Duaal leren: profiel van de leerwerkplek en de mentor in Vlaanderen

Vergelijkbare documenten
Rapport en Postersessie: Kwaliteit op de werkplek 22 MEI 2017

Opleiding Duaal Leren - HR

Competentieprofiel Trajectbegeleider Duaal Leren

Competentieprofiel Mentor Duaal Leren

Infosessie Duaal leren / Leren en werken Syntra West, CLW Kortrijk Kortrijk 17 april 2018

Departement Onderwijs & Vorming

De trajectbegeleider, sleutelfiguur binnen Duaal leren

Decreet duaal leren en de aanloopfase

Kick-off Erkenningen van ondernemingen

Werkplekleren: leren doen doet leren 6 februari 2012

Duaal Leren. Zesde Staatshervorming droeg ILW over naar Vlaanderen Vlaams decreet Leren en Werken aan herziening toe ->Eén grote werf met deelwerven

Presentatie Lerend netwerk. Mark Vanden Eede 29 januari 2018

Hoe ziet je schooljaar eruit?

Competentieprofiel Praktijkdocent Duaal Leren

DIEPTESESSIE ESF. DUO+ Vrijdag 26 januari 2018

Werkplek21 SLOTEVENT 7 MAART VICKIE DEKOCKER & FEMKE VANDORMAEL

Overeenkomst van alternerende opleiding

Duaal leren. Inspiratiesessie april 2017 Hasselt

The impossible leap in one hundred simple steps. Het decreet duaal in mensentaal

b) Zo ja, hoeveel en om welke reden? Graag een opsplitsing van de cijfers per provincie.

Lerend Netwerk Duaal Leren. 29 april 2016

Wie zijn wij? Anna. Duaal leren. Tineke. Oplossingsgericht. Leerlingbegeleiding. Wortels in deeltijds onderwijs. Vooruit en groei.

Duaal leren, dat is vaardigheden ontwikkelen op school én op de werkvloer. Dat biedt heel wat voordelen voor alle partijen. Als jongere vind je na je

Overeenkomst van alternerende opleiding

Stimuleren van levenslang leren in Vlaanderen door een positief leerklimaat

Docentevaluaties: zó geef je studenten een stem

JE BEDRIJF VOORBEREIDEN OP DE KOMST VAN EEN DUALE LEERJONGERE.

Het nieuwe systeem van alternerend leren en werken in Vlaanderen vanaf 1 september 2016

Stageovereenkomst alternerende opleiding

Advies. Uitrol Duaal Leren. Brussel, 29 mei 2017

Lasser-monteerder - duaal

Elektromechanische technieken - Duaal

leidraad kwaliteitsvol werkplekleren

Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering bij het decreet over het statuut duaal leren

DEFINITIE VAN DE BEGRIPPEN FUNCTIEPROFIEL EN COMPETENTIEPROFIEL

Elektrotechnicus - Duaal

[ ] LEEROVEREENKOMSTEN GRONDIG HERVORMD OP 1 SEPTEMBER 2016

Advies. Duaal leren in volwassenenonderwijs. Brussel, 21 december 2018

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Slotevent Duaal optimaal Workshop 2 Werkplekcomponent

Studiedag Redelijke aanpassingen bij werkplekleren

Duaal leren kan een succes worden voor jongeren, onderwijs én bedrijven.

Vlerick Business School

Advies BVR duaal leren BuSO

Tijdens dit proces wordt ook overlegd met de leerling en ouders in kwestie.

