Waterschap Rivierenland. Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Vergelijkbare documenten
WATe.'^SCHAP r'ivicrfiviland - 3OKT. 201^ Ontvangen. Par. 1 \2 TEAM REFERENTIE DOORKIESNUMMER ADRES ONDERWERP

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen

Betreft Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling Dijkverbetering Horstermeer Zuid

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Titel: Aanvraag omgevingsvergunnin g tijdelijk afwijken laad- en loslocatie t Zwaantje Nummer: P VER- OMG Versie: 1.

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Omgevingsdienst West Holland DEFINITIEF 6 mei 2013

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Vormvrije m.e.r.-beoordeling structuurvisie. Gemeente Millingen aan de Rijn Concept

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Aanmeldingsnotitie en vormvrije m.e.r.-beoordeling, bestemmingsplan Kwadijkerpark Gemeente Purmerend

Notitie. 1 Aanleiding

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

Versie Omschrijving Auteur(s) Datum 1 D J Timmer Aanvullende tekst par 3.3.3

M.e.r.-beoordeling Spui Forum

M.E.R.-BEOORDELINGSBESLUIT

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

BESLUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL

Notitie flora en fauna

3,2 ha (100%) 0. 3,3 ha 3,3 ha

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Busbaan langs de Kruisvaart

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed

Aspect Omschrijving Vindplaats

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Ecologisch Werkprotocol

M.e.r.-beoordelingsbesluit. Ontgronding URK00418 Aanleg ECO-zone Staartweg Urk

Nieuwe bedrijfslocaties

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Archeologische Quickscan


Onderzoek flora en fauna

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Briefrapport AANLEIDING EN METHODE. De heer J. Arends. datum: 20 april quick scan flora en fauna

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht

Quickscan flora en fauna

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

M.e.r-beoordeling bestemmingsplan Randstadrail (HSE)

Projectplan Waterwet Dijkvernageling Lekdijk Vianen

Nr Casenr Fazantlaan 4. Ruimtelijke onderbouwing. gemeente Ermelo Fazantlaan 4

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Memo. Inleiding. Werkzaamheden. Aan. Hilke de Vries Van. Carola van den Tempel CC Datum 9 september 2016 Betreft

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

Blad 2. Beoordeling verzoek

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Memo: Datum: 13 april Quickscan ecologische waarden (Flora en faunawet en EHS) sloop BMV Hoensbroek

Notitie. Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

GEMEENTE LOCHEM. Structuurvisie. Bijlage (vormvrije) MER beoordelingen

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen

Notitie. DNS Planvorming bv

Projectplan. Aanvullende werken verbetering watersysteem polder 't Hoekje. A.I.L. Rennings september Watersystemen.

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

Rijkswaterstaat Brede Afspraak Archeologie. Datum 3 juli 2014 Status definitief

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

omgevingsdienst HAAGLANDEN

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

Transcriptie:

Waterschap Rivierenland Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

INHOUDSOPGAVE blz. 1. ALGEMEEN 1 1.1. Inleiding 1 1.2. Aanleiding en kader 2 1.2.1. M.e.r.-beoordeling 2 1.2.2. Projectplan Waterwet 3 1.2.3. Vergunningen 4 1.3. Leeswijzer 4 2. KENMERKEN VAN HET PROJECT 5 2.1. Doel van de activiteit 5 2.2. Aard en omvang activiteit 5 2.3. Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder 6 2.4. Beheer en onderhoud 9 2.5. Beschrijving autonome ontwikkelingen 9 3. PLAATS VAN HET PROJECT 11 3.1. Karakteristiek van het gebied en omgeving en grondgebruik 11 3.2. Natuurlijk milieu 12 3.2.1. Natuur 12 3.2.2. Landschap 13 4. KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN 19 4.1. Natuur 19 4.2. Landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) 20 4.3. Bodem en water 21 4.4. Gebruiksfuncties 21 5. BEOORDELING 23 5.1. Kenmerken van het project 23 5.2. Plaats van het project 23 5.3. Kenmerken van de potentiële effecten 23 5.4. Conclusie en advies 23 6. REFERENTIES 25 laatste bladzijde 25 BIJLAGEN aantal blz. I Addendum effectbeoordeling terugvaloptie 6

1. ALGEMEEN 1.1. Inleiding In 1993 en 1995 hadden de Rijn en de Maas te kampen met zeer hoge waterstanden. Naar aanleiding van deze hoge waterstanden is gebleken dat de Rijntakken en de (bedijkte) Maas grotere hoeveelheden water af moeten kunnen voeren dan de hoeveelheid waarmee tot dusver rekening is gehouden. Hiervoor is het Programma Ruimte voor de Rivier gestart. Omdat ook de dijken op de meeste plaatsen hierdoor niet aan de wettelijke veiligheidsnorm tegen overstromen voldoen, zijn maatregelen nodig, zo ook bij de Lekdijk bij Vianen. De maatregel die bij Vianen moet worden genomen maakt onderdeel uit van het project Ruimte voor de Rivier Lek. De Ringdijk of Lekdijk ten noordwesten van het stadscentrum van Vianen heeft de functie van primaire waterkering langs de rivier Lek. Over een lengte van ongeveer 250 m (rode lijn in afbeelding 1.1) is de stabiliteit binnenwaarts van de dijk voor de toekomst onvoldoende. Dit deel van de dijk moet worden versterkt om de stabiliteit van de dijk weer te laten voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen. Aan de binnenzijde van het afgekeurde dijktraject liggen de historische stadsgracht en het voormalige kasteelterrein Batestein. Deze situatie maakt het complex om met behoud van de bestaande waarden de stabiliteit traditioneel te versterken. Als alternatief voor de traditionele versterkingsmaatregel met een binnendijkse grondberm heeft Waterschap Rivierenland gekozen voor een innovatieve oplossing: dijkvernageling. Het projectgebied van de dijkversterking (dijkring 16) ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad in de gemeente Vianen, provincie Utrecht. Afbeelding 1.1. Projectlocatie Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 1

