VROEGSIGNALERING VAN RISICOVOLLE OPVOEDINGSSITUATIES WERKVELD ONDERWIJS ONDERZOEKSRAPPORT

Vergelijkbare documenten
Huiselijk Geweld & Kindermishandeling. Daniëlle Kerkhof & José Huis in t Veld

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO/gastouder)

Protocol Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

SOVOR. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij een vermoeden van kindermishandeling

NB: Uit deze omschrijving kan worden afgeleid dat onder kindermishandeling ook ernstige verwaarlozing valt.

Vraag 4 Vul in het antwoordformulier in het schema in om welke vorm van mishandeling het gaat:

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

af. Met dit protocol, in haar handelen en in haar beleid wil Klik Kinderopvang

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Dr. Xavier M.H. Moonen

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast:

Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Onderwerp: Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

dat MENS De Bilt in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten en vrijwilligers bij deze stappen ondersteunt;

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding Meldcode Meldcode/Richtlijn

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Notitie. Onderwerp. Van: Diana Piek Aan: College van B&W Datum: Doorkiesnummer: (0411)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno Het Kind Eerst (juni 2013)

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Redactie M.M. Wagenaar-Fischer, N. Heerdink-Obenhuijsen, M. Kamphuis, J. de Wilde

Training Omgaan met Agressie en Geweld

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014

Protocollen: Meldcode huiselijk geweld en Kindermishandeling. Protocol: Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

De vijf stappen van de meldcode worden ook beschreven op de website van ZorgOog-jeugd en gezin Achterhoek:

Pedagogisch Beleid. Nanny Association

Montgolfierstraat EB Helmond Protocol Kindermishandeling Meldcode

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling

-dat de Pionier in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Inspectierapport Buitenschoolse Opvang Combisport Delft. Naderonderzoek

Protocol voor het handelen bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling Christelijke Scholengemeenschap Walcheren

Richtlijn JGZ-richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen

Presentatie Huiselijk Geweld

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de besturen en scholen die vallen onder het SWV primair onderwijs

Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming

Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling cent per minuut

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

TKM Online, april 2012

Oog voor elkaar! Meldcode. Meldcode bij huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Samenwerken in de jeugdketen Een instrument voor gegevensuitwisseling

KINDERMISHANDELING EN

2011/12. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Montessori College Oost Polderweg KL Amsterdam

Rotterdamse Meldcode. huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Gastvrij. Het Stappenplan

Trainingen, workshops en coaching

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, naar voorbeeld van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

[MELDCODE HG/KM MINTERS] december 2016

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. huiselijkgeweldwb.nl cent per minuut

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

4. Protocollen en reglementen Zorgstructuur Datum 9 januari 2014 Versie 2 Blad 1 van 5 ZORGSTRUCTUUR

Praktijk voor Logopedie Anna Paulowna eo

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Overeenkomst ter gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling BSO Herpen

Wat te doen bij kindermishandeling en/of huiselijk geweld

Inspectierapport Stichting Protestants Christelijke Peuterspeelzaal "Het Visje" (PSZ) Oosthoef ST GOUDA

Kindermishandeling, hoe gaan pedagogisch medewerkers het tegen? Onderzoek in opdracht van e-academy The Next Page, onderdeel van de Augeo-Foundation

Opvoeden in andere culturen

Kwaliteitsvisie kinderopvang voor pedagogisch medewerkers en gastouders

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Protocol Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld binnen de zorgstructuur van het Karel de Grote College Nijmegen.

SAMENVATTING VERNIEUWDE MELDCODE HUISELIJK GEWELD & KINDERMISHANDELING

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Kindante 2019

Workshop Onderwijsdag 2012 Enschede

Samenvatting Inleiding Onderzoeksaanpak

Meldcode Huiselijke geweld en Kindermishandeling. Vademecum voor beleid nr. 20

Mariëlle Dekker Direkteur Augeo Foundation

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum

SKOEM e.o. Stichting Katholiek Onderwijs Echt-Maasbracht e.o.

Meldcode protocol huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode. Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

Transcriptie:

VROEGSIGNALERING VAN RISICOVOLLE OPVOEDINGSSITUATIES WERKVELD ONDERWIJS ONDERZOEKSRAPPORT Het reageren op vragen van ouders, kinderen en jongeren zelf is voor iedere instelling een taak. Dat geldt ook voor het constructief en productief om kunnen gaan met het zogenaamde niet pluis gevoel en signalen van zorgwekkende opvoedingssituaties. Juist in voorzieningen met een hoge contactfrequentie met kinderen en ouders (peuterspeelzalen, kinderopvang, scholen, maar misschien ook wel sport- en andere clubs) zal deze persoonlijke betrokkenheid op kinderen en ouders een belangrijkere bijdrage kunnen leveren aan vroegsignalering dan het af en toe gebruiken van gestandaardiseerde instrumenten. Investeren in vroegsignalering is dan ook op de eerste plaats investeren in competenties van professionals. (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005) Rob Gommans 419248 Jaar 2 2006-2007 Deeltijd onverkort Pedagogiek

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 3 1.1 DE ZWAKKE SCHAKEL... 3 1.2 PLAN VAN AANPAK... 4 2 PROBLEEMANALYSE... 5 2.1 INLEIDING... 5 2.2 PROBLEEMGEBIEDEN... 6 2.3 HYPOTHESE... 7 3 VRAAGSTELLING... 8 3.1 DOEL VAN HET ONDERZOEK... 8 3.2 ONDERZOEKSVRAAG EN DEELVRAGEN... 8 3.3 BEGRIPPEN UIT DE ONDERZOEKSVRAAG... 9 3.4 CONCEPTUEEL MODEL... 11 4 ONDERZOEK... 12 4.1 INLEIDING... 12 4.2 RISICOFACTOREN EN RISICOPROCESSEN... 12 4.3 SIGNALERINGSINSTRUMENTEN... 14 4.4 DE LEERKRACHT... 16 4.5 RANDVOORWAARDEN... 17 4.6 KLAVERTJE VIER RISICOVOLLE OPVOEDINGSSITUATIES... 19 5 EVALUATIE... 21 6 LITERATUURLIJST... 22 Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 2 van 22

1 INLEIDING 1.1 DE ZWAKKE SCHAKEL Zorgstructuren in en rond de school. Maximaliseren maatschappelijk rendement van onderwijs. Samenhang in voorzieningen voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar. Vroegsignalering. Vier van de twaalf thema s van Operatie Jong die direct of indirect betrekking hebben op het onderwijs in Nederland. Voordat ik begon met mij te informeren en te oriënteren op het gekozen onderwerp kon ik mij geen voorstelling maken van de relevantie en actualiteit van het onderwerp. Ik had geen idee van de huidige situatie of van recente ontwikkelingen. Pas bij het uiteindelijk onderzoeken van het probleem werd mij duidelijk hoeveel er al gerealiseerd is en hoeveel er nog moet gebeuren. Het onderwerp dat ik gekozen heb combineert in feite twee werelden: enerzijds de wereld van het onderwijs en anderzijds de wereld van de opvoeding. Voor zover je althans van twee werelden kunt spreken. De verschillen en overeenkomsten tussen onderwijs en opvoeding zijn immers nogal grijs gebied. Beide richten zich op de ontwikkeling van het individu, op de ontwikkeling van het kind. Beide hebben een belangrijke vormende invloed op kinderen. De school onderwijst niet alleen, maar voedt ook op. De ouders voeden niet alleen op, maar onderwijzen ook. Zoals in het Zweedse Model het uitgangspunt is: leren is niet voorbehouden aan de school, noch aan de schoolleeftijd. Er wordt gesproken over lifelong learning : je leert voortdurend, niet alleen op school, maar ook thuis, in het kindercentrum, in de buitenschoolse opvang, in het gastoudergezin en in je vrije tijd (Tavecchio, 2002). De brede omvang van dit aanbod zie je uiteraard ook bij de opvoeding. Als maatschappij hebben we gezamenlijk de verantwoordelijkheid om nieuwe wereldburgers voor te bereiden op (hun rol in) onze maatschappij. We hebben samen de verantwoordelijkheid om hun bijvoorbeeld sociaal competent te maken. De eindverantwoordelijk ligt weliswaar primair bij de ouders, maar ze hebben niet (meer) zoals voorheen het alleenrecht op de inhoud van de normen en waarden die op het kind overgebracht worden en de manier waarop dit gebeurd (Tavecchio, 2002). Die taak is aan ons allen opgedragen en toevertrouwd. Als één van de schakels zwak is moeten de andere schakels in de opvoedingsketen dit opvangen en die verantwoordelijkheid (tijdelijk en/of gedeeltelijk) overnemen. De behoefte aan (meer) begeleiding en ondersteuning in beide werelden (vanuit elkaars werelden) heeft denk ik diversen ontwikkelingen in de afgelopen decennia in gang gezet, zoals de opkomst van meer educatief speelgoed en computerspellen thuis, de opkomst van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) of het ontstaan van de sociale vaardigheidstrainingen en het zorgadviesteam (ZAT) op school. Langzamerhand versmelten beide werelden met elkaar. Dat kinderen ook buitenshuis al op zeer jonge leeftijd opgevoed worden is niet nieuw, wel de bewuste keuze voor allerlei brede opvoedingsarrangementen en de explosieve groei ervan in Nederland (Tavecchio, 2002). De sterk gestegen vraag naar socialisatie, opvoeding, beïnvloeding en begeleiding kan volgens Elchardus (2006) ook gezien worden als de belangrijkste voedingsbodem voor de opkomst van de brede school. Ouders hebben in het spitsuur van hun leven meer en meer behoefte aan ondersteuning en aanvulling bij het opnemen van hun opvoedende taak. De brede school komt tegemoet aan deze vraag door een doorlopend aanbod van voorschoolse opvang, onderwijs, opvang tussen de middag en educatieve, culturele en sportieve activiteiten na school aan te bieden. Een flexibel en breed dag-, onderwijs- en opvoedingsarrangement dat aansluit bij de behoeften van ouders en kinderen. Deze verbreding van het opvoedingsmilieu is gunstig voor de ontwikkeling van kinderen, maar brengt ook weer nieuwe uitdagingen met zich mee. Bijvoorbeeld die van de onverantwoordelijkheid van gedeelde verantwoordelijkheid. Samenwerken, verantwoordelijkheden en taken duidelijk afspreken en vastleggen en het aanbod goed op elkaar afstemmen is van essentieel belang om te voorkomen dat kinderen in het enorme aanbod tussen wal en schip raken. Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 3 van 22

Een andere uitdaging zit hem in het signaleren van problemen, in het signaleren van bedreigende, risicovolle opvoedingssituaties en zwakke schakels in het opvoedingsmilieu. In het verbreden van het opvoedingsmilieu schuilt het gevaar, bij gebrekkige samenwerking en overdracht, dat kinderen niet gezien worden. Dat hun problemen te laat opgemerkt worden. Door het versnipperde aanbod worden kinderen weliswaar door veel mensen gezien, maar vaak slecht gedurende een korte tijd, waardoor de window of oppurtunity die we krijgen om problemen te signaleren kleiner wordt. Een dergelijke ontwikkeling stelt denk ik steeds hogere kwaliteitseisen aan onze signaleringsmethoden en aan de samenwerking en afstemming tussen de verschillende schakels in het brede opvoedingsmilieu. We moeten er steeds sneller en beter in worden problemen te herkennen. Volgens de Inventgroep (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005), maken sommige professionals bezwaar tegen het signaleren van risicovolle opvoedingssituaties omdat zij menen dat signaleren niet tot hun kerntaak behoort. In het kader van dit onderzoek zouden leerkrachten zich dan moeten beperken tot het geven van onderwijs. De Inventgroep meent echter dat, in het verlengde van de overheidstaak zoals vastgelegd in het IVRK, signaleren en interveniëren bij (dreigende) problemen van gezinnen en kinderen kerntaken zijn voor alle professionals die met kinderen in aanraking komen. De afbrokkeling van de traditionele zuilen in onze maatschappij, de verdere individualisering van onze samenleving, de verbreding van het opvoedingsmilieu, het toenemende aantal voorzieningen dat zich op onze jeugd richt, de toenemende keuzevrijheid in onze meerkeuzemaatschappij laten steeds minder plekken over buiten het gezin waar alle kinderen structureel grote delen van hun tijd doorbrengen en waar dus die window of oppurtunity groot te noemen is. Aangezien alle kinderen en jongeren naar school gaan is school één van de laatste plekken buiten het gezin waar alle kinderen structureel, onder begeleiding van professionals, een groot gedeelte van hun leven doorbrengen. School is daarmee een cruciaal vertrekpunt voor vroegsignalering. School is een belangrijke vindplaats voor ontwikkelingsproblematiek en speelt een belangrijke rol in de signalering, preventie en effectieve interventie bij problemen met kinderen en hun opvoeders (Operatie Jong, 2004). Waar ik mij in dit onderzoek op wil richten is het vroegsignaleren van de zwakke schakel in de opvoedingsketen. En dan in het bijzonder op het vroegsignaleren van een zwakke schakel buiten school, op school, door leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel. Mijn toekomstige ambities richten zich op het adequaat en effectief ombuigen van risicovolle opvoedingssituaties, bijvoorbeeld in de rol van jeugdbeschermer, ambulante hulpverlener, gezinsvoogd of gezinscoach. Vroegsignalering speelt daar natuurlijk een grote rol bij, ook in het onderwijs. De keuze was dan ook redelijk snel gemaakt om voor dit onderwerp te kiezen. 1.2 PLAN VAN AANPAK Dit onderzoek is een soort van literatuuronderzoek geworden, met op basis van de gelezen literatuur aanbevelingen over hoe naar mijn mening vroegsignalering in het onderwijs op een structurele en methodische wijze zou kunnen. Ik gebruik het woord onderzoek met enig sarcasme, omdat ik mij afvraag in hoeverre we nou echt van een onderzoek mogen spreken. De scope van deze opdracht en het gebrek aan tijd brengt immers enige beperkingen met zich mee voor wat betreft de omvang van dit onderzoek. Als model voor dit rapport heb ik de viersprong uit de reader gebruikt. De bronnen die ik geraadpleegd heb beperken zich tot Nederlandstalige bronnen uit Nederland en België. Ik heb voornamelijk de catalogus van het HAN en het Internet gebruikt om relevante literatuur te zoeken. Daar waar in het rapport kinderen geschreven wordt mag ook jongeren gelezen worden. Daar waar in het rapport over ouders gesproken wordt bedoel ik ook voogden en andere wettelijke vertegenwoordigers van de ouderlijke macht. Onder school en onderwijs versta ik in eerste instantie het (speciaal) basisonderwijs, hoewel sommige punten ook van toepassing (kunnen) zijn op andere onderwijsinstellingen en jeugdvoorzieningen, zoals het voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Daar waar in het rapport leerkracht geschreven staat wordt ook ander onderwijsondersteunend personeel bedoeld. Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 4 van 22

2 PROBLEEMANALYSE 2.1 INLEIDING Een snelle zoektocht op Internet leverde weinig concrete resultaten op. Ik had gehoopt dat het LCOJ of een vergelijkbare instelling er een hele website over geschreven zou hebben, maar helaas. Zo op het eerste oog lijkt het dan weliswaar één van de speerpunten van Operatie Jong te zijn; in de praktijk wordt er blijkbaar nog weinig structureels en methodischs aan vroegsignalering in het onderwijs gedaan. Althans, dat deed het resultaat van mijn initiële zoekopdracht zo op het eerste oog vermoeden. Het is vrij aannemelijk om aan te nemen dat hoe eerder een probleem gesignaleerd wordt, hoe minder ernstig de gevolgen en hoe gunstiger de toekomstvoorspellingen zijn. Als een vertraagde of moeilijk verlopende ontwikkeling of een risicovolle opvoedingssituatie tijdig gesignaleerd wordt, kan de verstoorde ontwikkeling van het kind wellicht bijgestuurd worden. Ook in Operatie Jong wordt het belang van vroegsignalering onderstreept door het als één van de twaalf thema s op te nemen in de Plannen van Aanpak (Operatie Jong, 2004). Het tijdig signaleren van (het ontstaan van) deze problemen en het bieden van de benodigde ondersteuning, hulp of zorg aan kinderen en hun ouders kan vaak voorkomen dat er onnodig menselijk leed en vermijdbare maatschappelijke kosten ontstaan (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). Dat vroegsignalering van dreigende problemen bij opvoeden en opgroeien verder nog redelijk onontgonnen terrein is blijkt ook uit de oproep van ZonMw om subsidieaanvragen in te dienen voor onderzoeken naar de effecten van vroegsignalering en interventie. Ik denk dat het goed is dat ik nu al een onderscheid maak tussen het vroegsignaleren van een vertraagde of moeilijk verlopende ontwikkeling en het vroegsignaleren van een risicovolle opvoedingssituatie. Volgens de literatuur is er nog veel onduidelijkheid over het langetermijneffect van het vroegsignaleren van een vertraagde of moeilijk verlopende ontwikkeling. Incidenteel treed dan weliswaar een effect op; onduidelijk is vaak nog op welke wijze de interventie effect heeft gehad (Van Aken & Riksen-Walraven, 2002). Is er door de interventie een verandering opgetreden bij het kind, bij de ouders of in de interactie tussen kind, ouder en bredere omgeving? Ook het effect van voor- en vroegschoolse educatieve programma s is relevant, doch bescheiden te noemen. Veel hangt af van de kwaliteit van de interventie, waarbij het dan gaat om o.a. timing, intensiteit, duur, professionaliteit en professional-kindratio (Leseman, 2002). Een dergelijke interventie richt zich dan vaak op het stimuleren van bepaalde kindfactoren of het verbeteren van de ondersteunende rol van de context waarin het kind opgroeit. Een interventie bij een risicovolle opvoedingssituatie richt zich meer op het wegnemen van bedreigende en ongunstige omgevingsinvloeden. Een dergelijk interventie heeft als doel de zwakke schakel in de opvoedingsketen te lokaliseren, om deze vervolgens te vervangen of te versterken. Het doel is het actief verminderen van factoren die een risico zijn voor de ontwikkeling van de jeugdige of juist het versterken van beschermende factoren (Operatie Jong, 2004). Het effect van het vroegsignaleren van een risicovolle opvoedingssituatie kan daarbij volgens mij een veel groter effect hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. De hypothese die ik mij vooraf stelde was dat het vroegsignaleren in de praktijk ernstig tekort schiet. Op het gebied van het vroegsignaleren van een vertraagde of moeilijk verlopende ontwikkeling gebeurt voldoende; op het gebied van het vroegsignaleren van een risicovolle opvoedingssituatie te weinig. Direct en indirect heeft een risicovolle opvoedingssituatie natuurlijk effect op de ontwikkeling van het kind, maar het zichtbare van dit effect komt vaak pas veel later aan bod. In ieder geval later dan het ontstaan van de risicovolle opvoedingssituatie. Het vroegsignaleren van een risicovolle opvoedingssituatie kan dan misschien wel als het vroegsignaleren van het vroegsignaleren van een vertraagde of moeilijk verlopende ontwikkeling gezien worden. Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 5 van 22

2.2 PROBLEEMGEBIEDEN Om het probleem beter in kaart te brengen heb ik het probleem onderverdeeld in een aantal probleemgebieden. Of en zo ja, in welke mate dit problemen (uitdagingen) in het vroegsignaleren van risicovolle opvoedingssituaties zijn, is nog onduidelijk. De probleemgebieden zijn allemaal gebaseerd op hypotheses. Het uiteindelijke onderzoek moet meer duidelijk geven over wat een probleem is en wat niet. Onduidelijke signalen De signalen van een risicovolle en zorgwekkende opvoedingssituatie zijn moeilijk te zien. De meest voor de hand liggende signalen worden soms gemaskeerd door signalen die minder duidelijk in een bepaalde richting wijzen. De ernst wordt soms onderschat doordat de signalen afzonderlijk niet zo ernstig lijken. De cumulatie van signalen is vaak zorgwekkend, waar de afzonderlijke signalen dit niet of minder zijn. Signalen worden niet herkend door een ogenschijnlijk probleemloze ontwikkeling van het kind. Sommige signalen kunnen op een hele reeks van ontwikkelingsstoornissen wijzen, wat het alleen nog maar moeilijker maakt om een risicovolle opvoedingssituatie te signaleren. Kennis bij professional De professional die met kinderen werkt, bijvoorbeeld de leerkracht in het onderwijs, heeft onvoldoende kennis van de normale ontwikkeling van kinderen en van psychopathologie bij kinderen. Hij is opgeleid om kinderen te onderwijzen. Hij is didactisch sterk onderlegd, maar mist de kennis en vaardigheden om risicovolle opvoedingssituaties of knelpunten in de normale ontwikkeling van kinderen te herkennen. De opleiding tot leerkracht schiet te kort op dit gebied. Tussen de circa 15% (jeugdgezondheidszorg) tot 80% (peuterspeelzaal met VVE) van de professionals vinden zichzelf niet voldoende toegerust om vermoedens van kindermishandeling met ouders te bespreken (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). Gebrek aan signaleringsinstrumenten Eenvoudige signaleringsinstrumenten om structureel en methodisch kinderen te screenen ontbreken of zijn niet praktisch genoeg. De leercurve om signaleringsinstrumenten te kunnen gebruiken is te hoog. De overdraagbaarheid van de resultaten van signaleringsinstrumenten is te beperkt. Bestaande signaleringsinstrumenten zijn te beperkt om adequaat het brede scala aan problemen te signaleren. Ontbrekende protocollen Protocollen die de professional vertellen wat te doen bij een vermoeden van een risicovolle opvoedingssituatie ontbreken, zijn onvolledig, weinig praktisch of onbekend. Het brede scala aan problemen maakt het erg moeilijk om tot een uniform protocol te komen. Doordat protocollen sturing geven bij incidenten zijn ze onvoldoende ingebed in de dagelijkse praktijk van de professional. Weerstand Bij het signaleren van problemen stuit de professional op weerstand bij zichzelf, bij collega s, bij externe zorginstellingen, bij ouders, et cetera. Overlevingsstrategieën van de professional zoals terugtrekken & distantie (het niet willen zien, bewust of onbewust) of projectie van ontoereikendheid maken het voor de professional lastig om de waarheid te zien (Killén, 1999). Het onder ogen moeten zien van de signalen van een risicovolle opvoedingssituatie roepen misschien ver weggestopte herinneringen bij de professional op uit zijn eigen opvoeding, wat hem belemmert in het signaleren en het rationeel overwegen van mogelijke interventies. Collega s delen de zorg van de professional niet en bagatelliseren de interpretatie van de signalen door de professional. Externe zorginstellingen werken op hun eigen wijze, met hun eigen signaleringsinstrumenten en methodieken en de professional is onvoldoende toegerust om de ernst van de situatie aan de externe zorginstellingen over te dragen. In het onderwijs is een veel gehoorde klacht dat ouders vaak een probleem dat bij hun kind gesignaleerd is niet (willen) erkennen en geen stap naar hulp (willen) zetten (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). De professional heeft niet het recht, de tijd of de (financiële) middelen om te interveniëren. Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 6 van 22

