CHRISTELIJKE IDENTITEIT IN DEZE TIJD Beleidsnotitie over de christelijke identiteit van de protestants-christelijke basisscholen verenigd in de Stichting Christelijk Primair Onderwijs Betuwe (CPOB). I. Inleiding Beleidskader Deze notitie geeft een beleidskader voor de christelijke identiteit van de stichting CPOB Dit kader is nodig: - bij sollicitatieprocedures; - bij de voorlichting aan ouders; - voor de leerkrachten bij de vormgeving van het christelijk karakter van hun onderwijs. Christelijke identiteit, persoonlijk en op school Van tijd tot tijd bespeuren we een zekere verlegenheid bij de identiteit van het christelijk onderwijs. Deze verlegenheid staat in nauw verband met een veel breder gevoelde onzekerheid van christenen en christelijke kerken in de moderne westerse samenleving. Sinds de zestiger jaren zijn veel christenen terecht gekomen in een identiteitscrisis. Deze ontstond doordat veel zekerheden ten aanzien van geloof, bijbel, kerk, christelijke traditie en ethiek, etc. verloren gingen. Deze gevoelens van twijfel en onzekerheid leven bij leerkrachten niet alleen binnen het kader van hun werk, maar ook in hun privé-leven. Een belangrijke voorwaarde voor goed beleid ten aanzien van de christelijke identiteit van onze scholen is het persoonlijke gesprek van leerkrachten en bestuursleden met elkaar. Alleen als er de bereidheid is om van tijd tot tijd met elkaar in gesprek te gaan over de christelijke identiteit van jezelf, is er een goede basis voor de vormgeving van een duidelijke christelijke identiteit van onze scholen. II. Hoe verder met de christelijke identiteit van onze basisscholen? Nederland is al lang niet meer een overwegend christelijke samenleving. Een ingrijpend proces van secularisatie heeft zich voltrokken. De christelijke kerken worden kleiner en verliezen aan invloed. Andere godsdiensten winnen verhoudingsgewijs aan betekenis. We leven meer en meer in een multiculturele samenleving. Concrete gevolgen voor het christelijk onderwijs zijn o.a.: Op veel scholen komen steeds meer kinderen uit randkerkelijke of onkerkelijke gezinnen. Kennis van de christelijke traditie kan steeds minder verondersteld worden. Bovendien komen op sommige scholen steeds meer allochtone kinderen, die vaak zijn opgegroeid met een andere godsdienst (meestal Islam). Wat betekent deze nieuwe situatie voor de identiteit van het christelijk onderwijs? Welke opstelling moet worden gekozen ten aanzien van de culturele en godsdienstige pluriformiteit? Enigszins vereenvoudigd kan er gekozen worden uit drie mogelijke opties: 1. Een christelijke (basis)school geeft uitdrukkelijk en herkenbaar vorm aan haar identiteit. Deze profilering betekent wel dat er weinig aandacht kan zijn voor andere culturele en religieuze tradities. Veel pluriformiteit binnen het christelijke profiel van de school kan er evenmin zijn, omdat die pluriformiteit ten koste zal gaan van een duidelijke christelijke identiteit. 2. Een christelijke (basis)school geeft uitdrukkelijk en herkenbaar vorm aan haar identiteit. Juist dankzij deze profilering van de eigen christelijke identiteit, is er ook ruimte en aandacht voor de eigen culturele en godsdienstige achtergrond van kinderen die zijn opgegroeid met andere tradities en godsdiensten. Bovendien is er - binnen zekere grenzen -ruimte voor pluriformiteit binnen het christelijke profiel van de school. Stichting CPOB; beleidsnotitie identiteit 2004
3. De christelijke identiteit van de school mag niet te nadrukkelijk worden gepresenteerd. Christelijke verhalen, opvattingen etc. worden behandeld en gepresenteerd als gelijkwaardig aan verhalen en opvattingen uit andere godsdienstige tradities. De docenten zien het wel als hun taak om de christelijke traditie ter sprake te brengen, maar doen dit zoveel mogelijk vanuit een neutraal standpunt, zonder teveel persoonlijke en christelijke stellingname. Vanzelfsprekend is er veel ruimte voor pluriformiteit binnen het christelijke profiel van de school. Belangrijk is met name de volgende de vraag: In welke mate gaat een duidelijk geprofileerde christelijke identiteit ten koste van pluriformiteit, tolerantie en ruimte voor andere culturen