1.2. Aanleiding en kader Het vereiste veiligheidsniveau voor de Lek moet uiterlijk in 2015 in overeenstemming zijn gebracht met de maatgevende Rijnafvoer van 16.000 m³/s bij Lobith. Voor het project Dijkvernageling Lekdijk geldt geen doelstelling ten aanzien van verlaging van de waterstand bij MHW (maatgevend hoogwater). Wel moet de dijk aan de maatgevend omstandigheden voldoen. Hierop is de dijk afgetoetst. Het faalmechanisme voor de te versterken waterkering is macro-instabiliteit. In afbeelding 1.2 wordt dit principe geïllustreerd. Afbeelding 1.2. Macro-instabiliteit Macro-instabiliteit is te omschrijven als een faalmechanisme waarbij het binnentalud van een waterkering bezwijkt door een hoge waterstand die zich in de dijk heeft opgebouwd. Door de hoge waterdruk wordt de sterkte van de grond verkleind en schuift het binnentalud af. Wanneer de dijkverbetering niet zou plaatsvinden, neemt de kans op het falen van de dijk toe. Als gevolg hiervan kan een overstroming optreden met grote maatschappelijke en economische schade als gevolg. 1.2.1. M.e.r.-beoordeling De dijkvernageling Vianen is een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit conform categorie D3.2 van het Besluit m.e.r. De m.e.r.-beoordelingsplicht is gekoppeld aan het (ontwerp) Projectplan Waterwet (zie paragraaf 1.2.2). Als gevolg hiervan moet op grond van de Wet milieubeheer worden beoordeeld of vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die het project voor het milieu kan hebben, het opstellen van een Milieueffectrapport (MER) noodzakelijk is. Het doel van de m.e.r.-beoordeling is om te beoordelen of de geplande activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het bevoegd gezag legt dit vast in een m.e.r. beoordelingsbesluit. Het houdt bij zijn beslissing rekening met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria. De criteria hebben betrekking op (zie ook kader, bijlage III van de Europese richtlijn): 1. kenmerken van het project; 2. plaats van het project; 3. kenmerken van het potentiële effect. 2 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Bijlage III van de Europese richtlijn 1. Kenmerken van de projecten Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen: - de omvang van het project; - de cumulatie met andere projecten; - gebruik van natuurlijke hulpbronnen; - de productie van afvalstoffen; - verontreiniging en hinder; - risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. 2. Plaats van de projecten Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen: - het bestaande grondgebruik; - relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied; - het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden: wetlands; kustgebieden; berg- en bosgebieden; reservaten en natuurparken; gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn); gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden; gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid; landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. 3. Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen: - het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking); - het grensoverschrijdende karakter van het effect; - de waarschijnlijkheid van het effect; - duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. 1.2.2. Projectplan Waterwet Voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk (waterkering) moet de beheerder, Waterschap Rivierenland, een projectplan vaststellen. De te volgen procedure hiervoor is vastgelegd in de Waterwet. In een projectplan Waterwet worden tenminste de volgende aspecten omschreven: - welke maatregelen worden voorgesteld voor de aanleg, versterking of verlegging van de primaire waterkering; - hoe nadelige gevolgen ongedaan kunnen worden gemaakt of beperkt; - hoe de verschillende belangen worden gewaarborgd. Na vaststelling van het projectplan door het waterschap moet het projectplan nog worden goedgekeurd door de provincie. Op grond van artikel 5.8 van de Waterwet geldt er in deze gevallen een verplichting tot coördinatie van de procedures. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 3

1.2.3. Vergunningen Voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk (waterkering) dienen diverse vergunningenaanvragen te worden opgesteld. Het waterschap Rivierenland heeft al een vergunningeninventarisatie laten uitvoeren waarin een overzicht wordt gegeven van de benodigde vergunningen en de bijbehorende procedures. De besluiten worden gecoördineerd voorbereid door de provincie Utrecht. 1.3. Leeswijzer Voorliggende Aanmeldingsnotitie bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 gaat in op de kenmerken van het project. Hoofdstuk 3 geeft een analyse van de omgeving. Hoofdstuk 4 beschrijft de mogelijke effecten van de dijkvernageling gekoppeld aan de bestaande functies en waarden in de omgeving. Hoofdstuk 5 bevat de conclusie t.a.v. de m.e.r. plicht. Aan het einde van de Aanmeldingsnotitie is een literatuurlijst opgenomen. Afbeelding 1.3. Plangebied 4 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

2. KENMERKEN VAN HET PROJECT 2.1. Doel van de activiteit Het doel van de voorgenomen activiteit is het realiseren van de veiligheid tegen overstroming van dijkring 16 op basis van de in de Waterwet vastgestelde veiligheidsnorm van 1 op 2.000 jaar. Het betreft een tracé van circa 250 m. Hiermee wordt de kans op maatschappelijke en economische schade als gevolg van overstroming teruggebracht tot het wettelijke niveau. Wanneer een dijk versterkt wordt, dan wordt dat op zodanige wijze gedaan dat niet over een paar jaar weer een dijkverbetering nodig is. Bij het ontwerp moet rekening gehouden worden met de op dat moment geldende wettelijke norm en de te verwachten ontwikkelingen in waterstand. Ook wordt nog een toeslag voor onzekerheden opgenomen. De versterking van de dijk raakt belangen van bewoners en andere partijen. Allereerst de gebruikers van de dijk en de mensen die er gronden bezitten. Verder zijn de Provincie Utrecht, de Gemeente Vianen en Rijkswaterstaat betrokken bij dit project. Maar ook organisaties op het gebied van natuur- en cultuurbehoud. Het Waterschap Rivierenland houdt rekening met de belangen van deze mensen en partijen. 2.2. Aard en omvang activiteit De voorgenomen activiteit betreft het realiseren van een versterkte dijk die, volgens de huidige norm en inzichten, tot minimaal 2065 weer voldoet aan de veiligheidseisen. Hiervoor zal de methode van dijkvernageling worden toegepast. Dijkvernageling is een innovatieve techniek. Met dijkvernageling wordt als het ware het grondlichaam gewapend en tevens verankerd aan de diepere ondergrond. Voor wat betreft toekomstvastheid is de dijkvernageling uitbreidbaar met extra nagels. Afbeelding 2.1. Illustratie dijkvernageling De dijkvernageling bestaat uit het verankeren van het binnendijkse grondmassief door toepassing van trekelementen. Dat zijn nagels met een groutomhulling die volgens een bepaald stramien en onder een geschikte hoek op het binnendijkse talud ingebracht worden. Voor het boren van de nagels wordt spoelwater toegepast. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 5

