gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Organisatieonderdeel Contactpersoon Telefoonnummer Uw brief Ons kenmerk Bijlage(n) Onderwerp Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg Rob Kouwenhoven 0900 1852 X2016.35552 Rapportage KWIZ Armoedemonitor en Inkomenseffectenrapportage Verzenddatum: 2 3 DEC. 2016 Geachte heer, mevrouw, Tijdens de behandeling van de programmabegroting 2017-2020 op 27 oktober jl. heb ik u toegezegd dat ik u de Armoedemonitor en Inkomenseffectenrapportage zou toezenden. Bij deze ontvangt u de rapportage (in de bijlage) met de belangrijkste bevindingen. De Armoedemonitor en Inkomenseffectenrapportage zijn opgesteld door KWIZ (Kenniscentrum Welzijn, Inkomen en Zorg). KWIZ is een onderzoeks- en adviesbureau, dat in onze opdracht periodiek onderzoek doet naar de stand van zaken van ons minimabeleid. Inhoud rapportage De inhoud van deze rapportage geeft onder andere het gemeentelijk minimabeleid, het gebruik en de effecten daarvan weer en wordt binnen de gemeente gebruikt ter ondersteuning en de totstandkoming van het beleid op het gebied van armoede. Het rapport maakt onderscheid in de belangrijkste doelgroepen die gebruik maken van het minimabeleid en gaat in op het gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen die de gemeente in haar beleid heeft opgenomen. Daarnaast worden de effecten van dit beleid op de inkomens van minima in beeld gebracht. De gegevens over de omvang en samenstelling van de verschillende groepen minimahuishoudens geven de situatie per 1 juli 2016 weer. Het gebruik van voorzieningen is gemeten over het gehele kalenderjaar 2015. Omdat het om een periodieke meting gaat worden de gegevens uit deze Armoedemonitor, waar mogelijk afgezet tegen de situatie in het jaar 2014. ALG-013/13-4-15
Volgvel 2 Gebruikte onderzoekgegevens Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van registratiegegevens van de verschillende lokale en landelijke regelingen die de gemeente uitvoert. Daarbij gaat het om de volgende regelingen en voorzieningen: Participatiewet; Minimaregelingen (zoals bijzondere bijstand, Haarlemmermeer doet mee, collectieve zorgverzekering); kwijtschelding gemeentelijke belastingen; en schuldhulpverlening. Met behulp van de registraties die zijn opgesteld op grond van de Wet basisregistratie personen (Wbp) zijn de gebruikersgegevens vervolgens op huishoudniveau gegroepeerd. Op deze manier ontstaat een samenhangend beeld van de omvang en samenstelling van de groep minima, de mate van gebruik van voorzieningen en de overlap in het gebruik van voorzieningen op andere beleidsterreinen. Cijfers KWIZ ten opzichte van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek In de rapportage is een bijlage opgenomen waarin KWIZ de aantallen minimahuishoudens die zij hanteren, vergelijkt met de aantallen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze aantallen komen niet overeen. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat KWIZ rekening houdt met de hoogte van iemands vermogen, en het CBS niet. Dit zorgt ervoor dat KWIZ minder huishoudens tot de minima rekent dan het CBS. In de bijlage van de rapportage van KWIZ wordt dit nader toegelicht. Belangrijkste cijfers voor wat betreft bereik minimaregelingen Onderstaand treft u de belangrijkste cijfers aan over het bereik van een aantal minimaregelingen binnen de gemeente Haarlemmermeer. 1. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen: Het bereik van de kwijtschelding is 63 procent van alle minima, met een inkomen tot 100% van het wettelijk sociaal minimum (wsm), die hiervoor in aanmerking komen. Meestal ligt het bereik van de kwijtschelding rond de 75 procent. Ten opzichte van 2013 is het bereik gedaald. Eén van de verklaringen hiervoor is mogelijk dat de controle, met name op aanwezigheid van vermogen, het afgelopen jaar is verscherpt. In absolute zin zijn er wel iets meer kwijtscheldingen verstrekt. 2. Individuele inkomenstoeslag: De individuele inkomenstoeslag, die met ingang van 1 januari 2015 is geïntroduceerd en die op grond van de Participatiewet en gemeentelijk beleid wordt verstrekt, is bedoeld voor mensen die drie jaar of langer op een minimuminkomen zijn aangewezen, heeft een bereik van 58 procent. Bij andere gemeenten met een referteperiode van drie jaar zien we meestal een bereik van 50 a 60 procent. Zowel het bereik als het gebruik van de inkomenstoeslag is gedaald ten opzichte van twee jaar eerder. De reden hiervoor is dat de individuele inkomenstoeslag nu wettelijk in het individuele geval moet worden aangevraagd en toegekend en niet meer zoals in het verleden, categoriaal kan worden verstrekt. 3. Collectieve zorgverzekering: Het bereik van de collectieve zorgverzekering ligt met 28 procent (was 13 procent) in lijn met wat we in de meeste andere gemeenten zien. De gemeente Haarlemmermeer heeft een uitgebreide campagne gevoerd om het gebruik van de collectieve zorgverzekering te
Volgvel 3 laten toenemen ter compensatie van het wegvallen van de Wtcg en de CER regelingen en het aantrekkelijke pakket (brede dekking, ruime vergoedingen). Het aantal gebruikers is daardoor meer dan verdubbeld. 4. Individuele bijzondere bijstand: Het gebruik van de bijzondere bijstand ligt in 2015 op 24 procent. In de meeste andere gemeenten ligt het gebruik rond de 20 procent van de doelgroep. 5. Schoolkostenregeling: Het bereik van de schoolkostenregeling is de laatste twee jaar gedaald van 55 procent naar 32 procent. De doelgroep is met het verruimen van de inkomensgrenzen naar 120 procent van het wsm groter geworden. Dit was in 2013 110 procent van het wsm. In absolute zin is het gebruik afgenomen. De vergoeding van schoolkosten is bedoeld voor gezinnen met schoolgaande kinderen in de leeftijd tussen de 4 en 18 jaar. Met deze vergoeding kunnen ouders bijvoorbeeld de vrijwillige ouderbijdrage bekostigen of de kosten van (verplichte) sportkleding voor hun kinderen betalen. Er is geen specifieke verklaring voor de afname van het aantal aanvragers. 6. Haarlemmermeer doet mee!: Haarlemmermeer doet mee! is een participatieregeling die er voor moet zorgen dat minima (en hun kinderen) ook mee kunnen doen met sportieve en culturele activiteiten. Voor kinderen van 4 tot 18 jaar kunnen onder andere schoolreisjes, zwemlessen en contributie worden vergoed en voor volwassenen kan de regeling voorzien in de kosten voor activiteiten of materialen voor sport, recreatie en cultuur. In 2015 maakten 614 kinderen (39 procent) en 180 (3 procent) volwassenen gebruik van deze regeling. In 2013 maakten 624 kinderen en 150 volwassen gebruik van deze regeling. Het gebruik van de regeling voor kinderen is bijna gelijk gebleven. Bij volwassenen zien we een lichte stijging van het gebruik. Uit bovengenoemde cijfers blijkt dat met name het gebruik van de regeling voor kinderen achterblijft. Wij willen echter zo veel mogelijk kinderen bereiken om zodoende te kunnen bewerkstelligen dat kinderen mee kunnen doen aan culturele-, recreatieve- en sportactiviteiten en zullen daarom de komende periode extra aandacht geven in lokale media aan de bestaande regelingen op dit gebied. Dit sluit aan bij het kabinetsbeleid om zoveel mogelijk kinderen te bereiken. Andere opvallende gegevens Duur van inkomen op minimumniveau In de gemeente moet 60 procent van alle minimahuishoudens tot 120 procent Wsm al drie jaar of langer van dit inkomen rondkomen. Dit ligt in lijn met de aandelen die we landelijk zien. Minima met AOW zijn vaker langdurig aangewezen op een minimuminkomen dan minima met een andere inkomensbron. Bijna 6 procent van alle kinderen groeit op in een minimahuishouden Van de 32.395 kinderen die de gemeente telt, groeien er 1.858 op in een minimahuishouden met een inkomen tot 120 procent Wsm. Dit is 5,7 procent van alle kinderen in de gemeente. In 2013 was dit nog 4,5 procent van alle kinderen. In totaal zijn er bijna 300 minimakinderen bijgekomen in die tijd.
