Kees Both NAAR EEN LEER-LEEFOMGEVING: EEN JENAPLANPERSPECTIEF



Vergelijkbare documenten
Ruimte in de Rozentuin EEN EERSTE INDRUK BIJ BINNENKOMST

Relatie met basisactiviteiten Een pedagogische situatie rondom bewegingsonderwijs

Een Jenaplanschool is ervaringsgericht:

Jenaplanschool Lindekring. brengt de wereld dichterbij. Liesmortel 19, 5435 XH St.Agatha

Het dagelijks leven in de stamgroep: de omgang met elkaar (uit de Rozentuin)

1. Peter Petersen. De effectieve groepsleid(st)er. 1.1.Opvoeding is het leren zelf

Een aantal kenmerken van cursus in het algemeen Relatie met basisactiviteiten Voorbeeld van een pedagogische situatie

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Reflectiegesprekken met kinderen

Bij meester Wolf in het atelier De kinderen gaan helemaal los.

JENAPLAN BASISONDERWIJS NEDERLAND. Ieder kind is uniek!

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie.

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Tafel met laatje en stoel Etui en papieren op tafel, evt. speelgoed/mooi blaadje o.i.d. Schilderstape Lege dozen Lege jerrycan o.i.d.

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Alles is genade en Stel, ik zoek een kerk

Drents Archief. Meisje met de hoepel. Groep 2 Speuren in het archief

IK-DOELEN BIJ DE DALTONUITGANGSPUNTEN

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

ONS PEDAGOGISCH PROJECT

Dit boekje is van:..

Een dag en een week vanuit het perspectief van de groepsleider (uit de Rozentuin)

WAT IS DALTONONDERWIJS?

Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Ik wilde een opdracht ontwikkelen voor leerlingen die voldoet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren.

Bijzonderheden locatie: (bijvoorbeeld: minimale afname dagdelen, groepsstructuur) Kind leidster ratio

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Visie in de praktijk

Informatieavond Van visie tot gebouw => renovatie. 7 februari 2017

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

3 Hoogbegaafdheid op school

FLIPPEN. Naam: Ruben van Dijk Datum van inlevering: 28/11/06 Klas: M1C Tutorgroep: 2

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

- Je spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag. Je geeft af en toe positieve feedback.

a.roland holst c ollege QUEST een avontuurlijke zoektocht...

Inhoud. 1 Wil je wel leren? 2 Kun je wel leren? 3 Gebruik je hersenen! 4 Maak een plan! 5 Gebruik trucjes! 6 Maak fouten en stel vragen!

Structuur 1 Inrichting en aankleding school, klas en plein. Slotdocument

De schoolbrochure. Jenaplanschool Lieven Gevaert. van het GESUBSIDIEERD OFFICIEEL LAGER ONDERWIJS

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Knabbel en Babbeltijd.

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

RAAMPLAN OPLEIDING JENAPLAN-BASISONDERWIJS

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Inhoud. Woord vooraf 7. Het allereerste begin 9. Oervaders 19. Israël als moeder 57. Wijsheid voor ouders en kinderen 83. Koninklijke vaders 113

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Inhoud Voor de leerling Voor de leraar Algemeen

Sociale/pedagogische vragenlijst

Ik ben benieuwd naar de conclusies. CU Karin. Beste collega taaldocent,

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Of klik hier voor een filmpje over Slim

Vragenlijst Depressie

Jenaplanschool De Feniks - Gent. Wat is jenaplan?

Voor verbetering vatbaar Joanna Siccama GAR1-B Leraar: Leon Kranenburg

HET RITMISCH WEEKPLAN in de Rozentuin

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

1.Inleiding: De Plug & Play Business Formule

Openingsgebeden INHOUD

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

JONG HOEZO ANDERS?! EN HOOGGEVOELIG. Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren

OE 2: Lessen voor digitaal schoolbord. Maaike Fris Haarlem Minor ICT Sacha van de Griendt Wilbert Zwanenburg januari- april

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

A. God, wij bidden U voor alle mensen die onzeker zijn over zichzelf: dat zij het vertrouwen in zichzelf hervinden.

Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

OOST WEST THUIS BEST

Takenblad Plusklas Ontdekken Periode 2 : Herfstvakantie tot kerstvakantie. Opdracht: Spoorzoekers Van wie is die vingerafdruk?

explore the big questions of life Een introductie

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Ellentine. Vraag: Een jong boerenstel gaat op de boerderij wonen! Met koeien en varkens. Hij landelijke, ik modern, hoe te combineren?