Uitgegaan wordt van stalen buisnagels met een lengte van circa 18 meter en op een onderlinge afstand van circa 2 meter telkens 3 nagels onder elkaar (375 nagels in totaal). De diameter is circa 60 cm inclusief het groutlichaam. Voor het aanbrengen van de nagels wordt geen teellaag verwijderd. De nagels zijn grondverdringend, er komt zo goed als geen grond naar boven. Ze gaan tot een diepte van circa NAP - 5 m. Ze blijven zo boven de pleistocene lagen (zand) in de ondergrond. Met een oppervlak van 0,177 m 2 per nagel zal in het werkgebied een bodemverstoring plaatsvinden met een oppervlak van ongeveer 66 m 2. Afbeelding 2.2. Plangebied overkluizing en werkstrook werkplaats werkgebied In het bestemmingsplan zijn de beschermingszones van de Lekdijk opgenomen conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat voor de dijk en bijbehorende beschermingzones beperkingen gelden voor activiteiten die een belemmering kunnen zijn voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering. Deze zones wijzigen niet, want de dijk wordt niet opgehoogd of verbreed. Er is geen extra ruimtebeslag nodig voor het versterkte dijklichaam. De weg en de sloot blijven behouden, de grasbekleding blijft liggen of wordt hersteld. 2.3. Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder De uitvoering heeft een geplande doorlooptijd van circa 3 maanden. De start van de uitvoering van de werkzaamheden is gepland in maart 2015. Volgens planning is de dijkverbetering gereed in mei 2015. Bij de uitvoering wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en Faunawet voor Waterschappen. 6 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Er zijn circa 26 vrachtwagenbewegingen nodig om het materiaal aan te vervoeren (nagels circa 120 ton, 60 m 2 grout en 60 m 3 water en aan- en afvoer materieel). De vrachtwagens kunnen rijden via de lokale wegen. Bij vervoer over water kan het materiaal tot de haven in Schoonhoven of Nieuwegein gebracht worden, waarna het alsnog per vrachtwagen wordt vervoerd. Gezien de kleine hoeveelheden materiaal is dit niet realistisch en niet verder onderzocht. Het materiaal wordt het terrein op gebracht via de werkplaats aan de Ringdijk bij de parkeerplaats aan de oostelijke zijde van het plangebied. Bij het aanbrengen van de nagels is het volgende materieel nodig: - een funderingsmachine met makelaar voor het boren van de nagels; - een hulpkraan op het talud om boorbuizen op te pakken en de nagels in te voeren; - een centrale om grout te mengen en te verpompen; - graafmachine of shovel voor het aanbrengen en verwijderen van de werkweg. Alleen bij start en einde werkzaamheden. Afbeelding 2.3. Inbrengen van de nagels Naast het normale machinegeluid wordt bij boorwerkzaamheden nauwelijks geluid geproduceerd. Machinegeluid is circa 100dBa brongeluid. Een en ander is afhankelijk van de daadwerkelijke machine die gebruikt worden. Luchtvervuiling is er niet, behalve de uitlaatgassen van de machine. De dijkvernageling zal worden uitgevoerd op het talud van het dijklichaam (rood in afbeelding 2.2). Het materieel zal tijdelijk worden opgeslagen op een werkplaats (paars) en ten behoeve van de werkbaarheid wordt over het volledige tracé en de inrit een werkweg van circa 10 m breed met een overkluizing geplaatst (blauw). Deze breedte is nodig om met de kraan te kunnen staan en deze te kunnen passeren. Om de nagels te boren moet Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 7

recht achter elke nagel gestaan worden, waardoor de werkweg niet korter gemaakt kan worden. Ter plaatse van het voormalige kasteelrondeel wordt het ruggetje overkluisd. De dikte van het opgebrachte zandpakket wordt hier net zo hoog als het ruggetje, ongeveer 50cm. De overige dikte van het zandpakket op de werkweg is circa 10 cm, enigszins afhankelijk van de vlakte van het terrein en het toegepaste type kraan. Bij het boren komt er aan de bovenzijde van de pijp en rondom de pijp modder omhoog. In verband met het talud zal deze modder in de sloot lopen. Enige vertroebeling is niet uit te sluiten, een deel van het spoelwater van het boren komt in de sloot met wat klei en zanddelen. Als het niet mogelijk is om de werkweg aan te leggen vanwege negatieve effecten op archeologische waarden, dan moeten de sloot tijdelijk gedempt worden. Er zal dan een doorvoerbuis ingegraven worden om stroming van de sloot te garanderen. Dat is bij de inrit nu ook al het geval. Als de sloot gedempt wordt, zal er ter plaatse van de demping geen materiaal in het water lopen. Als op deze manier gewerkt kan worden, dan is er geen afsluitding van de weg op de dijk nodig. Wel kan verkeershinder optreden als een enkele langere vrachtwagen de oprit op moet rijden. In het algemeen kan worden gesteld dat de techniek van dijkvernageling een kleiner risicoprofiel heeft dan vele andere innovatieve technieken voor dijkversterking. Dit komt door de kleinschaligheid van de boringen. De werkzaamheden aan de dijk zullen zowel mondeling als schriftelijk worden gecommuniceerd met de omgeving. Het dijkconsortium zal hiervoor een informatiebrochure samenstellen. Daarnaast kunnen omwonenden of gebruikers van de dijk de projectleider op vastgestelde tijden benaderen bij eventuele vragen. Indien hieraan behoefte blijkt zal er voor start uitvoering een informatiebijeenkomst worden georganiseerd waarin een toelichting wordt gegeven over de uitvoeringsduur en werkzaamheden. In de informatiebrochure zijn de contactgegevens van de contactpersoon van het dijkconsortium opgenomen, die ten tijde van de werkzaamheden beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen of het afhandelen van eventuele klachten. Als de werkmethoden worden aangepast naar aanleiding van onderzoek naar nietgesprongen explosieven, dan moet hierbij rekeningen gehouden worden met eventuele gevolgen voor archeologische waarden. Dat is in onderhavig onderzoek niet meegenomen. 8 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Afbeelding 2.4. Inbrengen van de nagels, in dit geval vanaf de dijk zelf 2.4. Beheer en onderhoud Het huidige beheer en onderhoud wordt na de dijkversterking gehandhaafd. Dat betekent dat zo nu en dan gemaaid wordt en de sloot geschoond. In de effectbeoordeling is dit niet meegenomen, omdat er geen veranderingen zijn ten opzichte van de huidige situatie. 2.5. Beschrijving autonome ontwikkelingen In de omgeving worden verschillende waterveiligheidsprojecten uitgevoerd. Aan de westzijde van het project dijkvernageling Vianen zijn de volgende dijkversterkingen onderhanden: Schoonhovenseveer - Langerak, Kinderdijk - Schoonhovenseveer en ten oosten van dijkvernageling Vianen dijkversterking Hagestein - Opheusden. Deze zijn meegenomen in de beoordeling voor cumulatieve effecten. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 9

