Wetenschappelijk artikel SYLVIA MOENECLAEY



Vergelijkbare documenten
Jongeren, Sociale Netwerk Sites & Privacy

Mama, mag ik op t internet?

Overzicht. Wat zijn social media? Voorbeelden van social media. Social media in de ICT-lessen. De gevaren van social media.

Lesvoorbereiding. Inleiding voor de leerkracht :

Risicofactoren, zelfbescherming en invloed van sociale context (6 oktober 2011) Sofie Vandoninck, K.U.Leuven

Kinderen en Veilig Internet. Prof. dr. R. Casimirschool 6 maart 2012

EU Kids Online onderzoek Gelijkenissen en verschillen tussen jongens en meisjes in online activiteiten en digitale vaardigheden

STELLING HET SOCIALE LEVEN VAN JONGEREN ER IS NIKS MIS MEE OM VEEL OVER HET IS NIET GEVAARLIJK OM JE JEZELF OP MSN TE ZETTEN.

Cyberpesten Van probleem naar oplossing. Prof. Dr. Heidi Vandebosch Universiteit Antwerpen, Friendly ATTAC E- mail:

Protocol Digitaal pesten

Iedereen online, van 9 tot 99 jaar. Les Facebook, sociaal zijn op het internet. Deze iconen tonen aan voor wie het document is

Media aandacht naar aanleiding van artikel profielsites Lectoraat elearning zomer 2007

EU Kids Online onderzoek internetgebruik en -vaardigheden, en online risico s bij 9- tot 16-jarigen

Safe surfen. Safe surfen juf Lies 1

ONLINE WEERBAARHEID. Zelfregulering en coping strategieën in relatie tot psychosociale en contextkenmerken Leen d Haenens, KU Leuven

II. Cyberrisks Cyberrisico s Prof. dr. Michel Walrave & Sunna Lenaerts

Safe surfen. Safe surfen juf Lies 1

risk? Tieners verknocht aan internet, maar ook waakzaam voor risico s? