Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in. Dit document vertegenwoordigt niet het standpunt van de Europese Commissie. De interpretaties en opinies in dit document verbinden alleen de auteurs.
DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE NEDERLAND http://ec.europa.eu/commfrontoffice/publicopinion Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in. Dit document vertegenwoordigt niet het standpunt van de Europese Commissie. De interpretaties en opinies in dit document verbinden alleen de auteurs.
INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE 2 KERNBEVINDINGEN 3 I. DE NEDERLANDSE BURGER EN DE EUROPESE UNIE 4 1 Imago van de Europese Unie 4 2 Bekendheid met en vertrouwen in de Europese Unie 4 II. DE HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE VAN DE EUROPESE UNIE 5 III. BELANGRIJKE KWESTIES 6 1 Belangrijke kwesties op persoonlijk niveau 6 2 Belangrijke kwesties in 6 3 Belangrijke kwesties in de Europese Unie 6 a. Immigratie- en vluchtelingenbeleid 6 1. Immigratiebeleid 6 a) Europees migratiebeleid 6 b) Immigratie van EU-burgers 7 c) Immigratie van niet-eu-burgers 7 d) Niet-gereguleerde immigratie 7 2. Vluchtelingenbeleid 7 b. Energie- en Klimaatbeleid 8 1. Klimaatdoelstellingen 8 c. Economische situatie en werkgelegenheid 9 1. Huidige en toekomstige economische situatie 9 2. De invloed van de EU op de economische situatie 9 3. Huidige en toekomstige werkgelegenheidssituatie 10 Dit nationaal is geschreven door Esmée Vesseur en Rick Heldoorn voor de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in. 1
INTRODUCTIE Dit is het se met de belangrijkste bevindingen uit het Standaard Eurobarometer onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd tussen 5 november en 19 november 2017 in alle 28 lidstaten van de Europese Unie (EU). Het Standaard Eurobarometer onderzoek is uitgevoerd onder inwoners van 15 jaar en ouder van alle 28 lidstaten van de Europese Unie. De steekproef is op nationaal niveau representatief op geslacht, leeftijd, regio en stedelijkheidsgraad. De onderzoeksresultaten in dit zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio en stedelijkheid. Alle socio-demografische data in dit (geslacht, huidige leeftijd en leeftijd waarop men zijn/haar opleiding beëindigde) hebben betrekking op de se steekproef. 2
KERNBEVINDINGEN De se burger en de Europese Unie Vier op de tien ers hebben een positief beeld van de EU (39%); dit is een stijging ten opzichte van de Eurobarometer 86.2 (33%). Eén op de vijf ers (22%) heeft een negatief beeld van de EU (neutraal: 39%). Persoonlijk betekent de EU voor ers voornamelijk: de vrijheid om overal in de Europese Unie te kunnen reizen, studeren en werken (eens: 70%). Vier op de tien ers (41%) geven aan dat het over het algemeen de goede kant opgaat in de EU; ongeveer een even grote groep vindt dat het de verkeerde kant opgaat (40%). Wat betreft de toekomst van de EU zegt twee derde van de ers (68%) optimistisch te zijn, terwijl een derde van de ers (31%) zegt pessimistisch te zijn. De helft van de ers heeft vertrouwen in de EU (50%), dit ligt boven het gemiddelde in de EU-28 (41%). Daarnaast zijn ers zeer goed bekend met de Europese instanties (Europees Parlement: 97%, Europese Centrale Bank: 93%, Europese Commissie: 91%). Voor de EU worden de kwesties immigratie (50%) en terrorisme (34%) als belangrijkste problemen genoemd door ers. Belangrijke kwesties: immigratie- en vluchtelingenbeleid en energie- en klimaatbeleid Immigratie van mensen uit andere EU-lidstaten roept bij 70% van de ers een positief gevoel op; bij 28% roept het een negatief gevoel op. Immigratie van mensen van buiten de EU roept bij 51% van de ers een negatief gevoel op; 45% van de ers geeft aan dat het bij hen een positief gevoel oproept. Negen op de tien ers (90%) vinden dat men aanvullende maatregelen zou moeten nemen om niet-gereguleerde immigratie van mensen van buiten de EU te bestrijden. Bijna negen op de tien ers (87%) vinden dat vluchtelingen zou moeten helpen. Acht op de tien ers (79%) zijn voor een gemeenschappelijk energiebeleid van de EU-lidstaten; een vijfde van de ers (18%) is hier op tegen. Doelstellingen die men volgens ers prioriteit zou moeten geven binnen een Europese Energie-unie zijn: de ontwikkeling van hernieuwbare energie (54%), bestrijding van het broeikaseffect (49%) en milieubescherming (41%). 3
I. DE NEDERLANDSE BURGER EN DE EUROPESE UNIE 1 Imago van de Europese Unie QA9 Bij vier op de tien ers (39%) roept de Europese Unie (EU) in het algemeen een positief beeld op. Een even groot deel van de ers (39%) kijkt neutraal tegen de EU aan. De EU roept bij één op de vijf ers (22%) een negatief beeld op. De mening van de gemiddelde inwoner van de EU-28 is overeenkomstig met de mening van de gemiddelde er (positief 40%, neutraal 37%, negatief 21%). QA11 Wanneer men ers vraagt wat de Europese Unie (EU) voor hen persoonlijk betekent, geeft het grootste gedeelte (70%) aan dat de EU het volgende voor hen betekent: de vrijheid om overal in de EU te kunnen reizen, studeren en werken. Daarnaast betekent de EU voor velen persoonlijk ook: de Euro (58%), een sterkere invloed in de wereld (42%) en bureaucratie (42%). De gemiddelde inwoner van de EU geeft de volgende punten persoonlijk als meest betekenisvol aan: de vrijheid om overal in de EU te kunnen reizen, studeren en werken (52%), de Euro (36%), Vrede (30%) en Culturele diversiteit (28%). QA12 Ruim zes op de tien ers geven aan dat de termen beschermend (goed: 66%, slecht: 30%), afstandelijk (goed: 64%, slecht: 30%) en democratisch (goed: 62%, slecht: 35%) het beeld dat zij hebben van de Europese Unie (EU) goed omschrijven. Efficiënt is een term die ers over het algemeen als een slechte omschrijving van de EU beschouwen (goed: 14%, slecht: 79%). Over de termen modern (goed: 46%, slecht: 49%) en vooruitkijkend (goed: 46%, slecht: 46%) zijn de meningen onder ers verdeeld. 2 Bekendheid met en vertrouwen in de Europese Unie QA13 (1,2,3) ers zijn goed op de hoogte van de Europese instanties. Bijna alle ers hebben weleens gehoord van het Europese Parlement (ja: 97%, nee: 3%) en negen op de tien ers hebben weleens gehoord van de Europese Commissie (ja: 91%, nee: 8%) en de Europese Centrale Bank (ja: 93%, nee: 7%). In vergelijking met de gemiddelde inwoner van de EU-28 hebben ers vaker iets gehoord van de Europese Centrale Bank (NL: 93%, EU- 28: 85%). 4
QA8a (14), QA14 (1,2,3) De helft van de ers (50%) heeft vertrouwen in de Europese Unie (EU), dit ligt hoger dan het gemiddelde percentage in de EU-28 (41%). Ruim zes op de tien ers (63%) hebben vertrouwen in de Europese Centrale Bank (EU-28: 39%). Daarnaast geven bijna zes op de tien ers aan vertrouwen te hebben in het Europees Parlement (58%) en de Europese Commissie (56%). Dit ligt beide boven het EU-28 gemiddelde (respectievelijk: 45% en 42%). II. DE HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE VAN DE EUROPESE UNIE D73a (2) Vier op de tien ers (41%) geven aan dat het over het algemeen de goede kant opgaat in de Europese Unie (EU), een even groot deel (40%) geeft aan dat het de verkeerde kant opgaat in de EU (neutraal: 14%). In vergelijking met de gemiddelde inwoner van de EU-28 zijn ers vaker van mening dat het de goede kant opgaat in de EU. Drie op de tien inwoners van de EU-28 (30%) vinden dat het over het algemeen de goede kant opgaat in de EU, bijna de helft (47%) vindt echter dat het de verkeerde kant opgaat en 12% is neutraal. Qa19 Wat betreft de toekomst van de Europese Unie (EU) zegt ruim twee derde van de ers (68%) optimistisch te zijn; een derde (31%) van de ers is pessimistisch over de toekomst van de EU (EU-28: optimistisch 57%; pessimistisch 37%). QA16 (2) Twee derde van de ers (66%) zegt voor een gemeenschappelijk buitenlands beleid van de 28 EU-lidstaten te zijn; drie op de tien ers (30%) zeggen tegen een gemeenschappelijk buitenlands beleid te zijn en 4% zegt het niet te weten. Dit komt overeen met de mening van de gemiddelde inwoner van de EU-28 (voor: 66%, tegen: 25%, weet niet: 9%). QA18a(5) Eén op de acht ers (12%) is het eens met de stelling dat de toekomst beter aan zou kunnen buiten de Europese Unie (EU). Ruim acht op de tien ers (85%) is het oneens met de stelling dat de toekomst beter aan zou kunnen buiten de EU (EU-28: eens 31%; oneens 60%). 5
Qa16(3) Bijna twee derde van de ers (64%) zegt tegen een verdere uitbreiding van de EU te zijn; ruim een kwart (28%) zegt in de toekomst voor een verdere uitbreiding van de EU met andere landen te zijn; nog eens 8% weet het niet. Gemiddeld zeggen vier op de tien Europeanen (42%) voor een verdere uitbreiding te zijn van de EU met andere landen in de toekomst; en bijna de helft van de inwoners van de EU-28 (47%) zegt tegen te zijn. Afbeelding 1: Qa16(3). Hoe denkt u over elk van de volgende voorstellen. Wilt u mij voor elk voorstel zeggen of u er vóór of tegen bent. Een verdere uitbreiding van de EU met andere landen in de toekomst (% - VOOR). 6
III. BELANGRIJKE KWESTIES 1 Belangrijke kwesties op persoonlijk niveau QA4a ers geven aan dat gezondheidszorg en sociale zekerheid (35%) en het milieu, klimaat en energiekwesties (22%) de belangrijkste zaken zijn waar zij momenteel persoonlijk mee te maken hebben. Gemiddeld geven inwoners van de Europese Unie (EU) aan dat stijgende prijzen / inflatie / kosten van levensonderhoud (30%) en gezondheidszorg en sociale zekerheid (17%) de belangrijkste kwesties zijn waar zij persoonlijk mee te maken hebben. 2 Belangrijke kwesties in QA3a Meer dan de helft van de ers (54%) vindt gezondheidszorg en sociale zekerheid de belangrijkste zaak die momenteel in speelt, gevolgd door het milieu, klimaat en energiekwesties (32%). De gemiddelde EU-28 burger ervaart werkloosheid (25%) als de belangrijkste kwestie in eigen land, gevolgd door immigratie (22%). 3 Belangrijke kwesties in de Europese Unie QA5 De helft van de ers (50%) noemt immigratie als belangrijkste kwestie in de Europese Unie (EU). Daaropvolgend wordt terrorisme het vaakst genoemd, namelijk door één op de drie ers (34%). De gemiddelde EU-28 burger beoordeelt deze twee kwesties ook als meest belangrijk (immigratie: 39%, terrorisme: 38%). a. Immigratie- en vluchtelingenbeleid QA16 (5) 1. Immigratiebeleid a) Europees migratiebeleid Ruim acht op de tien ers (83%) zeggen voor een gemeenschappelijk Europees migratiebeleid te zijn; 15% van de ers zegt tegen te zijn en 2% weet het niet. Gemiddeld zegt ruim twee derde (69%) van de Europeanen voor een gemeenschappelijk Europees beleid inzake migratie te zijn; een kwart (25%) van de Europeanen is tegen en 6% weet het niet. 7