en godsdiensten? Of is een geprofileerde christelijke identiteit juist voorwaarde voor tolerantie, openheid, ruimte voor andersdenkenden, etc.? Het bestuur van de stichting CPOB kiest met overtuiging voor het in optie 2 omschreven profiel van de christelijke basisschool. Er wordt dus niet gekozen voor een zogenaamde `waarden-school (vgl. optie 3), waar christelijke of meer algemeen humanistische waarden niet meer expliciet gerelateerd zijn aan de eigen christelijke levensbeschouwing. De christelijke basisschool zoals beoogd in optie 2 neemt de bijbel en de christelijke traditie als leidraad, en laat zich leiden door het geloof in de God van Jezus Christus. Deze christelijke oriëntatie, zoals bedoeld in optie 2, wordt (in afwijking van optie 1) niet gezien als een inperking of belemmering, maar juist als een wezenlijke voorwaarde voor pluriformiteit en openheid, ook ten aanzien van andere tradities en levensbeschouwingen. III. Concrete richtlijnen De principiële keuze voor optie 2 moet worden uitgewerkt in concrete beleidspunten. Dit gebeurt in dit hoofdstuk aan de hand van de volgende reeks vragen en antwoorden. 1. Mag van leerkrachten worden verwacht, dat zij bij hun werk op school hun christelijke geloofsovertuiging duidelijk tot uitdrukking brengen? * Het antwoord is `ja. De christelijke identiteit van een school komt in de eerste plaats tot uiting in het onderwijs en de levenswijze van de leerkrachten. Meer nog dan bepaalde vakken, gebruiken of tradities, is de wijze waarop de leerkrachten daaraan als persoon vorm geven bepalend voor het christelijke karakter van de school. Een duidelijke profilering van de christelijke identiteit kan niet samengaan met autoritair of indoctrinerend optreden. Er is ruimte voor pluriformiteit en verschil van mening. Deze `ruimte wordt gecreëerd maar ook begrensd door een duidelijk levensbeschouwelijk kader (zoals neergelegd in deze beleidsnotitie). 2. Heeft de christelijke identiteit betrekking op het onderwijs als geheel? Of betreft dit alleen de meer godsdienstige onderdelen, zoals gebed, zingen en bijbelverhaal? * De christelijke identiteit heeft betrekking op de pedagogische situatie en als zodanig ook op het geheel. Het gaat om de wijze van omgang met kinderen, collega s en ouders. 3. Hoe komt de christelijke identiteit tot uiting in het pedagogisch klimaat, bijvoorbeeld t.a.v. straffen, belonen, prestatie-gerichtheid, emotionele veiligheid, etc.? * Uitgangspunt is de onvoorwaardelijke acceptatie van de kinderen. Deze aanvaarding mag nooit ter discussie staan bij straf of beloning, of bij het streven naar prestaties. Emotioneel grondvertrouwen is de basis voor verantwoord onderwijs. Dit grondvertrouwen mag worden gevoed vanuit het grondvertrouwen dat ons wordt geschonken door God. 4.Betekent een christelijke identiteit, dat voor ons de persoon van Jezus Christus binnen de bijbel en de christelijke traditie een beslissende plaats inneemt? Op welke wijze? * Jezus Christus heeft een beslissende plaats: als centrum van Gods openbaring in Schrift en traditie, als bron van inspiratie voor ons werk, als voorbeeld in ons eigen leven en in de omgang met elkaar. Stichting CPOB; beleidsnotitie identiteit 2004 2
5. Welke plaats zullen de bijbel en de bijbelverhalen innemen in het onderwijs? Veel aandacht? Minder aandacht dan traditioneel gebruikelijk? Diverse vertel- en werkvormen? * De bijbel is onmisbaar, als de centrale bron voor ons geloof in God, en als zodanig ook als basis voor het christelijk onderwijs. Daarom beginnen we elke dag met een bijbelverhaal of een bijbels thema. Daarnaast zijn er weekopeningen en andere vieringen, waarin de bijbel een belangrijke plaats heeft. Het hoofdaccent moet blijven liggen op het vertellen van de bijbelverhalen. De bijbelse boodschap en richtlijnen worden niet overgedragen op een eenzijdig evangeliserende manier, maar op basis van het vertellen van de verhalen. Daarbij is het heel zinvol om regelmatig gebruik te maken van andere werkvormen: bijbellezen, gesprek, vragen, creatieve verwerking, spiegelverhalen, drama, dialogische vertelvormen, diverse vormen van verbeelding en illustratie, aandacht voor de vele