10 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

3. PLAATS VAN HET PROJECT 3.1. Karakteristiek van het gebied en omgeving en grondgebruik Het plangebied ligt in het rivierengebied, gekenmerkt door hoge zandige oeverwallen en stroomruggen. Ten noorden en westen van het plangebied ligt de Mijnsheerenwaard, een uiterwaard van de Lek, die belangrijk is voor landbouw en ecologische hoofdstructuur. Het plangebied ligt in de noordwesthoek van de historische binnenstad van Vianen. Binnen het plangebied ligt de primaire waterkering waarop de Ringdijk ligt, een lokale weg. Het binnendijkse deel maakt deel uit van het stedelijke gebied. Het plangebied strekt zich naar het oosten uit tot een parkeerplaats ( Bij de watertoren ), vanaf waar het plangebied vanaf de dijk betreden kan worden. Het binnendijkse plangebied binnen de watergang is grotendeels bestemd als groen, een klein deel als agrarisch, de watergang als water. Daarnaast heeft het plangebied een functie als evenemententerrein. De dijk heeft een waterstaatsbestemming. Afbeelding 3.1. Topografische kaart plangebied en omgeving Aan de dijkteen ligt een watergang, een restant van een oude stadsgracht uit vermoedelijk de 16 e eeuw (RAAP, 2014). De watergang volgt de contouren van een voormalige kasteelmuur met in het noordwesten een rondeel. Het betreft de resten van kasteel Batestein, ter plaatse vermoedelijk eveneens uit de 16 e eeuw. Het overige gebied is ingezaaid met gras. De muurfundamenten zijn inzichtelijk gemaakt door een opgeworpen walletje. Langs de fundamenten loopt een wandelpad. De cultuurhistorische waarden zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 11

3.2. Natuurlijk milieu 3.2.1. Natuur In bijlage III van de EU-richtlijn milieubeoordeling projecten wordt gevraagd om het opnamevermogen op te nemen van het natuurlijke milieu, met in bijzonder aandacht voor verschillende typen gebieden, zoals wetlands, Natura 2000-gebieden, natuurparken en landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. Hieronder wordt ingegaan op ecologische waarden in het plangebied. Ook wordt ingegaan op de waarde van het landschap en cultuurhistorische waarden (inclusief archeologie). Natura 2000 Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Uiterwaarden Lek (beschermd volgens de Europese habitatrichtlijn), Zouweboezem (vogel- en habitatrichtlijn) en het Lingegebied & en Diefdijk-Zuid (habitatrichtlijn) die respectievelijk op 5.8, 6.9 en 7.6 km van het plangebied liggen (zie afbeelding 3.1, synbiosys.alterra.nl). Op basis van de onderlinge afstand tussen het plangebied en deze Natura 2000-gebieden en de kleinschalige aard van de werkzaamheden worden negatieve effecten van het voornemen op de instandhoudingsdoelen bij voorbaat uitgesloten. Ook van de cumulatie van negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden in het kader van Ruimte voor de Lek is geen sprake. Er wordt daarom niet nader ingegaan op de kenmerken van deze gebieden. Beschermde natuurmonumenten Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een beschermd natuurmonument. Het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument betreft de Raaphof ten zuiden van Bunnik. De onderlinge afstand bedraagt 10 km waardoor negatieve effecten uitgesloten kunnen worden. Dit geldt ook voor een eventuele cumulatie van effecten van het Ruimte voor de Lek -project. Er wordt daarom hier niet nader ingegaan op de kenmerken van dit gebied. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het plangebied grenst aan de noordkant van de Ringdijk aan de EHS (zie afbeelding 3.2, provincie Utrecht). Dit onderdeel is aangeduid als bestaande natuur, en betreft het beheertype botanisch waardevol grasland. Beschermde soorten In het plangebied of de directe omgeving zijn mogelijk de volgende soorten aanwezig (Witteveen+Bos, 2014): - vaatplanten, licht beschermd; - grondgebonden zoogdieren, licht beschermd; - vleermuizen, foerageergebieden, vliegroutes, meerder soorten; - vogels, broedbiotoop; - vissen, kleine modderkruiper en bittervoorn (tabel 2); - amfibieën, licht beschermd. 12 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Afbeelding 3.2. Overzicht Natura 2000 en EHS-gebieden (provincie Utrecht) 3.2.2. Landschap Het plangebied ligt in het rivierengebied, gekenmerkt door hoge zandige oeverwallen en stroomruggen. Tussen deze hogere gronden liggen lage kleiige kommen met veen. In het plangebied bevinden zich de oeverafzettingen van de rivier Lek die vanaf de Romeinse tijd (12 vc) actief is. Vanaf 1000 nc concentreerde zich op de hogere randzones langs de Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 13

rivieren de bewoning zich in kleine nederzettingen, zoals ook het middeleeuwse marktstadje Vianen. Landschapstype en -structuur Het plangebied ligt direct aan het gebied de Lekzone, onderdeel van het nationaal landschap het Groene Hart. De grens ligt op de dijk, op de buitendijkse zijde van de weg. Het gebied wordt gekenmerkt door een open zone rond een brede rivier met beroepsvaart, ingekaderd door forse, parallel lopende dijken, met een meer besloten binnendijkse zone van bebouwingslinten en een mozaïek van landgebruik. Het plangebied ligt binnen het stedelijke gebied. Binnen het plangebied bestaat de landschappelijke structuur uit de noordwestelijke uitstulping in de oudere stadsgracht, gevormd door de dijk met weg en de gracht. Deze structuur hangt samen met het voormalige kasteel Batestein. Ruimtelijk-visuele kenmerken Belangrijke ruimtelijke-visuele kenmerken is het zicht vanaf de dijk over de open ruimte van de uiterwaard en het zicht op de historische binnenstad. Op de ruimtelijke kwaliteitskaart van de gemeente Vianen is de kwaliteit van de openbare ruimte in samenhang met de bebouwing en het groen aangegeven. Hieruit blijkt (zie afbeelding 3.3) dat drie elementen binnen het plangebied worden gewaardeerd (Dröge, 2012): - de weg Ringdijk heeft een positieve waardering; - de stadsgracht wordt gewaardeerd als belangrijk openbaar water; - het binnendijkse gebied wordt gewaardeerd als belangrijk stedelijk groen. Afbeelding 3.3. Uitsnede ruimtelijke waarderingskaart Cultuurhistorie Onder het thema cultuurhistorie worden de facetten historische geografie, historische steden)bouwkunde (monumenten) en archeologie verstaan. De historische geografische elementen en structuren in het om het plangebied hangen sterk samen met de historische stedenbouwkunde en archeologie en wordt daarom gecombineerd daarmee behandeld. 14 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Het plangebied behoort tot het rijksbeschermde stadsgezicht Vianen. Het stadgezicht is rijksbeschermd vanwege de bijzondere historische stedenbouwkundige structuur binnen de vestinggrachten. Binnen het plangebied is het met meer dan 0,5 m afgraven op ophogen of het aanpassen van dijken of taluds zonder vergunning niet toegestaan. Aan teen van de dijk ligt een terrein van archeologische waarde dat is opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (monumentnummer 15360). Het betreft de resten van kasteel Batestein, waarvan de bouw begonnen is omstreeks 1370. De gracht, de voormalige muur direct ten zuiden daarvan en het rondeel in de noordwesthoek van het kasteelterrein, zie afbeelding 3.4, zijn een latere toevoeging uit de 16e eeuw (RAAP, 2014). Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Vianen (zie afbeelding 3.5) is het gebied ten zuiden van de gracht opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK historische kern), waar geen bodemingrepen zijn toegestaan. De gracht en omgeving zijn opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK). Ook hier zijn geen bodemingrepen toegestaan. Afbeelding 3.4. Vianen, Vyanen, Joan Blaeu, 1649 (noorden aan de linkerkant) Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 15

Afbeelding 3.5. Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Vianen Bodem en water Het bodemtype was vermoedelijk oorspronkelijk kalkhoudende ooivaaggronden op een relatief jonge stroomrug. Grote delen zijn echter in de middeleeuwen bebouwd of vergraven. Er zijn geen aardkundige waarden benoemd in het plangebied. Voor de gemeente Vianen is een regionale bodemkwaliteitskaart opgesteld. Ten zuiden van het plangebied heeft een bodemsanering plaatsgevonden. De gracht is onderdeel van de waterhuishouding. Gebruiksfuncties Ten zuiden van het plangebied langs het Hofplein liggen verschillende woningen. Aan de oostkant van het plangebied ligt een meerjaarlijkse tijdelijke parkeerplaats. Ten oosten hiervan bevinden zich gebouwen met een bedrijfsfunctie. Het binnendijkse plangebied binnen de watergang is grotendeels bestemd als groen, een klein deel als agrarisch, de watergang als water. Daarnaast heeft het plangebied een functie als evenemententerrein. Uit het bestemmingsplan (2010) en de structuurvisie (2013) van Vianen blijkt dat het plangebied wordt gezien als inbreidingslocatie. Gezien de uitkomsten van een cultuurhistorische effectrapportage en archeologische beperkingen heeft de gemeente geconcludeerd dat eerdere woningbouwplannen op deze locatie niet haalbaar waren. Op 12 januari 2010 heeft de gemeenteraad daarom besloten het Hofplein te ontwikkelen als cultuurhistorisch gebied met hoogstens enkele woningen. Ten zuiden van het plangebied zal op een vergelijkbare wijze het gebied Blauwpoort ontwikkeld worden. 16 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Afbeelding 3.6. Inbreidingslocaties uit structuurvisie Vianen Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 17

18 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

4. KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN 4.1. Natuur De mogelijke effecten (bijvoorbeeld vernietiging, doorsnijding, verstoring en veranderingen bodemomstandigheden) worden hier besproken per relevant thema. Voor Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten worden geen effecten verwacht, omdat deze gebieden te ver weg liggen (Witteveen+Bos, 2014 1 ), zoals in hoofdstuk 3 is uitgelegd. De werkzaamheden vinden aan de rand van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) plaats, daarnaast zijn er beschermde soorten aanwezig. Op deze aspecten wordt hieronder ingegaan. Ecologische hoofdstructuur De werkzaamheden vinden buiten de EHS plaats. Directe effecten zijn daarom uit te sluiten en bij dit criterium hoeft wettelijk niet getoetst te worden op externe werking. Doordat effecten van de dijkvernageling op de EHS zijn uit te sluiten, is ook van de cumulatie van negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden in het kader van aangrenzende dijkversterkingen geen sprake. Directe als indirecte effecten zijn zodoende uit te sluiten. Beschermde soorten De resultaten voor beschermde soorten zijn in de onderstaande tabel weergegeven (zie tabel 4.1). Tabel 4.1. Overzicht van de mogelijk aanwezige beschermde soorten en de consequenties inzake de Flora- en faunawet soortgroep vaatplanten grondgebonden zoogdieren vleermuizen beschermde soorten in het plangebied of directe omgeving aan wezig ja, mogelijk zijn licht beschermde soorten aanwezig ja mogelijk zijn licht beschermde soorten aanwezig ja, in of nabij plangebied zijn mogelijk foergaeergebied en vliegroutes van mogelijk meerdere vleermuissoorten aanwezig kans op overtreding verboden Ffw gevolgen ontheffing aanvragen Ffw ja geen nee, vrijstelling ja nee, mits negatieve effecten worden voorkomen door het gebruik van kunstmatige verlichting te voorkomen geen, wel zorgplicht mitigerende maatregelen treffen ter voorkoming van effecten nee, vrijstelling nee, verkrijgen van een ontheffing is niet mogelijk voor het verstoren van vleermuizen zonder een belang uit de HR, effecten dienen voorkomen te worden 1 Het conceptrapport is nog niet voorgelegd aan het bevoegd gezag. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 19

soortgroep vogels vissen beschermde soorten in het plangebied of directe omgeving aan wezig ja, de omgeving van het plangebied biedt geschikt broedbiotoop aan algemeen voorkomende soorten ja, aanwezigheid van de kleine modderkruiper en bittervoorn is niet uit te sluiten kans op overtreding verboden Ffw ja, indien broedende vogels worden verstoord gevolgen werken buiten broedseizoen of werkzaamheden voor het broedseizoen starten en onafgebroken voortzetten ontheffing aanvragen Ffw nee geen nee reptielen nee nee geen nee amfibieën dagvlinders, libellen en overige ongewervelden ja, licht beschermde (tabel 1) soorten kunnen voorkomen ja geen, wel zorgplicht nee nee geen nee nee, voor het verstoren van broedende vogels kan in het kader van dit project geen ontheffing worden verleend, effecten dienen voorkomen te worden nee, vrijstelling De werkzaamheden zullen plaatsvinden buiten het broedseizoen (dit met risico dat sommige vogels tot in september kunnen broeden) of worden gestart voor het broedseizoen en onafgebroken worden doorgewerkt. Het plangebied kan voorafgaand en tijdens het broedseizoen wekelijks worden gemaaid om broedgevallen te voorkomen. Er wordt geen gebruik gemaakt van kunstverlichting. Dit zal zo in het contract worden opgenomen, waardoor negatieve effecten op broedvogels en vleermuizen zijn uit te sluiten. Als dit niet wordt opgenomen, dan kan het project niet worden uitgevoerd, omdat er geen ontheffing kan worden verkregen voor de Flora- en faunawet. Er kunnen nog wel negatieve effecten zijn op grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Hiervoor geldt de zorgplicht. De wet beschouwt alle dieren en planten als waardevol en mensen moeten daar zorgvuldig mee omgaan. Handelingen waarvan iemand weet of kan vermoeden dat ze schadelijk zijn voor soorten of hun directe leefomgeving moeten achterwege worden gelaten. Waterschap Rivierenland heeft hiertoe de gedragscode Floraen faunawet voor waterschappen ondertekend. Daarmee zijn de negatieve effecten beperkt. 4.2. Landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) Omdat de maatregelen in de gebruiksfase niet zichtbaar zijn, is er geen permanent effect op het landschap en bovengrondse cultuurhistorie. Er wordt geen structuur aangepast, de bekleding verandert niet en ook wordt de watergang niet aangepast. Wel zijn er mogelijk permanente effecten op archeologische resten in de ondergrond. Hierop wordt ingegaan bij het thema landschap en cultuurhistorie. 20 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

