RECHTSLEER HET ONROERENDERFGOEDDECREET

Vergelijkbare documenten
NOTA RELEVANTE BEPALINGEN VOOR DE VASTGOEDMAKELAAR UIT HET ONROEREND ERFGOEDDECREET VAN 12 JULI 2013

Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013

Het Onroerenderfgoeddecreet: instanties en actoren, inventarisatie en bescherming Anne Mie Draye...1

Wijzigingen in het vastgoedrecht: de essentie voor de notaris

Onroerenderfgoeddecreet. 13 november 2014 Vastgoedforum Onroerend Erfgoed. Inleiding

DE VLAAMSE REGERING, BESLUIT:

Gewijzigde regelgeving voor lokale besturen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het kerntakenplan Onroerend Erfgoed

Beschermde cultuurhistorische VAREND ERFGOED VLAADEREN. landschappen in Vlaanderen. onroerenderfgoed.be

Vice-minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Beleid, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand

INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1. REGELGEVING 1 HOOFDSTUK 2. BEGRIPPEN 5 HOOFDSTUK 3. ACTOREN 9

DE INFORMATIE- EN MELDINGSPLICHTEN IN DE ARTIKELEN , EN VAN HET ONROERENDERFGOEDDECREET VAN 12 JULI 2013

Inventaris Onroerend (Bouwkundig) Erfgoed

ACTUALIA ONROEREND ERFGOED

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet

Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed DE VLAAMSE REGERING,

Regelgeving. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014

Vaststelling inventaris bouwkundig erfgoed provincie Limburg VAREND ERFGOED IN VLAADEREN. onroerenderfgoed.be

Ontwerp van decreet houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie

Kaderdecreet Onroerend Erfgoed: enkele aandachtspunten voor lokale besturen

Vlaams beleid omtrent het beheer van funerair erfgoed

Resultaat opvraging perceel gelegen in De Panne afdeling DE PANNE 1 AFD, sectie A met perceelnummer 0869/00_000 [38008A0869/00_000]

VR DOC.1156/2

Resultaat opvraging perceel gelegen in Sint-Truiden afdeling SINT-TRUIDEN 1 AFD, sectie G met perceelnummer 0317/00B009 [71053G0317/00B009]

SARO. Advies van 27 januari 2010 over het besluit onroerend erfgoedtoets en het besluit dossier stedenbouwkundige vergunning

HISTORIEK DRO EN VCRO

Vaststelling inventaris bouwkundig erfgoed provincie Antwerpen VAREND ERFGOED IN VLAADEREN. onroerenderfgoed.be

VR DOC.0175/2

HISTORIEK DRO EN VCRO

Wijziging Onroerenderfgoedbesluit n.a.v. ex-post evaluatie

houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen

Grondwet, artikel Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, Artikel 6, 1,I 2

Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed DE VLAAMSE REGERING,

SERV_ADV_ _erfgoedtoets. Advies. Onroerenderfgoedtoets. 20 januari 2010

INHOUD. Inhoud 3. Woord vooraf 11

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

Welke procedure volgt een archeologisch onderzoek bij vergunningsaanvragen? Verduidelijking van de overgangsperiode.

AGROFORESTRY - JURIDISCHE ASPECTEN

Instelling. Onderwerp. Datum

Erfgoedverordening gemeente Houten

De comeback van erfpacht. Nieuwe kansen voor religieus erfgoed. Michiel Deweirdt Mechelen, 23 april 2019

Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013

Amendementen. op het ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Bescherming van onroerend erfgoed. Rechtsgevolgen

OPENBAAR ONDERZOEK. 01/06/2017 tot en met 30/07/2017 VASTSTELLING VAN DE INVENTARIS VAN HET BOUWKUNDIG ERFGOED VAN DE PROVINCIE LIMBURG

Verplichte informatie

Belastingreglement van 30 december 2013 op de leegstand van gebouwen en woningen

Resultaat opvraging perceel gelegen in Harelbeke afdeling HARELBEKE 4 AFD/BAVIKHOVE/, sectie B met perceelnummer 0011/00L000 [34004B0011/00L000]

Handhaving omgevingsgerelateerde thema s

INHOUD. Inhoud. 3. Woord vooraf. 11

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Complexe projecten en onroerend erfgoed

ERFGOED IN MIJN STRAAT

Enkele recente wijzigingen aan de regelgeving archeologie

Ontwerp decreet betreffende het onroerend erfgoed. Hoorzitting Vlaams parlement 13 maart 2013

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT:

Regelgeving onroerend erfgoed

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG ); Advies nr. 146/2018 van 19 december 2018

1.2. De verkavelingsvergunning De geldigheidsduur van de stedenbouwkundige en de verkavelingsvergunning

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Infomoment eigenaars inventarispanden

Omgeving - Omgevingsvergunningen

houdende diverse bepalingen inzake energie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT:

STEDELIJK REGLEMENT OP GEBOUWEN EN WONINGEN DIE BESCHOUWD WORDEN ALS LEEGSTAND EN/OF ONAFGEWERKT

ERFGOED IN MIJN STRAAT. Over de inventaris van het bouwkundig erfgoed

STEDELIJK REGLEMENT VOOR HET VERLENEN VAN SUBSIDIE VOOR HET RESTAUREREN VAN GEBOUWEN MET ERFGOEDWAARDE

Bouwmisdrijven. Toelichting VLN Oost-Vlaanderen 27 februari Afdeling Bouw- en woontoezicht Stad Gent

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER. Adres: Schuttershofstraat LANAKEN België IDENTIFICATIE VAN HET ONROEREND GOED

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake breedband

MELDINGSFORMULIER HOOFDSTUK V LANDSCHAPSVERORDENING PROVINCIE UTRECHT 2011 (LSV), VELLEN VAN BOMEN

Inhoudstafel Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

2. Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen: a) een aangetekend schrijven; b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.

Het nieuw Onroerenderfgoeddecreet en de notaris

Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed en van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;

Toezicht, proces-verbaal, stakingsbevel en administratieve geldboete

Erfgoedverordening Roosendaal 2017

meldings- en vergunningsplicht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Omgeving - Omgevingsvergunningen

Vlaanderen: bijzondere informatieplicht ruimtelijke ordening Een praktisch overzicht van de regelgeving

Objectnummer: 4.01/44021/ dossiernummer: 4.001/44021/ Omschrijving:

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Onroerenderfgoeddecreet en -besluit

Resultaat opvraging perceel gelegen in Lanaken afdeling LANAKEN 1 AFD, sectie D met perceelnummer 0790/00M000 [73042D0790/00M000]

van Cathy Coudyser, Karin Brouwers, Marnic De Meulemeester, Jan Van Esbroeck, Johan Verstreken en Bart Caron

Vlaams Parlement. houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie. : Nr.

