een verzoek in tot premieverhoging of extra premiestorting; Indien de beleidsdekkingsgraad zich onder de vereiste dekkingsgraad bevindt, dient het fonds een herstelplan in bij de toezichthouder. Indien het pensioenfonds zich in een crisissituatie (beleidsdekkingsgraad is kleiner dan MVEV) bevindt, verwacht het bestuur dat de volgende maatregelen zullen worden ingezet: Allereerst wordt geen toeslag toegekend. Dit is op grond van de wet ook niet toegestaan; Vervolgens dient het pensioenfonds bij de werkgever een verzoek in tot premieverhoging of extra premiestorting; Als het pensioenfonds op basis van bovenstaande maatregelen naar verwachting niet binnen de wettelijk vastgestelde termijnen herstelt tot boven het minimaal vereist eigen vermogen danwel het vereist eigen vermogen, dan gaat het pensioenfonds de pensioenen korten. De omvang van deze korting zal zodanig zijn dat het pensioenfonds naar verwachting wel binnen de gestelde termijnen kan herstellen. Uniform korten over alle deelnemers, waarbij de korting 11

gelijkmatig wordt gespreid over de herstelperiode, is hierbij het uitgangspunt. Bij de uiteindelijke besluitvorming hierover neemt het bestuur het totale plaatje, inclusief alle te nemen maatregelen en het directe effect op de koopkracht van de gepensioneerde deelnemers, in ogenschouw. Een maatregel voor de lange termijn betreft het via de werkgever indienen van een verzoek voor het aanpassen van de pensioenregeling in het CAO-overleg. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de maatregelen die het pensioenfonds verwacht in te zetten in een gevarenzone of een crisissituatie. Deze maatregelen raken alle belangengroepen: de actieven, de niet-actieven en de werkgever. Indien één of enkele van deze maatregelen worden overwogen, wordt (zolang er nog- geen sprake is van een dekkingsgraadafhankelijk beleggingsbeleid) tevens stilgestaan bij de vraag of er reden is tot aanpassing van het beleggingsbeleid. Bij de daadwerkelijke besluitvorming wordt altijd rekening gehouden met de omstandigheden van het moment. Het bestuur weegt hierbij de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden op evenwichtige wijze. Gevarenzone (MVEV < DG < bovengrens toeslagverlening) Crisissituatie (Beleids DG < MVEV) Volgorde maatregel 1. Niet of niet volledige toeslagverlening x 2. In overleg met werkgever voor premieverhoging en / of bijstorting van werkgever c.q. werknemersbijdrage x x 3. Geen toeslagverlening x 4. Korten van pensioenen (bij onvoldoende herstelcapaciteit) x 5. Aanpassen van de pensioenregeling x x 3.1 Communicatie Communicatie over het crisisplan als document Het crisisplan, of een samenvatting daarvan, zal zo spoedig mogelijk na het definitief worden van het plan op de website van het pensioenfonds worden geplaatst. Communicatie over de financiële situatie van het pensioenfonds Informatie over de financiële positie van het pensioenfonds is in de afgelopen jaren verstrekt via verschillende communicatiemiddelen. Vanaf 2011 is de (persoonlijke) informatie, vanwege de financiële situatie van het pensioenfonds, geïntensiveerd. In het onderstaande overzicht is aangegeven via welke algemene communicatiemiddelen het pensioenfonds structureel over de financiële positie communiceert. Publicatie dekkingsgraad op website Maandelijks 12

Jaarverslag op website Publicatie dekkingsgraad op infoborden werkgever Nieuwsbrief Brieven Infosessies 1 maal per jaar Maandelijks Periodiek Incidenteel Incidenteel Communicatie overgang zonegrens Wanneer de dekkingsgraad van het pensioenfonds een andere zone ingaat, wordt dit kenbaar gemaakt via het kwartaalverslag. De overgang naar een andere zone kan ontstaan door een daling of stijging van de dekkingsgraad. Als het bestuur het nodig acht, worden deelnemers persoonlijk geïnformeerd over de overgang naar een andere zone. Communicatie maatregelen uit het crisisplan Als het bestuur overgaat tot (één van) de onderstaande maatregelen, dan worden de deelnemers doorgaans eerst persoonlijk geïnformeerd over de getroffen maatregel(en) en wat de gevolgen van de maatregel(en) zijn. Vervolgens worden de algemene communicatiemiddelen van het pensioenfonds (zoals hierboven genoemd) ingezet voor verdere (diepgaande) informatieverstrekking. Deze werkwijze betreft de volgende maatregelen: Beperken toeslagverlening; Korten van pensioenen. Als het bestuur overgaat tot (één van) de onderstaande maatregelen, dan wordt bekeken welke van de algemene communicatiemiddelen van het pensioenfonds gebruikt kunnen worden om deelnemers te informeren. Aanvullend op de genoemde algemene communicatiemiddelen wordt ook de website aangepast indien dit gewenst is. Deze werkwijze betreft de volgende maatregelen: Aanpassen beleggingsbeleid; Verhoging van de werkgeverspremie; Verhoging van de werknemerspremie; Extra storting door werkgever. 3.2 Besluitvormingsproces Het crisisplan is een richtlijn. De actualiteit van het crisisplan wordt jaarlijks beoordeeld. Hierbij kunnen onder andere de genoemde dekkingsgraadniveaus, die aangeven of het pensioenfonds zich in een gevarenzone of een crisissituatie bevindt, worden aangepast. Aan de hand van dit crisisplan controleert het bestuur of er sprake is van een gevarenzone danwel een crisissituatie. Zodra het pensioenfonds in een crisissituatie terechtkomt (dekkingsgraad lager dan minimaal vereiste dekkingsgraad), komt het bestuur bijeen en bespreekt welke maatregelen genomen kunnen worden om te komen tot herstel van de dekkingsgraad. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden van het moment. Op basis hiervan neemt het bestuur binnen twee maanden een 13

besluit over de daadwerkelijk uit te voeren maatregelen. Hierbij weegt het bestuur de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden op evenwichtige wijze. 14