Bouwplaatsmachinist - Duaal

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO OP OPLEIDINGSNIVEAU. ROC Tilburg

Kwaliteitstoezicht op de leerweg duaal leren Rapport over de proefdoorlichtingen (februari april 2019)

VIRTUELE BOX BEPAALT HET DUAAL LEREN IS EEN INITIATIEF VAN VOKA WEST-VLAANDEREN MET DE STEUN VAN HET EUROPEES SOCIAAL FONDS

JAARRAPPORT WERKING VLAAMS PARTNERSCHAP DUAAL LEREN

Beleidsaanbevelingen en conclusies plaatsbezoek Lerend Netwerk bij Wela vzw

DUAAL LEREN IN VLAANDEREN: KANSEN EN GEVAREN

VR DOC.0648/2BIS

LEREND NETWERK DIEPTESESSIE EDUPLUS VOLTA - CONSTRUCTIV

GEZINSZORG DEELTIJDS LEREN DEELTIJDS WERKEN SCHOOLJAAR OPLEIDEN VAN TOEKOMSTIGE WERKNEMERS. Met de medewerking van

De werkplek biedt een klimaat waarin een werkplekstudent kan leren en groeien.

Klaar voor duaal? Hoe werkgevers stimuleren om mee te stappen in duaal leren?

Een voor ondernemingen en jongeren aantrekkelijk systeem van Duaal Leren in Vlaanderen. aanpak en proefprojecten

Actieplan deeltijds leren & deeltijds werken in de ouderenzorg. Mevrouw Betsy Jansen, Coördinator CDO Provil

VAARDIGHEIDSTRAINING 3

ICO 2020: meer dan 1 op 3 bedrijven voert een strategisch competentiebeleid

Arbeidsbereidheid Is duaal leren voor de jongere een weloverwogen keuze? Is hij gemotiveerd om te leren op de werkvloer?

Lerende generaties op de werkvloer

Mag het iets meer zijn?

Opleiden kost geld, Niet opleiden nog meer!

ESF event 29 mei Kinderbegeleider Duaal WS 1: Schoolcomponent

ERASMUS DUAAL. Buitenlandse stagemogelijkheden voor Duaal Lerenden. Uitgebreide info

Onthaalbeleid stad Dendermonde. Petra Beeckman, personeelsconsulente

Checklist: begeleiding van een jongere in opleiding uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO)

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Toll-net: samenwerken aan e-leren en gecombineerd leren voor volwassenen

Samen met lokale besturen werken aan een divers personeelsbeleid Infosessie Duaal Leren

Leren. w e rken. Perfect te combineren

Leren. w e rken. Perfect te combineren

STERKE SCHAKELS. Samen werken aan functionele taalvaardigheid. Probleemstelling STERKE SCHAKELS 1

Kijkwijzer Trajectbegeleiding. Een instrument om de kwaliteit en de effectiviteit van de trajectbegeleiding te screenen

Gesprekken in organisaties Een bevraging van werknemers

Samen met lokale besturen werken aan een divers personeelsbeleid Seminarie Duaal Leren

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Tien jaar master(s) in het sociaal werk en sociaal beleid Een blik op het verleden, heden én de toekomst! Resultaten onderwijsproject

Evaluatie van opleiders door aios LUMC: inleiding voor opleiders versie 2017

Coördinator Ervaringsdeskundigen - project gezondheidszorg (m/v) Startbaan - Online sinds vandaag

Leren duaal leren: benut het immense potentieel van duaal leren

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan

Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

2. Op welke manier verloopt de samenwerking tussen VDAB en school in de gezamenlijke aanpak van NEET-jongeren/vroegtijdige schoolverlaters?

Voltijdse dagopleiding ACCOUNTANCY-ASSISTENT

Werkdocument Checklist positieve factoren in een Transfer-/Trajectklas

HANDLEIDING WERKPLEKDUAAL.BE VOOR ONDERNEMINGEN

Van barrière naar redelijke aanpassing

IdeaalDuaal. 1. Samenvatting. 2. Zes essentiële vragen. Naam. Functie Tel. School/Bedrijf. Idee uitvinder(s): 055/

HANDLEIDING WERKPLEKDUAAL.BE VOOR ONDERNEMINGEN

Nieuwe regelgeving geattesteerde kadervorming

Advies. Aanloopfase. Brussel, 23 april 2018

Vooraf. 3 juli 2015: conceptnota bis goedgekeurd VR

Leren. w e rken. Perfect te combineren

IPV - Opleidingsadviseur van de voedingssector. Werken met een peter/meter?

Transcriptie:

Duaal leren: profiel van de leerwerkplek en de mentor in Vlaanderen De contouren van het nieuwe stelsel duaal leren in Vlaanderen beginnen stilaan vorm te krijgen. Het decreet tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen (hierna decreet OAO) trad in werking in juli 2016. Naast uniforme erkenningscriteria voor werkplekken en een vereenvoudiging van het aantal mogelijke overeenkomsten werd ook het Vlaams Partnerschap Duaal Leren opgericht. Dit is een uniek orgaan waarin onderwijsen werkpartners samen de krijtlijnen van een Vlaams systeem duaal leren vastleggen. In de verschillende Sectorale Partnerschappen tekenden onderwijs- en werkpartners samen opleidingstrajecten uit en werkten ze aan de omkadering om te kijken hoe die trajecten in werkplekken en op school kunnen geïmplementeerd worden. Voor de opleidingen chemische procestechnieken en elektromechanische technieken werden zelfs netoverschrijdende samenwerkingen opgezet met scholen en werkgevers. Tijdens het eerste werkjaar werd dus de grondslag voor een intense samenwerking tussen onderwijs en werk gelegd. Het belang daarvan kan moeilijk overschat worden. Er zijn tal van concrete succesverhalen: de eerste duale jongeren studeerden af, we konden de tienduizendste werkplek erkennen, dertien sectorale partnerschappen werden opgericht en voor 2018 en 2019 staan er meer dan vijftig richtingen klaar om duaal uit te rollen. Het spreekt voor zich dat de werkplek binnen duaal leren een prominente plaats inneemt. In veel gevallen bevindt het zwaartepunt van de opleiding zich immers op de leerwerkplek, zowel op vlak van tijdsbesteding, als op vlak van het aanleren van competenties. Via het bovengenoemde decreet werden niet enkel de minimale erkenningsvoorwaarden vastgelegd maar ook de plichten die door alle betrokken partijen moeten worden nageleefd: de school, de leerling en de werkplek. Voor werkplekken betekent dit onder andere dat er voldoende aandacht moet gaan naar de begeleiding van de jongere: competentieopvolging, professionele mentoren, een degelijk onthaalbeleid, enzovoort. In dit artikel staan we stil bij hoe deze begeleidingsaspecten op de werkplek eruit zien anno 2017. We brengen dus in feite de resultaten van een soort nulmeting van duaal leren. Concreet gaan we na welke ondersteuning werkplekken zelf voorzien om een jongere te laten leren op de werkplek en om een leeromgeving te creëren. Daarnaast belichten we de rol van de mentor en de belangrijkste kenmerken van de mentorrol binnen de onderneming. In de rest van het artikel wordt vooreerst kort de literatuur overlopen rond de begeleiding door en op de werkplek voor de lerende. Vervolgens worden de methode voor dataverzameling en het surveyinstrument beschreven. De resultatensectie bestaat uit een algemeen beschrijvende analyse en differentiatieanalyse. Het artikel sluit af met enkele beleidsaanbevelingen. Literatuur Het decreet OAO stelt voorop dat leerbedrijven aan minimale erkenningscriteria moeten 162 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017

beantwoorden op het vlak van organisatie en bedrijfsuitrusting om de opleiding op de werkplek van een jongere mogelijk te maken overeenkomstig het opleidingsplan. De onderneming moet voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Ze mag geen veroordelingen hebben opgelopen. Binnen de organisatie moet een mentor aangeduid worden, die een mentoropleiding volgt voorafgaand aan het aanbieden van het leercontract ofwel in het eerste jaar van de alternerende opleiding. Het decreet stelt ook enkele plichten op waar ondernemingen en mentoren zich moeten aan houden. Aan de ene kant gaat het om pedagogische en didactische plichten. Zo moet de jongere de competenties van de opleiding aangeleerd krijgen op een werkplek. De onderneming moet waken over het opleidingstraject en de vordering van de jongere opvolgen. Aan de trajectbegeleider moet alle nodige informatie worden bezorgd over het verloop van de opleiding en de vorderingen van de jongere. Ook bij problemen contacteert de onderneming de trajectbegeleider meteen. Ten slotte wordt er gevraagd aandacht te schenken aan het onthaal, de opvang en de integratie van de jongere op de werkplek. Daarnaast zijn er ook enkele organisatorische en administratieve plichten. Daaronder vallen de volgende eisen. Ervoor zorgen dat de jongere de lessen kan volgen bij de opleidingsverstrekker. Goede omstandigheden op de werkplek garanderen met betrekking tot veiligheid en gezondheid. De nodige materialen ter beschikking stellen. De jongere geen taken laten uitvoeren die niets te maken hebben met de opleiding. Leervergoeding betalen en de overeenkomst ondertekenen. Ook academici onderzochten reeds welke aspecten belangrijk zijn om leren op de werkplek te faciliteren. Kyndt en Beausaert (2017) onderscheidden daarbij zes factoren: mogelijkheden tot interactie, toegang tot informatie en mogelijkheden om nieuwe kennis op te doen, mogelijkheden om te leren van informele of formele feedback, mogelijkheden om te leren van werkevaluaties, mogelijkheden tot reflectie en coaching. Ook het leerklimaat binnen een organisatie blijkt erg belangrijk (Garvin, Edmondson, & Gino, 2008). Om de leergemeenschappen binnen het duale traject Elektromechanische technieken vorm te geven, werd gebruik gemaakt van een kader gebaseerd op de integratieve pedagogiek. Voor de werkplek als kwaliteitsvolle leeromgeving werden volgende aspecten belangrijk gevonden. De kwaliteit van de begeleiding op de werkplek. Congruentie bewaken tussen doelen en het kunnen bereiken ervan op de gegeven werkplek. Vertrouwensrelatie opbouwen (onthaal, begrip voor leren en fouten, duidelijke verwachtingen). Aandacht voor jobrotatie. Tijd voor de mentor om de leerling te observeren, uitleg te geven en bij te sturen. Voldoende voorbereiding en (didactische) vorming van de mentor. Ruimte voorzien voor kritische reflectie op, overleg over en eventuele aanpassing van het verloop van de activiteiten en begeleiding, zowel door leerling, mentor als begeleider. Als we het hebben over de begeleiding van jongeren op de werkplek, neemt de mentor een bijzondere plaats in. Hij speelt immers een belangrijke rol in het leerproces (Allen, Eby, O Brien, & Lentz, 2008). De mentor staat in voor de opleiding en begeleiding van de lerende op de werkplek. Hij of zij staat in voor een goed verloop van het leerproces van de jongere en volgt de competentieverwerving van de lerende op. De mentor staat ook in voor de begeleiding van de lerende op de werkplek en is aanspreekpunt voor de lerende en voor de trajectbegeleider van de opleidings- of onderwijsverstrekker. De mentor heeft zowel de taak om de lerende bij te staan op psychologisch vlak, als bij het aanleren van specifieke beroepsgerichte vaardigheden. Het ESF-project Werken is Leren werkte een competentieprofiel uit voor mentoren en onderscheidde daarbij zeven kerncompetenties: pedagogische vaardigheden, coachende vaardigheden, evaluerende vaardigheden, beroepsgerichte competenties, organisatorische competenties, team-competenties en levenslang leren. De mentor hoeft de taken niet allemaal zelf op te nemen, maar kan ook collega s inschakelen in het leerproces van de jongere. Dit brengt ons bij de multidimensionele rol van de mentor. Uit het proefproject Elektromechanische Technieken dat door Agoria werd uitgewerkt worden volgende rollen naar voor OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017 163