Decreet van 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning

2 2 FEB Provincie: West-Vlaanderen. Gemeente: Kortrijk, 1ste afdeling, sectie G

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Kioskplein en directeursvilla met park BERINGEN

INFOSESSIE ARCHEOLOGIETRAJECT...

Ontwerp van decreet houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie

Goedkeuring reglement heffing op leegstand van woningen en gebouwen voor het aanslagjaar 2017

Erfgoedverordening Boxtel 2010

De raad van de gemeente Grave

MOGELIJKE NIEUWE FUNCTIES VOOR BOERDERIJEN IN AGRARISCH GEBIED

Transcriptie:

RECHTSLEER HET ONROERENDERFGOEDDECREET Inhoud I. SITUERING 157 Eerste afdeling: Terminologie 157 Tweede afdeling: Inventarissen 158 1. Basisrechtsgevolgen 159 2. Zorg- en motiveringsplicht 160 Derde afdeling: Beschermde goederen 160 1. Voorlopige bescherming 160 2. Definitieve bescherming 161 3. Rechtsgevolgen 161 A. Actief- en passiefbehoudsbeginsel 161 B. Handelingen aan of in beschermde goederen 162 1. Toelatingsplicht 162 2. Vergunningsplichtige handelingen 163 3. Slopen van een beschermd monument 163 4. Vindplaats informatie 163 Vierde afdeling: Archeologie 164 II. EIGENDOMSOVERDRACHTEN MET EEN VERGELDEND KARAKTER 164 Eerste afdeling: Formaliteit voor de overdracht 164 Tweede afdeling:vermeldingsplicht 165 1. Vermeldingsplicht ratione personae 165 2. Vermeldingsplicht ratione materiae 165 3. Vermeldingsplicht ratione temporae 166 A. Publiciteit inzake de overdracht van beschermde goederen 166 B. Onderhandse en authentieke akte 167 C. Inwerkingtreding 168 Derde afdeling: Formaliteit na de overdracht 169 III. AKTE VAN HERSTELMAATREGEL 169 Eerste afdeling: Zakelijkrechthouder 169 Tweede afdeling: Een afzonderlijke akte 170 Derde afdeling: Naar aanleiding van een akte 170 Vierde afdeling: Strekkende tot overdracht van een zakelijk recht 170 Vijfde afdeling: Een herstelmaatregel, een bestuurlijke maatregel genomen in het kader van bestuursdwang of een niet-uitgevoerde minnelijke schikking 170 Zesde afdeling: Vaststelling van uitvoering 172 Zevende afdeling: De instrumenterende ambtenaar 174 Achtste afdeling: Vermelding dat de nieuwe zakelijkrechthouder de verbintenis aangaat om de opgelegde herstelmaatregel uit te voeren 174 Negende afdeling: Ook op zijn kosten tot uitvoering van de opgelegde maatregel over te gaan 176 Tiende afdeling: Afschrift van die akte 176 Elfde afdeling: Grosse 176 Twaalfde afdeling: Inwerkingtreding 177 IV. SANCTIONERING 177 1. Exclusief bestuurlijke geldboete 177 2. Nietigheidsvordering 178 V. AKTE VAN MINNELIJKE SCHIKKING 180 Eerste afdeling: Akte verleden door leidend ambtenaar 181 Tweede afdeling: Akte verleden door instrumenterend ambtenaar 181 VI. WETTELIJKE HYPOTHEEK 182 VII. CONCLUSIE 183 1. Het Vlaamse onroerend erfgoed kenmerkt zich door zijn diversiteit (1). Dit kenmerk was ook terug te vinden in het regelgevend kader, dat tot 31 december 2014 bestond uit een wet, drie decreten en verschillende uitvoeringbesluiten (2) en geen (1) MvT bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 8. (2) Het regelgevend kader bestond uit de Wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, BS 5 september 1931, 5068 (waarvan enkel nog de bepalingen inzake 156-2015

eenvormig beleid toeliet (3). De Vlaamse decreetgever erkende dan ook de nood aan een omvattende benadering van het onroerend erfgoed, waarbij alle onroerend erfgoedvormen evenwaardig worden behandeld, evenwel met aandacht voor de grote variatie aan onroerend erfgoed in Vlaanderen. (4) Deze bespreking behandelt de gevolgen die het nieuwe decreet heeft voor de notariële praktijk. I. Situering 2. Sedes materiae. Het decreet is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2013 (5). Het moet worden aangehaald als Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 (6). De Vlaamse Regering legde de uitvoeringsbepalingen vast in het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 (7). Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 traden in werking op 1 januari 2015 (8). Om de leesbaarheid van deze bespreking te bevorderen, worden in de tekst de data weggelaten bij verwijzing naar het decreet en het uitvoeringsbesluit. Eerste afdeling: Terminologie 3. Lijst. Het tweede hoofdstuk van het decreet bevat een groot aantal deinities die het juridisch kader dragen. Onroerend erfgoed wordt generiek gedeinieerd als het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten (9). Een beschermd goed is de generieke benaming voor beschermde archeologische sites, beschermde monumenten, beschermde cultuurhistorische landschappen of beschermde stads- of dorpsgezichten. De bescherming kan zowel voorlopig als deinitief zijn (10). 4. Archeologische site. Het decreet geeft geen deinitie voor het begrip archeologische site, maar wel voor het begrip archeologische zone. Dit is een zone waar onteigening en het verbod tot het aanbrengen van publiciteit van toepassing zijn), het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, BS 22 april 1976 (hierna afgekort Monumentendecreet ), het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, BS 21 mei 1996 (hierna afgekort Decreet Landschapszorg ) en het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, BS 15 september 1993, 20414 (hierna afgekort Archeologiedecreet ). Enkele bepalingen van het Archeologiedecreet blijven van toepassing. (3) MvT bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 8. (4) MvT bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 8. (5) Decr.Vl. van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, BS 17 oktober 2013, 74104 (hierna in voetnoot afgekort als Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de tekst als Onroerenderfgoeddecreet). (6) Art. 1.2. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (7) Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, BS 27 oktober 2014, 82.555. (hierna in voetnoot afgekort overeenkomstig artikel 1 als Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 en in de tekst afgekort als Onroerenderfgoedbesluit ). (8) Art. 13.4.1. en 13.4.3. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. Een aantal bepalingen zullen later in werking treden. Zie art. 13.4.1. en 13.4.2. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (9) Art. 2.1., 39 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (10) Art. 2.1., 14 en 16 t.e.m. 19 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Zie infra nrs. 16 tot 18. 2015-157