QD9 (1) Meer dan de helft van de ers (54%) is het eens met de stelling dat immigranten een grote bijdrage leveren aan ; vier op de tien ers (42%) zijn het hier niet mee eens. Gemiddeld is de helft van de Europeanen (48%) het eens met deze stelling; 45% van de Europeanen is het oneens. QA16(8) b) Immigratie van EU-burgers Van de ers zegt 83% voorstander te zijn van het vrije verkeer van EU-burgers (die waar dan ook in de Europese Unie kunnen wonen, werken, studeren en zakendoen); 15% van de ers zegt hier tegen te zijn en 2% weet het niet. Dit komt overeen met de mening van de gemiddelde inwoner van de EU-28 (voor: 81%, tegen: 14%, weet niet: 5%). QB4(1) Immigratie van mensen uit andere EU-lidstaten roept bij zeven op de tien ers (70%) een positief gevoel op, bij bijna drie op de tien ers (28%) roept het een negatief gevoel op (EU-28: positief 64%; negatief 30%). QB4(2) c) Immigratie van niet-eu-burgers Immigratie van mensen van buiten de EU roept bij de helft (51%) van de ers een negatief gevoel op, 45% van de ers zegt dat het bij hen een positief gevoel oproept en 4% weet het niet (EU-28: positief 39%; negatief 54%). QB5 d) Niet-gereguleerde immigratie Negen op de tien ers (90%) vinden dat er aanvullende maatregelen zouden moeten worden genomen om niet-gereguleerde immigratie van mensen van buiten de EU te bestrijden; een tiende van de ers (9%) vindt dit niet nodig. Gemiddeld vindt 86% van de Europeanen dat er aanvullende maatregelen zouden moeten worden genomen om nietgereguleerde immigratie van mensen van buiten de EU te bestrijden. ers geven vaker aan dat er aanvullende maatregelen zouden moeten worden genomen op EU-niveau (70%) dan de gemiddelde inwoner van de EU-28 (36%). Van de ers vindt 16% dat men deze maatregelen zou moeten nemen op nationaal niveau (EU-28: 26%) en 4% vindt dat men deze maatregelen op zowel nationaal- als EU-niveau zou moeten nemen (EU-28: 24%). 8
QD9(4) 2. Vluchtelingenbeleid Bijna negen op de tien ers (87%) zijn het eens met de stelling dat vluchtelingen zou moeten helpen; een tiende van de ers (11%) is het hier niet mee eens. Twee derde van de Europeanen (67%) is het eens met de stelling dat hun land vluchtelingen zou moeten helpen; een kwart van de Europeanen (27%) is het oneens met deze stelling. Afbeelding 2: QD9 (4). Wilt u mij voor elk van de volgende stellingen aangeven in hoeverre u het daar mee eens of mee oneens bent? (ONS LAND) zou vluchtelingen moeten helpen (% - TOTAAL MEE EENS ). b. Energie- en klimaatbeleid QA16 (6) Acht op de tien ers (79%) zijn voor een gemeenschappelijk energiebeleid van de EUlidstaten; een op de vijf ers (18%) is tegen en 3% weet het niet (EU-28: voor 72%; tegen 19%). QB3 De doelstellingen die volgens ers prioriteit zouden moeten krijgen in een Europese Energie-unie zijn: het ontwikkelen van hernieuwbare energie (54%), het bestrijden van het 9
broeikaseffect (49%) en milieubescherming (41%). Volgens de gemiddelde inwoner van de EU moeten de volgende doelstellingen prioriteit krijgen in een Europese Energie-unie: het ontwikkelen van hernieuwbare energie (43%), milieubescherming (43%), het bestrijden van het broeikaseffect (35%) en het garanderen van redelijke energieprijzen voor consumenten (34%). QB1(3,4,5) 1. Klimaatdoelstellingen Ruim een derde van de ers (36%) vindt de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in de EU met tenminste 20% in 2020 in vergelijking met 1990 te verminderen, te ambitieus. Vier op de tien ers (40%) vinden deze doelstelling ongeveer goed, een vijfde (21%) vindt deze doelstelling te bescheiden en 3% weet het niet. Ongeveer een kwart van de ers (27%) vindt de doelstelling om het percentage duurzame energie in de EU te vergroten