Volgvel 4 Armoedeval De effecten op het inkomen van minima zijn door KWIZ met behulp van landelijke inkomensnormen, landelijke toeslagen en informatie over gemeentelijke regelingen per huishoudtype bepaald en in beeld gebracht. Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de huur, energiekosten, water en de lokale heffingen. De andere bedragen zijn gebaseerd op landelijke berekeningen van het Nibud. Uit de rapportage blijkt dat de gemeente weinig tot geen invloed heeft op de armoedeval. Deze wordt, voor wat betreft het gemeentelijk beleid, alleen veroorzaakt door het feit dat de bijdrage voor de collectieve zorgverzekering niet naar draagkracht kan worden verleend, omdat deze bijdrage volledig wordt doorbetaald aan de zorgverzekeraar. Voor het overige wordt bijzondere bijstand verleend naar draagkracht. Dat wil zeggen dat er sprake is van een geleidelijke afname van de verstrekte bijzondere bijstand naarmate het inkomen stijgt. Dit voorkomt de armoedeval. In ieder geval gaan alle huishoudens er op vooruit na werkaanvaarding. Effect gemeentelijke regelingen op inkomen Het effect (en bedrag) van de gemeentelijke regelingen voor minima is het grootst voor gezinnen met kinderen. Zij kunnen van meer regelingen gebruikmaken dan huishoudens zonder kinderen. Daarnaast is het effect voor minima met een inkomen tot 100 procent groter dan voor minima tot 120 procent omdat deze laatste groep geen recht heeft op kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. De gemeente heeft geen vrijheid bij het vaststellen van deze inkomensgrens. Deze is (landelijk) vastgesteld op 100% van het wsm. Hieronder zijn de effecten van het gemeentelijke beleid per huishouden beknopt weergegeven. Alleenstaanden Alleenstaanden gaan er het meest op vooruit wanneer zij werk aanvaarden. Een alleenstaande die vanuit een bijstandssituatie werk aanvaardt waarbij hij 130 procent van het wsm verdient, heeft maandelijks 176 meer te besteden dan wanneer hij bijstand ontvangt. Dit is gelijk aan een groei van 13 procent in inkomen. Deze totale inkomensgroei is wel lager dan de groei van 30 procent aan netto inkomen (van 977 naar 1.270, een toename van 293). Een alleenstaande met een inkomen van 130 procent heeft geen recht meer op gemeentelijke minimaregelingen en ontvangt 35 minder aan toeslagen dan een alleenstaande in de bijstand. Alleenstaande ouder, 2 kinderen Een alleenstaande ouder houdt langer dan andere huishoudens recht op eenzelfde bedrag aan toeslagen vanuit het Rijk. Een alleenstaande ouder met een inkomen tot 130 procent wsm ontvangt namelijk net zoveel aan huur- en zorgtoeslag als een alleenstaande ouder met een inkomen tot 100 procent wsm. Daarnaast heeft een alleenstaande ouder die werkt recht op heffingskortingen. Uiteraard geldt ook voor deze huishoudens dat zij bij een hoger inkomen het recht op gemeentelijke minimaregelingen verliezen, met uitzondering van de schoolkostenregeling omdat daar een draagkrachtberekening wordt toegepast. Omdat huishoudens met kinderen meer aan gemeentelijke ondersteuning ontvangen dan huishoudens zonder kinderen, vallen zij ook meer terug in hun totale inkomen.
Volgvel 5 Meerpersoons zonder kinderen Het totale inkomen van een meerpersoonshuishouden zonder kinderen stijgt met vijf procent ( 106) als een van beide partners gaat werken tegen een loon gelijk aan 130 procent wsm. Bij meerpersoonshuishoudens daalt de bijdrage vanuit het Rijk een stuk sneller dan bij andere huishoudtypen, als het huishoudinkomen stijgt. Een meerpersoonshuishouden met een bijstandsuitkering ontvangt maandelijks 427 aan landelijke toeslagen en dit daalt naar 245 bij een huishoudinkomen gelijk aan 130 procent wsm. Meerpersoonshuishoudens met twee kinderen Meerpersoonshuishoudens met twee kinderen gaan er netto 90,- op vooruit wanneer een van beide partners vanuit een bijstandssituatie gaat werken tegen een loon van 130 procent wsm. Het huishouden ontvangt dan maandelijks 182 minder aan landelijke toeslagen en 147 aan gemeentelijke regelingen. Als een van beide partners gaat werken tegen een loon van 120 procent wsm gaat het huishouden er meer op vooruit. Bovenstaande analyse gaat er van uit dat iedereen optimaal gebruik maakt van de regelingen die beschikbaar zijn. Indien men geen gebruik maakt van de beschikbare regelingen is de inkomenspositie aanzienlijk slechter voor de huishoudens. Dit is in de rapportage van KWIZ verder uitgewerkt. Ik verwacht ujiiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogacht DrsMpyReintiers Wéthoüder Ondernemerschap, Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid