Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Oproep tot het indienen van projectvoorstellen ter bevordering van mediawijsheid 1. Inleiding/voorwerp De Vlaamse minister, bevoegd voor het mediabeleid, wil de actoren actief op het vlak van mediawijsheid stimuleren om doeltreffende activiteiten op te zetten die op Vlaams niveau impact hebben op het vlak van opleiding, methodieken, veilig en verantwoord mediagebruik en beeldvorming. Met deze oproep wil de Vlaamse minister bevoegd voor het mediabeleid kandidaten aanmoedigen om hierop in te zetten. Deze oproep past in het beleid dat de Vlaamse minister, bevoegd voor het mediabeleid, ontwikkelt inzake mediawijsheid (cf. de Beleidsnota Media 2009 2014 en de Beleidsbrief Media 2010 2011). 2. Definitie van het begrip mediawijsheid Onder mediawijsheid wordt het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes verstaan waarmee burgers zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik dat gericht is op maatschappelijke participatie in de publieke sfeer. Mediawijsheid gaat niet enkel om praktische ICT vaardigheden zoals ICT skills, leesvaardigheid en vlotte omgang met/creatief gebruik maken van verschillende media, maar ook om mediabewustzijn vanuit de praktijk, inzicht in de mechanismen van commerciële communicatie en de media industrie, kritische informatie en strategische vaardigheden, en verantwoord en veilig mediagebruik. 3. Doelstelling van het ondersteuningsbeleid De missie van het beleid inzake mediawijsheid is alle burgers vandaag en morgen in staat stellen om zich bewust, kritisch en actief te kunnen bewegen in een steeds meer gemediatiseerde samenleving. Dit moet de positie van burgers in de maatschappij versterken en/of bijdragen aan hun persoonlijk welbevinden. Om deze missie te bereiken legt het beleid de focus op het verhogen van de competenties inzake mediawijsheid van burgers, waarbij deze competenties moeten worden gezien als een samenspel van kennis, vaardigheden en attitudes. 1
4. Oproep tot potentiële deelnemers 4.1. Wie kan van deze steun genieten? De aanvraag moet ingediend worden door een VZW, een stichting of een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging die actief is in Vlaanderen op het vlak van mediawijsheid of door een samenwerkingsverband waarvan minstens één partner een VZW, een stichting of een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging is die actief is op het vlak van mediawijsheid. De VZW, de stichting of de publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging is de indienende partij. Onderwijsinstellingen en lokale besturen kunnen geen aanvraag indienen, maar wel als niet betoelaagde partner deelnemen aan een samenwerkingsverband. Een aanvragende VZW, stichting of publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging mag slechts één voorstel indienen, maar kan wel meewerken in meerdere samenwerkingsverbanden. Een samenwerkingsverband is samengesteld uit minstens twee actoren en vereist een actieve vorm van samenwerking. De leden van het samenwerkingsverband kunnen verschillende rollen opnemen, al dan niet betoelaagbaar. Professionele mediabedrijven of onderwijsinstellingen kunnen enkel als partner deel uitmaken van een samenwerkingsverband. De inbreng van elk van de partners kan bestaan uit materiële steun, knowhow, mensuren en/of een financiële bijdrage of een combinatie hiervan. De aanvragers mogen geen dubbele subsidiëring genieten voor het betrokken project. Het project mag geen commercieel oogmerk hebben. 4.2. Welke steun wordt gegeven? De steun wordt toegekend a rato van maximaal 85 % van de totale kost van het project. Per aanvraag wordt een maximumbedrag van 150.000 EUR (inclusief BTW) toegekend. 4.3. Looptijd van de projecten De subsidie wordt toegekend voor projecten van maximaal twee jaar die ten laatste van start gaan op 1 december 2011. Kortlopende projecten komen ook in aanmerking voor subsidie. Deelprojecten van een langlopend programma komen enkel in aanmerking indien zij een afzonderlijk uitvoerbaar geheel vormen. 2
4.4. Welke projecten komen in aanmerking voor steun? De steun kan worden verleend aan projecten die zich richten op volgende doelgroepen: vormingsverstrekkers, kinderen, jongeren, mensen met een handicap, mensen met een etnisch culturele diverse achtergrond, mensen in armoede 1 en senioren, en zich daarenboven focussen op onderstaande beleidsdoelstellingen: 1. Train de trainer De subsidie wordt aangewend voor initiatieven die leerkrachten, vrijwilligers en vormingswerkers die zelf les en vorming geven aan de betrokken doelgroepen, op te leiden. Tijdens deze opleidingen kunnen zowel inhoudelijke als technische vaardigheden aan bod komen. 2. Ontwikkelen van methodieken en vaardigheden voor specifieke doelgroepen De subsidie wordt aangewend voor initiatieven die fungeren als blauwdrukprojecten over mediawijsheid. Ze werken zelf rond competentieverwerving (zowel inhoudelijk als qua werkvorm) en zijn gericht op één of meerdere specifieke doelgroep(en). 3. Veilig en verantwoord mediagebruik De subsidie wordt aangewend voor initiatieven die werken rond veilig en verantwoord mediagebruik. Dit kan gaan over het bewustmaken van de kansen en de risico s als over het creëren van instrumenten die een bijdrage leveren tot een veilig en verantwoord mediagebruik. 4. Beeldvorming bij de mediamaker De subsidie wordt aangewend voor initiatieven die de mediamaker meer mediawijs maken. Volgens het doelstellingenkader Gelijke Kansen moet een genuanceerde en nietstereotyperende beeldvorming worden bevorderd via het informeren, sensibiliseren en stimuleren van mediamakers. Er kan een aanvraag worden ingediend voor één bepaalde beleidsdoelstelling, of voor een combinatie van beleidsdoelstellingen. 5. Inhoud en samenstelling van de projecten 5.1. Ontvankelijkheidsvoorwaarden voor de projectvoorstellen Om ontvankelijk te zijn, moet een ingediend projectvoorstel aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: 1. Ingediend zijn door een VZW, een stichting of een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging of door een VZW, een stichting of een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband bestaande uit minstens twee 1 Mensen in armoede genieten prioritaire aandacht i.k.v. deze stimuleringsregeling. 3
partners. De VZW of publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging is actief in Vlaanderen op het vlak van mediawijsheid. Een aanvragende VZW, stichting of een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging mag slechts één voorstel indienen, maar kan wel meewerken in meerdere samenwerkingsverbanden. Een samenwerkingsverband is samengesteld uit minstens twee actoren en vereist een actieve vorm van samenwerking, al dan niet betoelaagbaar; 2. Het aangevraagde subsidiebedrag mag maximaal 85% van de totale kost van het project bedragen. De eigen inbreng kan divers van aard zijn. Het kan gaan om een financiële bijdrage, materiële steun, knowhow, mensuren, of een combinatie hiervan. De aanvragers mogen geen dubbele subsidiëring genieten voor het betrokken project. 3. Het project mag geen commercieel oogmerk hebben; 4. Ten laatste op 21 oktober 2011 om 12u ingediend zijn bij het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Projecten die te laat of per fax worden ingediend, zijn niet ontvankelijk; 5. Voldoen aan onderstaande vormvereisten. 5.2. Inhoud en vormvereisten van de projectvoorstellen Om tot een objectieve evaluatie van de projectvoorstellen te kunnen overgaan, is het nodig dat de voorstellen de nodige objectieve informatie bevatten om ze te kunnen toetsen aan zowel de ontvankelijkheidsvoorwaarden als de selectiecriteria. Daarom worden aan de indieners van de projectvoorstellen een aantal vormvereisten opgelegd. Deze vormvereisten leggen een samenstelling op voor de projectvoorstellen. De projectvoorstellen worden ingediend door middel van een verplicht te hanteren formulier. Hierbij kunnen bijlagen worden gevoegd. De ingediende projectvoorstellen moeten volgende samenstelling hebben: - een samenvatting van het voorstel; - de administratieve gegevens van de indiener en de leden van het samenwerkingsverband; - een gedetailleerde beschrijving van het voorgestelde project,de beoogde doelgroepen en de beoogde output en meetbare resultaten; - een beschrijving van de wijze waarop de bereikte resultaten gevaloriseerd zullen worden en van de wijze waarop aan kennisdeling zal worden gedaan 2 ; 2 De aanvrager zal moeten waarborgen dat hij de tijdens het project vergaarde kennis, materiaal of andere projectresultaten maximaal ontsluit, inclusief via de door de subsidiërende overheid aangeduide websites of platformen. Indien de aanvrager op deze vraag niet wenst of kan ingaan, dient dit omstandig te worden gemotiveerd. De overheid behoudt zich echter het recht om desgevallend de subsidieaanvraag onontvankelijk te verklaren (cf 6.2 evaluatieprocedure) 4
