Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen

Vergelijkbare documenten
Notitie. : Vechtbrug in de N-236 te Weesp

Beleidsregels voor nautische. vergunningen. Datum 30 september Ons kenmerk /BBV

Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Besluit: De concept-beleidsregels voor nautische vergunningen vast te stellen;

BPR. Betonning. Kardinale Betonning. Laterale Betonning. Splitsingen. Hoe herken je de betonning? Betonning. Om aan te geven waar je kan varen

VAARREGELS DE BELANGRIJKSTE

H4 Lichten, seinen & termen

Veilig varen op de Gouwe

Lichten & Seinen. Antwoord. Antwoord. Verkeerstekens. Verkeerstekens. In-, uit of doorvaren verboden (Bordnr. A.1)

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

Hoogheemraadschap van Delfland - Vaarverordening Delfland

A. Verbodstekens A.1 In-, uit- of doorvaren verboden (algemeen teken)

5 minuten versie voor Provinciale Staten

BPR. Betonning. Instructie ZI BPR

Planmatig beheer & onderhoud Vaarwegen

Verkeersbesluit afmeerverbod Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen

VAARWEGENVERORDENING ZUID-HOLLAND IN VERBAND MET HET NIEUWE LIGPLAATSENBELEID. Provinciale Staten van Zuid-Holland, Besiuiten:

Werksessie 1 Effectief en efficiënt gebruik van de vaarweg: Blauwe Golf en Verkeersmanagement

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Verkeersbesluit D /

Datum 27 september Verkeersbesluit. Versie vastgesteld door dagelijks bestuur 30 augustus 2016 AGV-1

De exacte grootte en situering van de ligplaatszones is op bijgevoegde kaarten aangegeven.

Vraag en antwoord lijst aankoop oever- en waterpercelen langs de Ringvaart Haarlemmermeer

Signalisatie Scheepvaart op Albertkanaal

Nummer: 17UTP Van: - het Binnenvaartpolitiereglement (BPR); - de Algemene wet bestuursrecht; OVERWEGINGEN:

Bebording Routering. Figuur 1: Verkeersbord model K14. : Bebording routering transport gevaarlijke stoffen

Het ROEIEN en de vaarregels

Ontwerpbesluit wijziging Legger Wateren voor de Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ONTWERP BELEIDSREGEL ONTHEFFINGEN EN VRIJSTELLINGEN LIGPLAATSEN

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

Verkeersbesluit Vaarwegen AGV- 1

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

het gewenst is om het voorheen geldende algemene verbod voor het innemen van ligplaats te beperken tot meer specifieke locaties en zones.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

RAPPORT VAN EXPERTISE

Sprong over het IJ Kaders

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK. Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie

CVDR. Nr. CVDR608633_1

Examen November 2007

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

Ontheffing Verkeersbesluit Vaarwegen AGV voor het met mts Batavier varen op de Gaasp en de Weespertrekvaart tot 1 januari 2022

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

Gelet op het bepaalde in de artikel 7.9 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012,

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

: Industriehaven Genemuiden : Nautische toets Industriehaven Genemuiden Ons kenmerk : LW-AF , versie 3 Datum : 13 juli 2012

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Q waternet. Waternet sector TOP. Ontheffing Binnenvaart-politiereglement. Weesperpoortsluis in Muiden

Concept-VERORDENING VAN PROVINCIALE STATEN VAN VAN DE VAARWEGENVERORDENING ZUID-HOLLAND IN VERBAND MET HET NIEUWE LIGPLAATSENBELEID.

het ln artikel van de Vaarwegen verorden ing Zuld-Holland opgenomen verbod op het Innemen van een ligplaats;

BEKENDMAKING AAN DE SCHEEPVAART IJmond Noordzeekanaalgebied Centraal Nautisch Beheer

PROVINCIAAL BLAD. dat in de Verordening Ruimte het recreatief belang van het netwerk van lokale recreatieve vaarwegen wordt beschermd;

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

Bijeenkomst 24-uurs centrale bediening brug en sluis en Blauwe Golf. Alkmaar

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

besluit VERZONDEN t APR. 2Ü15 Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu RWS-2015/14363

Supplement Richtlijnen Vaarwegen Datum

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

INGEKOMEN 2 1 SEP Verzenddatum. 21 SEP 2010 Paraaf Provinciesecretaris ecreta

Veilig varen doen we samen

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

WELKOM. Oeververvanging Vaarweg Gouwe T9 west Alphen - Gouda. Informatieavond locatie 1 en 2 16 november 2017 Flora Boskoop

Registratie van boringen.

M E M O. Reg.nr.: Aan: Commissie BOD, 12 september Cc: Stand van zaken vaarweg- en nautisch beheer. Datum: 21 augustus 2012

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Provinciaal blad van Zuid-Holland

Per vaarweg komen deze partijen elkaar steeds tegen bij de afstemming van werkzaamheden aan oever of bodem.

PROVINCIAAL BLAD Definities a) Commerciële aanduiding: aanduiding die verwijst naar commerciële instellingen, bedrijven en activiteiten;

Verkeersbesluit Vaarwegen AGV-1

' ZUID HOLLAND ^S""" "" * """"

Nota van Beantwoording

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

De aanvraag betreft het vervangen van de bestaande houten remmingwerken van de Kinderverlatenbrug te Hoogkerk door stalen afmeerpalen.

Uitvoeringsstrategie Vaarwegen. April Uitvoeringsstrategie Vaarwegen, HB

Voor de afsluiting van de Buitenwatersloot is Delfland vergunningverlener.

14 NEt Pdjkswaterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gemeente Gouda Afdeling Gebiedsontwikkeling Postbus BB Gouda 2~ouda

provinciaal blad Gedeputeerde Staten der provincie Groningen; nr augustus 2009

Vaarwegenverordening Rijnland 2019

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

dat wij op grond van artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet het bevoegd gezag zijn voor het Noordhollandsch Kanaal;

VERBETERLIJST. Kanaal Gent - Terneuzen Editie / december 2017

(ONTWERP) PROJECTPLAN WATERWET

Reglementen. Ivar ONRUST

Notitie. : L. van Hengstum Kopie aan : M. Said Datum : 31 juli 2012 Betreft. : Belasting door aanvaring Projectcode : HT1694

Verkeersbesluit Vaarwegen

Datum Locatie Steller 7 november 2017 Paviljoen de Leyen Tamar Meibergen

GEWIJZIGD. dat in de Verordening Ruimte het recreatief belang van het netwerk van lokale recreatieve vaarwegen wordt beschermd;

Communicatieplan scheepvaart

4 Duikers 4.1 Inleiding

Transcriptie:

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Toetsend voor bestaande infrastructuur Eisen voor nieuwe infrastructuur Versie 1.0 juni 2017 Dienst Beheer Infrastructuur

Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Raakvlakken Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 1.4 Beheer en actualiteit (status) 1.4.1 Huidige status 1.4.2 Regie 1.5 Leeswijzer 4 5 5 6 6 6 6 2 7 Vaarwegen en profielen 2.1 Beroepsvaart en CEMT-classering 2.2 Recreatievaart 2.2.1 (BRTN) Beleidsvisie recreatietoervaartnet Nederland 2.3 Vaarwegprofielen 2.3.1 Normaal profiel 2.3.2 Krap profiel 2.3.3 Enkelstrooks profiel 2.3.4 Legger watersysteembeheerder 2.4 Zichtlijnen 2.4.1 Ontwerp splitsingspunten 2.4.2 Bochtontwerp vaarwegprofiel 2.4.3 Zwaaiplaatsen 3 Nautische voorzieningen 7 7 7 8 8 8 9 10 10 11 11 11 12 3.1 Scheepvaartvoorzieningen 3.1.1 Wachtplaatsen 3.1.2 Walverbinding 3.1.3 Ligplaatsen 3.1.4 Loswallen (inrichting) 3.1.5 Walstroomvoorziening 3.2 Scheepvaarttekens 3.2.1 Hectometrering 3.2.2 Natte DVM voorzieningen 3.2.3 Vaarwegmarkering 3.2.4 Verkeerstekens- en regels 13 13 16 16 18 19 20 20 21 21 22 4 Kunstwerken 23 4.1 Keuze vast / beweegbaar kunstwerk 4.1.1 Grote en Westelijke Staande Mast Route 4.2 Nautisch ontwerp beweegbaar kunstwerk 4.2.1 Situering beweegbaar deel 4.2.2 Doorvaarthoogte en -wijdte 4.2.3 Hydraulisch ontwerp 4.3 Geleidewerken 4.4 Bebording/signalering bij kunstwerken 4.5 Meldknoppen recreatievaart 4.6 Kabel- en leidingzinkers 4.6.1 Waterkruising door middel van horizontaal gestuurde boringen 4.6.2 Waterkruising door middel van inbaggeren 23 23 24 24 24 24 25 25 26 27 27 27 2

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 4.6.3 Diepteligging 4.6.4 Kabeldoorvoeringen 4.6.5 Vergunningen 4.6.6 Zinkerborden 4.6.7 Revisiegegevens 4.6.8 Wion 28 28 28 28 29 29 5 Oevers en oevervoorzieningen 30 5.1 Oevertype 1: Natuurvriendelijke oever (NVO) 5.2 Oevertype 2: Industriële oever 5.3 Oevertype 3: Steile landelijke oever 5.4 Oevertype 4: Landelijke oever 5.5 Oevertype 5: Stedelijke oever 5.6 Drenkelingen- en fauna uittreedvoorzieningen 5.6.1 Drenkelingenuittreedvoorzieningen 5.6.2 Fauna uittreedvoorzieningen 32 34 35 36 39 40 40 40 6 Bijlagen 41 3

1 Inleiding 1.1 Aanleiding De provincie Zuid-Holland heeft in totaal 143 km vaarweg in beheer, onderverdeeld in een tiental trajecten (figuur 1). Middels de Waterwet is de provincie Zuid-Holland toegewezen als vaarwegbeheerder. Als aangewezen vaarwegbeheerder heeft de provincie Zuid-Holland ervoor gekozen het beheer risicogestuurd te implementeren (assetmanagement). Assetmanagement is een systematisch proces van beheren, onderhouden en opwaarderen van eigendommen waarin prestaties van objecten ( assets ) worden gecombineerd met praktische bedrijfsvoeringsoverwegingen en economische overwegingen. Prestaties, kosten en risico s van assets zijn de belangrijkste variabelen waarop wordt gestuurd. In het Assetplan vaarwegen (2017) wordt ingegaan op deze variabelen. Op basis van afwegingen tussen deze variabelen worden ontwerpkeuzes gemaakt. De ontwerpkeuzes voor de vaarwegen worden beschreven in het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen. Voor de nautische voorzieningen, de vaarwegprofielen en de oevers zijn deze keuzes zowel functioneel als technisch beschreven Voor de kunstwerken enkel functioneel, de technische eisen zijn weergegeven in het Functioneel en Technische programma van Eisen beweegbare kunstwerken. Figuur 1. De provinciale vaarwegen in Zuid-Holland 4

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 1.2 Doel Het doel van het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen is te functioneren als leidend referentiedocument bij nieuwbouwprojecten en reconstructie voor aannemers en ingenieursbureaus. De te hanteren functionele en technische eisen van de in beheer zijnde assets (vaarwegen en kunstwerken) staan hierin beschreven. In dit handboek worden geen afwegingen of strategische keuzes toegelicht. Deze worden beschreven in het Assetplan Vaarwegen. Ontwerpkeuzes worden niet ter discussie gesteld maar enkel toegelicht. 1.3 Raakvlakken Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Waterwet: Juridisch kader voor het waterbeheer waar vaarwegbeheer onderdeel van uitmaakt. Visie Ruimte en Mobiliteit 2014: https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/19292/visieruimteenmobiliteitper19januari2018.pdf; https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/19294/programmaruimteper19januari2018.pdf); https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/19296/verordeningruimteper19januari2018.pdf. Nota onderhoud kapitaalgoederen 2016-2019 (deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen) In deze nota zijn de uitgangspunten en kaders vastgesteld waarbinnen GS het beheer van de bestaande en toekomstige provinciale infrastructuur uitvoeren. Strategisch Assetmanagementplan: Risicogestuurde beheersystematiek DBI Assetplan Vaarwegen: Uitwerking van het strategisch assetmanagementplan gericht op de prestaties, risico s en kosten per asset. Richtlijnen Vaarwegen 2011 Rijkswaterstaat (RVW 2011) + supplement 2013: Algemene kapstok voor uitwerking van functionele- en technische eisen voor vaarwegbeheer en onderhoud; dit handboek is een nadere uitwerking deze richtlijnen. Afmetingenbesluit Provincie Zuid-Holland 2012: Hierin is vastgesteld welke afmetingen scheepvaart maximaal mag hebben op de provinciale wegen. Deze afmetingen kunnen afwijken van de CEMT-klasse afmetingen. Vaarwegenverordening (onderhoudsplicht en ontheffingsprocedure): Is de juridische uitwerking van de Waterwet voor de provincie Zuid-Holland wat betreft het onderdeel vaarwegbeheer. De huidige vaarwegenverordening is gebaseerd op de Provinciewet en zal worden aangepast op de Waterwet. Deze versie wijst ook de vaarwegen aan met een provinciaal belang en deelt daarbij ook het vaarwegbeheer toe. Met waterschappen worden overeenkomsten gesloten die de samenwerking op de vaarwegen in beheer bij provincie en waterschappen regelt. Uitvoeringsregeling vaarwegprofielen 2015: Beleid vastgesteld door Provinciale Staten betreffende vaarwegprofielen per vaarwegtraject. Functioneel en Technisch Programma van Eisen Beweegbare kunstwerken (TSO): 5

Het doel van dit FTPvE is te dienen als functionele en technische standaard specificatie van de beweegbare kunstwerken en bediencentrales in beheer bij de Provincie Zuid Holland. De betreffende standaard wordt gebruikt als basis bij het specificeren van nieuwbouwwerken en (groot)onderhoudswerken. Binnenvaartpolitiereglement (BPR): Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) bevat de verkeersregels voor de Nederlandse binnenwateren. Zo staan hierin de borden en overige verkeerstekens vermeld, de te voeren verlichting, tekens en geluidsseinen voor vaartuigen, en de voorrangs- en uitwijkregels op het water. Het BPR werd als wet vastgesteld op 26 oktober 1983 en vormt de opvolger van het vaarreglement (1965-1984). Het is laatstelijk op 1 januari 2016 grondig gewijzigd. 1.4 Beheer en actualiteit (status) 1.4.1 Huidige status Het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen is reeds in concept opgeleverd. Het handboek is voorgelegd aan verschillende mensen binnen de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI), zoals vaarwegbeheerders, kernteammanagers, projectleiders, verkeerskundigen, en het bureauhoofd van het bureau Beheer Advies. 1.4.2 Regie Aanbevolen wordt om een regieteam op te stellen welke regelmatig bij elkaar komt om de nodige aanpassingen voor het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen langs te lopen. Afhankelijk van ontwikkelingen kan de frequentie voor dit overleg bepaald worden. In eerste instantie lijkt een jaarlijkse update het meest voordehand liggend. Dit blijkt onder andere uit bevindingen met het Handboek Ontwerpcriteria Wegen. De junior adviseur vaarwegen is aanspreekpunt voor de aanpassingen aan het handboek. De senior adviseur vaarwegen is de regie hebbende van het handboek en bepaalt in samenhang met de beleidsmedewerker vaarwegen het verdere proces. De verantwoordelijke beheerder van het handboek is de Dienst Beheer Infrastructuur, de afdeling Beheerstrategie, bureau Beheer Advies. Het Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen is op 22-06-2017 vastgesteld door het MT DBI. Dit handboek is versneld vastgesteld in het kader van het DBO prestatiecontract vaarwegen. Hierin was niet voldoende tijd om met ingenieursbureaus bepaalde onderdelen verder uit te werken. Hiervoor moet in Q3 van 2017 een opdracht uitgezet worden via het OCT. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de vaarwegen, de vaarwegprofielen en de bijbehorende ontwerpkeuzes. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de nautische voorzieningen; op welke eisen gelden voor nieuwbouw en hoe DBI het bestaande ontwerp dient te toetsen. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de asset kunstwerken. In dit hoofdstuk wordt het nautisch ontwerpproces beschreven en de functionele eisen aan kunstwerken. Hoofdstuk 5 gaat in op het oeverkeuzemodel, drenkelingen- en faunavoorzieningen. In hoofdstuk 6 is ruimte gereserveerd om het hoofdstuk informatievoorziening verder uit te werken ten aanzien van werkzaamheden en in hoofdstuk 7 staat de uitvoeringsagenda met nader uit te werken onderdelen voor versie 2 van dit handboek. 6

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 2 Vaarwegen en profielen 2.1 Beroepsvaart en CEMT-klassering De dimensionering van de vaarweg wordt bepaald aan de hand van de CEMT-klassenindeling (Bijlage I). Deze CEMT-klassen zijn opgenomen in de Richtlijnen Vaarwegen 2011 van Rijkswaterstaat. De intensiteiten en afmetingen van schepen zijn bepalend voor de inrichting van de vaarweg en het daarbij horende profiel (normaal profiel bij tweestrooks verkeer, krap profiel bij tweestrooks verkeer en een enkelstrooks profiel). Het vaarwegprofiel is per vaarweg bepaald in de Visie Ruimte en Mobiliteit en verder uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015. De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen weergegeven. Referentiekader: - Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015 - Richtlijnen Vaarwegen 2011 RWS + supplement 2013 - Afmetingenbesluit provincie Zuid-Holland 2012 - Assetplan Vaarwegen - Ligplaatsenbeleid 2012 - Leggerprofielen waterschappen/hoogheemraadschappen - Binnenvaartpolitieregelement (BPR) - Programma Ruimte - Verordening Ruimte 2014 - Visie Ruimte en Mobiliteit 2.2 Recreatievaart DBI heeft het belang om de provinciale vaarwegen zodanig in te richten dat de binnenvaart vlot en veilig kan varen. Uitgangspunt is dat de beroeps- en recreatievaart gezamenlijk vlot en veilig kunnen varen. De vaarweg wordt hierop ontworpen. 2.2.1 (BRTN) Beleidsvisie recreatietoervaartnet Nederland Hoofddoelstelling van de BRTN luidt: het net van het Nederlandse bevaarbare water behouden en verder ontwikkelen als één aantrekkelijk gedifferentieerd en samenhangend recreatietoervaartnet. De volgende classificatie wordt gehanteerd voor de recreatievaart met betrekking tot het profiel: ZM-routes - (A) Verbindingswater; - (B) Ontsluitingswater. M-routes - (A) Verbindingswater; - (B, C en D) Ontsluitingswater. 7

Het doel van de BRTN is het in samenhang brengen van het Nederlandse toervaartnet. Hierbij zijn vooral de waterdiepte en doorvaarthoogte van bruggen relevant voor de toegankelijkheid van de vaarweg voor het recreatievaartuig. Er kan een verdeling gemaakt worden tussen twee typen wateren: Verbindingswateren: verbinden de grote vaargebieden (A); Ontsluitingswateren: ontsluiten de afzonderlijke vaargebieden (B, C en D). De Richtlijnen Vaarwegen 2011 toont de bootafmetingen voor ZM-routes en M-routes. Voor onze provinciale vaarwegen is de opsomming van de toegewezen classificatie te vinden in de Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015. 2.3 Vaarwegprofielen Elke provinciale vaarweg heeft theoretische afmetingen waaraan de vaarweg moet voldoen, conform de functie die de vaarweg vervult. Deze theoretische afmetingen vormen het (minimale) vaarwegprofiel. De wensprofielen voor de provinciale vaarwegen zijn bestuurlijk vastgesteld middels de Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen ZuidHolland 2015. Per vaarweg staan de wensprofielen in de bijlage van deze Uitvoeringsregeling weergegeven. Bij vervanging van oeverconstructies dient het wensprofiel in acht genomen te worden. In deze paragraaf zullen de ontwerpkeuzes worden toegelicht. Aandachtspunten: Het vaarwegprofiel is opgebouwd uit drie stroken, namelijk de vaarstrook (VAS), de veiligheidsstroken (VES) en de beleidsvrije ruimte (BVR). Figuur 2. Vaarwegprofiel met de vaarstrook (VAS), veiligheidsstrook (VES) en beleidsvrije ruimte (BVR) Per vaarwegtraject is een keuze gemaakt tussen een normaal, krap of enkelstrooksprofiel. Dit is afhankelijk van de huidige beschikbare ruimte en de verkeersintensiteit (zie Richtlijnen Vaarwegen 2011). In de volgende paragrafen en in bijlage II worden de dimensies van deze vaarwegprofielen per vaarwegklasse weergegeven. 2.3.1 Normaal profiel De provincie heeft geen normaal profiel vaarwegen, bij nieuwbouw moet de optie altijd overwogen worden en ingericht worden conform Richtlijnen vaarwegen 2011 + supplement 2013. 2.3.2 Krap profiel Voor de vaarweg met beroepsvaart is de CEMT-klassering maatgevend, doordat er beperkte ruimte is op de provinciale vaarwegen wordt er op het merendeel van de vaarwegen een krap profiel toegepast. In figuur 3 staat het krappe vaarwegprofiel voor CEMT IV weergegeven. De profielen voor alle vaarwegklassen zijn te vinden in de bijlage II. 8

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Figuur 3. Krap vaarwegprofiel (CEMT IV) 2.3.3 Enkelstrooks profiel Bij wijze van uitzondering, zoals ruimtelijke beperkingen, windhinder en/of grote schepen, wordt een enkelstrooksprofiel (CEMT IV in figuur 4, alle klassen in bijlage II) toegepast om tegemoet te komen aan de betrokken belangen van de gebruikers van de vaarweg voor zover de nautische situatie dit toelaat. In geval van een enkelstrooksprofiel kunnen de BRTN-afmetingen maatgevend worden. Bij een enkelstrooksprofiel zullen eventueel tegemoetkomende schepen om de beurt dit deel van de vaarweg moeten passeren. Figuur 4. Enkelstrooks vaarwegprofiel (CEMT IV) Programma van Eisen vaarwegprofielen: Het vaarwegprofiel moet minimaal voldoen aan de vaarstrook, getoetst aan de hand van de Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015; BVR: Minimale waterdiepte voor oever: is 1 meter. De waterdiepte wordt bepaald door een helling van 1:10 vanaf de VES. VES: - Waterdiepte: Deze wordt bepaald aan de hand van de BRTN-klasse op het betreffende traject en de maatgevende boot afmetingen die hierin zijn opgenomen. - Breedte: Deze wordt bepaald aan de hand van Richtlijnen Vaarwegen 2011 + supplement 2013 en het Ligplaatsenbeleid 2012. VAS: De breedte en de diepte van de VAS worden, na vaststelling door de provincie wat het type profiel wordt, gedimensioneerd aan de hand van de Richtlijnen Vaarwegen 2011 + supplement 2013. Baggeren en instandhouding vaarwegprofiel: I.v.m. slibaanwas worden de (hierboven genoemde) vaarwegdieptes 0,10 m dieper gebaggerd (de onderhoudsdiepte). CEMTklasse IV wordt dus tot 4,0 m diep gebaggerd (3,9 + 0,1). Dit wordt risicogestuurd uitgevoerd. 9

Zijwindtoeslag: De breedte van de VAS wordt onder meer bepaald door de zijwindtoeslag. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen landstreek en kuststreek. Om te bepalen of een corridor onder land- of kuststreek valt is weergegeven in de Richtlijnen vaarwegen 2011. In de Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015 is de windtoeslag per vaarweg bepaald. In samenspraak met de provincie kan er voor gekozen worden om de breedtetoeslag voor zijwindhinder te verlagen of verhogen. De breedte van de bestaande vaarweg zal bij nieuwbouwprojecten en reconstructie van oeverconstructies niet verminderen. Daar waar knelpunten zijn moet daar waar mogelijk verbreed worden tot de breedte van het toegewezen profiel. 2.3.4 Legger watersysteembeheerder Aandachtspunten: - De betreffende watersysteembeheerder stelt eisen aan het vaarwegprofiel. - Het leggerprofiel is meegenomen in het Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015. Programma van eisen: Bij nieuwbouw projecten moet voldaan worden aan de Keur van het betreffende waterschap of hoogheemraadschap. Op het gebied van waterberging (oppervlakte) geldt dat er geen water gedempt mag worden voordat er minimaal een gelijke hoeveelheid wateroppervlak in hetzelfde boezemwater (binnen een afstand van maximaal 5 km) is gerealiseerd. De waterafvoer (doorstroomprofiel) mag niet verminderen ten opzichte van de huidige situatie. Variaties in breedte en diepte van het bodemprofiel moeten in overleg met de provincie en het waterschap/hoogheemraadschap worden goedgekeurd. 2.4 Zichtlijnen Zichtlijnen hebben invloed op het ontwerp. Deze invloed dient meegenomen te worden bij het ontwerp van splitsingspunten, bochtontwerp en zwaaiplaatsen. Ook dient deze paragraaf als referentiekader voor het plegen van nieuwbouw van de vaarweg en activiteiten op de oever bij het wijzigen van bestemmingsplannen. Referentiekader: - Richtlijnen vaarwegen 2011 RWS + supplement 2013 (RVW 2011) - Assetplan Vaarwegen - Binnenvaartpolitiereglement (BPR) - Verordening Ruimte 2014 Programma van Eisen: Zichtlijn is niet van toepassing op bestaande gebouwen; Een schipper moet 5 keer de lengte van het maatgevende schip, met een maximum van 600 meter, vrij zicht hebben vanuit de as van de vaarweg; Houdt rekening met de verschillende waterstanden van de vaarwegen; Bij de sloop van bebouwing en het plegen van nieuwbouw zijn richtlijnen vaarwegen en onderstaande Programma van eisen van toepassing. Enkel wanneer de provincie adviseert vanwege een wijziging van het bestemmingsplan geldt ook de Verordening Ruimte 2014; Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is van toepassing; 10

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 2.4.1 Ontwerp splitsingspunten Programma van eisen: De ontwerpeisen m.b.t. splitsingspunten zijn opgenomen in de RVW 2011; Bij het ontwerp van splitsingspunten moeten ook de zichtlijnen meegenomen worden conform paragraaf 2.4; Bebording dient aangebracht te worden conform figuur 5; Het realiseren van bebouwing, beplanting en andere objecten dient te allen tijde te worden vermeden. Figuur 5. Voorrangssituatie kruispunt i.r.t. bebording (Bron: 2.4.2 Bochtontwerp vaarwegprofiel Programma van eisen: Bij het ontwerp van een bocht dient rekening gehouden te worden met het zicht van de schipper en de zichtlijnen van 5 keer de lengte van het maatgevend schip betreft vanuit de as van de vaarweg. Aanvraag voor nieuwe bebouwing in bochten langs de vaarweg binnen de zichtlijn kan worden goedgekeurd, tenzij het meer dan 2,50 meter boven de gemiddelde waterstand komt. Het realiseren van bebouwing, beplanting en andere objecten dient te allen tijde te worden vermeden. 2.4.3 Zwaaiplaatsen Programma van eisen: Bij een loswal hoort een zwaaigelegenheid in de vorm van een zwaaikom of een insteekhaven, indien er vanwege ruimtegebrek daartoe geen ruimte is moet er een zwaaigelegenheid zijn binnen 3 kilometer van de loswal; De zwaaikom moet voldoen aan een diameter van 1,2 keer de lengte van het maatgevende schip; De oeverconstructies moeten worden beschermd met een aanvaarbescherming; Door de activiteit van de schroeven en een aangepast profiel moet de mogelijk bodem verdiept worden. Bij het ontwerp van een nieuwe zwaaikom moeten de omringende oeverconstructies getoetst worden op stabiliteit. 11

3 Nautische voorzieningen Nautische voorzieningen bestaan uit de inrichting van de vaarweg waardoor scheepvaart mogelijk wordt gemaakt. Nautische voorzieningen worden onderverdeeld in twee categorieën; scheepvaartvoorzieningen en scheepvaarttekens. Onder scheepvaartvoorzieningen worden verstaan; loswallen (inrichting op de wal), meerpalen, lig- en wachtplaatsen of de remmingswerken horend bij een kunstwerk. Hectometerborden vallen onder de categorie verkeerstekens. De verschillende scheepvaartvoorzieningen en scheepvaarttekens worden als volgt geïllustreerd: Wachtplaatsen Loswallen Ligplaatsen Hectometrering Natte DVM voorzieningen 12 Verkeerstekens Vaarwegmarkering

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen De documenten onder de kop referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven. Deze documenten, genoemd bij het referentiekader, gelden voor het hele hoofdstuk. Referentiekader: - Richtlijnen Vaarwegen 2011 RWS + supplement 2013 - Assetplan Vaarwegen - Ligplaatsenbeleid 2012 - Binnenvaartpolitieregelement (BPR) - Richtlijnen Scheepvaarttekens 2008 - Richtlijn gebruik verkeerstekens Provinciale vaarwegen - CUR 166 - Eurocode - Functioneel en Technisch programma van Eisen beweegbare kunstwerken - Technisch Programma van eisen Conserveringen en Slijtlagen (PZH) 3.1 Scheepvaartvoorzieningen 3.1.1 Wachtplaatsen In bepaalde gevallen zal een schip moeten wachten, omdat de brug op dat tijdstip (nog) niet wordt bediend, er een spitsuursluiting geldt of omdat de brug op dat moment een storing heeft. Bij bruggen en sluizen biedt de provincie daarom wachtplaatsen aan. Voor deze wachtplaatsen is een standaardontwerp gemaakt voor een uniforme uitstraling van de provinciale vaarwegen en om het onderhoud te standaardiseren. Het standaard ontwerp gaat in op de functionele en technische eisen van het ontwerp en is weergegeven in bijlage III. Aandachtspunten: Er wordt onderscheidt gemaakt tussen 3 typen wachtplaatsen: 1. Een wachtplaats voor de recreatievaart 2. Een combiwachtplaats waar zowel beroeps- als recreatievaart kan afmeren 3. Een wachtplaats voor de beroepsvaart. Wanneer over wachtplaatsen gesproken wordt betekent dit dat het programma van eisen geldt voor alle 3 de types. Wanneer niet aan de eisen in het handboek kan worden voldaan, dient na overleg met de provincie schriftelijke toestemming plaats te vinden. Programma van eisen algemeen: Bij een beweegbaar kunstwerk horen aan weerszijden wachtplaatsen; Het profiel van een wachtplaats voor recreatievaart moet voldoen aan de diepte van het maatgevende recreatievaartschip, het profiel voor beroepsvaart (figuur 6) moet voldoen aan de diepte van het maatgevende beroepsvaartschip. Een combiwachtplaats moet voldoen aan de diepte van het maatgevende beroepsvaartschip; Bij het plaatsen van een nieuwe wachtplaats, of het op orde brengen van de bodem van een bestaande wachtplaats, moeten de oevers worden getoetst op stabiliteit; De wachtplaats constructies (evt. samengesteld uit meerpalen en dwarsliggers) moeten worden getoetst op stabiliteit; Wachtplaatsen dienen gerealiseerd te worden aan stuurboordzijde van de vaarweg; Wachtplaatsen moeten worden voorzien van een meldknop volgens paragraaf 4.5 Meldknoppen voor recreatievaart; 13