symboliek, enz. 6. Welke ruimte is er voor verschil in visie op de bijbel (bijvoorbeeld ten aanzien van de historiciteit en normativiteit van de verhalen)? * Er is ruimte voor verschil in visie op de historiciteit en normativiteit van de bijbel. Het geloof dat de bijbel onze belangrijkste bron van Gods Woord is, hoeft niet in strijd te zijn met nieuwe wetenschappelijke inzichten ten aanzien van de bijbel; deze nieuwe inzichten kunnen niet worden genegeerd. Het is belangrijk dat een ieder bereid is om er met elkaar over te praten in een sfeer van gemeenschappelijk geloof en wederzijds respect. Met name op het gebied van waarden en normen zijn er bepaalde kernpunten, zoals liefde, gerechtigheid en gelijkwaardigheid, die moeilijk ter discussie kunnen staan. Deze kernpunten staan in rechtstreeks verband met de centrale betekenis van Jezus Christus. 7. In hoeverre kan er uit de bijbelverhalen geselecteerd worden? Op grond van welke uitgangspunten? * Er kan en moet zelfs geselecteerd worden op grond van de volgende uitgangspunten: - de leeftijd van de kinderen - pedagogische uitgangspunten - intern bijbelse criteria; er zijn bijbelverhalen die moeilijk te rijmen zijn met de kernpunten van de bijbelse boodschap en daarom niet geschikt zijn voor kinderen, of op een aangepaste wijze verteld moeten worden. Richtlijn voor de keuze van de bijbelverhalen is de gevolgde methode. Er blijft echter een eigen verantwoordelijkheid van de leerkracht. 8. Is het gebruik om de christelijke feestdagen (met name Kerst, Pasen en Pinksteren) te vieren? * Daarover bestaat geen discussie; het antwoord is `ja. Als er leerlingen zijn met een allochtone afkomst, wordt ook aandacht geschonken aan de feestdagen uit andere religieuze tradities. De christelijke identiteit van de school wordt daarbij niet gerelativeerd of miskend, maar biedt (binnen eigen grenzen) zoveel mogelijk ruimte aan allochtone kinderen (en hun ouders) om hun eigen identiteit en cultuur te beleven. 9. Is `bidden met kinderen (en met elkaar als leerkrachten) een wezenlijk element? Zijn verschillende gebedsvormen toegestaan? * Bidden met kinderen is inderdaad een wezenlijk element. De eigen inbreng van de kinderen mag daarbij niet worden veronachtzaamd. Diverse gebedsvormen kunnen helpen om: - sleur te voorkomen - ook hierin creatief te zijn en om eenzijdigheid in het gebed te voorkomen - om meer ontspanning en veiligheid te creëren Verder verdient het aanbeveling dat elk team regelmatig momenten organiseert waarop elementen als bezinning, persoonlijk gesprek en gebed of andere vormen van liturgie een plaats kunnen krijgen. Stichting CPOB; beleidsnotitie identiteit 2004 3
10. Is het zingen van christelijke liederen (liedjes) een wezenlijk onderdeel van het christelijk onderwijs? * Het zingen van deze liederen is even wezenlijk als bidden en het vertellen van bijbelverhalen. Bij de liederenkeuze wordt met name geput uit protestantse liedbundels. Vastgesteld moet worden dat de opleidingen op de punten van muzikale vaardigheid en liturgische kennis vaak tekort schieten. Het verdient daarom aanbeveling om te zoeken naar mogelijkheden deze kennis en vaardigheid uit te breiden. 11. Welke mogelijkheden krijgen kinderen met een andere godsdienstige achtergrond om hun geloof/gebruiken/feesten etc. binnen de school vorm te geven? * Uitgangspunt moet zijn, dat deze kinderen zich voldoende kunnen uiten om zich veilig te voelen binnen de school en de groep. Er kan niet worden volstaan met het `aanhoren van hun verhalen. Allochtone kinderen krijgen gelegenheid om hun ervaringen binnen de groep te vertellen, en daar wordt serieus op ingegaan, zodat er een echte ontmoeting ontstaat. Zo nodig krijgen kinderen vrij om hun eigen godsdienstige feesten in eigen kring te vieren.afhankelijk van het aantal leerlingen met een andere godsdienstige achtergrond kunnen feesten en gebruiken uit andere godsdienstige tradities een plaats krijgen (zie ook antwoord bij vraag 8). 12. Hoe ga je om met principiële verschillen tussen de christelijke levensovertuiging en andere godsdiensten? * Er is respect voor andere godsdiensten. Tegelijk is het belangrijk om helder te zijn over je eigen geloof en de identiteit van de school. Respect voor andere godsdiensten mag niet leiden tot relativering van je eigen geloof en standpunten. Er wordt gewaakt voor elke vorm van fundamentalisme. 13. In welke mate sluit de christelijke identiteit van onze basisscholen ook in de toekomst aan bij de grondslag van de stichting? * Uitgaande van de grondslag van de stichting is in het kader van deze notitie een leidraad geformuleerd, waarin op eigentijdse en bondige wijze de fundamentele uitgangspunten van de christelijke identiteit van stichting en scholen zijn opgenomen. Deze leidraad luidt als volgt: * De bijbel is, als centrale bron van Gods Woord en openbaring, het fundament van ons geloof en als zodanig ook de basis voor het christelijk onderwijs. * De persoon van Jezus Christus heeft een beslissende plaats: - als het centrum van Gods openbaring in Schrift, traditie en in heel ons leven; - als voorbeeld in ons eigen leven en in de omgang met elkaar; - als bron van inspiratie voor ons werk. * De vormgeving van het christelijk onderwijs geschiedt in verbondenheid met de traditie van de protestants-christelijke kerken. 14. Welke criteria ten aanzien van de christelijke identiteit van leerkrachten moeten bij sollicitaties worden gehanteerd? Speelt kerkelijke betrokkenheid daarbij een rol? Worden alleen protestantse leerkrachten aangesteld? Voor sollicitaties gelden de volgende richtlijnen: - De sollicitant is zelf christen en kiest bewust voor het christelijk onderwijs. - De sollicitant heeft bij voorkeur gestudeerd aan een protestants-christelijke lerarenopleiding. - De sollicitant gaat van harte accoord met de identiteit van de school, zoals die wordt toegelicht tijdens de sollicitatiegesprekken en zoals beschreven in deze beleidsnotitie. - Actieve betrokkenheid bij een kerk of geloofsgemeenschap is geen strikte voorwaarde, maar wordt wel als een positief punt meegenomen in de uiteindelijke afweging. - Voor een school met veel allochtone kinderen (veelal uit moslim-gezinnen) moet ruimte zijn om voor bepaalde onderdelen van het onderwijs niet-christelijke leerkrachten aan te stellen. Dit betreft met name het onderwijs in eigen taal en cultuur. Ook aan deze leerkrachten wordt expliciet gevraagd of zij de christelijke identiteit van de school respecteren en naar vermogen zullen ondersteunen. Stichting CPOB; beleidsnotitie identiteit 2004 4
15. Waarin onderscheidt de identiteit van onze protestants-christelijke basisscholen zich van de identiteit van rooms-katholieke basisscholen? * Vanouds wordt de eigen identiteit van de protestants-christelijke basisscholen gekenmerkt door het grote belang dat wordt toegekend aan het vertellen en vertolken van de bijbelverhalen. Daarbij moet worden opgemerkt dat in de laatste decennia op veel rooms-katholieke scholen het vertellen van de bijbelverhalen meer aandacht heeft gekregen. Verder hebben zowel de protestantse als de rooms-katholieke scholen hun eigen traditie wat betreft liederen, gebed, kerkelijke gebruiken en feesten. 16. In welke mate is er voor de basisscholen van onze stichting de ruimte om op eigen wijze vorm te geven aan hun christelijke identiteit? * Binnen het afgesproken kader moet er ruimte zijn voor elke school om op een eigen wijze vorm te geven aan de christelijke identiteit. Elk team heeft `speelruimte nodig om vanuit eigen karakter, mogelijkheden en opvattingen van het team vorm te geven aan de identiteit van de school. Bovendien kunnen er qua leerlingenbestand aanzienlijke verschillen bestaan, die vragen om verschillende manieren van benadering. Vergadering van directies en bestuur en bezinningsmiddagen moeten ervoor zorgen, dat er ook op het gebied van de identiteit een gemeenschappelijk kader in stand blijft. 17. Wat betekent de christelijke identiteit voor de participatie van de ouders? * Naar de ouders toe is er een houding van openheid en respect. Bij de aanmelding van nieuwe leerlingen worden ouders duidelijk geïnformeerd over de christelijke identiteit van de school. Van ouders wordt verwacht dat ze de christelijke identiteit van de school respecteren. -.-.-.-.-.-.-.- Stichting CPOB; beleidsnotitie identiteit 2004 5