met 20% in 2020 te ambitieus. De helft van de ers (49%) vindt deze doelstelling ongeveer goed en een vijfde (22%) vindt deze te bescheiden; 2% weet het niet. Bijna drie op de tien ers (28%) zeggen dat zij de doelstelling om de energieefficiëntie in de EU met 20% in 2020 te vergroten, te ambitieus vinden. De helft van de ers (51%) vindt deze doelstelling ongeveer goed en 15% vindt deze doelstelling te bescheiden; 6% weet het niet. c. Economische situatie en werkgelegenheid QA1a (3) 1. Huidige en toekomstige economische situatie Twee derde van de ers (66%) beoordeelt de situatie van de Europese economie als goed. Een kwart van de ers (27%) beoordeelt de Europese economie als slecht (EU- 28: goed 48%; slecht 39%). QA2a(3) Wat betreft de economische situatie in verwachten vier op de tien ers (41%) dat de situatie in de komende 12 maanden zal verbeteren. Ongeveer de helft van de ers (47%) verwacht dat de economische situatie in hetzelfde zal blijven; een tiende van de ers (10%) verwacht een verslechtering van de economische situatie in. ers zijn vaker dan gemiddeld positief over de verwachte economische situatie dan gemiddeld in de EU-28. Gemiddeld zegt een kwart van de Europeanen (27%) dat zij een betere economische situatie verwachten in de komende 12 maanden, tevens een kwart (23%) 10
verwacht dat de economische situatie zal gaan verslechteren en bijna de helft (46%) verwacht geen verandering in de economische situatie. QA2a (7) Wat betreft de economische situatie in de EU liggen ers op één lijn met de gemiddelde inwoner van de EU-28. Een vijfde van de ers (21%) verwacht dat de komende 12 maanden beter zullen zijn als het gaat om de economische situatie in de EU. Eveneens een vijfde (22%) verwacht dat de komende 12 maanden slechter zal zijn en de helft van de ers (49%) verwacht dat dit hetzelfde zal blijven (EU-28: beter 22%; slechter 20%; geen verandering 47%). QA16(1) Acht op de tien ers (78%) zeggen voor een Europese economie en monetaire unie met één munteenheid, de euro, te zijn; één op de vijf (20%) zegt tegen te zijn en 2% geeft aan het niet te weten. ers staan positiever tegenover een Europese economie en monetaire unie met één munteenheid dan de gemiddelde inwoner van de EU-28 (voor: 61%, tegen: 33%, weet niet: 6%). QA16(7) Zes op de tien ers (62%) geven aan voor een digitale interne markt binnen de Europese Unie (EU) te zijn. Eén op de vijf ers is hierop tegen (20%) en ook één op de vijf ers geeft aan het niet te weten (18%). ers delen deze mening met de gemiddelde EU-28 burger (voor: 62%, tegen: 20%, weet niet: 18%). QA1a(6) 2. Huidige en toekomstige werkgelegenheidssituatie Acht op de tien ers (83%) beoordelen de huidige werkgelegenheidssituatie in als goed, één op de zeven als slecht (14%) en 3% geeft aan het niet te weten. In vergelijking met de gemiddelde EU-28 inwoner zijn ers erg positief over de huidige werkgelegenheidssituatie in hun eigen land. Van de EU-28 inwoners beoordelen maar vier op de tien (42%) de huidige werkgelegenheidssituatie in eigen land als goed, meer dan de helft (54%) beoordeelt deze als slecht en 4% geeft aan het niet te weten. QA2a(5) Bijna de helft van de ers (47%) verwacht dat de werkgelegenheidssituatie in de komende 12 maanden zal verbeteren, vier op de tien ers (42%) verwachten dat deze hetzelfde zal blijven en 7% denkt dat deze zal gaan verslechteren in de komende 12 maanden. In vergelijking met de gemiddelde inwoner van de EU-28 zijn ers positiever over de werkgelegenheidssituatie in hun land (EU-28: verbeteren 27%, geen verandering 47%; verslechteren 21%). 11