Sociale kaart onbekend De professional is onbekend met de sociale kaart en weet niet waar hij met zijn vermoedens van een risicovolle opvoedingssituatie naar toe moet. De weg naar verdere en meer specifieke zorg en ondersteuning is onduidelijk en lang. Externe zorg en ondersteuning staat te ver weg van de professional. Inadequate zorgstructuur De zorgstructuur die rondom de professional georganiseerd is, is vaak ontoereikend om adequaat op de signalen van de professional te reageren. De zorg heeft vaak te maken met onvoldoende uitvoeringscapaciteit, o.a. door de grote vraag, door lange wachtlijsten en onvoldoende financiële middelen. Door het dynamische karakter van de zorgstructuur, door het natuurlijk personeelsverloop en door de gebrekkige samenwerking en overdracht wordt er geen sluitend netwerk van professional rondom het kind gecreëerd en ontstaan geen doorgaande ontwikkelingslijnen. De zorgstructuur rondom het kind is vaak monodisciplinair, waardoor een goede, multidisciplinaire diagnostiek niet mogelijk is. Professionals wisselen geen informatie uit met een beroep op de privacywetgeving. Met als gevolg een onvolledig beeld van de situatie (Operatie Jong, 2004). 2.3 HYPOTHESE Met de voorgaande lijst van probleemgebieden probeer ik geen volledigheid na te streven. Het zijn slechts een aantal relevante onderwerpen die mogelijk (nog) een probleem vormen bij de vroegsignalering van risicovolle opvoedingssituaties. Zoals ik al eerder schreef wil ik mij in dit onderzoek richten op het vroegsignaleren van risicovolle opvoedingssituaties, op het vroegsignaleren van een zwakke schakel in de opvoedingsketen. En dan in het bijzonder op het vroegsignaleren van een zwakke schakel buiten school, op school, door leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel. Die zwakke schakel buiten school zijn vaak de ouders of ongunstige omstandigheden binnen het gezin, maar de zwakke schakel kan ook net zo goed een andere persoon zijn buiten het gezin, een (onverwerkte) traumatische gebeurtenis of loverboy-problematiek. Door iets of iemand wordt het kind in zijn normale ontwikkeling bedreigt. De kans die het kind heeft om zichzelf tot het maximum van zijn vermogen te ontwikkelen wordt door omgevingsinvloeden negatief beïnvloed. Wellicht ten overvloede, het gaat in dit onderzoek dus niet over het vroegsignaleren van leerproblemen of het vroegsignaleren van ontwikkelingsstoornissen die grotendeels te herleiden zijn tot kindfactoren. Voor het onderzoek heb ik de volgende hypothese als probleem geformuleerd: Leerkrachten, onderwijsondersteunend personeel en andere professionals die dagelijks met kinderen werken beschikken niet over de benodigde kennis, vaardigheden en middelen om vroegtijdig en adequaat een risicovolle en zorgwekkende opvoedingssituatie te signaleren. In hun opleiding zijn ze onvoldoende voorbereid om deze belangrijke maatschappelijke taak te volbrengen. De structuren en systemen rondom de professional zijn ontoereikend en onvoldoende outreachend, en ze scheppen niet of onvoldoende de noodzakelijke voorwaarden om op een structurele en methodische wijze problemen in het brede opvoedingsmilieu buiten school te kunnen herkennen en erop te kunnen reageren. Bovenstaande hypothese zal in de volgende fase (vraagstelling) als basis dienen voor het formuleren van de onderzoeksvraag, de deelvragen, de definities en het conceptueel model. In de volgende fasen van de viersprong heb ik geprobeerd mij zo veel mogelijk te houden aan de werkwijze zoals die ook voor het project pedagogiek in het eerste studiejaar gold. Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 7 van 22