Dubbeldamseweg-Zuid 97, 3314 JC Dordrecht,

Opdrachten bij hoofdstuk 4

Basisactiviteiten en het ritmisch weekplan

Communicatie op de werkvloer

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

Boventallig? Pech. Of toch niet?

ADHD en lessen sociale competentie

Terug naar de basiswaarden M A G A Z I N E. In financiële advisering past geen dubbele moraal. FFP-Verkiezingsdebat

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Ouderbetrokkenheid: interviewschema

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

EEN SCHOOL MET TALENTUITDAGEND ONDERWIJS

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Denk je te weten wat je wilt, blijkt het een idee van anderen te zijn. Wat doe je dan?

Voorschoolse opvang Eben Haëzer

1. CONTACT. In den beginne was er Niets. Niets dat mensen ooit kunnen bevatten.

Transcriptie:

Kees Both NAAR EEN LEER-LEEFOMGEVING: EEN JENAPLANPERSPECTIEF Binnen het Jenaplanconcept wordt veel aandacht besteed aan pedagogische structuren die bepalend zijn voor de leer- en leefomgeving in de school. De vormgeving en het beheer van de ruimte nemen daarbinnen een belangrijke plaats in. Jenaplan omvat ook een pedagogiek van de ruimte. Het lokaal gespiegeld Je moet er wel tegen kunnen zeg ik bij wijze van waarschuwing, nadat ik de werkwijze heb uitgelegd. En ik voeg eraan toe: Je hoeft het lang niet altijd met mij eens te zijn, ik heb als buitenstaander gemakkelijk praten. Maar ik wil je een spiegel voorhouden en je moet zelf maar zien wat je doet met wat je ontdekt. Jeanette, groepsleidster in de onderbouw, knikt. Zij zit tegenover mij op een kruk, in haar lokaal. Ik zal deze ruimte en alles wat zich daar bevindt gedetailleerd onder de loep nemen. Als begeleider heb ik in de onderbouwgroepen van deze Jenaplanschool geobserveerd en gesprekken gevoerd met de leidsters. Samen zijn we tot de conclusie gekomen dat de inrichting van de groepsruimtes eens grondig bekeken en veranderd moet worden. We zullen met een van de lokalen beginnen, dat van Jeanette. We beginnen met het spiegelen. Ik maak een kijkvenstertje met mijn duim en wijsvinger en zoek daarmee systematisch de muren, de vloer, de kasten, de raamzijde en het plafond af. Geen stukje ontsnapt aan de aandacht. Steeds stel ik vragen als: Waarom ligt/ hangt/ staat dat daar? (oftewel: welke functie heeft het? ). Hoe lang ligt, etc. het daar?. Moet het beslist in het lokaal zijn of kan het ook ergens anders bewaard blijven? Kan het misschien weggegooid? Kan het ook beter mooier, functioneler geordend worden? Soms uit ik ook mijn gevoelens, bijvoorbeeld als in mijn kijkvenster een rood kleed verschijnt, dat voor een deur ligt die in een andere kleur rood geverfd is. Mijn reactie: Ik word een beetje naar van die twee kleuren rood, het is me te druk. De waslijn met kindertekeningen dwars door het lokaal heen ontlokt mij de opmerking doorgezakte ellende. Bij de natte hoek vraag ik Jeanette om het gordijntje daaronder opzij te doen, wat onthullend werkt: wat een troep! De enkele dichte kast moet open. De boekenplank bij haar bureau, wat er op het bureau ligt en de inhoud van de bureauladen moeten er ook aan geloven. Halverwege vraag ik gaat het nog een beetje, moet ik doorgaan? Jeanette knikt dapper van ja. Als we klaar zijn laat ik haar een halfuurtje alleen, om bij te komen en om wat aantekeningen te maken. Daarna hebben we een nagesprek: over de beleving, over haar ontdekkingen, wat zij naar aanleiding hiervan wil doen en wat het eerst. Jeanette vertelt dat zij het onthullend vond. Zij werd zich dingen bewust, die zij niet meer zag, moest over diverse dingen nog nadenken, maar zag ook zaken die zij direct zou kunnen aanpakken. Ik raad haar aan het ook met de kinderen te bespreken, hen bij het opruimen en herordenen te betrekken. Bovendien zou het mooi zijn als zij op foto s of (beter nog) op dia s de situatie nu vastlegt en nadat een en ander veranderd is.

Twee dagen later belt Jeanette mij op. Zij is begonnen met opruimen en veranderen, maar na overleg met collega s heeft zij besloten het radicaler aan te pakken. Haar lokaal zal hemaal leeggehaald en opnieuw geverfd en ingericht worden. Daarvoor worden enkele werkochtenden op zaterdag gepland, wordt de hulp van ouders ingeroepen en collega s die willen meehelpen zullen er ook zijn. De operatie wordt zorgvuldig voorbereid en het lokaal ondergaat een ware metamorfose. In dat jaar worden andere lokalen ook onder handen genomen. Het denken over de herinrichting en de daadwerkelijke inrichting levert criteria op voor een goed lokaal. Zo is heel goed nagedacht over de kleuren: geen schreeuwende kleuren, maar een lichte achtergrondkleur, waartegen bijzondere dingen goed uitkomen. Niet dat alle lokalen er nu precies hetzelfde gaan uitzien, kenmerkend voor een goed lokaal is juist dat het een eigen gezicht heeft, mede samenhangend met de bewoners ervan. Niet alles is vastgelegd, in de loop van het jaar zijn er veranderingen die samenhangen met accenten in het werk. Het als team samen denken en werken op dit concrete niveau is heel bevredigend. Een pedagogiek van de ruimte Wat hierboven beschreven staat zou in heel veel scholen kunnen voorkomen, er is op het eerste gezicht niets jenaplanachtigs aan. Binnen het Jenaplanonderwijs is het bewust nadenken over de ruimte echter een integraal onderdeel van het schoolconcept. Daar leeft sterk het besef dat de ruimtelijke vormgeving van het schoolgebouw en van het schoolterrein van grote invloed is op ons voelen en handelen en ook op ons denken. De ruimte spreekt een stille taal (Both, 2002). Uit mijn tijd als onderwijzer kan ik mij heel goed herinneren hoe op een dag mijn bureau verhuisde van voor de klas, bij het bord, naar een hoek achterin het lokaal, omdat de plek pontificaal voor de klas niet meer paste bij mijn manier van werken. Bij het bord kwam een instructietafel te staan voor het werken met een groepje kinderen. Een Jenaplanschool probeert een leef- en werkgemeenschap te zijn daar wordt ook gevierd, gespeeld, met elkaar gesproken, voor elkaar gezorgd en van elkaar geleerd, kortom: ook geleefd. Daarom wordt er niet gesproken over leeromgeving, maar over leer-leefomgeving. Peter Petersen, de grondlegger van het Jenaplan, heeft veel nagedacht over een pedagogiek van de ruimte en in zijn school in Jena daarmee ook geëxperimenteerd. Voor hem waren de details van de inrichting van de ruimte van het grootste pedagogische belang. De tegenwerping dat deze veranderingen alleen maar het uiterlijk raken en dus niet erg belangrijk zijn is het bewijs voor het feit dat men nog steeds niet begrepen heeft waar het in de strijd om de nieuwe school om gaat. (Petersen, 1990, p. 21/22 ; zie ook p. 59, e.v.). Deze aandacht voor de ruimte is een onderdeel van het geheel aan voorstructurerende maatregelen die eigen zijn aan het Jenaplan. Je moet de situatie zo inrichten dat de visie op kinderen en hun leren en ontwikkeling daarin is neergeslagen : de kinderen groeperen in leeftijdsheterogene stamgroepen (Both, 2001a), de ordening van de tijd in grote tijdblokken en een ritmisch weekplan, vier basisactiviteiten als bouwstenen van het leren en leven in de school, een leerplan waarvan wereldoriëntatie het inhoudelijk hart vormt (Both, 2001b) en een inrichting van de ruimte die dit alles stimuleert en mogelijk maakt. Kinderen worden door deze pedagogische structuren uitgedaagd om met hun hele hebben en houden zich in het leren te engageren (betrokkenheid!). En ook het handelen van leraren wordt door de inrichting van de leer- en leefomgeving in een bepaalde richting gestuurd. Deze wijze van denken heeft veel verwantschap met wat Montessori de voorbereide omgeving noemt.