Het wordt aanbevolen windluwte te creëren nabij een wachtplaats, bijvoorbeeld door het aanbrengen van groen. Dit heeft betrekking op het aanmeren en de windinvloeden die hierbij spelen; Het wordt aanbevolen een wachtplaats niet in het zicht van woningen/percelen te realiseren. In deze situatie mag, in overleg met de provincie, afgeweken worden van de afstand brug tot wachtplaats (afhankelijk van maatgevende CEMT, conform Richtlijnen Vaarwegen RWS 2011); Als wachtplaatsen gelegen zijn langs particuliere oevers en de functie ligplaats stimuleren kan ervoor gekozen worden de wachtplaats verder van de oever te realiseren dan de standaard afstand (afhankelijk van maatgevende CEMT, conform Richtlijnen Vaarwegen RWS 2011); Een wachtplaats dient buiten de vaarstrook en veiligheidsstrook gerealiseerd te worden en mag geen hinder geven aan de doorgaande vaart; De hoogte en de afstand van de meerpalen en de hoogte van de bolders moeten afgestemd zijn op de vaarwegklasse (zie standaardontwerp in bijlage III); Een gecombineerde wachtplaats voor beroeps- en recreatievaart dient enkel te worden uitgewerkt ten behoeve van de wachtplaatsen bij beweegbare bruggen waar ruimtegebrek is (vooral als er knelpunten zijn in het vaarwegprofiel). De gecombineerde wachtplaats dient om deze reden ruimte-efficiënt te zijn; De wal achter de wachtplaatsen moet bereikbaar zijn voor hulpdiensten, de daadwerkelijke wachtplaatsvoorziening niet (zie paragraaf Walverbinding); Ontwerplevensduur van wachtplaatsen bedraagt 50 jaar. Programma van eisen wachtplaatsen beroepsvaart: De stalen onderdelen van de wachtvoorziening worden beschermd door middel van zwarte HMPE wrijfstijlen en wrijfgordingen (Re-HMPE 500 uv volgens NBD 09799); De buispalen en staalconstructies moeten tot 1 meter onder het theoretisch bodemprofiel worden beschermd door middel van een 3 -laags conserveringssysteem volgens Technisch Programma van eisen Conserveringen en Slijtlagen van de provincie Zuid-Holland; Tenzij anders bepaald in het contract, de stalen (buis)palen en staalconstructies conserveren in de kleur RAL 9005; Bovenzijde paalkoppen over 0,50 meter voorzien van conservering in kleur wit (RAL 9003); Afgesloten ruimten in stalen constructiedelen zonder rechtstreeks contact met water, maar waar door de relatief hoge vochtigheid corrosie mag worden verwacht, (zoals aan de binnenzijden van buispalen en drijfliggers) dienen zodanig te worden geconditioneerd / behandeld dat alle vormen van corrosie (zoals uniforme corrosie, putcorrosie en microbiële corrosie) aantoonbaar gedurende 50 jaar worden uitgesloten; De binnenzijden van stalen delen en de binnenzijden van drijfbuizen en buispalen die in contact staan met water, dienen (kathodisch) te worden beschermd tegen uniforme corrosie, putcorrosie en microbiële corrosie. De kathodische bescherming moet zodanig worden uitgevoerd dat deze niet nadelig is voor gealuminiseerde opper vlakken. De functionaliteit van de kathodische bescherming gedurende 50 jaar dient te worden aangetoond; Het gebruik van roestvaststalen delen dient zoveel mogelijk te worden vermeden met uitzondering van delen met een relatief klein oppervlak, zoals bevestigingsmiddelen. Bij het gebruik van roestvaststalen delen dienen deze galvanisch te worden gescheiden van omringende stalen delen. Bovendien moet worden voorkomen dat schroefdraden toegankelijk zijn voor water, en dat roestvaststalen delen onderling kunnen vast vreten. Daarvoor dienen de onderstaande maatregelen te worden uitgevoerd: 14

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Galvanisch scheiden RVS-boutkoppen van onderliggend koolstofstaal met onderlegringen van HAWE (hardweefsel); Galvanisch scheiden van RVS-boutstelen van omringend koolstofstaal met bussen van HAWE rondom boutstelen; Voorafgaand aan de montage schroefdraden invetten met een waterafstotend vet. Wanneer verlichting op de voorzieningen wordt voorgeschreven, dient dit te worden gerealiseerd door middel van op afstand dimbare ledverlichting, die zoveel mogelijk moeten worden gevoed door zonnepanelen. Verlichting zodanig uitvoeren dat schippers geen hinder hebben van verblinding en overstraling door de lichtbron en de flora en fauna (o.a. vleermuizen) niet wordt verstoord. Figuur 6. Profiel op locatie met een wachtplaats beroepsvaart Wachtplaats recreatievaart Gecombineerde wachtplaats Wachtplaats beroepsvaart 15

3.1.2 Walverbinding De Richtlijnen Vaarwegen 2011 vermeld dat de wachtplaatsen vanaf de wal zodanig bereikbaar dienen te zijn, dat hulpdiensten de wachtplaatsen kunnen bereiken. De provincie wijkt daarvan af om de volgende reden: Een wachtplaats wordt gezien als een locatie waar men wacht tot de volgende brug0opening in geval van storing of calamiteit. Er zijn bruggen met spitsuursluiting, bruggen die meerdere keren per uur opengaan, maar ook die relatief weinig opengaan. Wil een schipper gebruik maken van een walverbinding dan dient hij gebruik te maken van een ligplaats/loswal op de vaarweg en niet van een wachtplaats. In geval van een calamiteit bij een wachtplaats kan alsnog de wal bereikt worden door middel van een loopplank. Bij recreatievaart is een walverbinding niet gewenst, omdat het voor de watersportrecreant dan aantrekkelijk wordt om de wachtplaats als ligplaats te gebruiken. Dit is niet het beoogd gebruik van de wachtplaats. Figuur 7. Standaard bebording bij een wachtplaats Kenmerk Afmetingen mm Opstelhoogte Positie even- Zichtbaarheids- (b x h) t.o.v. waterspie- wijdig / haaks afstand in meters gel in meters Hoofdteken E.7 400 x 400 3 evenwijdig - Bijkomend teken: richtingsbord 200 x 400 3 evenwijdig - Onderbord: Moet voldoen 600 x 200 onder hoofdtek- evenwijdig - aan BPR en Tabel 1. Verkeerstekens bij een wachtplaats 3.1.3 Ligplaatsen Om de beroeps- en recreatievaart de mogelijkheid te geven om ligging te nemen worden verschillende soorten ligplaatsen aangeboden. Vaak wordt een maximale ligplaatstijd aangegeven d.m.v. bebording Hierbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebruiksvormen van ligplaatsen. Aan de hand van de functie zijn de volgende typen te onderscheiden: 16

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Ligplaats bedrijf (met ontheffing, (on)bepaalde tijd); - Bedrijven met een watergebonden belang opereren vaak met schepen. Hiervoor moeten zij kunnen laden en lossen aan eigen wal. De provincie staat dit, na ontheffing en met voorwaarden t.a.v. de ligging, toe. Ligplaats particulier (met ontheffing, onbepaalde tijd); - Particulieren langs de vaarwegen kunnen een ontheffing aanvragen bij de provincie voor het hebben van een ligplaats. Deze ontheffing blijft geldig zolang de ontheffinghouder eigenaar is van de boot of het object waarvoor de ontheffing verstrekt is. Ligplaats openbaar; - Een openbare ligplaats is in tegenstelling tot particuliere ligplaatsen een plek waar iedereen mag afmeren. Veelal zijn er regels gesteld aan het type schip dat mag afmeren (beroeps- of recreatievaart) en de duur van afmeren (3x 24 uur, 7 x 24 uur, kort recreëren: x uur). Op-af-stap voorziening; - Een op-af-stap voorziening wordt gecreëerd voor een specifieke doelgroep, gedeeltelijk openbaar, om te laden en te lossen. (kort stoppen; 15 minuten) Aandachtspunten: Bij het verlenen van een ontheffing voor een niet-openbare ligplaats zal de provincie het profiel van de vaarweg niet op diepte maken. De provincie zal bij het dagelijks beheer en groot onderhoud van het bodemprofiel de vereiste diepte voor een niet-openbare ligplaats wel in stand houden op de diepte van het schip met de ontheffing zoals deze in de ontheffing is vermeld. Programma van Eisen: Vaarwegprofiel bij ligplaatsen: Bij het aanbrengen van een ligplaats moet de oever getoetst worden op stabiliteit. Openbare ligplaats: De waterdiepte ter plaatse van de openbare ligplaats moet gelijk zijn aan doelgroep voor deze ligplaats, hetzij beroepsvaart of recreatievaart. Op-af-stap voorziening: De waterdiepte voor de oever moet voldoen aan de diepgang van het grootst mogelijke schip wat van deze voorziening gebruik mag maken. Openbare voorzieningen moeten voorzien worden van bolders of meerpalen, naar inzicht van de provincie Zuid-Holland i.v.m. ruimtebeslag. Bebording moet worden aangebracht bij aanleg van openbare ligplaatsen en op-af-stap voorzieningen; Bij ontwerp van een ligplaats moeten de meerpalen getoetst worden op stabiliteit; Ontwerplevensduur voor ligplaatsen is 50 jaar. Figuur 8. Tussenafstand bebording ligplaats 17

3.1.4 Loswallen (inrichting) Loswallen zijn locaties op de oever waar beroepsvaart kan laden of lossen. De oever van de loswal valt onder hoofdstuk 5 Oevers en oevervoorzieningen, de inrichting van de loswal wordt in deze paragraaf besproken. Loswallen stimuleren het gebruik van de vaarweg voor economische doeleinden. Figuur 9. Loswal met afmeervoorziening Programma van Eisen: Bij loswallen is altijd een walstroomvoorziening aanwezig om het gebruik van generatoren terug te dringen. Deze moet worden uitgevoerd volgens de eisen in paragraaf 3.1.5 Walstroomvoorzieningen; Bij loswallen is altijd een afmeervoorziening, in de vorm van bolders of meerpalen (in overleg met de provincie vanwege de aanwezige ruimte) aanwezig. De ontwerplevensduur van deze afmeervoorzieningen is 50 jaar; Een loswal moet ingericht worden met een verharding zodat het mogelijk is voor vrachtwagens om te laden en lossen. De verharding moet kunnen faciliteren dat een vrachtwagen kan keren en manoeuvreren om dicht aan de wal te parkeren. De verharding mag uitgevoerd worden in elementverharding; De belasting op de oever als gevolg van de vrachtwagens moet gedimensioneerd worden op 60 kn, houdt hierbij rekening met horizontale krachten, gebaseerd op het maximaal toelaatbare schip; Bij of nabij een loswal moet een schip kunnen keren, zie voor de eisen aan zwaai plaatsen paragraaf 2.4.3; Het profiel bij een loswal is gelijk aan dat van de diepte van het maatgevend beroepsvaartschip. De diepte van de vaarstrook loopt door tot aan de oever, zoals in figuur 10 wordt weergegeven; Bij een loswal moet bebording geplaatst worden zoals in figuur 11 te zien is. Deze bebording moet worden geplaatst volgens het BPR (Binnenvaart Politie Reglement). 18

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Figuur 10. Profiel ter plaatse bij een loswal Figuur 11. Opstelling bebording bij een loswal 3.1.5 Walstroomvoorziening Met de walstroomvoorziening (figuur 12) wordt beoogd het gebruik van dieselgeneratoren te beperken en daarmee overlast bij omwonenden door minder geluidsoverlast en luchtvervuiling. Walstroom dient als stroomvoorziening voor de woonfunctie van het schip. Het uitgangspunt van de walstroomvoorziening is om een bijdrage te leveren aan milieuverbetering. Het doel is om in de toekomst alle openbare ligplaatsen te voorzien van een walstroomvoorziening. Programma van Eisen: Op basis van gebruik bepaalt de provincie hoeveel aansluitingen een walstroomvoorziening moet krijgen. Een aansluiting betreft 400V/63A(of 32A)/50Hz (beroepsvaart) of 230V/16A/50Hz (recreatievaart); Aansluitingen en stekkers moeten voldoen aan het gestelde in de norm EN 15869 en CE gecertificeerd zijn; Er moet bebording aanwezig zijn om schippers attent te maken op de aanwezigheid van walstroom, deze borden moeten worden geplaatst volgens het BPR, zie afbeelding 13; De walstroomvoorzieningen moeten op minimaal 3 meter van de oever op de verharding worden geplaatst, een eventueel looppad mag niet gestremd worden, aan de uiterst linker- of rechterzijde van de loswal; De ontwerplevensduur van een walstroomvoorziening is (ten minste) 10 jaar; 19