3 VRAAGSTELLING 3.1 DOEL VAN HET ONDERZOEK Het doel van dit onderzoek is het vinden, samenstellen en/of ontwikkelen van een eenvoudig en praktisch signaleringsinstrument die leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel kunnen gebruiken voor het vroegsignaleren van risicovolle opvoedingssituaties. Daarbij moet ook gedacht worden aan het vinden, samenstellen en/of ontwikkelen van een protocol omtrent het signaleren van en interveniëren bij risicovolle en zorgwekkende opvoedingssituaties. Mogelijk dat uit het onderzoek blijkt dat dergelijke signaleringsinstrumenten en protocollen reeds voorhanden zijn en reeds een adequate oplossing bieden voor het eerder geformuleerde probleem. Vandaar dat in de doelstelling zoals hierboven beschreven ook het vinden en/of samenstellen van signaleringsinstrumenten en protocollen genoemd wordt. De secundaire doelstelling van het onderzoek is dan het informeren van leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel over mogelijke oplossing voor het eerder geformuleerde probleem. Voor dit onderzoek is géén opdrachtgever gezocht. Als mogelijke opdrachtgever zou een onderwijsadviesdienst kunnen optreden, die o.a. instrumentarium en protocollen ontwikkelt voor scholen. 3.2 ONDERZOEKSVRAAG EN DEELVRAGEN Als we kijken naar het in het vorige hoofdstuk geformuleerde probleem dan komen daarin een aantal aspecten naar voren. Op de eerste plaats de kennis van de leerkracht betreffende relevante signalen (gedragskenmerken, psychosociale problematiek, risicofactoren, et cetera). Op de tweede plaats de vaardigheden van de leerkracht om te signaleren en interveniëren (observeren, bejegening, gespreksvoering met kinderen en ouders, et cetera). En op de derde plaats de middelen die de leerkracht tot zijn of haar beschikking heeft om te signaleren en te interveniëren (signaleringsinstrumenten, protocollen, interne zorgstructuur, et cetera). Deze drie aspecten uit de probleemstelling komen in de onderzoeksvraag aan bod. Alvorens ik de onderzoeksvraag ga formuleren, wil ik eerst eens brainstormen over de deelvragen die we onder andere bij de drie aspecten kunnen bedenken: Kennis Ten aanzien van de kennis van de leerkracht kunnen we een aantal vragen formuleren, zoals: Hoe verloopt de normale ontwikkeling van kinderen? Wat zijn veel voorkomende risicofactoren voor de ontwikkeling van kinderen? Welke beschermende factoren verlagen of verminderen het effect van risicofactoren? Welke signalen en symptomen wijzen mogelijk op een risicovolle opvoedingssituatie? Welke informatie komt de leerkracht per definitie te kort en moet hij/zij dus ergens anders inwinnen om tot een volledig beeld te komen? Welke belemmeringen kunnen er bij de leerkracht (overlevingsstrategieën van de hulpverlener, Killén, 1999) spelen om de signalen goed op hun waarde te kunnen beoordelen? Vaardigheden Ten aanzien van de vaardigheden die de leerkracht nodig heeft om tijdig en adequaat risicovolle opvoedingssituaties te signaleren kunnen we de volgende vragen formuleren: Wat moet de leerkracht kunnen om het gedrag van een leerling op een objectieve, gestructureerde wijze in beeld te brengen? Wat kan de leerkracht extra doen om het gedrag van een leerling te doorgronden? Hoe brengt de leerkracht een vermoeden van een risicovolle opvoedingssituatie ter sprake bij een kind, een ouder, een collega of een (externe) hulpverlener? Wat kan of moet de leerkracht doen bij een vermoeden van een risicovolle opvoedingssituatie? Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 8 van 22

Middelen Ten aanzien van de benodigde middelen om tijdig en adequaat risicovolle opvoedingssituaties te kunnen signaleren kunnen we de volgende vragen formuleren: Welke signaleringsinstrumenten kunnen gebruikt worden om een mogelijk risicovolle opvoedingssituatie te signaleren? Welke middelen heeft de leerkracht tot zijn/haar beschikking om tot een goede risico-taxatie te komen? Welke overlegstructuren moeten aanwezig zijn? Hoeveel tijd en financiële middelen heeft de leerkracht nodig om risicovolle opvoedingssituaties te kunnen herkennen? Welke protocollen moeten ontwikkeld worden om de leerkracht te sturen en te ondersteunen bij het signaleren en interveniëren? Onderzoeksvraag en deelvragen De aspecten kennis en vaardigheden kunnen we samenvatten tot de term houding. Als ik dan nader specificeer wat risicovolle opvoedingssituaties zijn, dan kom ik tot de volgende onderzoeksvraag: Welke houding en middelen heeft de professional nodig om oog te hebben voor de risicofactoren en risicoprocessen die de ontwikkeling van kinderen en jongeren negatief beïnvloeden en om vroegtijdig en adequaat risicovolle en zorgwekkende opvoedingssituaties bij kinderen en jongeren te kunnen signaleren, daaronder te verstaan alle vormen van kindermishandeling? Het is onmogelijk om alle deelvragen uit de voorgaande paragrafen binnen de scope van deze opdracht te gebruiken. Ik heb uit elk aspect één of twee deelvragen genomen die ik wil gebruiken in mijn onderzoek. 1. Welke signalen en symptomen wijzen mogelijk op een risicovolle opvoedingssituatie? 2. Hoe breng je het gedrag van een leerling op een objectieve, gestructureerde wijze in beeld? 3. Hoe breng je een vermoeden van een risicovolle opvoedingssituatie ter sprake bij een kind, een ouder, een collega of een (externe) hulpverlener? 4. Welke signaleringsinstrumenten kunnen gebruikt worden om een mogelijk risicovolle opvoedingssituatie te signaleren? 5. Welke sturende en ondersteunende protocollen moeten ontwikkeld worden die als blauwdruk kunnen dienen bij (vermoedens van) risicovolle opvoedingssituaties? 3.3 BEGRIPPEN UIT DE ONDERZOEKSVRAAG Confrontaties met huiselijk geweld Onder confrontaties met huiselijk geweld bedoelen we dat een kind op de een of andere manier getuige is of betrokken is bij geweld in of rond het gezin (Osofsky in Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). De effecten van confrontatie met huiselijk geweld zijn vaak even negatief als de gevolgen van mishandeling van het kind zelf (idem). Fysieke (lichamelijke) mishandeling Fysieke mishandeling is het uitoefenen van geweld tegen kinderen of jongeren. Er is sprake van lichamelijke kindermishandeling als de ouder lichamelijk geweld tegen het kind gebruikt zoals slaan, schoppen, bijten, knijpen, krabben, het toebrengen van brandwonden of laten vallen (Expertisecentrum Kindermishandeling). Er zijn twee bijzondere vormen van lichamelijke kindermishandeling, te weten Shaken baby syndroom en het Münchhousen-by-proxy-syndroom (idem). Houding Met houding wordt het totaal aan kennis, gedrag, meningen, vooroordelen en vooronderstellingen bedoeld van een individu ten aanzien van bijvoorbeeld een bepaald persoon, bepaald gedrag of een bepaalde gebeurtenis. Met het psychologische begrip attitude (= houding) wordt het positieve, negatieve of ambivalente beeld bedoeld dat iemand over een bepaald object kan hebben. (Wikipedia, 2006). Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 9 van 22