Een huis voor kinderen De vormende waarde van de ruimte mag niet onderschat worden. Concentratie en verdieping kan erdoor gehinderd of bevorderd worden, denk alleen maar aan de kleuren (zie ook Both, 2001c). De participatie van de kinderen bij het inrichten van het groepslokaal is essentieel, het moet ook hun ruimte worden, waarvoor zij echt medeverantwoordelijk zijn. De wijze waarop met de ruimte wordt omgegaan ook in het beheer ervan - levert een belangrijke bijdrage aan de morele en sociale vorming van kinderen. Petersen probeerde in Jena de groepslokalen zoveel mogelijk het karakter van een eenvoudige huiskamer te geven: Geen schoolmeubilair, maar eenvoudige tafels, uitgevoerd in de natuurlijke houtkleur en volgens de beste schoolhygiënische inzichten geconstrueerde stoelen, zowel met als zonder armleuningen. Die eenvoudige tafels in Jena destijds waren overigens wel door het beroemde Bauhaus ontworpen en stonden bekend als Jenaer Schulmöbel. De lokalen werden aangeduid als Schulwohnstuben, vrij vertaald als schoolwoonkamer, zoals ze in Jenaplanscholen nog wel genoemd worden. Kinderen nemen ook dingen van thuis mee, die een poos in hun groepslokaal blijven en daar gebruikt worden. Dat idee van de school als huis voor kinderen is ook te vinden bij andere pedagogen in onze tijd. Eigentijds Het denken van Petersen over de leeromgeving klinkt ons nog modern in de oren. Om het in taal van onze tijd te zeggen: het is een ecologische manier van denken, ook over de ruimte. Kinderen ontwikkelen zodoende ook wat in het Engels een sense of place genoemd wordt: dit is onze plek, daarvoor voel ik me verantwoordelijk, daar voel ik me thuis. Het Jenaplanonderwijs is niet bij Petersen blijven staan, maar is beïnvloed door Kees Boeke en zijn Werkplaats Kindergemeenschap, door Freinet met zijn verschillende ateliers (speel- en werkplekken), door de Engelse infants schools en open scholen in de Verenigde Staten en Canada, recenter door concepten als Ervaringsgericht- en Ontwikkelingsgericht onderwijs (Both, 1997). Maar ook door de tak van de psychologie die omgevingspsychologie genoemd wordt. Bij alle variatie tussen mensen/ kinderen is hun gedrag in bepaalde situaties vaak redelijk voorspelbaar. In een lange rechte gang gaan kinderen rennen, een gladde vloed daagt uit tot het maken van slidings, een hoge ruimte die lekker weergalmt tot roepen. Als de groepsleidster in een kring hoog boven de kinderen uittorent hebben de kinderen sterk de neiging om tegen haar te praten, ook al is het de bedoeling dat ze met andere kinderen spreken. Het hoogteverschil lokt onderworpen gedrag uit (niet voor niets zaten leraren vroeger op een podium!). Vanuit de omgevingspsychologie weten we dat het bij de vormgeving van ruimtes gaat om het handelen in bepaalde spanningsvelden. Dat geldt ook voor scholen: -tussen onzekerheid/ onvoorspelbaarheid enerzijds en zekerheid anderzijds; -tussen geborgenheid / vertrouwdheid enerzijds en je weg moeten zoeken anderzijds; -tussen complex enerzijds en eenvoudig anderzijds; -tussen toevallig enerzijds en gestructureerd anderzijds. Dit geldt voor de kleuren, de keuzemogelijkheden in het lokaal, de beweging van de kinderen, de dingen aan de wand, etc.