RECHTSLEER op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten kan worden onderbouwd dat ze met hoge waarschijnlijkheid archeologische waarde heeft (11). 5. Monument. Een monument is een onroerend goed, een werk van de mens of van de natuur of van beide samen, met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde(n) (12). 6. Cultuurhistorisch landschap. Dit is een begrensde grondoppervlakte met een geringe dichtheid van bebouwing en een onderlinge samenhang waarvan de verschijningsvorm en de samenhang het resultaat zijn van natuurlijke processen en van maatschappelijke ontwikkelingen van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde (13). 7. Stads- of dorpsgezicht. Dit is een geheel van een of meer monumenten en/of onroerende goederen met omgevende bestanddelen zoals beplantingen, omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde (14). Tweede afdeling: Inventarissen 8. Inventarissen. Het Onroerenderfgoeddecreet omschrijft een inventaris als een oplijsting van onroerende goederen en gehelen van onroerende goederen met een erfgoedwaarde (15). De Vlaamse Regering wordt gelast met de vastlegging van vijf inventarissen: de landschapsatlas, de inventaris van archeologische zones, de inventaris van bouwkundig erfgoed, de inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde en de inventaris van historische tuinen en parken (16). 9. Uniforme regeling. De Vlaamse decreetgever heeft een regeling uitgewerkt voor de vaststelling van de inventarissen en voor de basisrechtsgevolgen gekoppeld aan de opname in een inventaris. De criteria voor de opname zijn terug te vinden in het Onroerenderfgoedbesluit (17). Alle onroerende goederen die opgenomen zijn in een van de vastgestelde inventarissen worden gegeorefereerd op een publiek te raadplegen GIS-laag (18). 1. Basisrechtsgevolgen 10. Vergunningverlening. De opname van een onroerend goed in een vastgestelde inventaris vormt, uitgezonderd als het een eigen werk, daad of activiteit van een administratieve overheid betreft, geen weigeringsgrond voor eender welke vergunning of machtiging (19). De decreetgever benadrukt hiermee dat de opname van het goed geen negatieve rechtsgevolgen heeft voor de burger. De opname is na- (11) Art. 2.1., 11 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (12) Art. 2.1., 38 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (13) Art. 2.1., 22 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (14) Art. 2.1., 45 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (15) Art. 2.1., 31 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (16) Art. 4.1.1. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (17) Art. 4.1.1. t.e.m. 4.1.6. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (18) Art. 4.1.7. Onroerenderfgoeddecreet 12 juli 2013. (19) Art. 4.1.8. Onroerenderfgoeddecreet 12 juli 2013. 158-2015

melijk geen weigeringsmotief in het kader van aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en aanvragen tot milieu- en natuurvergunningen. De opname kan wel een weigeringsgrond zijn voor werken van een administratieve overheid (20). 11. Verwijderen. Als voor het verwijderen van een onroerend goed opgenomen in de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed of in de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde een vergunning nodig is, moet de vergunningverlenende overheid een advies inwinnen (21). Het beperkte recht om constructies opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed te slopen, wordt aldus uitgebreid naar goederen die zijn opgenomen in de inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde. De adviesverplichting is niet van toepassing op de verwijdering van constructies opgenomen in de andere inventarissen (22). De term verwijderen wordt overigens niet gedeinieerd. VANDENHENDE en VAN HOORICK stellen dat de term enerzijds ruimer is dan slopen, waardoor ook het ontbossen en kappen of vellen van bomen wordt geviseerd, maar anderzijds niet zo ruim is dat ook voor het verbouwen of het gedeeltelijk slopen een advies nodig zou zijn (23). 12. Vrijstelling van stedenbouwkundige vergunning. Het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is (24), voorziet onder bepaalde voorwaarden een vrijstelling van stedenbouwkundige vergunning voor bepaalde afbraakwerken (25). Een van de voorwaarden is dat het geen gebouw of constructie betreft die is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Deze voorwaarde blijft ongewijzigd gehandhaafd (26). Voor de afbraak van dergelijk onroerend goed is met andere woorden een stedenbouwkundige vergunning nodig. De beperking geldt dus niet expliciet voor onroerende goederen opgenomen in een andere inventaris. Dit moet onmiddellijk gerelativeerd worden, aangezien de vrijstelling van stedenbouwkundige vergunning evenmin geldt voor kleine elementen en constructies, geïsoleerd of deel uitmakend van een geheel, die (...) een volkskundige, historische of esthetische waarde hebben (...). (27) Een stedenbouwkundige vergunning kan dus ook voor deze werken nodig zijn. (20) Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 38. (21) Respectievelijk bij het Agentschap of, indien de vergunningverlenende overheid een onroerenderfgoedgemeente is, bij een deskundig medewerker van de eigen diensten of de intergemeenteliljke onroerenderfgoeddienst waar de gemeente deel van uitmaakt. Art. 4.1.10. Onroerenderfgoeddecreet 12 juli 2013. (22) L. VANDENHENDE en G. VAN HOORICK, Onroerend erfgoed: een nieuw decreet, een nieuwe wind?, TMR 2014, (520) 525, nr. 15. (23) L. VANDENHENDE en G. VAN HOORICK, Onroerend erfgoed: een nieuw decreet, een nieuwe wind?, TMR 2014, (520) 525, nr. 15. (24) Besl.Vl.Reg. 16 juli 2010 tot bepaling van de handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 10 september 2010, 57.528. (25) Art. 13.1. en 13.2. Besl.Vl.Reg. 16 juli 2010 tot bepaling van de handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 10 september 2010, 57.528. (26) Art. 11 en 12, tweede lid Besl.Vl.Reg. 17 januari 2014 tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 18 februari 2014, 13.345. (27) Art. 13.2, 1 Besl.Vl.Reg. 16 juli 2010 tot bepaling van de handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 10 september 2010, 57.528. 2015-159

RECHTSLEER 13. Zonevreemde functiewijzigingen. De functie van een zonevreemd onroerend goed opgenomen op de lijst van het bouwkundig erfgoed kan onder bepaalde voorwaarden worden gewijzigd. De herbestemming is mogelijk als de voortzetting van de vroegere functie niet haalbaar blijkt of de duurzame leefbaarheid van het gebouw of het gebouwencomplex niet garandeert, de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of ze verhoogt en de bevoegde overheid een gunstig advies uitbrengt over de aanvraag van de functiewijziging (28). 14. EPB-eisen. De Vlaamse Regering kan vrijstellingen of afwijkingen toestaan op de door haar vastgestelde EPB-eisen (29) voor gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed voor zover de toepassing van bepaalde EPB-eisen hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen (30). Er is geen mogelijkheid voorzien om af te wijken voor de EPB-eisen voor onroerende goederen opgenomen in een andere inventaris. 2. Zorg- en motiveringsplicht 15. Administratieve overheid. Elke administratieve overheid is verplicht om zo veel mogelijk zorg in acht te nemen voor de erfgoedkenmerken van onroerende goederen die zijn opgenomen in een vastgestelde inventaris. Ze moet in al haar beslissingen over een eigen werk of activiteit met directe impact op een geïnventariseerd goed weergeven hoe ze rekening heeft gehouden met deze zorgplicht (31). Derde afdeling: Beschermde goederen 16. Onderscheid. Het Onroerenderfgoeddecreet heeft de beschermingsprocedure in twee fasen behouden. Het decreet maakt een onderscheid tussen de voorlopige en de deinitieve bescherming van een goed. Aan de bescherming zijn een aantal rechtsgevolgen verbonden. 1. Voorlopige bescherming 17. Beschermingsbesluit. De Vlaamse Regering kan een archeologische site, een monument, een cultuurhistorisch landschap, een stads- of dorpsgezicht, desgevallend met inbegrip van een overgangszone, beschermen (32). Ze stelt daartoe een besluit tot voorlopige bescherming vast (33). Dit besluit bevat onder meer de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud van het goed (34). Het besluit wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht van de zakelijkrechthouders en aan de betrokken gemeenten bezorgd voor een openbaar onder- (28) Art. 4.4.23 VCRO en art. 10 Besl.Vl.Reg. 28 november 2003 tot bepaling van de toelaatbare functiewijzigingen voor gebouwen, gelegen buiten de geëigende bestemmingszone, BS 10 februari 2004, 7.676. (29) Dit zijn overeenkomstig art. 1.1.3., 48 Energiedecreet de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat. Het zijn het geheel van voorwaarden waaraan een gebouw, een technisch bouwsysteem of de constructieonderdelen inzake energetische prestaties, thermische isolatie, binnenklimaat, systeemeisen en ventilatie moet voldoen. (30) Art. 11.1.4. Energiedecreet. (31) Art. 4.1.9. Onroerenderfgoeddecreet 12 juli 2013. (32) Art. 6.1.1. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (33) Art. 6.1.4., 1 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (34) Art. 6.1.4., 2, 8 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. 160-2015

zoek (35). Na de kennisgeving aan de zakelijkrechthouder wordt het bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (36). Het besluit vervalt van rechtswege als de Vlaamse Regering binnen de termijn van negen of twaalf maanden vanaf de ontvangst van de beveiligde zending door de zakelijkrechthouder geen besluit tot deinitieve bescherming heeft genomen (37). 2. Deinitieve bescherming 18. Beschermingsbesluit. De Vlaamse Regering stelt het besluit tot deinitieve bescherming vast (38). Het besluit bevat onder meer de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud van het goed (39). Het besluit wordt per beveiligde zending aan de zakelijkrechthouders ter kennis gebracht en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (40). Ook de gemeente wordt op de hoogte gebracht (41). De Vlaamse Regering kan een besluit tot deinitieve bescherming onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk wijzigen of opheffen (42). 3. Rechtsgevolgen 19. Temporele toepassing. De rechtsgevolgen van een besluit tot voorlopige of deinitieve bescherming van een goed zijn van toepassing op de zakelijkrechthouders vanaf de kennisgeving per beveiligde zending. Op andere personen zijn ze van toepassing vanaf de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad (43). A. Actief- en passiefbehoudsbeginsel 20. Algemene voorschriften. Op de zakelijkrechthouders en de gebruikers van een beschermd goed rust een actief- en een passiefbehoudsbeginsel. 21. Actiefbehoudsbeginsel. Ze moeten het in goede staat behouden door de nodige instandhoudings-, beveiligings-, beheers-, herstellings- en onderhoudswerken uit te voeren (44). Het Onroerenderfgoedbesluit geeft nadere invulling aan dit actiefbehoudsbeginsel. De zakelijkrechthouder en de gebruiker zijn verplicht de instandhouding en het onderhoud ervan te verzekeren door het goed als een goede huisvader te beheren en de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen tegen bepaalde schade, de toestand van het goed regelmatig te controleren, een regulier onderhoud uit te oefenen en onmiddellijk passende consolidatie- en beveiligingsmaatregelen te nemen in geval van nood (45). Deze algemene voorschriften zijn slechts van toepassing voor zover ze niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit (46). (35) Art. 6.1.6. en 6.1.7. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (36) Art. 6.1.5. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (37) Art. 6.1.6., 6.1.9. en 6.1.11 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (38) Art. 6.1.13. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (39) Art. 6.1.14, eerste lid, 8 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (40) Art. 6.1.15 en 6.1.16 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (41) Art. 6.1.17 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (42) Art. 6.2.1. e.v. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (43) Art. 6.1.10 en 6.2.7. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (44) Art. 6.4.1. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (45) Art. 6.1.1. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (46) Art. 6.4.2. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. 2015-161

RECHTSLEER Voor de instandhouding en het onderhoud van als monument beschermd werkend industrieel erfgoed en van als monument beschermde orgels, beiaarden, klokken, klokkenspelen en uurwerken schrijft het Onroerenderfgoedbesluit aanvullende voorschriften voor (47). 22. Passiefbehoudsbeginsel. Het is verboden om beschermde goederen te ontsieren, te beschadigen, te vernielen of andere handelingen te stellen die de erfgoedwaarde ervan aantasten (48). B. Handelingen aan of in beschermde goederen 23. Onderscheid. Het Onroerenderfgoeddecreet maakt een onderscheid tussen een toelatingsplicht voor vergunningsplichtige handelingen en een adviesplicht voor niet-vergunningsplichtige handelingen aan of in beschermde goederen. 1. Toelatingsplicht 24. Algemene bepaling. Handelingen aan of in beschermde goederen opgelijst door de Vlaamse Regering of opgenomen in het beschermingsbesluit waarvoor geen vergunning nodig is (49), kunnen niet worden aangevat zonder toelating van het agentschap, of in voorkomend geval van de onroerenderfgoedgemeente. De algemene voorafgaande toelatingsplicht geldt niet wanneer er voor het onroerend erfgoed of het erfgoedlandschap een beheersplan werd opgesteld (50), noch wanneer in het beschermingsbesluit een lijst met toelatingsplichtige handelingen werd opgenomen (51). 25. Generieke toelatingsplichten. De aanmerkelijke reliëfwijziging van de bodem en elke handeling die een aanzienlijke wijziging van de landschapskenmerken tot gevolg heeft, met uitzondering van cultuurgewassen en tuinbeplanting kunnen niet worden aangevat aan of in beschermde monumenten, beschermde cultuurhistorische landschappen en beschermde archeologische sites zonder de toelating van het agentschap of van de erkende onroerenderfgoedgemeente (52). 26. Speciieke toelatingsplichten. Het Onroerenderfgoedbesluit schrijft speciieke toelatingsplichten voor naargelang van de categorieën van beschermde goederen. Meer bepaald zijn er speciieke toelatingsplichten voor beschermde monumenten, handelingen in beschermde stads- en dorpsgezichten, voor beschermde cultuurhistorische landschappen, voor beschermde archeologische sites, voor het interieur (47) Art. 6.1.5. en 6.1.6. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (48) Art. 6.4.3. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (49) Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 bedoelt meer speciiek de handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning, milieuvergunning, vergunning, toelating, onthefing of afwijking overeenkomstig het Bosdecreet of het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu vereist is (art. 6.4.4., 1 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013). (50) Art. 6.4.4. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en 6.2.2. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (51) Art. 6.2.1. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (52) Art. 6.2.3. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. 162-2015

van beschermde monumenten en voor de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken (53). 27. Aanvullende toelatingsplichten. Het Onroerenderfgoedbesluit voorziet aanvullende toelatingsplichten voor als monument beschermde orgels, voor als monument beschermde klokken, klokkenspelen en beiaarden, voor als monument beschermde uurwerken en voor als monument, stads- of dorpsgezicht of cultuurhistorisch landschap beschermde begraafplaatsen (54). 2. Vergunningsplichtige handelingen 28. Adviesverplichting. Voor de speciieke handeling aan of in beschermde goederen waarvoor wel een vergunning nodig is, moet de vergunningverlenende overheid het advies inwinnen bij het agentschap. Het advies toetst de voorliggende handelingen aan het actief- en passiefbehoudsbeginsel en aan het individuele beschermingsbesluit (55). 3. Slopen van een beschermd monument 29. Verbod. De sloop van een beschermd monument is verboden (56). 30. Toelatingsplicht. De Vlaamse Regering kan evenwel de toelating verlenen voor de gedeeltelijke sloop van een beschermd monument en voor de gehele of gedeeltelijke sloop of voor het optrekken, plaatsen of herbouwen van een gebouw of een constructie in een beschermd stads- en dorpsgezicht als dat de erfgoedwaarde ervan niet wezenlijk aantast (57). 4. Vindplaats informatie 31. Twee databanken. Het agentschap stelt een databank van onroerend erfgoed digitaal ter beschikking, die de verschillende beschermingsbesluiten bevat (58). Er wordt tevens een databank bijgehouden van elk proces-verbaal van inbreuken of misdrijven Onroerend Erfgoed, het verdere gevolg dat daaraan wordt gegeven en de uitvoering van eventuele herstelmaatregelen (59). De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de op te nemen informatie, voor de integratie van beide databanken en voor de beveiliging ervan. 32. Consultatie. De Nederlandse Raad van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat was vragende partij voor een juridisch bindende consultatie waarin zowel de overheid als de notaris aansprakelijk is voor de consultatie en de informatie. Er is nood aan een sluitend systeem waar het opvragen van informatie kan (53) Art. 6.2.4. t.e.m. 6.2.8. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (54) Art. 6.2.10. t.e.m. 6.2.13 Onroerenderfgoedbesluit 16 mei 2014. (55) Art. 6.4.4., 2 en 3 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (56) Art. 6.4.7., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (57) Art. 6.4.7., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (58) Art. 6.3.1., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (59) Art. 6.3.1., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Deze databank en de inhoud ervan worden beschouwd als een bestuursdocument, waartoe de personen vermeld in art. 6.4.8. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 op eerste verzoek onmiddellijk toegang krijgen tot de benodigde documenten uit deze databank. 2015-163

RECHTSLEER bewaard en gecontroleerd worden. De notaris moet kunnen aantonen dat hij een opzoeking heeft gedaan. De informatie die uit het systeem komt, moet bindend zijn. Er werd verwezen naar het e-voorkooploket bij de VLM (60). 33. Correctheid. Een amendement werd ingediend om de eindverantwoordelijkheid voor de juistheid van de aangeleverde informatie bij de informatieverstrekkende overheid te leggen (61). De indiener van het amendement wou komaf maken met de praktijk waarin de infomatieverstrekkende overheid elke verantwoordelijkheid van zich af schuift door te stellen dat de formulieren die zij verstrekken een louter informatieve waarde hebben. Het amendement was ingegeven door de gedachte dat de verplichte vermeldingen in de overdrachtsakte nodig zijn om de koper voldoende garanties te geven op correcte gegevens in verband met het onroerend goed. Het amendement werd niet aanvaard (62). 34. Geogerefereerde GIS-laag. Alle beschermde onroerende goederen worden gegeorefereerd op een publiek te raadplegen GIS-laag. Vierde afdeling: Archeologie 35. Afzonderlijk hoofdstuk. De Europese bekommernis om het archeologisch patrimonium een betere bescherming te bieden heeft geleid tot een uitgebreid hoofdstuk over archeologie (63). De decreetgever stelt onder meer een actief- en passiefbehoudsbeginsel voorop en koppelt een archeologisch onderzoek aan de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen. De inwerkingtreding van deze bepaling is evenwel nog onbepaald, waardoor sommige bepalingen van het Archeologiedecreet van toepassing blijven (64). II. Eigendomsoverdrachten met een vergeldend karakter 36. Verplichtingen. Het Onroerenderfgoeddecreet legt bepaalde formaliteiten voor en na de overdracht, evenals bepaalde verplichte vermeldingen in de publiciteit en in de onderhandse en authentieke overdrachtsakte op. Eerste afdeling: Formaliteit voor de overdracht 37. Kennisgeving. De zakelijkrechthouder moet het agentschap per beveiligde zending op de hoogte brengen van de eventuele verkoop, de overdracht van het ei- (60) Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed uitgebracht door de dames Karin BROUWERS en Mercedes VAN VOLCEM bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-2, 18. (61) Amendementen bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-4, 13. (62) Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed uitgebracht door de dames Karin BROUWERS en Mercedes VAN VOLCEM bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-8, 85. (63) Art. 5.1.1. t.e.m. art. 5.6.1. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 5. De decreetgever verwees naar het Europese verdrag voor de bescherming van het archeologisch erfgoed dat de maatschappelijke waarde van het archeologisch erfgoed beklemtoont en pleit voor een betere bescherming ervan. (64) Decr.Vl. 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, BS 15 september 1993, 20.414; Art. 13.4.1. en 13.4.2. Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. 164-2015

gendomsrecht of de overdracht van een ander zakelijk recht op een archeologische site, monument of stads- of dorpsgezicht waarvoor een voorlopig of een deinitief beschermingsbesluit geldt. Hij moet dit doen binnen een termijn van tien dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving van het besluit tot voorlopige bescherming, van het besluit tot deinitieve bescherming of van het besluit tot gehele of gedeeltelijke wijziging of ophefing van het deinitieve beschermingsbesluit (65). Deze verplichting wordt vermeld in de beveiligde zending die de zakelijkrechthouder ontvangt bij de kennisgeving van het besluit. Een soortgelijke kennisgevingsplicht is niet voorzien bij de overdracht van een geïnventariseerd goed of van een landschap. Tweede afdeling: Vermeldingsplicht 38. Verplichte vermeldingen. Het Onroerenderfgoeddecreet legt de verplichting op om bepaalde vermeldingen op te nemen in de publiciteit en in de onderhandse en de authentieke akte. 1. Vermeldingsplicht ratione personae 39. Catch all -bepaling. Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon verkoopt (...) is onderworpen aan deze verplichting (66). Het voorontwerp van decreet beperkte de vermeldingsplicht tot de instrumenterende ambtenaar (67). De SARO (68) wees erop dat de loutere verwijzing naar de instrumenterende ambtenaar in de praktijk vaak tot verwarring leidt (69) en pleitte voor een duidelijke en sluitende omschrijving zoals voorzien in artikel 5.2.6. VCRO. De bepalingen werden geamendeerd naar analogie met de stedenbouwkundige informatieplicht om het onderscheid tussen professionelen en particulieren bij de informatieplicht in onderhandse akten op te heffen. De informatieplicht inzake onroerend erfgoed rust bijgevolg zowel op de notaris als op de vastgoedmakelaar en de verkoper. 2. Vermeldingsplicht ratione materiae 40. Toepassingsgebied. De onderhandse en authentieke akte houdende de verkoop, verhuur voor meer dan negen jaar, inbreng in een vennootschap, overdracht van een erfpacht of opstal of andere eigendomsoverdrachten onder bezwarende titel van een onroerend goed opgenomen in een inventaris of van een beschermd goed moeten bepaalde vermeldingen bevatten (70). Er werd gekozen voor een formulering die aanleunt bij de formulering gebruikt in de VCRO (71). Het valt meteen op dat er geen uitzondering werd voorzien voor (wijzigende) huwelijkscontracten (65) Art. 6.1.6., derde lid, 2, art. 6.1.16, 2, 2 en art. 6.2.3. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (66) Art. 4.1.11, art. 6.4.8. en 6.4.9. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (67) Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 229 en 143. (68) Strategische adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed. (69) Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 194. (70) Art. 4.1.11, eerste lid en art. 6.4.9. eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (71) Amendementen bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-4, 3 en 13. 2015-165

RECHTSLEER en contracten aangaande mandeligheid (72). Deze akten zijn bijgevolg ook onderworpen aan de vermeldingsplicht. 41. Uitzonderingen. Akten ten kostelozen titel of eigendomsaanwijzende akten moeten deze vermeldingen niet bevatten. Volgens DRAYE verdient het wel aanbeveling om ook in schenkingsakten de opgelegde verplichtingen te vervullen om de nieuwe eigenaar correct te informeren (73). In voorkomend geval moet bij akten ten kostelozen titel wel een akte van herstelmaatregel worden verleden (74). 3. Vermeldingsplicht ratione temporae 42. Onderscheid. Het Onroerenderfgoeddecreet maakt een onderscheid tussen de vermeldingen die verplicht zijn in de publiciteit en in de onderhandse en authentieke overdrachtsakte. A. Publiciteit inzake de overdracht van beschermde goederen 43. Vermeldingen. De verplichte vermelding in de publiciteit is geheel nieuw (75). De publiciteit die aan de overdracht van een (voorlopig of deinitief) beschermd goed wordt gegeven, vermeldt dat het onroerend goed beschermd is en de rechtsgevolgen die aan de bescherming verbonden zijn (76). Een gelijkaardige informatieplicht is niet voorzien voor onroerende goederen die in een door het decreet voorziene inventaris zijn opgenomen (77). 44. Rechtsgevolgen. De publiciteit moet de rechtsgevolgen vermelden die aan de bescherming verbonden zijn. Dit betekent volgens de letter van het decreet dat de publiciteit niet alleen het beschermingsbesluit en de daarin opgenomen rechtsgevolgen moet vermelden, maar ook alle rechtsgevolgen die het Onroerenderfgoeddecreet aan de bescherming verbindt (78). Aangezien de bepaling geen genoegen neemt met een loutere verwijzing (79), schrijft het decreet een volledige tekstuele weergave van de rechtsgevolgen voortvloeiend uit het beschermingsbesluit en het Onroerenderfgoeddecreet voor. Dit was nochtans niet de bedoeling van de decreetgever. De bepaling voorzag oorspronkelijk enkel een verwijzing naar het beschermingsbesluit en de rechtsgevolgen, maar werd geamendeerd omdat in geval van publiciteit de verplichting om te verwijzen naar de datum van het beschermingsbesluit en het decreet te zwaar (72) Dit was nochtans wel de bedoeling. Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 39. (73) A.M. DRAYE, De bescherming van het onroerend erfgoed: rechtsgevolgen voor het notariaat in Vormingsnamiddag koop-verkoop: administratiefrechtelijke topics, Gent, 17 juni 2014, 13. (74) Zie infra nr. 57. (75) A. CAUCHIE en K. KEMPE, Ontwerp van decreet betreffende onroerend erfgoed: zal de notaris beter zijn weg vinden tussen de monumenten, landschappen en het archeologisch patrimonium?, Notariaat 2013, al. 8, (1) 4. (76) Art. 6.4.8., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (77) Art. 4.1.1. e.v. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (78) Zie supra nrs. 19 tot 30. (79) Dit in tegenstelling tot art. 4.1.11, eerste lid en 6.4.9., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. 166-2015

[is], het is voldoende als er wordt vermeld dat het goed beschermd is. (80) Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet na de amendering evenwel in een zwaardere publiciteit. Dit is in de praktijk uiteraard niet werkzaam (81). Het is dan ook te hopen dat de decreetgever deze bepaling gauw aanpast door alsnog loutere verwijzing naar het beschermingsbesluit en de rechtsgevolgen voor te schrijven of dat de Vlaamse Regering gebruik maakt van haar bevoegdheid om nadere regels vast te stellen voor de modaliteiten van de vermeldingen (82). Volgens DRAYE mag worden aangenomen dat een verwijzing naar de bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet, het uitvoeringsbesluit en het beschermingsbesluit zelf volstaat (83). 45. Sanctie. Het niet-naleven van de publiciteitsplicht is een inbreuk Onroerend Erfgoed die wordt bestraft met een exclusieve bestuurlijke geldboete van maximaal 10.000 euro welke kan worden opgelegd aan alle deelnemers aan de inbreuk (84). 46. Uitvoeringsbesluit. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vorm en de modaliteiten van de vermeldingen in de publiciteit en voor de vrijstelling van deze bepalingen voor bepaalde vormen van publiciteit (85). Zij heeft op heden nog geen gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. B. Onderhandse en authentieke akte 47. Vermeldingen. De onderhandse en de authentieke akte vermelden dat het onroerend goed is beschermd of voorkomt op een door het decreet vastgestelde inventaris (86). De rechtsgevolgen die aan de bescherming verbonden zijn, worden vermeld door een verwijzing naar hoofdstuk 6 (respectievelijk hoofdstuk 4) van het Onroerenderfgoeddecreet. Bij de overdracht van een beschermd goed wordt ook een verwijzing naar het beschermingsbesluit opgenomen in de akte. 48. Bijkomende informatieplicht. De instrumenterende ambtenaar die een onderhandse akte die niet beantwoordt aan de door het Onroerenderfgoeddecreet inge- (80) Amendementen bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-4, 12; Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed uitgebracht door de dames Karin BROUWERS en Mercedes VAN VOLCEM bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-8, 84. (81) Men denkt spontaan aan de beperking van de verplichting om de lasten en de voorwaarden van de verkavelingsvergunning in de publiciteit te vermelden tot de verplichting om melding te maken van de verkavelingsvergunning teneinde lange publiciteitsteksten te vermijden. Art. 142, 5 DRO werd gewijzigd door art. 30 Decr.Vl. houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, BS 29 april 2000, 13586; Ontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, nr. 252-1, 7. (82) Art. 6.4.8., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (83) A.M. DRAYE, De bescherming van het onroerend erfgoed: rechtsgevolgen voor het notariaat in Vormingsnamiddag koop-verkoop: administratiefrechtelijke topics, Gent, 17 juni 2014, 13. (84) Art. 11.2.4., 1, eerste lid, 1 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Zie infra nr. 75 e.v. (85) Art. 6.4.8, tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (86) Art. 4.1.11, eerste lid en 6.4.9., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. 2015-167