Jongeren, jeugdigen, adolescenten Binnen de ontwikkelingspsychologie worden met jongeren, jeugdigen en adolescenten alle personen bedoeld in de leeftijdsgroep 12-18 jaar (Van Beemen, 2001). Kinderen De ontwikkelingspsychologie onderscheidt de ontwikkelingsperiodes baby, peuter, kleuter en schoolkind. Met kinderen worden alle personen in de leeftijdsgroep 0-12 jaar bedoeld (Van Beemen, 2001). Kindermishandeling Volgens de Wet op de Jeugdzorg (2005) is kindermishandeling: 'Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel' (Expertisecentrum Kindermishandeling). Professionals Met professionals bedoelen we éénieder die dagelijks beroepshalve met kinderen werkt. In het kader van deze opdracht bedoelen we hiermee voornamelijk de leerkrachten in het basisonderwijs, maar ook ander (onderwijsondersteund) personeel binnen of nabij de basisschool (o.a. ook buitenschoolse opvang, kinderdagverblijven, etc.) die op regelmatige basis les of begeleiding geven aan kinderen. Psychische mishandeling Psychische mishandeling is het door gedrag en bejegening beschadigen van de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). Bij psychische mishandeling heeft de ouder een houding tegenover het kind die het kind in angst en onzekerheid doet leven. Die houding uit zich bijvoorbeeld in verbaal geweld: het kind wordt regelmatig uitgescholden, het krijgt herhaaldelijk te horen dat het niet gewenst is of de ouder dicht het kind alleen maar stommiteiten toe (Expertisecentrum Kindermishandeling). Risicofactor Een risicofactor wordt gedefinieerd als een kenmerk van kinderen (bijvoorbeeld een moeilijk temperament), een kenmerk van ouders (geen of zeer weinig opleiding), omstandigheden (bijvoorbeeld leven in armoede) of gebeurtenissen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring) waarvan wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat deze een ongunstig effect hebben op de ontwikkeling van mensen, in welke vorm dan ook (Hermanns in Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). Het gaat hierbij steeds om factoren die voorafgaan aan een later probleem, met andere woorden: factoren die een zekere voorspellende waarde hebben ten opzichte van het probleem (idem). De relatie tussen risicofactoren en latere psychische problemen is niet altijd even evident (equifinaliteit en multifinaliteit). Door deze zwakke relaties tussen risicofactoren en latere problemen, kan niet over een eenvoudig oorzaak-gevolg verband (causaliteit) gesproken worden. Verder is het ook belangrijk om te weten dat risicofactoren elkaar kunnen versterken (Van Beemen, 2001). Dit wordt risicocumulatie genoemd. Een toename van de stress binnen een gezin, door een opeenstapeling van risicofactoren, kan ernstige verwaarlozing tot gevolg hebben (idem). Risicoproces Het risicoproces is de ontwikkelingsgang van risicofactor of factoren (bijvoorbeeld armoede) naar probleem (bijvoorbeeld risicovolle opvoedingssituatie). Het risicoproces geeft signalen af die erop wijzen dat er een probleem aan het ontstaan is (Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005). Rob Gommans januari 2007 robgommans@msn.com Pagina 10 van 22