Archeologie Door de dijkvernageling zullen mogelijke archeologische resten in de dijk geraakt kunnen worden. Gezien de kleine verstoringsoppervlakte is dit effect echter gering. Er is geen aanvullend onderzoek nodig (RAAP, 2014). Door het ophogen van de grond ter plaats van en rondom de resten van kasteel Batestein kan er mogelijk door de extra druk verzakking plaatsvinden, waardoor resten uit de context raken. De resten zijn zeer waardevol. Gezien de tijdelijkheid van de druk, circa 3 maanden, en de mogelijkheid de overkluizing in te perken, is de verwachte zetting echter gering. Er is geen aanvullend onderzoek nodig (RAAP, 2014 1 ). 4.3. Bodem en water Voor waterhuishouding en -kwaliteit worden geen in de gebruiksfase geen effecten verwacht aangezien er geen watergang wordt aangepast en vertroebeling gering zal zijn. Ook in de aanlegfase zal dit niet plaatsvinden. Voor de dijkversterking zelf hoeft vrijwel geen grondverzet plaats te vinden. Echter zal in de aanlegfase binnendijks grond worden opgehoogd om goed te kunnen werken in het plangebied. Hieronder wordt op het aspect bodemkwaliteit ingegaan. Bodemkwaliteit Door de werkzaamheden zal de bodemkwaliteit in het plangebied gelijk blijven of verbeteren, aangezien het wettelijk niet mogelijk is om (tijdelijk) een mindere klasse grond aan te brengen. Het is ook niet toegestaan om nieuwe of hergebruikte materialen te gebruiken die uitlogen, tenzij dit materiaal al in het plangebied aanwezig was. De werkzaamheden beteken dat er niet gegraven, bodem afgevoerd of aangebracht wordt. Er komt een verwaarloosbare hoeveelheid grond naar boven en een beetje spoelwater. 4.4. Gebruiksfuncties Bij het thema gebruiksfuncties wordt ingegaan op de mogelijke effecten in de aanlegfase op het gebruik van de weg, de groenzone en de parkeerplaats. In de gebruiksfase is er geen effect, aangezien de bestemmingen en het gebruik niet wijzigen. Hinder in de aanlegfase Door de extra drukte zal het gebruik van de weg en de parkeerplaats iets minder worden, maar naar verwachting leidt dit niet tot een dermate hinder dat hiervoor naar alternatieven gezocht moet worden. Het plangebied is gedurende de werkzaamheden niet beschikbaar als evenemententerrein. Daar het echter een periode van 3 maanden betreft, kan bij de planning van eventuele evenementen/de dijkvernageling hier rekening mee gehouden worden. De hinder is beperkt. 1 Het conceptrapport is getoetst door de archeologische adviseur van de gemeente, er zijn geen inhoudelijke opmerkingen. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 21

22 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

5. BEOORDELING De voorgenomen activiteit is een wijziging aan een primaire waterkering. Daarom geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. De vraag is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. 5.1. Kenmerken van het project In hoofdstuk 2 zijn de kenmerken van het project besproken: - dijkvernageling (permanent); - overkluizing (tijdelijk); - depot (tijdelijk). De kenmerken van de dijkvernageling (gebruik en aanleg) zijn mogelijk van dusdanige aard dat belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht waarvoor direct een procedure voor milieueffectrapportage noodzakelijk wordt geacht. Hiervoor moeten de maatregelen gekoppeld worden aan de waarden in en om het projectgebied (paragraaf 5.3). 5.2. Plaats van het project In hoofdstuk 3 is de plaats van het project besproken: - naast EHS en beschermde dier- en plantensoorten aanwezig; - cultuurhistorische waardevolle slotgracht; - archeologische resten kasteel Batestein in de ondergrond. Er is, vanuit het oogpunt van de locatie bezien, mogelijk sprake van belangrijke nadelige effecten voor het milieu die een procedure voor milieueffectrapportage vereisen. Hiervoor moeten de effecten van de maatregelen op de waarden worden geschat (paragraaf 5.3). 5.3. Kenmerken van de potentiële effecten In hoofdstuk 4 zijn de potentiële effecten besproken. De negatieve effecten van de ingreep hebben een geringe omvang, duur en frequentie. Dit betreft zowel de aanleg- als de gebruiksfase. Er worden geen belangrijk nadelige effecten voor het milieu verwacht waarvoor een procedure voor milieueffectrapportage noodzakelijk wordt geacht. 5.4. Conclusie en advies Op basis van de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten van het project, worden geen belangrijke nadelige effecten verwacht van de dijkvernageling waarvoor het volgen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk wordt geacht. Ook aard, plaats, potentiële effecten en cumulatieve effecten in samenhang beschouwend zijn er geen belangrijke nadelige effecten te verwachten. Bij de effectbeoordeling is uitgegaan van de volgende optimaliserende, mitigerende en compenserende maatregelen: - werken buiten broedseizoen/of beginnen voor het broedseizoen en doorwerken; - geen gebruik van kunstverlichting, om vleermuizen niet te verstoren. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 23

24 Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen

6. REFERENTIES - Dröge, 2012. Vianen - Cultuurhistorische inventarisatie. In opdracht van gemeente Vianen. - Synbiosys.alterra.nl, gebiedendatabase. - EHS-kaart provincie Utrecht, Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. - website van Portaal natuur en landschap, www.portaalnatuurenlandschap.nl. - RAAP, concept 2014. Plangebied dijkvernageling, Gemeente Vianen, Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen 25

BIJLAGE I ADDENDUM EFFECTBEOORDELING TERUGVALOPTIE Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport VA20-3/14-017.817 d.d. 19 september 2014

Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport VA20-3/14-017.817 d.d. 19 september 2014

1. ADDENDUM MER AANMELDINGSNOTITIE, TERUGVALOPTIE DAMWAND 1.1. Definitie en kader Definitie terugvaloptie De terugvaloptie omvat een alternatieve dijkversterkingstechniek die wordt toegepast wanneer dijkvernageling niet mogelijk blijkt. De terugvaloptie is minimaal net zo robuust en veilig als de nu geplande versterking met dijkvernageling en heeft voor de omgeving vergelijkbare effecten. De terugvaloptie voor dijkversterking Vianen bestaat uit een versterking van het dijklichaam met damwanden. Beslissingskader Het uitgangspunt voor de dijkversterking blijft dijkvernageling. Bij de verdere detaillering van het ontwerp en de verkenning van het gebied op conventionele explosieven, bestaat de kleine kans dat dijkvernageling toch geen geschikte techniek is om (delen van) de dijk mee te versterken. In dat geval kan het dijklichaam versterkt worden met damwanden. 1.2. Ontwerp en aanleg Ontwerp Het damwand ontwerp dient conform de huidige norm en inzichten tot 2115 te voldoen aan de veiligheidseisen. Daarmee is minstens even robuust en veilig als dijkvernageling. Een eerste indicatie van het ontwerp is opgesteld in 2012 [ref. 1]. In tabel 1 zijn de belangrijkste kenmerken van het ontwerp samengevat. Tabel 1. Ontwerpaspect Levensduur damwand Indicatief ontwerp damwand Dimensie 100 jaar Locatie damwand Knikpunt overgang talud naar berm van waterkering (zie afbeelding 1) Top damwand Inbreng puntniveau damwand Lengte damwand Type damwand Profieltype gording NAP +4,5 à 5,0 m NAP -3,0 tot -5,0 m Circa 6,0 tot 10 m PAZ 5380 of vergelijkbaar HE 100A of vergelijkbaar Aangrijpniveau gording* 0,5 m onder het toppunt van de damwand (circa NAP +4,0 à 5,0 m) * In plaats van het toepassen van een gording kan een deksloof op de damwand worden aangebracht. De deksloof kan ook functioneren als een gording De damwand wordt in de berm geplaatst tussen het knikpunt van het boventalud met de berm en het knikpunt van de berm met het talud naar de sloot. Deze zone is in afbeelding 1 paars gearceerd. De exacte locatie binnen deze zone wordt bij het opstellen van het uitvoeringsontwerp bepaald. 1

Afbeelding 1. Zone waarbinnen damwand geplaatst wordt Om de effecten op het freatisch water in de dijk en op het grondwater te beperken wordt de damwand doorlatend (geperforeerd) uitgevoerd. Circa 20 % van het totale damwandoppervlak dat zou ontstaan bij een doorgaande, niet geperforeerde wand, wordt doorlatend uitgevoerd. Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder De planning van de uitvoering is gelijk aan de uitvoeringsplanning van dijkvernageling. Voor dijkvernageling zijn in totaal circa 26 vrachtwagenbewegingen nodig; voor damwanden zijn maximaal 16 bewegingen nodig. Mocht echter gekozen worden voor een combinatie, dan zijn er meer transporten nodig, in de orde grootte van 34 bewegingen. Het werkterrein en de werkweg worden op dezelfde manier ingericht als bij de dijkvernageling. Ten opzichte van dijkvernageling is voor damwanden het in te zetten materieel verschillend. Voor het aanbrengen van damwanden wordt het volgende materieel toegepast: - een heistelling voor het plaatsen van de damwandplanken; - een hulpkraan op het talud om op te pakken; - een trilblok om damwanden op diepte te brengen; - graafmachine en shovel voor het aanbrengen en verwijderen van de werkweg en voor het graven van een tijdelijke sleuf direct achter de damwand voor het plaatsen van de gording (een ijzeren balk om de damwanden met elkaar te verbinden) en voor het aanvoeren van de damwanden. 2

Afbeelding 2. Heistelling met trilblok Dit materieel heeft een vergelijkbare geluidsproductie en uitstoot als het materieel voor dijkvernageling met uitzondering van het trilblok. Het trilblok geeft met een brongeluid van 130 dba aanzienlijk meer geluidsoverlast. Dit is echter een tijdelijk effect. Beheer en onderhoud Het huidige beheer en onderhoud wordt na de dijkversterking gehandhaafd. Dat betekent dat zo nu en dan gemaaid wordt en de sloot geschoond. In de effectbeoordeling is dit niet meegenomen, omdat er geen veranderingen zijn ten opzichte van de huidige situatie. 1.3. Effectbeoordeling 1.3.1. Natuur De werkzaamheden zullen ook voor de terugvaloptie plaatsvinden buiten het broedseizoen (dit met risico dat sommige vogels tot in september kunnen broeden) of worden gestart voor het broedseizoen en onafgebroken worden doorgewerkt. Het plangebied kan voorafgaand en tijdens het broedseizoen wekelijks worden gemaaid om broedgevallen te voorkomen. Uitgangspunt voor de beoordeling is dat er geen gebruik gemaakt wordt van kunstverlichting en de uitvoering plaatsvindt in de schemering tussen zonsopkomst en zonsondergang. In onderstaande tabel zijn deze tijden weergegeven voor 2015. 3

3. Zonopkomst en zonsondergang 2015 (bron zonsopkomst-tijden.nl) Bij beide methoden worden licht beschermde soorten uit de soortgroepen vaatplanten, grondgebonden zoogdieren en amfibieën verstoord door het verstoren en/of het vernietigen van het leefgebied als gevolg van de aanwezigheid van zwaar materieel in het plangebied. Daarin verschillen de beide methoden niet. Echter, doordat bij het aanbrengen van de damwand er geen verstoring van de gracht optreedt, is het negatieve effect op vissen en amfibieën die in de gracht een geschikt leefgebied vinden, kleiner dan bij de dijkvernageling. Anderzijds, is de geluidsverstoring van de omgeving door het heien van de damwand vele malen groter dan bij de dijkvernageling. Deze geluidsverstoring kan vooral voor de soortgroep vogels (met name broedende vogels) negatieve effecten teweeg brengen. Indien echter bij het aanbrengen van de damwand rekening wordt gehouden met het broedseizoen, zijn deze negatieve effecten bij het aanbrengen van de damwand eveneens te verwaarlozen. Voor natuur kan er worden geconcludeerd dat ten aanzien van de omliggende natuurwaarden, het aanbrengen van de damwand meer negatieve effecten heeft op beschermde soorten in en in de omgeving van het plangebied, dan de vernageling van de ringdijk. Dit effect is te mitigeren door te werken buiten het broedseizoen of verstoring voor het begin van het broedseizoen doorlopend plaatsvindt, dan is nader soortgericht onderzoek of een ontheffing Ffw niet noodzakelijk. Als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of verstoring voor het begin van het broedseizoen doorlopen plaatsvindt, zijn binnen het kader van de natuurwet en -regelgeving de gevolgen van methoden identiek. Tabel 2. Effectenvergelijking vernageling vs. damwand beschermd waarden effect vernageling effect damwand Gebieden Natura 2000 0 0 Ecologische Hoofdstructuur 0 0 Beschermd Natuurmonument 0 0 4