Figuur 12. Walstroomvoorziening Figuur 13. Opstelling bebording loswal en walstroom 3.2 Scheepvaarttekens Verkeerstekens langs de vaarwegen geven de gebruiker aanvullende informatie op de vigerende wet- en regelgeving. Naast verkeersregulering door middel van seinen bij bruggen, sluizen en splitsingen kunnen met verkeerstekens nadere aanwijzingen worden gegeven over de ligplaats innemen, brughoogten, marifoonkanalen, maximale vaarsnelheden, zwaaiplaatsen, bewegwijzering en waar de recreant de meldknop voor brugbediening kan vinden. Doel van verkeerstekens is om eenduidigheid en helderheid van de verkeersregels op de provinciale vaarwegen aan te geven. 3.2.1 Hectometrering De functie van hectometrering is een duidelijke, overzichtelijke en uniforme plaatsaanduiding langs de provinciale vaarwegen te verzorgen. Hierdoor kunnen zowel de beroeps- en recreatievaart, als hulpdiensten zich oriënteren met betrekking tot locatie van de vaarweg en het gebied eromheen. Aandachtspunten: Maaien langs de oevers van de vaarwegen in het kader van het Dagelijks Beheer en Onderhoud wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid van hectometerborden. Er moet om de borden heen gemaaid worden wat arbeidsintensief is. Een oplossing voor dit probleem wordt onderzocht. 20

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Figuur 14. Hectometrering Programma van Eisen: Bij een vaarweg dient hectometrering aan stuurboordzijde van de vaarweg om de 100 m te worden geplaatst; Reflecterend materiaal van klasse III toepassen; De naam van het vaarwater dient met blauwe belettering te worden vermeld op het bord; Het hectometergetal dient met zwarte belettering te worden vermeld op het bord; De paal en frame van het hectometerbord worden in verzinkt staal uitgevoerd; Het bord van het hectometerbord wordt uitgevoerd in aluminium, retroreflectiemateriaal klasse III; Het bord dient 1 meter van de oever geplaatst te worden, waarbij het bord zo gedraaid moet zijn dat het haaks op de vaarwegas staat; Ontwerplevensduur moet minimaal 25 jaar zijn. 3.2.2 Natte DVM voorzieningen PM 3.2.3 Vaarwegmarkering Het doel van markering is het aangeven van de vaargeul in bijvoorbeeld meren, waardoor de scheepvaart vlot en veilig door de vaargeul kan varen. De markering kan bestaan uit drijvende (betonning) of vaste markering, bijvoorbeeld lichtopstanden. Normaliter wordt drijvende markering (figuur 15) alleen aangebracht als de situering van de vaargeul niet duidelijk is en niet op afdoende wijze met markering op het land aan te geven is. Gevaarlijke, te vermijden locaties en obstakels worden door vaste of drijvende markering aangeduid. Programma van eisen: De boeien moeten geplaatst worden aan de hand van Richtlijnen Scheepvaarttekens 2008 van RWS; De vaarwegbeheerder bepaalt de zichtafstand per locatie; Vanwege het gebruik van de provinciale vaarwegen in het donker moeten de boeien voorzien zijn van licht; Er worden geen stalen boeien toegepast op de provinciale vaarwegen; Ontwerplevensduur moet minimaal 25 jaar zijn. 21

Figuur 15. Vaarwegbebakening in recreatieve plas 3.2.4 Verkeerstekens- en regels Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en de Richtlijn Gebruik Verkeerstekens (RGV) bevat de verkeersregels voor de Nederlandse binnenwateren. Zo staan hierin de borden en overige verkeerstekens vermeld, de te voeren verlichting, tekens en geluidsseinen voor vaartuigen, en de voorrangs- en uitwijkregels op het water. Onderstaande typen bebording zijn hierin opgenomen. Deze bebording wordt eveneens toegepast op de provinciale vaarwateren. Voor de exacte toelichting wordt doorverwezen naar het BPR. Hiernaast wordt het document: Richtlijn gebruik verkeerstekens Provinciale vaarwegen toegepast voor de toepassing van verkeerstekens. A. Verbodstekens B. Gebodstekens C. Beperkingstekens D. Aanbevelingstekens E. Aanwijzingstekens F. Bijkomende tekens G. Tekens aan kunstwerken H. Overige aanduidingen Voor het aanbrengen of verwijderen van verbodstekens (A-teken) is over het algemeen een verkeersbesluit nodig, dan wel verwijzing naar het betreffende artikel in het BPR. Programma van Eisen: De bebording moet worden geplaatst conform de BPR en NEN 3381; De bebording wordt uitgevoerd in aluminium; De randen van de bebording worden dubbel omgezet; BPR- en tekstborden uitvoeren in reflectiemateriaal van klasse III; De borden worden bevestigd met aluminium beugels, bevestigd conform NEN-ISO-1461 verzinkt met stalen frame en RVS bouten. De staanders voor grondopstelling zijn dubbele flespalen met schoten, verzinkt volgens NEN-ISO-1461 met grondankers of stabilisatieplaten. 22

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 4 Kunstwerken Dit hoofdstuk beschrijft de ontwerpcriteria van de asset kunstwerken. Hierin worden alle facetten meegenomen, zoals het nautisch ontwerpproces, de functionele eisen van kunstwerken en de alternatieve voorzieningen, zoals meldknoppen, verkeerstekens en seinlichten. Het beweegbare kunstwerk dient de hoofdfuncties Doorgang Weg-, Rail- en Scheepvaartverkeer en de hoofdfunctie Water Keren zo optimaal mogelijk te faciliteren. Daarnaast moet het kunstwerk worden ingepast in een bestaande omgeving. Dit betekent dat bij het ontwerp rekening moet worden gehouden met de specifieke eisen die vanuit de hoofdfuncties en de omgeving worden gesteld. Door het generieke karakter van dit Handboek kan niet worden ingegaan op de specifiek van toepassing zijnde eisen voor een bepaald object, echter bij het ontwerp moet minimaal de aspecteisen in Bijlage IV, in overleg met de beheerder, worden beschouwd. De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven. Referentiekader: - Richtlijnen vaarwegen 2011 (RWS) + supplement 2013 - Vigerende Verordening ruimte PZH - Afmetingenbesluit vaarwegen 2012 - Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015 - Richtlijnen scheepvaarttekens (RST 2008) - Functioneel en Technisch programma van Eisen beweegbare kunstwerken - Vraagspecificatie Meldknoppen voor brugbediening voor de recreatievaart 4.1 Keuze vast / beweegbaar kunstwerk Aandachtspunten: - Onderscheid gemaakt in RVW2011 in vaste en beweegbare bruggen voor beroeps- en recreatievaart. - Interactieproblemen zijn te verwachten bij kruisingen van autosnelwegen en spoor- lijnen met hoofdvaarwegen of recreatievaarwegen met veel zeilvaart. In deze gevallen krijgt een tunnel of aquaduct de voorkeur boven een beweegbaar kunstwerk. Programma van Eisen: De RVW2011 geeft aan dat een voldoende hoge vaste brug in principe altijd de voorkeur heeft. De richtlijnen geven echter ook aan dat bij zogenaamde open vaarwegen het realiseren van een voldoende hoge vaste brug in Nederland vaak niet mogelijk is. 4.1.1 Grote en Westelijke Staande Mast Route Het idee van de Staande Mast Route is dat (zeil)boten met een hoogte van meer dan 6 meter van Delfzijl naar Vlissingen kunnen varen zonder dat hierbij de mast gestreken hoeft te worden. Dit is mogelijk van 1 april tot en met 31 oktober en de mast mag niet hoger zijn dan 30 meter. Met de verschillende brug- en vaarwegbeheerders is een routeakkoord vastgesteld waarin afspraken gemaakt zijn en waardoor de route bruikbaar blijft. Het routeakkoord is tevens gesloten om ervoor te zorgen dat de bedientijden van bruggen en sluizen goed op elkaar zijn afgestemd 23

4.2 Nautisch ontwerp beweegbaar kunstwerk De volgende aspecten worden behandeld in relatie tot het nautisch ontwerp van een beweegbaar kunstwerk: - Situering van het beweegbaar deel; - Doorvaarthoogte; - Doorvaartwijdte; - Hydraulisch ontwerp. 4.2.1 Situering beweegbaar deel Programma van Eisen: Een beweegbare brug in een bocht is niet gewenst in verband met het benodigde uitzicht op de vaarweg. Indien onontkoombaar, dan moet het beweegbare deel aan de binnenzijde van de vaarweg gesitueerd worden en dient de breedtetoeslag van het geladen schip conform RVW 2011 (3.7.2) op de doorvaartwijdte van de vaste overspanning opgeteld te worden (RVW 2011; 5.2.1); Indien beweegbaar deel niet aan de binnenzijde gelegen kan worden dan zal het in de as van de vaarweg gelegen moeten worden, daarbij dient de breedtetoeslag van het lege schip afgetrokken te worden op de wijdte van het beweegbaar deel conform RVW 2011 (3.7.2). Dit geldt ook voor enkelstrooksprofiel. Pijlers dusdanig plaatsen dat een vrije zichtlijn (paragraaf 3.7.4) is verzekerd (RVW 2011; 5.2.1); Het beweegbaar deel aan die zijde van het vaarwater positioneren waar de meeste lege vaart is. Maar vanuit oogpunt van wind kan de hoge kant gunstiger zijn op basis van overheersende windrichting - doorgaande west. (RVW 2011; 5.6.5). Draaipunt zijde beweegbare brug in overleg met vaarwegbeheerder afstemmen op de overige bruggen in het traject. Nevenopeningen moeten zoveel mogelijk kunnen worden benut door recreatievaartuigen en lage beroepsvaart (RVW 2011; 5.6.1). 4.2.2 Doorvaarthoogte en -wijdte Aandachtspunten: - Houdt rekening met de verschillende waterstanden van de vaarwegen; - Kunstwerken die niet voldoen hoeven niet voor einde technische levensduur vervangen te worden. Programma van Eisen: De minimale afmetingen van de kunstwerken zijn weergegeven in Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015. 4.2.3 Hydraulisch ontwerp Programma van Eisen: Normaal profiel: bij een staande mastroute is de doorvaartwijdte voor krap profiel toepasbaar, tenzij bijzondere transporten andere eisen stellen (RVW 2011; 5.6.4); Er dient een afstand in acht genomen te worden tussen de dag van de brug en de oever, gelijk aan 0,5 B in kielvlak geladen schip, door te lopen over afstand 1,5 L met daarnaast overgang naar de oever 1:6. Daarbij moet het natte dwarsprofiel ter plaatse van de brug minimaal 85% bedragen van het minimum vaarwegprofiel. Dit kan ook gerealiseerd worden door lokaal te verdiepen (RVW 2011; 5.6.7); Landhoofden en middenpijler moeten hydraulisch voor 50% open worden gedimensioneerd. De as van de middenpijler moeten samenvallen met de as van de vaarweg (RVW 2011; 5.4.6). 24

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 4.3 Geleidewerken Bij nieuwbouw van beweegbare kunstwerken moeten aan weerszijden de nodige geleidewerken (remmingwerken) worden geplaatst om de brug of sluisconstructie en evt. pijlers van vaste overspanningen te beschermen. Daarnaast moeten de nodige wachtvoorzieningen voor de scheepvaart worden aangebracht, zie paragraaf 3.1.1. Aandachtspunten: Geleidewerken moeten voldoen aan het gestelde in de Richtlijnen Vaarwegen (RVW 2011), tenzij anders bepaald in het contract. Programma van Eisen: Geleidewerken worden gevormd door stalen buispalen verbonden met de nodige horizontale en verticale stalen delen. Bij de vormgeving van de geleidewerken zorgdragen voor goede zichtbaarheid ervan op radarbeelden. Remmingwerken zodanig detailleren en uitvoeren dat geen water op de horizontale delen kan accumuleren (ontwateringsgaten zijn voor dat doel niet toegestaan). Horizontale delen in verband met vervangbaarheid na schade met boutverbindingen koppelen aan de palen. Geleidewerken en wachtplaatsen moeten zijn afgestemd op optredende aanvaarhoeken en -krachten en moeten alle optredende belastingen, behorend bij de betreffende vaarwegclassificatie, zonder blijvende vervormingen kunnen weerstaan. Voor de berekeningen wordt verwezen naar de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken (ROK), waarbij de aanvaarbelastingen op sluisvoorzieningen volgens 5.10 ook van toepassing zijn voor de geleide- en wachtvoorzieningen t.b.v. een beweegbare brug. 4.4 Bebording/signalering bij kunstwerken Ten behoeve van het gebruik van het beweegbare kunstwerk en de bijbehorende (wacht) voorzieningen dienen voor het scheepvaartverkeer de nodige BPR- en tekstborden te worden opgesteld om de vaarweggebruikers te informeren. Aandachtspunten: Bebordingsplan opstellen conform eisen vaarwegbeheerder. Programma van Eisen: Borden uitvoeren conform BPR en NEN 3381. Afmetingen, plaatsing en opstelling conform Richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008); Materiaal: aluminium; Randen: dubbel omgezet; Retroreflecterend materiaal: BPR- en tekstborden uitvoeren in klasse 3 (Diamondgrade DG3); Toebehoren: aluminium beugels, bevestigd op volgens NEN-ISO-1461 verzinkt stalen frame, RVS-bouten; Staanders voor grondopstelling: dubbele flespalen met schoren, verzinkt volgens NEN-ISO-1461 met grondankers of stabilisatieplaten; 25

Scheepvaartseinen moeten ten minste aan stuurboordzijde van het vaarwater aanwezig zijn, maar bij voorkeur dient aan weerszijden van de doorvaartopening een scheepvaartsein geplaatst te zijn. In het laatste geval moeten de lichten op gelijke hoogte zijn geplaatst, zo dicht mogelijk bij de doorvaartopening (paragraaf 4.4 van de Richtlijn Scheepvaarttekens); In het midden van de doorvaartopening kunnen één of twee gele doorvaartlichten bevestigd zijn. Het licht geeft aan, dat onderdoorvaart is toegestaan bij de betreffende opening van een gesloten beweegbare brug of bij een vaste brug. Een enkel geel licht betekent: doorvaart uit beide richtingen toegestaan. Een dubbel geel licht betekent: doorvaart uit tegengestelde richting verboden. Aan de andere zijde wordt dan een rood licht getoond en betekent doorvaart verboden. In het geval van een beweegbare brug doven deze lichten zodra de scheepvaartvaartseinen op rood/groen worden gezet ten teken dan de brug aanstonds wordt geopend. Doorvaren van de andere zijde is dan niet meer toegestaan. Zie ook paragraaf 4.4 van de Richtlijn Scheepvaarttekens; 4.5 Meldknoppen recreatievaart Aandachtspunten: - Meldknoppen worden aangebracht bij kunstwerken ten behoeve van het passeren van de recreatievaart Programma van Eisen: Algemeen Op de derde paal vanaf de brug dient een meldknop voor brugbediening geplaatst te worden (figuur 16). De aanwezigheid van de meldknop wordt aangeduid door middel van een bord (zie bebording); De meldknop wordt zo geplaatst dat aanvaren onmogelijk is; De hoogte van de knoppen vanaf de gemiddelde waterspiegel ligt tussen de 1,5 en 2,0 meter; Meldknop en bekabeling moeten zo worden aangebracht dat zij vandalismeproof zijn en niet gesloopt kunnen worden door derden; Indien niet kan worden voldaan aan een van deze voorwaarden dient er contact opgenomen te worden met de vaarwegbeheerder. Bebording Bij de meldknop dient een verkeersteken te zijn geplaatst met de tekst: hier melden voor brugbediening ; De tekst dient te voorzien in een rode pijl conform figuur 26; De afmeting van het verkeersteken dient 500 x 500 mm te zijn; Het verkeersteken dient in een hoek van 45º in de vaarrichting van de scheepvaart te staan -, conform afbeelding 16; De bevestiging van de bebording dient uitgevoerd te worden middels een uithouder, zoals is weergegeven in figuur 16; Borden aluminium, randen dubbel omgezet, uitvoeren in retroreflectieklasse 3; De onderzijde van het bord bevindt zich op 0,5 meter boven de paalkop. Materiaal Al het buismateriaal waar kabels en/of leidingen doorgaan worden uitgevoerd in RVS; Bevestigingsmiddelen worden uitgevoerd in RVS; Bij toepassing van RVS dient contacterosie te worden voorkomen. 26

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Figuur 16. Meldknop recreatievaart met uithouder voor bebording 4.6 Kabel- en leidingzinkers Binnen het vaarwegenareaal bevinden zich veel kruisende kabels en leidingen. Deze hebben invloed op het gebruik, beheer en onderhoud van ons areaal. Om hier op een goede manier mee om te gaan is in de komende paragraven een programma van eisen opgesteld ten aanzien van kruisende kabels en leidingen. Kruisingen van de vaarweg met kabels en leidingen moeten worden uitgevoerd door middel van zinkerconstructies in de vorm van gestuurde boringen of ingebaggerde buisconstructies. 4.6.1 Waterkruising door middel van horizontaal gestuurde boringen Programma van Eisen: Gestuurde boringen moeten zoveel mogelijk onder de damwandconstructies van de oevers worden doorgevoerd; De vaarweg moet zoveel mogelijk haaks worden gekruisd; De buizen moeten verticaal gemeten minimaal 0,50 meter vrij blijven van de onderzijde van de damwandschermen; Eventueel in de oever aanwezige druk- en of trekpalen moeten, horizontaal gemeten, tenminste 1,00 meter vrij blijven van de buizen; Aanlegdiepte van de damwanden en de plaatsen van de ondersteuningsconstructies (palen) moeten zonodig door onderzoek in het veld worden bepaald; Horizontale verankeringen mogen niet worden verstoord als gevolg van de boringen. 4.6.2 Waterkruising door middel van inbaggeren Zinkerbuizen mogen ook in een vooraf gebaggerde sleuf in de vaarwegbodem worden aangebracht; De vaarweg moet zoveel mogelijk haaks worden gekruisd; Deze zinkerconstructies, die bestaan uit een U-vorm, moeten zodanig worden uitgevoerd dat deze tijdens en na het aanbrengen vormvast blijven. Daartoe moeten de bochten zonodig worden voorzien van (stalen) hulpconstructies en moeten de horizontale delen worden verstijfd of verzwaard om te voorkomen dat de horizontale delen gaan opdrijven tijdens het aanbrengen; 27

De buizen moeten waterdicht door de oevers worden gevoerd, daartoe moeten de nodige hulpwerken (kuipen) worden aangebracht. Aanvullend kunnen kwelschermen worden geëist. Alleen na uitdrukkelijke toestemming van de beheerder, op basis van een integrale afweging, mogen de zinkerbuizen, zoveel mogelijk uit het zicht, worden gemonteerd op de buitenzijde van de oevervoorziening, bijvoorbeeld omdat geen doorvoering door de oeverconstructie mogelijk of wenselijk is; Deze plaats van afmontage mag niet aangevaren kunnen worden door langs de oever schurende schepen, daartoe de nodige beschermingswerken (palen, geleidewerken) aanbrengen; De over de oever gevoerde buizen moeten worden afgeschermd door roestvast stalen kappen. 4.6.3 Diepteligging Uit nautisch oogpunt moet de diepteligging van zinkers zodanig zijn dat de bodemdekking ten opzichte van het onderhoudsprofiel (geroerde diepte na baggeren) voor provinciale vaarwegen tenminste 1,50 meter bedraagt. Op de Gouwe is dit 2 meter vanwege de aanwezigheid van zeevaart; Daarnaast stelt de waterkwantiteitsbeheerder eisen aan de diepteligging, die kunnen afwijken van de nautische eis, dit is afhankelijk van het type waterkering (primair of regionaal), de keurzone en de wijze van aanbrengen (inbaggeren of gestuurde boring). 4.6.4 Kabeldoorvoeringen Kabels moeten altijd in HDPE mantelbuizen worden aangebracht; In iedere zinker- of mantelbuis moet een trekkoord worden aangebracht; van de buizen die niet worden gebruikt (reservecapaciteit) moet worden aangetoond dat de buizen toegankelijk en bruikbaar zijn; Deels gevulde buizen moeten eveneens zijn voorzien van een trekkoord; Alle zinkerbuizen moeten worden afgedicht met een afdichtingsmiddel dat naderhand eenvoudig te verwijderen is. 4.6.5 Vergunningen Voor waterkruisingen is vergunning benodigd van de waterkwantiteitsbeheerders. Men baseert zich daarbij onder meer op de NEN 3650, NEN 3651, NEN 3652 en NPR 3659; Afhankelijk van de te kruisen waterkering en de aard van de kruising (gebaggerde zinker of gestuurde boring) en de te kruisen waterkering moeten eventueel de nodige sterkteberekeningen worden gemaakt en bij de vergunningaanvraag worden verstrekt; Er moet rekening mee worden gehouden dat de aanleg van zinkers buiten het zgn. gesloten seizoen of stormseizoen moet plaatsvinden. E.e.a. moet worden nagegaan bij de vergunningverlener(s); Indien in het contract niet anders bepaald, is opdrachtnemer verantwoordelijk voor het tijdig verkrijgen van de aanlegvergunningen op naam van de provincie Zuid Holland. 4.6.6 Zinkerborden De plaatsen waar buizen, kabels of leidingen de vaarweg kruisen moeten op beide oevers op of het kunstwerk blijvend worden aangeduid door het aanbrengen van zinkerborden (geel bord met zwarte Z ), met afmetingen afgestemd op de waterspiegelbreedte conform de RST 2008; Borden uitvoeren conform eisen scheepvaarborden 3.2.4. 28