- een gedetailleerd budgetplan en begroting - een overzicht van lopende subsidies van verwante activiteiten of structurele werkingen aan de aanvrager en de partners. Na indiening van de voorstellen voert het departement CJSM een ontvankelijkheidsanalyse uit. Niet ontvankelijke voorstellen worden niet verder behandeld. 6. Evaluatie en selectie van de projecten 6.1. Beoordelingscriteria Met het oog op de formulering van een globaal voorstel, zal een jury de ontvankelijke projectvoorstellen beoordelen aan de hand van een aantal selectiecriteria. Deze criteria beogen te peilen naar: 1. Inhoudelijke kwaliteit en meerwaarde van het project: maximaal 30 punten Bij dit criterium wordt de inhoudelijke kwaliteit van het project beoordeeld. De aanvrager dient aan te geven: op welke manier de activiteiten worden ingevuld; op welke manier het project een meerwaarde biedt voor het Vlaamse mediawijsheidsbeleid; op welke manier het initiatief specifieke aandacht heeft voor specifieke doelgroepen; welke ervaring en kennis men reeds heeft m.b.t. de geformuleerde projectdoelstelling(en). 2. De meerwaarde van de samenwerking: maximaal 10 punten Bij dit criterium wordt de samenwerking met andere actoren in het project of van het samenwerkingsverband van de partners beoordeeld. Bij het aangeven van de meerwaarde gaat het om de meerwaarde voor de doelgroep en om de meerwaarde voor de afzonderlijke partners. De aanvrager dient aan te geven: met welke partners hij samenwerkt en hoe de rolverdeling en synergie eruit ziet; wat de meerwaarde is van de samenwerking (t.o.v. de huidige situatie) 3. Kennisdeling: maximaal 10 punten In dit criterium wordt een optimale verspreiding van opgedane inzichten en ervaring en uiteraard van concrete projectresultaten en producten beoordeeld. In dit criterium moet worden beschreven op welke wijze men de communicatie en kennisdeling organiseert gedurende het project, zowel intern als extern, teneinde zoveel mogelijk inzichten en ervaringen te kunnen verspreiden. Bij het beschrijven van de wijze van communicatie en kennisdeling dient de aanvrager aan te geven: welke communicatiemiddelen en kanalen de aanvrager benut tijdens het project en hoe dit wordt vormgegeven; 5
wie verantwoordelijk is voor de communicatie en kennisdeling; welke rol communicatie en kennisdeling speelt in het project; hoe het materiaal verspreid wordt en ontsloten; wat er met de kennisdeling gebeurt na het project; welke rol de kennisdeling en/of communicatie spelen bij het realiseren van de duurzaamheid van de projectresultaten; op welke manier het geven van feedback wordt ingericht; hoe de doelgroep(en) of andere actoren in het veld van deze kennisdeling kan/kunnen profiteren; hoe de kennisdeling gebeurt naar publieke instellingen of naar de Vlaamse overheid. 4. Uitrol van de activiteiten binnen Vlaanderen: maximaal 10 punten Bij dit criterium wordt de relevantie op Vlaams niveau van de projecten beoordeeld. Welke hefboom en/of multiplicatoreffecten kan het project hebben in Vlaanderen; Welke strategie wordt er gevolgd, gespreid in de tijd. 5. Duurzaamheid van de projectresultaten: maximaal 10 punten Bij dit criterium wordt de duurzaamheid van de projectresultaten in de organisatie(s) beoordeeld. De focus ligt hier op activiteiten tijdens het project die zorgen dat de resultaten van het project na de oplevering niet verloren zullen gaan omdat met het project een blijvende verandering is gerealiseerd. Extra waarde wordt toegekend aan projecten die ervoor zorgen dat opschaling of herhaalbaarheid in andere omgevingen in principe mogelijk is (bv via een draaiboek, toolbox, een set van goede praktijken of stappenplan). Duurzaamheid kan ook gereflecteerd worden via de samenwerking of kennisdeling. Bij het beschrijven van de wijze van de duurzaamheid van de projectresultaten dient de aanvrager tenminste in te gaan op de volgende aspecten: welke activiteiten ondernomen worden om te zorgen voor duurzaamheid van de projectresultaten, zowel tijdens de projectperiode als daarna, zowel binnen de eigen werking en/of het samenwerkingsverband; welke activiteiten eventueel verband houden met de kennisdeling en samenwerking; welke stappen zullen gezet worden om de verworven kennis beschikbaar te stellen voor geïnteresseerde publieke instellingen. 6. Succesfactoren en risicomanagement: maximaal 10 punten In dit criterium wordt getoetst wat de haalbaarheid is van het project. Bij het beschrijven van de haalbaarheid van zijn project dient de aanvrager in te gaan op de volgende aspecten: de belangrijkste succesfactoren voor het realiseren van de projectresultaten; de belangrijkste maatregelen om risico's tegen te gaan. 7. Kwaliteit van het budgetplan en de begroting: maximaal 20 punten In dit criterium wordt beoordeeld wat de haalbaarheid en de kwaliteit is van het budgetplan en de begroting. 6