Of een omgeving prikkelrijk of prikkelarm is hangt af van de mate van voorspelbaarheid, in combinatie met de mate van complexiteit (overzichtelijkheid, structuur). Voor de meeste mensen, ook voor kinderen, geldt dat zij een optimaal niveau van onzekerheid nodig hebben voor hun geestelijke groei. Als die te gering is, als alles te vertrouwd is, is er te weinig uitdaging in de situatie, gaat mensen zich vervelen. Als die er teveel is, is de situatie te onveilig en ontwikkel je je onvoldoende. De opmerking van oud-jenaplanonderwijzer Guus Kuijer over de inrichting van scholen is in dit verband uitdagend. Hij schrijft (in Het geminachte kind ) dat vrijwel alle schoollokalen bar veel lijken op kantoren, terwijl scholen volgens hem meer zouden moeten lijken op een jungle, met kruipdoor- sluipdoor mogelijkheden. Maar Kuijer slaat daarin door: in een jungle kan je ook verdwalen. Het is zeker zo dat scholen veel spannender kunnen zijn dan nu meestal het geval is. Maar er zijn ook kinderen die meer structuur en minder prikkels nodig hebben. Binnen de vormgeving van de ruimte moet daarom gedifferentieerd worden. In Jenaplanscholen kunnen kinderen zelf aangeven dat zij een rustige werkplek nodig hebben en die dan ook opzoeken. Ook kennen veel scholen een praktijk dat de blokperiode (= de situatie voor zelfverantwoordelijk werken) in twee aangrenzende groepen zo gepland is dat in het ene lokaal relatief stille activiteiten plaatsvinden, terwijl in de andere ruimte meer werkgeruis mogelijk is. De kinderen kunnen dan wisselen van ruimte wat de soort activiteit betreft. Centra in de school Aan het slot van dit artikel worden enkele kenmerken van een ideale schoolwoonkamer genoemd. Idealen die niet steeds gerealiseerd kunnen worden, maar wel een uitdaging blijven. Vooraf moet opgemerkt worden dat niet alles in het groepslokaal zal plaatsvinden. Scholen zijn uiterst creatief in het inrichten van werkplekken in gangen, nissen, etc. Binnen heldere afspraken met de kinderen en in het team kunnen kinderen als regel veel vrijheid aan bij de keuze van een werkplek. Er kunnen centraal specifieke plekken voor specifieke activiteiten ingericht worden. Bijvoorbeeld een onderzoekscentrum, met aansluitingen voor elektriciteit, stromend water, een stereomicroscoop, loeps en andere hulpmaterialen voor het onderzoeken van dingen, met het documentatiecentrum, computer (internet) en telefoon (kinderen krijgen telefoonminuten binnen een project, om informatie in te winnen) in de buurt. En schoolvieringen zullen in de centrale hal gehouden worden. Voor beeldende vorming kan er een atelier zijn en voor het maken en herstellen van dingen een werkplaats. Ik ken een Jenaplanschool met een stiltecentrum, waar kinderen na afspraak individueel heen kunnen voor stil zitten, maar vaker wordt het gebruikt door groepjes voor meditatie, kleine vieringen, etc. In de jaren 70 van de vorige eeuw heb ik wel scholen bezocht zonder muren van binnen, dus ook zonder afsluitbare lokalen. Enkele jaren geleden bezocht ik met vertegenwoordigers van een school de Laborschule in Bielefeld, ook zonder afsluitbare groepslokalen. In een beschrijving van een school voor de 21 e eeuw, waarin allerlei speel- en werkcentra aanwezig zijn heb ik toch ook gekozen voor afsluitbare groepslokalen. Bij alle openheid in de school leren kan je overal doen is de intimiteit van het zelf vorm te geven groepslokaal ook belangrijk (Both, 2003). De ideale schoolwoonkamer In een ideale schoolwoonkamer. 1. worden kinderen uitgedaagd om iets de doen, zijn er dingen die daartoe uitnodigen: kijktafel,