RECHTSLEER stelde vermeldingsplicht moet opnemen in een authentieke akte, wijst de partijen op de verplichting om bepaalde vermeldingen op te nemen (87). 49. Uitvoeringsbesluit. De Vlaamse Regering kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels voor de informatieplicht bepalen (88). De Vlaamse Regering heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt in het uitvoeringsbesluit. C. Inwerkingtreding 50. Inwerkingtreding. De vermeldingsplichten voorzien in artikel 4.1.11. (inzake opname in door decreet voorziene inventaris) en artikel 6.4.9. (inzake bescherming) zijn van toepassing op de onderhandse en authentieke akten afgesloten na de datum van inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet, dus na 1 januari 2015 (89). De decreetgever bedoelt wellicht dat de informatieplichten van toepassing zijn op overeenkomsten die worden gesloten na de inwerkingtreding van het decreet en op akten die na de inwerkingtreding worden verleden. 51. Publiciteit. De bepaling bevat geen verwijzing naar artikel 6.4.8. Onroerenderfgoeddecreet. Het Onroerenderfgoedbesluit neemt echter ook 1 januari 2015 als principiële datum van inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet. De verplichting om bepaalde vermeldingen in de publiciteit op te nemen is bijgevolg vanaf die datum van toepassing (90). 52. Inventaris bouwkundig erfgoed. De vermeldingsplicht van artikel 4.1.11. Onroerenderfgoeddecreet geldt ook voor goederen die voor 1 januari 2015 opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, ook al is deze opname niet voorafgegaan door een openbaar onderzoek. De laatste vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed op basis van artikel 12/1 van het vroegere Monumentendecreet voorafgaand aan de inwerkingtreding van de vermeldingsplichten voorzien bij overdracht van een geïnventariseerd goed, geldt namelijk als vaststelling overeenkomstig artikel 4.1.1. Onroerenderfgoeddecreet (91). (87) Art. 4.1.11, tweede lid en art. 6.4.9., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (88) Art. 4.1.11, derde lid en art. 6.4.9., derde lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (89) Art. 12.3.19 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 114. (90) Art. 13.4.1., eerste lid Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. (91) Art. 12.3.18., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Dat de afwezigheid van een openbaar onderzoek bij de opname voor 1 januari 2015 op de lijst van het bouwkundig erfgoed geen probleem vormt, blijkt ook uit een a-contrarioredenering. De zorg- en motiveringsplicht van de administratieve overheid (supra nr. 15) geldt namelijk enkel voor goederen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed waarvan de opname door een openbaar onderzoek is voorafgegaan. Aangezien deze uitzondering niet is voorzien voor de vermeldingsplicht van artikel 4.1.11. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, moet de vermelding van de bescherming en van de rechtsgevolgen door verwijzing naar hoofdstuk 4 ook gebeuren in overdrachtsakten betreffende onroerende goederen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed voor 1 januari 2015. 168-2015

Derde afdeling: Formaliteit na de overdracht 53. Meldingsplicht. De instrumenterende ambtenaar meldt de overdracht van het beschermd goed aan het agentschap (92). Een soortgelijke meldingsplicht is niet voorzien in geval van overdracht van een goed opgenomen in een door het decreet voorziene inventaris. III. Akte van herstelmaatregel 54. Algemeen. Er rust een plicht tot het opmaken van een afzonderlijke akte van herstelmaatregel op de instrumenterende ambtenaar indien op het onroerend goed een niet-uitgevoerde herstelmaatregel (93), een niet-uitgevoerde bestuurlijke maatregel genomen in het kader van bestuursdwang (94) of een niet-uitgevoerde minnelijke schikking (95) rust. De bepaling luidt als volgt: Zolang de inschrijving [van het proces-verbaal van vaststelling] niet is gebeurd, moet de instrumenterende ambtenaar naar aanleiding van een akte, strekkende tot de overdracht van een zakelijk recht, in een afzonderlijke akte er melding van maken dat voor het onroerend goed bij uitvoerbaar rechterlijk bevel, een verplichting werd uitgesproken om een herstelmaatregel uit te voeren. In die akte wordt ook vermeld dat de nieuwe zakelijkrechthouder de verbintenis aangaat om de opgelegde herstelmaatregel uit te voeren, onverminderd de verplichting van de veroordeelde, en dat de inspecteur Onroerend Erfgoed gemachtigd wordt om, bij verzuim van de nieuwe zakelijkrechthouder om zich van die plicht te kwijten, ook op zijn kosten tot uitvoering van de opgelegde maatregel over te gaan. De instrumenterende ambtenaar stuurt een afschrift van die akte naar de inspecteur Onroerend Erfgoed, en is ertoe gehouden de grosse af te leveren op zijn verzoek. (96) Deze bepaling is nieuw en heeft belangrijke gevolgen voor het notariaat. Ze wordt hieronder volledig ontleed. Eerste afdeling: Zakelijkrechthouder 55. Begrip. Met de term zakelijkrechthouder wordt de nieuwe eigenaar, blote eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of leasinggever bedoeld (97). Deze deiniëring had en heeft geen commentaar nodig (98). (92) Art. 6.4.9., eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (93) Art. 11.4.5., 2 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (94) Art. 11.5.9., 2 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Het begrip bestuursdwang wordt gedeinieerd als het handelen vanwege de inspecteur Onroerend Erfgoed tegen wat in strijd is met de bij of krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan gestelde verplichtingen (art. 2.1.19 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013). De bestuurlijke maatregelen worden opgesomd in art. 11.5.7., 2 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (95) Art. 11.6.4., 1, eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 verklaart art. 11.4.5. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 van toepassing op de afdeling Minnelijke schikking. (96) Art. 11.4.5., 2, tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (97) Art. 2.1.47 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (98) Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 22. 2015-169