geschoven (Agoria, 2017). De begeleider is een medewerker die zijn specifieke expertise op de werkvloer overbrengt aan de lerende voor een of meerdere competenties uit het leertraject. Hij geeft input aan de mentor over het functioneren van de lerende met betrekking tot de aangeleerde competenties. De mentor is de medewerker die het individuele duale leertraject van de leerlingen op de werkvloer plant, organiseert en de uitvoering ervan opvolgt. Hij begeleidt en evalueert de leerling en is aanspreekpunt voor de leerkrachten en begeleiders van de school. Hij kan de leerling ook specifieke competenties aanleren. De coördinator duaal leren plant, organiseert en volgt de globale uitvoering van het duale leertraject op voor alle leerlingen in een bedrijf. Hij heeft het globaal overzicht over wat er gebeurt rond duaal leren in een bedrijf. Hij is het aanspreekpunt voor de directie van het bedrijf en de school. De rol directie bedrijf kan heel breed zijn, ook de HR-dienst kan bijvoorbeeld ingeschakeld worden. Methodologie In dit onderzoek bevroegen we de mentoren op de werkplek met een online vragenlijst. De dataverzamelingsperiode liep van 8 februari 2017 tot en met 15 maart 2017. De steekproef werd op 11 januari 2017 getrokken en bestond uit alle gekende vestigingen in de applicatie werkplekduaal.be met minstens een goedgekeurde erkenningsaanvraag (2521 unieke vestigingen). De vestigingen werden gecontacteerd via de contactgegevens die werden ingegeven via de online tool en kregen een e-mail toegestuurd met de link voor de online bevraging. 1 De vestigingen kregen nadien twee herinneringen om de bevraging in te vullen. Na de dataverzamelingsperiode ontvingen we 360 geldige enquêtes, wat overeenkomt met een responsgraad van 14%. Er zijn verschillende redenen voor deze lage responscijfers. De eerste reden is dat de link van de survey enkel kon verstuurd worden naar de contactgegevens van de onderneming en dus niet rechtstreeks naar de mentoren. Een tweede reden heeft te maken met de keuze voor de surveymethodologie. De responsgraad van een online bevraging is altijd lager dan bij andere soorten bevragingen (bijvoorbeeld via post, face-to-face, enzovoort) (Manfreda et al., 2008). Een derde reden voor deze lage respons is dat de ondernemingen die zich via de website geregistreerd hadden en zich hebben laten erkennen voor een bepaalde opleiding, nog niet altijd een leerjongere opleiden in de onderneming. Verder kregen we ook enkele reacties van ondernemingen die een erkenning hadden ingediend, maar waar het contract met de jongere inmiddels reeds was opgezegd. Deze twee laatste categorieën van mentoren vonden het dan niet altijd billijk om de vragenlijst in te vullen gezien er geen leerjongere was. Resultaten In deze sectie geven we de beschrijvende analyse van de resultaten weer. We starten hierbij met het profiel van de mentor. De mentoren waren gemiddeld 44 jaar oud (standaardafwijking: 9,44, aantal: 274) en hadden gemiddeld 23 jaar werkervaring. De genderverhouding was 60% mannen en 40% vrouwen, maar dit is zeer sectorgebonden: van 100% mannen in de bouw tot een meerderheid vrouwen in de sector verkoop en marketing en de social profit. Qua hoogst behaald opleidingsniveau vinden we de grootste categorie van mentoren terug bij een diploma HBO5, hogeschool of universiteit (47%) en als tweede grootste categorie vinden we een diploma secundair onderwijs (36%). Als we verder inzoomen op de ervaring die de mentor heeft dan vonden we volgende resultaten. De meeste mentoren (43%) gaven aan tussen 2 tot 5 jaar ervaring te hebben met het mentorschap in de huidige onderneming. Respectievelijk 22% en 26% van de mentoren gaven aan meer ervaring te hebben, namelijk 6 tot 10 jaar ervaring en meer dan 10 jaar ervaring in het mentorschap. De meesten hebben dus wel veel ervaring, maar slechts weinig mentoren volgden een formele opleiding tot mentor. 61% van de mentoren geeft aan dat hij of zij nooit een mentoropleiding volgde, 11% volgde zo n opleiding langer dan 5 jaar geleden en 28% volgde vrij recent een mentoropleiding (minder dan 5 jaar geleden). Uit de bevraging komt naar voor dat de gemiddelde tijd die gespendeerd wordt aan het begeleiden van de jongere op de werkvloer 12 uur is (mediaan is 9 uur). Als we dit opdelen in categorieën zien we dat er zowel 20% van de mentoren slechts 2 uur per week begeleidt als dat er 21% meer dan 20 uur per week besteedt aan de begeleiding van de jongere. Hier zien we dus een 164 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017