beschermd waarden effect vernageling effect damwand Soorten Vaatplanten - - Grondgebonden zoogdieren - - Vleermuizen 0 (na mitigatie) 0 (na mitigatie) Vogels 0 (na mitigatie) 0 (na mitigatie) Amfibieën - -/0 Reptielen 0 0 Vissen - 0 Ongewervelden 0 0 Legenda 0 geen negatief effect -/0 klein negatief effect - negatief effect 1.3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie De maatregelen zijn in de gebruiksfase niet zichtbaar. Er is geen permanent effect op het landschap en bovengrondse cultuurhistorie. Er wordt geen structuur aangepast, de bekleding verandert niet en ook wordt de watergang niet aangepast. Wel zijn er mogelijk permanente effecten op archeologische resten in de ondergrond. Tijdens de aanleg van de damwand zal een deel van de dijk worden ontgraven om een gording te plaatsen. Hierdoor wordt de dijkopbouw dus lokaal verstoord. Aangezien graafwerkzaamheden tot maximaal 1,9 m +NAP plaatsvinden, zal de grachtvulling niet worden aangetast (marge van 30 cm). Het dijklichaam zelf zal wel worden vergraven, waardoor informatie over de dijkopbouw van de historische dijk verloren kan gaan. Daarom wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden op de dijk voorafgaand aan het slaan van de damwand archeologisch te begeleiden (conform het protocol opgraven). De archeologische begeleiding is vooral gericht op het documenteren van (dwars)profielen van de dijk om uitspraken te kunnen doen over de dijkopbouw en - constructie. Op deze manier kunnen archeologische resten in het dijklichaam ex situ worden behouden. Tevens kunnen in het veld, indien wenselijk, aanwijzingen worden gegeven om de grachtvulling zoveel mogelijk in situ te behouden. 1.3.3. Bodem en water Voor waterhuishouding en -kwaliteit worden in de gebruiksfase geen effecten verwacht aangezien er geen watergang wordt aangepast en vertroebeling gering zal zijn. Ook in de aanlegfase zal dit niet plaatsvinden. Voor de dijkversterking zelf vindt beperkt grondverzet plaats. In de aanlegfase wordt binnendijks grond worden opgehoogd voor de werkweg en wordt tijdelijk een sleuf van maximaal 1,5 diep ontgraven voor het plaatsen van de gording. Hieronder wordt op het aspect bodemkwaliteit ingegaan. Grondwater De teen van de damwanden staat tot enkele meters diepte in het eerste watervoerende pakket. Gezien de dikte van dit zandpakket (veelal meer dan 10 m dik) vindt er nauwelijks beïnvloeding van grondwaterstroming plaats in dit pakket. Dit betekent dat er geen significante effecten worden verwacht in de binnendijkse gebieden op grondwaterstroming en kwel. Op zeer lokale schaal (ter hoogte van de damwand) kunnen bij een gesloten wand wel enige effecten optreden op de grondwaterstanden. De lokale grondwaterstand kan stijgen of dalen, al naar gelang de lokale grondwaterstroming. Een daling van de grondwaterstand kan leiden tot maaiveldzetting, een stijging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast. 5

Door de damwand geperforeerd uit te voeren met circa 20 % open ruimte wordt dit lokaal effect gemitigeerd en treden er geen nadelige effecten meer op. Bodemkwaliteit De locatie is gelegen naast een voormalig gesaneerd gasfabrieksterrein. Het historische bodemonderzoek geeft aan dat er nog een restverontreiniging aanwezig is. Ontgraving vindt plaats naast de damwand voor het aanbrengen van een gording. Het betreft opgebrachte grond en heeft een lage verwachtingswaarde voor verontreinigingen. De nieuwe damwand wordt doorlatend voor grondwater, zo niet kan de verontreiniging verplaatsen en moet een sanering worden uitgevoerd. Door de werkzaamheden zal de bodemkwaliteit in het plangebied gelijk blijven of verbeteren, aangezien het wettelijk niet mogelijk is om (tijdelijk) een mindere klasse grond aan te brengen. Het is ook niet toegestaan om nieuwe of hergebruikte materialen te gebruiken die uitlogen, tenzij dit materiaal al in het plangebied aanwezig was. De werkzaamheden betekenen dat er niet gegraven wordt in vervuilde grond, geen bodem afgevoerd of aangebracht wordt. 1.3.4. Gebruiksfunctie Bij het thema gebruiksfuncties wordt ingegaan op de mogelijke effecten tijdens de aanlegfase op het gebruik van de weg, de groenzone en de parkeerplaats. In de gebruiksfase is er geen effect, aangezien de bestemmingen en het gebruik niet wijzigen. In de aanlegfase is er tijdelijke hinder. Deze wijkt op het punt van geluids- en trillingshinder af van de hinder die optreedt bij een versterking met behulp van dijkvernageling. Hiervoor dient bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor de damwand ontheffing aangevraagd te worden. 1.4. Conclusies en advies Hoewel het inbrengen van een damwand meer negatieve effecten kent, is vanwege de schaal van de werkzaamheden de m.e.r.-beoordeling voor de terugvaloptie niet afwijkend van de versterking met dijkvernageling. Er worden geen belangrijke nadelige effecten verwacht waarvoor het volgen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk wordt geacht. Ook aard, plaats, potentiële effecten en cumulatieve effecten in samenhang beschouwend zijn er geen belangrijke nadelige effecten te verwachten. Bij de effectbeoordeling is uitgegaan van de volgende optimaliserende, mitigerende en compenserende maatregelen: - werken buiten broedseizoen/of beginnen voor het broedseizoen en doorwerken; - geen gebruik van kunstverlichting, om vleermuizen niet te verstoren; - de ontgraving ten behoeve van de gording dient onder archeologische begeleiding plaats te vinden. 6