Bij het beschrijven van de begroting en het budgetplan dient de aanvrager gedetailleerd in te gaan op de verschillende relevante posten. Er dient ook ingegaan te worden op de andere financieringskanalen waarover de aanvrager beschikt. Andere relevante punten zijn: De realiteitszin van de projectbegroting en de aanvaardbaarheid van de kosten; De value for money van de totale kost; Met welke eigen middelen het project verankerd is in de organisatie en/of het samenwerkingsverband. 6.2. Evaluatieprocedure De ingediende projectvoorstellen zullen vooreerst door de afdeling Beleid en Beheer van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media onderzocht worden op ontvankelijkheid. Dit zal gebeuren op basis van de reeds vermelde ontvankelijkheidsvoorwaarden. Deze voorwaarden moeten als noodzakelijke voorwaarden gezien worden, met andere woorden, aan elk van de ontvankelijkheidvoorwaarden moet voldaan zijn opdat het project zou kunnen opgenomen worden in het eigenlijke selectieproces. Een commissie die door de secretaris generaal wordt samengesteld uit maximaal 7 ambtenaren uit diverse relevante geledingen van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en van het departement Onderwijs en Vorming zal, op basis van de beoordelingscriteria, per criterium een score bepalen. De onafhankelijk van elkaar bepaalde scores zullen vervolgens opgesteld worden tot een eindquotering op een schaal van 100. Deze eindquotering van een project mag, om in aanmerking te komen, niet lager zijn dan 65. De eindquoteringen van de verschillende projecten, die een eindscore halen van 65, zullen leiden tot een geordende lijst van projectvoorstellen. Op basis van deze geordende lijst, zal de commissie advies verlenen aan de minister bevoegd voor het mediabeleid met betrekking tot de voorgestelde projecten. Het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media kan voorstellen de projectbegroting aan te passen en bepaalde kosten te verwerpen. Binnen de beschikbare kredieten zal de minister bevoegd voor het mediabeleid een beslissing nemen over de toekenning van de subsidies en de exacte omvang van de subsidie per begunstigde. De geselecteerde projectvoorstellen leggen de uitvoeringsvoorwaarden van de projecten vast. 7. Implementatie en opvolging van de geselecteerde projecten 7.1. Implementatie Er wordt per project een subsidiebesluit opgemaakt dat de modaliteiten van de subsidie zal bepalen. De goedgekeurde projectbeschrijving en projectbegroting maken inherent deel uit van 7
het dossier. Wijzigingen in de samenwerkingsverbanden vereisen een goedkeuring en desgevallend een aanpassing van het subsidiebesluit. 7.2. Opvolging Bij het einde van elk werkjaar en het einde van het project wordt een operationeel en financieel verslag gevraagd. Het departement CJSM zal ook instaan voor de opvolging van de projecten. Hierbij evalueert, documenteert en meet het departement de (tussentijdse) resultaten van de projecten, ook op langere termijn. 8. Indiening van de projectvoorstellen Het formulier voor de aanvraag van een projectsubsidie ter bevordering van mediawijsheid is te raadplegen op de website www.cjsm.vlaanderen.be/media De projectvoorstellen worden ingediend in vier exemplaren (1 origineel en 3 kopieën) op volgend adres: Departement Cultuur Jeugd Sport en Media T.a.v. Christine Claus, secretaris generaal Arenbergstraat 9 1000 Brussel en dit ten laatste op 21 oktober 2011 (om 12 uur). De projecten worden daarenboven elektronisch bezorgd ter attentie van: christine.debaene@cjsm.vlaanderen.be en simon.smessaert@cjsm.vlaanderen.be 9. Bijkomende informatie Bijkomende informatie over deze oproep kan op aanvraag verkregen worden op volgend adres. Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media T.a.v. Christine Debaene of Simon Smessaert Arenbergstraat 9 1000 Brussel Tel: 02 553 69 25/02 553 69 50 E mail: christine.debaene@cjsm.vlaanderen.be of simon.smessaert@cjsm.vlaanderen.be 8