ontdekhoek, ontdekdozen, werkmiddelen in open kasten, spelmateriaal; 2. kunnen kinderen zelf materialen pakken en weer terugleggen: beheersbare en heldere structuur, instructie en oefening, gewoontevorming; 3. zijn er veel planten, die er goed bijstaan en door kinderen verzorgd worden; hiertoe behoren ook allerlei zelf uit zaden gekweekte planten; 4. zijn er meer plaatsen om te werken dan er kinderen zijn 5. zijn er tafelgroepen met drie of vier kinderen per groep; 6. is er een instructietafel; 7. kan gemakkelijk (snel en rustig) een kring gemaakt worden; 8. is er een herkenbare en opvallende plek voor mooie, bijzondere) dingen die kinderen meegebracht hebben en daar tijdelijk liggen; 9. zijn kleine uitstallingen te vinden, met dingen, platen, boeken (rechtop gezet), met gebruik van schalen, mandjes etc.; 10. is er zoveel mogelijk uitstallingsruimte: verticaal prikborden, achterkanten van kasten etc., en horizontaal: tafels/planken; 11. hebben dingen die bij elkaar horen (bijv. kaarten) een vaste plek vlak bij elkaar; 12. zijn er een of meer schoolborden, waaraan kinderen kunnen werken; 13. zijn er hoogteverschillen (door zoldertje); 14. worden ook de plafonds gebruikt (kompasrichtingen, zonnestelsel) 15. kunnen de kinderen ook op een gemakkelijke stoel of op de grond liggen 16. kan ook op de vloer gewerkt worden; 17. kun je rondkijken en geen rommelhoek tegen komen; 18. is er een verbinding met buiten, via ramen, eventueel een verhoogde border buiten, een deur naar het terras buiten, etc.; 19. is er vloerbedekking die geluid dempt; 20. zijn de actuele activiteiten en interessen van kinderen te herkennen; 21. bevindt zich een dagboek en fotoboek, waarin het leven en werken van deze stamgroep gedocumenteerd wordt; 22. kun je zien dat deze stamgroep anders is dan andere: elke schoolwoonkamer heeft een ander gezicht (zie uitvoeriger, Both/Meijer/Veneman, 2000). Zorg voor het lokaal en het team Aan het slot van dit artikel komen weer terug bij het begin: hoe je in een schoolteam kunt werken aan een goede vormgeving en een goed beheer van de groepsruimtes. Een schoolleider vertelt: We deden een aantal jaren geleden een aardige ontdekking: de bouwvergaderingen worden bij toerbeurt in de verschillende groepsruimten van een bouw gehouden. We beginnen altijd even met rondkijken terwijl de groepsleider toelichting geeft op wat er te zien is. Daar blijkt een stimulerende

werking van uit te gaan: niet ieder is even creatief! Het spreekt vanzelf dat de ontvangende groepsleider er voor zorgt dat de ruimte er bij de vergadering goed uitziet. Sinds we dat doen wordt er in veel meer groepsruimten aandacht een weloverdachte inrichting besteed. Vroeger waren er altijd een paar lokalen die je bij bezoek liever oversloeg. Deze aanpak werkt beter dan het van tijd tot tijd opvoeren van "zorg voor het lokaal" op de agenda van het teamoverleg. Literatuur De met een sterretje gemerkte titels zijn te bestellen via www.jenaplan.nl Both, K. / D. Schermer (1983), Van klaslokaal naar schoolwoonkamer, Hoevelaken: CPS * Both, K. (1997), Jenaplanonderwijs op weg naar de 21 e eeuw, Amersfoort: CPS/ Nederlandse Jenaplanvereniging * Both, K./ J. Meijer/H. Veneman (2000), De Rozentuin. Een beeld van een Jenaplanschool, Schagen: Nederlandse Jenaplanvereniging * Both, K. (2001a), De school als leef- en werkgemeenschap, in: De Wereld van het Jonge Kind, febr., p. 183-186 Both, K. (2001b), Een wereldoriënterende school, in: De Wereld van het Jonge Kind, maart, p. 201-204 Both, K. (2001c), Een school van zwijgen en stilte, in: De Wereld van het Jonge Kind, april, p. 231-234 Both, K. (2001d) Jenaplan, wat doe je ermee?, in: De Wereld van het Jonge Kind, mei, p. 273-276 Both, K. (2002), Het schoolterrein als leerlandschap, in: De Wereld van het Jonge Kind, april 228-231 Both, K. (2003), De ontdekkers een basisschool voor de 21 e eeuw, Amersfoort: CPS (zal voorjaar 2003 uitkomen) Petersen, P. (1990), Van didactiek naar onderwijspedagogiek, Amersfoort: CPS *