RECHTSLEER Tweede afdeling: Een afzonderlijke akte 56. Kafkaiaans. De Nederlandstalige Raad van de Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat gaf kritiek op de verplichting om een afzonderlijke akte te verlijden. Dit biedt op zich geen meerwaarde en wordt door de burger als zeer kafkaiaans ervaren (99). De Vlaamse decreetgever heeft geen rekening gehouden met deze opmerking. Derde afdeling: Naar aanleiding van een akte 57. Authentieke akte. Hoewel het Onroerenderfgoeddecreet geen onderscheid maakt tussen de onderhandse en de authentieke akte (100), moet de akte van herstel enkel bij de authentieke overdrachtsakte worden verleden. Het ontwerp van decreet voorzag oorspronkelijk dat de afzonderlijke akte nodig was bij de onderhandse of de authentieke akte (101). De bepaling werd geamendeerd omdat de woorden onderhandse of authentieke akte kunnen beschouwd worden als een lapsus (102). Het is desalniettemin aangeraden om de nieuwe zakelijkrechthouder van bij de onderhandse akte te informeren over het bestaan van een niet-uitgevoerde herstelmaatregel. Het beste bewijs hiervan is een expliciete verwijzing naar de herstelmaatregel in de onderhandse akte. Vierde afdeling: Strekkende tot overdracht van een zakelijk recht 58. Overdracht. Het Onroerenderfgoeddecreet maakt eveneens geen onderscheid tussen overdrachten ten kostelozen en onder bezwarende titel. De akte van herstelmaatregel moet dus ook opgemaakt worden bijvoorbeeld bij schenkingen. Er moet geen afzonderlijke akte worden opgemaakt bij eigendomsaanwijzende akten. Vijfde afdeling: Een herstelmaatregel, een bestuurlijke maatregel genomen in het kader van bestuursdwang of een niet-uitgevoerde minnelijke schikking 59. Toepassing. De verplichting om een afzonderlijke akte op te maken geldt in drie gevallen. Meer bepaald moet de akte verleden worden wanneer (1) de herstelmaatregel opgelegd bij een uitvoerbaar rechterlijk bevel nog niet is uitgevoerd, (2) de bestuurlijke maatregel van bestuursdwang opgelegd door een uitvoerbare beslis- (99) Verslag namens de commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed uitgebracht door de dames Karin BROUWERS en Mercedes VAN VOLCEM bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-2, 17. (100) Art. 11.4.5., 2, tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Art. 11.5.9., 2 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 heeft het over een akte van eigendomsoverdracht. (101) Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-1, 419. (102) Amendementen bij het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901-4, 17. 170-2015

sing van de inspecteur Onroerend Erfgoed (103) nog niet uitgevoerd is, of (3) de minnelijke schikking nog niet is uitgevoerd (104). 60. Vindplaats. Het decreet voorziet een hypothecaire publiciteit van de opgelegde maatregelen. De instrumenterende ambtenaar kan dus aan de hand van de hypotheekstaat nagaan of het beschermd goed met een herstelmaatregel bezwaard is. De rechterlijke beslissing die de herstelmaatregel oplegt, wordt namelijk gekantmeld op de dagvaarding die op het hypotheekkantoor wordt bekendgemaakt (105). Het besluit van de inspecteur Onroerend Erfgoed inzake de bestuurlijke maatregel (106) en de akte minnelijke schikking (107) worden overgeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder. 61. Andere informatie. Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet, in tegenstelling tot het vroegere Monumentendecreet (108), geen bijzondere vermelding in de akte met betrekking tot een proces-verbaal van vaststelling van een misdrijf of een inbreuk Onroerend Erfgoed, noch met betrekking tot de dagvaarding wegens een misdrijf Onroerend Erfgoed (109). Het is in het licht van de organieke raadgevings- en voorlichtingsplicht (110) aangeraden om de overdrager daarover te ondervragen en in voorkomend geval de nodige informatie op te nemen in de onderhandse akte. Een afschrift van het verslag wordt namelijk altijd gericht aan de vermoedelijke overtreder (111). De instrumenterende notaris krijgt via de hypotheekstaat kennis van de dagvaarding wegens misdrijven Onroerend Erfgoed, omdat die bekend wordt gemaakt op het hypotheekkantoor (112). Het is daarnaast ook nuttig om de overdrager te ondervragen of (1) hij een raadgeving (113) of schriftelijke aanmaning heeft gekregen (114), (2) of er een stakings- (103) De inspecteur Onroerend Erfgoed is overeenkomstig artikel 2.1.29 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 de ambtenaar die belast is met de hem door dit decreet toegewezen handhavingstaken, aangesteld door de leidend ambtenaar van de entiteit die door de Vlaamse Regering belast is met de handhaving van de regelgeving inzake onroerend erfgoed op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of een gedeelte hiervan. (104) Het beroep tegen de beslissing van de inspecteur Onroerend Erfgoed heeft een schorsende werking (art. 11.5.8., 1, eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013). (105) Art. 11.2.3., eerste lid en art. 11.4.3., 3, eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (106) Art. 11.5.7., 8 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (107) Art. 11.6.2., 2 Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (108) Overeenkomstig artikel 5, 6, tweede lid Monumentendecreet vermeldde de instrumenterende ambtenaar in voorkomend geval in de overdrachtsakte dat een proces-verbaal van vaststelling werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een deinitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd. (109) Het proces-verbaal van vaststelling wordt opgemaakt krachtens art. 11.3.3. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 voor misdrijven Onroerend Erfgoed en krachtens artikel 11.3.4. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 voor inbreuken Onroerend Erfgoed. (110) Art. 9, 1, derde lid organieke wet notariaat. (111) Art. 11.3.3., vijfde lid en art. 11.3.4., tweede lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (112) Art. 11.2.3., eerste lid, art. 11.4.3., 3, eerste lid Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. (113) Art. 11.3.1. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Als bevoegde personen vaststellen dat een inbreuk onroerend erfgoed of een misdrijf onroerend erfgoed dreigt op te treden, kunnen zij alle raadgevingen geven die zij nuttig achten om dat te voorkomen. (114) Art. 11.3.2. Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. De bevoegde personen kunnen bij vaststelling van een inbreuk onroerend erfgoed of een misdrijf onroerend erfgoed de vermoedelijke overtreder en eventuele andere betrokkenen aanmanen om de nodige maatregelen te nemen om de inbreuk of het misdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk 2015-171