zeer grote variatie aan begeleidingstijd. 89% van de mentoren vindt evenwel dat hij voldoende tijd krijgt om de jongere te begeleiden. Een laatste belangrijke factor is de motivatie van de mentor. We zien dat de helft van de mentoren kiest om mentor te worden omdat ze graag hun kennis willen doorgeven, een kwart (26%) doet het omdat ze graag jongeren begeleiden, 8% doet het omdat ze kansen willen geven aan jongeren of nieuwe medewerkers willen opleiden en 15% doet het omdat ze de taak opgelegd kregen van de werkgever of de leidinggevende. We kunnen dus stellen dat 85% van de mentoren eerder intrinsiek gemotiveerd is om het mentorschap op te nemen. Mentoren die de taak kregen van hun leidinggevende spenderen significant minder tijd aan de jongere dan mentoren die eerder intrinsiek gemotiveerd zijn (zie figuur 1). We zien dus dat de motivatie wel degelijk een rol speelt in de begeleidingstijd. We onderzochten ook of de ervaring van mentoren een rol speelt in de begeleidingstijd, maar we zien dat onervaren mentoren ofwel veel minder tijd ofwel veel meer tijd spenderen aan de begeleiding van de jongere en dat er zeer weinig verschillen zijn naargelang ervaring. Ook het volgen van een opleiding lijkt geen invloed te hebben op de begeleidingstijd. Mentoren die een opleiding hebben gevolgd spenderen niet meer tijd aan de begeleiding dan mentoren die geen opleiding hebben gevolgd. Als we kijken naar de begeleiding op de werkvloer dan kwamen volgende zaken naar voor. Met betrekking tot intake en de eerste werkdag vinden we dat er in 92% van de aanwervingen van jongeren op voorhand een intakegesprek doorging. We zien wel dat dit minder gebeurt bij de hele kleine bedrijven (microbedrijven, dus ondernemingen met minder dan 10 voltijdse equivalenten). Verder blijkt dat bijna in alle ondernemingen op de eerste werkdag een verwelkomingsgesprek (97%) en een rondleiding (94%) wordt gegeven aan de jongere. Slechts in 60% van de gevallen wordt een onthaalbrochure voorzien voor de jongere. Bovendien zien we met betrekking tot het opleidingsplan dat slechts in de helft van de gevallen (57%) de mentor aangeeft dat dit werd opgesteld voor het starten van de overeenkomst. In 30% van de gevallen geeft de mentor aan dat er geen opleidingsplan werd opgesteld en in 14% van de gevallen weet de mentor niet of er een opleidingsplan werd opgesteld. Een ander belangrijk aspect is de evaluatie of feedback die wordt gegeven aan de jongere door de mentor. Uit de bevraging blijkt dat de jongere in 55% van de gevallen wekelijks of tweewekelijks geëvalueerd wordt, bij een kwart van de mentoren (26%) gebeurt dit maandelijks en slechts bij een kleine groep gebeurt dit minder frequent tot nooit. Belangrijk is dat verschillende mentoren ook aangaven dat evaluatiemomenten soms ad hoc gebeuren op vraag van de jongere, of dat er zelfs Figuur 1. Redenen van mentorschap ten opzichte van de begeleidingstijd 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ik begeleid graag jongeren ik wil graag mijn kennis doorgeven ik kreeg deze taak van mijn werkgever/mijn leidinggevende Andere: Inwerken/opleiding van toekomstige werknemers 2u of minder 3-4u 5-9u 10-19u 20u of meer Andere: Kansen geven aan jongeren Bron: Syntra Vlaanderen OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017 165

Tabel 1. Frequentie van de begeleiding op de werkvloer Begeleiding op de werkvloer Categorieën (n) (%) Was er een intakegesprek met de jongere (N=256) Op de eerste werkdag, was er een verwelkomingsgesprek (N=252) Op de eerste werkdag, was er een onthaalbrochure (N=252) Op de eerste werkdag, was er een rondleiding (N=254) Werd er bij aanvang van de overeenkomst een opleidingsplan opgesteld (N=253) Frequentie van evaluatie met de jongere (N=249) neen 20 7,8 ja 236 92,2 neen 8 3,2 ja 244 96,8 neen 102 40,5 ja 150 59,5 neen 16 6,3 ja 238 93,7 ik weet het niet 35 13,8 neen 75 29,6 ja 143 56,5 nooit 4 1,6 wekelijks 109 43,8 tweewekelijks 28 11,2 maandelijks 65 26,1 om de drie maanden 18 7,2 halfjaarlijks 2 0,8 andere, dagelijks, continue feedback 12 4,8 andere, op vraag/bij nood van de jongere 11 4,4 Inhoud van evaluatie met de jongere (N=248) werkattitudes 4 2 beroepsgerichte vaardigheden 13 5 werkattitudes en beroepsgerichte vaardigheden 70 28 werkattitudes en algemene vaardigheden 5 2 beroepsgerichte vaardigheden en algemene 1 0 vaardigheden werkattitudes en beroepsgerichte vaardigheden 151 61 en algemene vaardigheden nooit geen evaluatie 4 2 Wijze van evaluatie met de jongere (N=251) mondeling tijdens een gesprek met de jongere 175 69,7 schriftelijk 8 3,2 andere, evaluaties met trajectbegeleider/leerkracht 2 0,8 erbij mondeling tijdens een gesprek met de jongere 57 22,7 en schriftelijk schriftelijk en via een applicatie 5 2,0 nooit geen evaluatie 4 1,6 Frequentie overleg mentor met trajectbegeleider opleidingsinstelling (N=252) Beleving contact met trajectbegeleider (N=251) Bron: Syntra Vlaanderen wekelijks 14 5,6 maandelijks 88 34,9 om de drie maand 92 36,5 halfjaarlijks 29 11,5 nooit 29 11,5 zeer slecht 11 4,4 eerder slecht 21 8,4 neutraal 49 19,5 eerder goed 103 41,0 zeer goed 67 26,7 166 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017

dagelijkse evaluatie of bijsturing wordt gehouden. Het merendeel van de jongeren (61%) wordt geëvalueerd op drie verschillende competenties: algemene vaardigheden, beroepsgerichte vaardigheden en werkattitudes. Ongeveer 28% wordt enkel op de arbeidsgerichte vaardigheden geëvalueerd, dus de beroepsgerichte vaardigheden en de werkattitudes. Slechts een minderheid wordt slechts op één vaardigheid of nooit geëvalueerd. Verder blijkt dat deze evaluaties vooral mondeling gebeuren in een gesprek met de jongere (70%). Iets minder frequent wordt er ook mondeling met een schriftelijke neerslag geëvalueerd (30%). Slechts 5% van de jongeren wordt enkel schriftelijk geëvalueerd of via een applicatie. We stellen dus vast dat er nog heel weinig digitaal geëvalueerd wordt. Een laatste aspect dat we ondervraagd hebben is de relatie tussen de mentor en de trajectbegeleider van de opleidingsinstelling. De mentoren geven aan dat 5% onder hen wekelijks overleg heeft met de trajectbegeleiding, 35% onder hen maandelijks en 36% driemaandelijks. 11% geeft echter aan maar halfjaarlijks contact te hebben met de trajectbegeleiding en even veel onder hen zeggen nooit overleg te hebben. Over het algemeen blijken de mentoren tevreden te zijn over het contact met de trajectbegeleider, 68% geeft aan tevreden tot zeer tevreden te zijn. Conclusie Dit onderzoek schetst een dwarsdoorsnede van de leerwerkplek in duaal leren in Vlaanderen. Voor we ingaan op de belangrijkste conclusies, moeten we toch even enkele nuanceringen meegeven. Deze resultaten moeten immers in een zekere context gezien worden. Wat opvalt is dat veel van de bevraagde mentoren al lang in het mentorvak staan, maar slechts weinigen onder hen een formele opleiding hebben gevolgd. Bovendien blijkt vooral de motivatie van de mentor een doorslaggevende rol te spelen bij de tijd die mentoren spenderen aan de lerende. Dit doet de vraag rijzen naar de rol en het nut van zo n mentoropleiding. Moet een mentoropleiding als voorwaarde gesteld worden of moeten we veeleer stimuleren dat er ingezet wordt op de motivatie van mentoren of de ontwikkeling van goede screeningsinstrumenten om deze motivatie in kaart te brengen? Vervolgens valt op dat de afstemming tussen mentor en trajectbegeleider niet zo groot is. Nochtans vraagt een duaal leertraject om een goede afstemming tussen wat op school en werkplek geleerd wordt. De leergemeenschappen van Agoria bieden een mooi voorbeeld van hoe er gewerkt kan worden aan deze betere afstemming. Een andere belangrijke conclusie is dat competentieopvolging nog vaak op een traditionele manier gebeurt, namelijk mondeling zonder neerslag of met pen en papier. Slechts een minderheid maakt gebruik van digitale technologie. Nochtans geven bedrijven vaak aan dat ze administratieve overlast als een grote hinderpaal zien bij het aanbieden van leerwerkplekken. Het is dan ook verwonderlijk dat er niet meer gebruik gemaakt wordt van digitale platformen om competentie-opvolging te doen. Dit gaat vaak sneller en accurater. Er is bovendien de mogelijkheid om de informatie meteen te delen met de verschillende betrokkenen: de mentor, de trajectbegeleider en de leerling zelf. Tot slot willen we nog aangeven dat de resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden. De bevraging werd gehouden bij een steekproef van ondernemingen die interesse hebben in duaal leren en erkend waren. Bovendien is de steekproef relatief klein, wat ervoor zorgt dat deze resultaten niet veralgemeenbaar zijn. Ook is het een mix van bedrijven die nog opleidingen aanbieden onder het oude stelsel van leren en werken en bedrijven die meedoen in de proeftuinen duaal leren. Marie-Sophie Callens Vickie Dekocker An Katrien Sodermans Agentschap voor Ondernemersvorming Syntra Vlaanderen Noot 1. 80 vestigingen zonder e-mailadres werden telefonisch bevraagd. OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017 167

Bibliografie Agoria. (2017). Blauwdruk Duaal Leren Slim organiseren: Richtingwijzers vanuit het pilootproject duaal leren elektromechanische technieken. Geraadpleegd via https://www.syntravlaanderen.be/sites/default/ files/atoms/files/agoria %20-%20Blauwdruk %20Duaal %20leren_EMT %20duaal.pdf Allen, T.D., Eby, L.T., O Brien, K.E., & Lentz, E. (2008). The state of mentoring research: A qualitative review of current research methods and future research implications. Journal of Vocational Behavior, 73(3), 343-357. Garvin, D.A., Edmondson, A.C., & Gino, F. (2008). Is yours a learning organization? Harvard Business Review, 86, 1-16. Manfreda, K., Bosnjak, M., Berzelak, J., Haas, I., & Vehovar, V. (2008). Web surveys versus other survey modes: A meta-analysis comparing response rates. Journal of the Market Research Society, 50(1), 79-104. Kyndt, E., & Beausaert, S. (2017). How do conditions known to foster learning in the workplace differ across occupations? In R. Noe & J. Ellingson (Eds.), Autonomous learning in the workplace (pp. 201-218). Abingdon (UK): Taylor & Francis. 168 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco 2/2017