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 4.6.7 Revisiegegevens Van de ondergrondse kruisingen van vaarwegen (zinkers, boringen) moeten bovenaanzichten en doorsnedetekeningen worden verstrekt waaruit de ligging kan worden afgeleid. Op de tekeningen (bovenaanzicht en doorsnede) moet tussen in- en uittredepunt per meter de positie in x-, y- en z-richting worden vermeld. Waterstand, waterbodemligging, nautisch profiel, oeverconstructies en vaarwegmeubilair, bermen en verhardingen moeten op de tekeningen worden aangegeven. Kabel- en leidingtracé vanaf en naar de zinkers moeten (voor zover gelegen in provinciaal beheersgebied) door middel van GPS in x-, y- en z-richting per 10 m1 worden vastgelegd. Diepteligging, waterbodem en waterstanden moeten t.o.v. N.A.P. worden vermeld. 4.6.8 Wion Zinkerconstructies met de daarin aangebrachte kabels en/of leidingen moeten op grond van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) worden aangemeld bij het Kadaster. De voor de WION bestemde revisiegegevens moeten voldoen aan de IMKL (Informatie Model Kabels en Leidingen). De provincie Zuid-Holland verlangt hiervoor een gestandaardiseerde benaming en laagindeling op basis van IMKL voor haar beheersgebied. De standaard benaming en laagindeling op basis van IMKL is weergegeven in onderstaande tabel. Laag Kleur zkr route Color_6 zkr route tekst Color_7 zkr gestuurde boring Color_7 zkr gestuurde boring tekst Color_7 zkr gestuurde boring intrede punt Color_7 zkr gestuurde boring uittrede punt Color_7 zkr zinker Color_7 zkr zinker tekst Color_7 zkr informatie (teksten algemeen) Color_7 zkr = Color_7 zinker Tabel 2. Kleurcodering zinkers op tekeningen t.a.v. de Wion 29

5 Oevers en oevervoorzieningen In dit hoofdstuk worden de ontwerpcriteria besproken met betrekking tot oevers en oevervoorzieningen. Hierin worden ook drenkelingen- en faunavoorzieningen meegenomen, omdat deze als integraal deel van de oeverconstructies gezien worden. Met de oevertypen is een verbeterslag (uniforme beeldkwaliteit) gemaakt door het aantal typen te beperken tot vijf typen oevers, waarbij de nadruk wordt gelegd op de levensduur en beeldkwaliteit (uiterlijk bovenkant oeverconstructie). De constructieve detaillering wordt overgelaten aan een ingenieursbureau. De keuze voor één van de types op een bepaalde locatie komt tot stand op basis van omgeving, vaarwegbeleving, overleg met vaarwegbeheerder en projectleiders en moet aansluiten op de bestaande situatie. Details zoals damwanddikte en lengte worden uitgewerkt tijdens het ontwerpproces. Huidige en eventueel gewenste toekomstige waterdiepte bij de oever en maatgevende bovenbelasting worden meegenomen als randvoorwaarden bij het ontwerpproces. Uiteindelijk zijn vijf oevertypen opgenomen waarmee de uniformiteit van het oeverareaal wordt bevorderd. De oevertypen dragen bij aan de criteria: Inpasbaarheid in de omgeving: - De mate waarin het oevertype past in de omgeving en geen afbreuk doet aan beleving (oeverconstructie valt weg in de omgeving). Ook het ruimtebeslag van de oever speelt hierin een rol. Is het praktisch en levert het weinig hinder op voor de bezoeker/bewoner(s); Uitvoerbaarheid: - Eenvoud van uitvoering rekening houdend met bereikbaarheid voor uitvoering, materiaal, materieel, bouwtijd en complexiteit van afwerking. Ook wordt gelet op eventuele overlast voor omgeving en bewoners bij de realisatie en onderhoud van de oeverconstructie. Rekening houdend met vereist materieel, duur van werkzaamheden en impact op (particulier) perceel; Duurzaamheid: - De duurzaamheid van de verschillende oplossingen worden beschouwd. Belangrijke aspecten zijn levensduur, milieuvriendelijkheid van toegepaste materialen, uitstoot gassen (bijv. CO2) bij productieproces, recyclebaarheid materialen, etc.; Onderhoud. Loswallen Loswallen worden beschouwd als een aparte oeverconstructie en worden beschouwd in paragraven 2.3 & 3.1.4. Referentiekader: - Uitvoeringsregeling Vaarwegprofielen Zuid-Holland 2015 - Assetplan Vaarwegen - Nota onderhoud kapitaalgoederen 2016-2019 (deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen) - CUR 166 - Handreiking natuurvriendelijke oevers 2009 Stowa - Arbocatalogus van de vereniging van waterbouwers (o.a. paragraaf 29.1 Oeverwerk en bijlage 35.1 Richtlijn Waterbouw m.b.t. handmatig steenzetten) - Kader Richtlijn Water - Eurocode 30

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Aandachtspunten: - Bij alle oevers die vervangen worden mag de grondwaterstand van de achterliggende percelen niet veranderen. Indien hiervoor irrigatie of drainage benodigd is moeten deze voorzieningen in overleg met de assetmanager vaarwegen worden aangebracht. Deze systemen dienen zo natuurlijk mogelijk uitgevoerd te worden en zeer onder- houdsarm. Het onderhoud is nooit voor de provincie en moet met de omgeving afgestemd worden. - De provincie zal ten alle tijden ontwerp en locatie van oeverconstructies en drenkelingen- en fauna uittreedvoorzieningen moeten toetsen. Oevertype 1: Natuurvriendelijke oever Oevertype 3: Steile landelijke oever Oevertype 2: Industriële oever Oevertype 4: Flauwe landelijke oever Oevertype 5: Stedelijke oever 31

5.1 Oevertype 1: Natuurvriendelijke oever (NVO) Inpasbaarheid in de omgeving Een NVO dient, naast de ecologische functie van de oever, passend te worden geïmplementeerd in de omgeving. Vaak gaat het om landelijk gebied met een ecologische verbindingszone of een andere vorm van groene omgeving. Het aanwezige vaarwegprofiel en de beschikbare ruimte op de oever zijn bepalend voor de implementatie van een NVO. Als de beleidsvrije ruimte breder of gelijk is aan 3,5 m (zie figuur 17, linkeroever) is de waterdiepte op overgang land-water gelijk aan het zomerstreefpeil van de watersysteembeheerder. Figuur 17. Minimaal vaarwegprofiel in geval van een natuurvriendelijke oever Uitvoerbaarheid De uitvoering is voor het functioneren van een NVO zeer belangrijk. Onderstaande eisen zijn bepalend voor het functioneren van de NVO: In situaties met een bestaande oeverconstructie: (eventueel) verwijderen bestaande damwand, niet als er bijvoorbeeld een weg achter ligt, en verstevigen overgang land-water door aanbrengen (zoveel mogelijk) locatie-eigen kleihoudend, schraal zand; Elke NVO dient uitgevoerd te worden met een vooroever (damwand), dit vanwege de aanwezige golfslag; Onderhoudspad: er moet ruimte zijn vrijgemaakt voor een onderhoudspad als het onderhoud vanaf het land plaatsvindt. Als het onderhoud vanaf het water plaatsvindt, moet er ruimte zijn gereserveerd om de maaiboot te water te laten en om het maaisel te kunnen afvoeren; Tijdstip van uitvoering: een NVO wordt idealiter voor het groeiseizoen aangelegd (maart/april); Peilbeheer (watersysteembeheerder): het functioneren van natuurvriendelijke oevers is optimaal met een natuurlijk peilbeheer (flexibel peil); Voorzieningen om begrazing tegen te gaan: om de voedselrijkdom van de NVO te beperken en vernieling te minimaliseren is het aan te raden om intensieve veeteelt van de oever weg te houden door het plaatsen van veekeringen of rasters; Bovenwatertalud: taludhelling zo flauw mogelijk, minimaal 1:2; Onderwatertalud: taludhelling zo flauw mogelijk, minimaal 1:5, hierdoor valt de overgang land-water periodiek droog (0,10 m peilverschil); Bodemdiepte overgang land-water (niet zijnde de vooroever) = zomerpeil; Openingen om de 20 meter of bovenkant vooroever = < zomerstreefpeil; Aanplanten vegetatie; Zichtbaarheid begrenzing vaarwater voor gebruiker. 32

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Onderdeel Kleur Damwand Staal Gording Kunststof in stalen profiel Ontwerp- 100 jaar levensduur Veiligheid Damwanden die zich onder water bevinden markeren Ecologisch - Opmerking Talud dient zo bekleed te worden dat vegetatie zich kan ontwikkelen Toepassing Landelijk gebied, ecologische verbindingszones en plaatsen waar voldoende ruimte is in het vaarwegprofiel Figuur 32. Technische uitvoering oevertype 1 NVO Duurzaamheid Een NVO draagt bij aan de ontwikkeling van natuur- en diersoorten (naast de positieve uitstraling van de vaarweg). Hiernaast zorgt de beperking van het materiaalverbruik in een duurzame oever. De belangrijkste (combinaties van) doelen zijn: - Verhoging van de natuurwaarde of de ecologische kwaliteit van het watersysteem (watersysteembeheerder); - Verbetering van de chemische waterkwaliteit (watersysteembeheerder); - Verbetering van de belevings- en recreatiewaarde. Voorbeelden van concrete, toetsbare ecologische doelstellingen zijn (watersysteembeheerder): - Gewenst aantal (zeldzame) soorten (ecologische kwaliteit); - Score op de maatlatten van de Kader Richtlijn Water (ecologische kwaliteit); - Stofconcentraties (chemische waterkwaliteit); - Aantal mooie of sierlijke (dier)soorten (belevingswaarde). 33

5.2 Oevertype 2: Industriële oever Deze robuuste oever kan worden toegepast bij industrieel gebied en daar waar de oever een watergebonden karakter heeft, zoals bij een loswal. De dikte van de stalen damwand en de coating worden tijdens het ontwerpproces bepaald. Aanbevolen wordt om de gordingen onder de waterlijn te plaatsen zodat het klotsgeluid wordt geminimaliseerd. Inpasbaarheid in de omgeving Dit oevertype wordt toegepast in een industriële omgeving. Bijvoorbeeld bij natte bedrijventerreinen of loswallen en vaak in stedelijk gebied. Dit oevertype is niet geschikt voor in de nabije omgeving van particuliere percelen. Dit vanwege het klotsgeluid en de industriële uitstraling van de oever. Uitvoerbaarheid Onderstaande onderdelen vormen de oeverconstructie met een ontwerplevensduur van 100 jaar. Qua bovenbelasting moet rekening worden gehouden met gebruik van zwaar materieel c.q. opslag van materialen. Voorzijde voorzien van gording(en) en eventueel wrijfstijlen. Kans bestaat om tussen wal en schip te geraken, dus constructie voorzien van (meerdere) uitklimvoorzieningen. Onderdeel Kleur Damwand Staal Gording Kunststof in stalen profiel Ontwerp- 100 jaar levensduur Veiligheid Klimijzers/klotsgeluid. Ecologisch n.v.t. Opmerking Deksloof lassen: niet met coating Zicht: coating achteraf Toepassing Industrieel gebied, natte bedrijventerreinen Duurzaamheid Het streven is om de CO2-footprint van de provincie Zuid-Holland in projecten naar beneden te brengen, dit kan door: Op recreatieve vaarwegen doorrekenen van een Life cycle analyse van verschillende materialen voor damwanden, voor een periode van 100 jaar; Damwandconstructies gestaffeld aan te brengen; Toepassen van koudgevormd staal. Een berekening van de CO2-footprint moet in het project bijgeleverd worden. 34

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 5.3 Oevertype 3: Steile landelijke oever Dit oevertype heeft een robuuste constructie en daarnaast een stedelijk uiterlijk. Betonnen schort dient onderwater geplaatst te worden zodat het klotsgeluid wordt verminderd. Dikte van stalen damwand en coating moet per oever worden bepaald. Dit is locatieafhankelijk en is in het ontwerp opgenomen. Inpasbaarheid in de omgeving Dit oevertype kan worden toegepast in een stedelijke omgeving waar een robuuste uitstraling past. Vanwege het beton is dit oevertype niet geschikt voor een landelijke omgeving en particuliere percelen. Uitvoerbaarheid Onderstaande onderdelen vormen de oeverconstructie met een ontwerplevensduur van 100 jaar. Onderdeel Kleur Damwand Staal Gording Kunststof in stalen profiel Ontwerp- 100 jaar levensduur Veiligheid - Ecologisch Instapvoorzieningen watervogels Opmerking n.v.t. Toepassing Stedelijke omgeving en geen particuliere percelen/oevers Duurzaamheid Het streven is om de CO2-footprint van de provincie Zuid-Holland in projecten naar beneden te brengen, dit kan door: Op recreatieve vaarwegen doorrekenen van een Life cycle analyse van verschillende materialen voor damwanden, voor een periode van 100 jaar; Damwandconstructies gestaffeld aan te brengen; Toepassen van koudgevormd staal. Een berekening van de CO2-footprint moet in het project bijgeleverd worden. 35

5.4 Oevertype 4: Landelijke oever Dit type oever is in vele varianten realiseerbaar. Steensoort, steenformaat en verschillende taludhellingen zijn locatieafhankelijk en worden met het ontwerp bepaald. Op bestaande stukken die worden vervangen kunnen basaltblokken worden toegepast. Aandachtspunten: - Juiste verdichting van het zand naast en onder de constructie; - Glad afstrijken aan de bovenzijde i.v.m. maaiwerkzaamheden; - Plaatsing driehoeksprofiel voldoende diep onder water; - Handmatig zetten allen in de fractie 20/30 (zie richtlijn Waterbouw m.b.t. handmatig steenzetten); - Zetwerk trappen; - Herzetmogelijkheden. Inpassing in de omgeving Een zetstenen oever past voornamelijk in een landelijk omgeving. De oever stimuleert toegankelijkheid van en naar de vaarweg. De oever heeft een vriendelijke uitstraling vanwege de geleidelijke overgang van water naar land. Het klotsgeluid is minimaal waardoor de oever geschikt is nabij particuliere percelen. Uitvoerbaarheid Onderstaande onderdelen vormen de oeverconstructie met een ontwerplevensduur van 100 jaar. Onderdeel Kleur Damwand Niet gecoat, bovenkant damwand onder winterstreefpeil Gording Kunststof in stalen profiel Ontwerp- 100 jaar levensduur Veiligheid Gordinghoogte Ecologisch Trappen kunnen ook als FUP dienen Opmerking Taludversteviging door toepassen zand inclusief verdichten Toepassing 36 125 per m2

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Duurzaamheid Het streven is om de CO2-footprint van de provincie Zuid-Holland in projecten naar beneden te brengen, dit kan door: Op recreatieve vaarwegen doorrekenen van een Life cycle analyse van verschillende materialen voor damwanden, voor een periode van 100 jaar; Damwandconstructies gestaffeld aan te brengen; Toepassen van koudgevormd staal. Een berekening van de CO2-footprint moet in het project bijgeleverd worden. Programma van eisen Ontwerp/aanleg tekening Indien mogelijk dient de drenkelingenuittreedvoorziening uitgevoerd te worden in het basalt. Zetten van het basalt Indien de afwerking bestaat uit basalt dient deze op de volgende wijze te zijn opgebouwd: De deksloof dient onder de waterspiegel te zijn aangebracht (bovenzijde deksloof op een minimale diepte van 0,2 m onder het ter plaatse geldende streefpeil; Basalt achter/op de deksloof/profiel/dakprofiel zetten inclusief een funderingslaag bestaande uit Grauwache 30/60, dik minimaal 0,3m op een gronddichtdoek; Bovenkant Dakprofiel minimaal 0,1 m onder het ter laatste geldende streefpeil. Het percentage opgevulde ruimte tussen het basalt mag maximaal 15 % bedragen; Het basalt dient aangebracht te zien onder een minimale schuinte van 3:1; De eerste rij basalt dient koud bovenop de achterzijde van de deksloof/profiel geplaatst te zijn. De schuinte van de deksloof/profiel dient bepaald te worden door de schuinte van de basaltglooiing. De overige hierboven opgebouwde rijen basalt dienen volledig omringd te zijn in doorstrijkmortel; Holle ruimtes tussen het basalt dienen met de doorstrijkmortel opgevuld te zijn. De voegen tussen het basalt aan de waterzijde dienen uitgekrabt te zijn. De bovenzijde van de basaltglooiing dient glad afgestreken te zijn met doorstrijkmortel. De kwaliteit van de doorstrijkmortel dient minimaal DS-15 te zijn; De kleur van de doorstrijkmortel dient conform de kleur van het basalt te zijn; De vrijkomende grond achter de oeverconstructie dient te zijn afgevoerd, de ruimte die overblijft dient te zijn aangevuld met zand, het zand dient verdicht te zijn; Zetwerk dient uitgevoerd te worden door een partij/aannemer die voldoet aan de criteria uit de Richtlijn Waterbouw m.b.t. handmatig steenzetten van de Vereniging van Waterbouwers. 37

38

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 5.5 Oevertype 5: Stedelijke oever In (historische) steden is het van belang dat het aanzicht niet wordt aangetast door de keuze van het oevertype. Dit type oever bevat een stalen damwand tot op of net onder de waterlijn. Boven water kan voor verschillende soorten afwerking worden gekozen, afhankelijk van welk stads uiterlijk van toepassing is. Het oevertype stads uiterlijk kan worden gekozen in (historische) steden. Inpassing in de omgeving De stedelijke oever wordt toegepast in een stedelijke omgeving. Vaak bij vaarwegen met ruimtebeperkingen in het profiel en omliggende infrastructuur. Het uiterlijk van het oevertype kenmerkt zich door de hoge kademuur en toegankelijkheid vanaf de oever. Uitvoerbaarheid Onderstaande onderdelen vormen de oeverconstructie met een ontwerplevensduur van 100 jaar. Duurzaamheid Het streven is om de CO2-footprint van de provincie Zuid-Holland in projecten naar beneden te brengen, dit kan door: Op recreatieve vaarwegen doorrekenen van een Life cycle analyse van verschillende materialen voor damwanden, voor een periode van 100 jaar; Damwandconstructies gestaffeld aan te brengen; Toepassen van koudgevormd staal. Een berekening van de CO2-footprint moet in het project bijgeleverd worden. Onderdeel Kleur Damwand Staal Gording Kunststof in stalen profiel Ontwerp- 100 jaar levensduur Veiligheid Klimijzer / klotsgeluid Ecologisch Instapvoorziening fauna Opmerking - 39

5.6 Drenkelingen- en fauna uittreedvoorzieningen In deze paragraaf wordt in gegaan op het toepassen van drenkelingen en fauna uittreedvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn noodzakelijk om de veiligheid rondom de vaarweg te vergroten. 5.6.1 Drenkelingenuittreedvoorzieningen Een drenkelingenuittreedvoorziening heeft het doel om mensen die te water raken de mogelijkheid te geven om uit het water te komen. Aandachtspunten - Drenkelingenuittreedvoorzieningen mogen niet verward worden met zwemtrappen. Programma van eisen: Drenkelingenuittreedvoorzieningen worden toegepast op locaties met een hoger risico van te water raken vanaf de wal(voetpaden, fietspaden, etc.); De voorziening dient in de constructie te vallen om aanvaringen te voorkomen; De voorziening moet uitgevoerd met een beugels, zodat mensen zich uit het water kunnen trekken; De voorziening moet vanaf het water goed zichtbaar zijn; De voorziening moet demontabel zijn, tenzij het verwerkt kan worden in de oevervoorziening; De voorziening wordt niet uitgevoerd ter hoogte van particuliere terreinen; De deksloof moet ter hoogte van de voorziening uitgevoerd worden met een inkeping, zodat de drenkeling gemakkelijk uit het water kan treden. 5.6.2 Fauna uittreedvoorzieningen Een faunavoorziening heeft het doel fauna de infrastructuur te laten passeren, waardoor het dier van het ene leefgebied naar het andere leefgebied kan migreren. Hiermee wordt er voor gezorgd dat er minder slachtoffers vallen en de betreffende populatie blijft bestaan, of zelfs verder uit kan groeien. Faunavoorzieningen zijn er, afhankelijk van het type dier, in verschillende uitwerkingen. Voor het ontwerp moet duidelijk zijn welke functie de faunavoorziening moet vervullen. Moeten de dieren elke dag de infrastructuur kunnen kruisen om voedsel te kunnen vinden of is een paar keer per jaar voldoende om bijvoorbeeld (seizoens)migratie mogelijk te maken? Of volstaat het als enkele dieren per generatie oversteken, om uitsterven van een populatie te voorkomen? Die vragen moeten voor het ontwerpproces worden beantwoordt. Dit is van belang om een goed functionerende faunavoorziening te realiseren. De functie van de faunavoorziening mag tijdens het hele proces van ontwerp en realisatie niet uit het oog worden verloren. Het kan niet zo zijn dat de wensen en eisen van andere belanghebbenden dan de dieren resulteert in een faunavoorziening die zijn functie niet optimaal vervult. In figuur 22 worden de relevante aspecten van een faunavoorziening weergegeven. Programma van eisen: De minimale afstand tussen fauna uittreedvoorzieningen is 200 meter; Plaatsen van fauna uittreedvoorzieningen gebeurt in overleg met de provincie. 40

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 6 Bijlagen Bijlage I: CEMT-klasse indeling Bijlage II: Vaarwegprofielen Bijlage III: Wachtplaats(voorzieningen) Bijlage IV: Aspecteisen van stakeholders bij ontwerp kunstwerken 41

CEMT-klasse indeling 42

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen 43

Vaarwegprofielen Vaarwegprofielen krap profiel 44

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Vaarwegprofielen enkelstrooks profiel 45

Vaarwegprofielen lage intensiteiten, krap 46

Handboek Ontwerpcriteria Vaarwegen Vaarwegprofielen lage intensiteiten, enkelstrooks 47

Wachtplaats-lay-out beroepsvaart (CEMT I, II en III)

Cactuspaal wachtplaats beroepsvaart (CEMT I, II en III)

Wachtplaats recreatievaart

Wachtplaats-lay-out gecombineerde wachtplaats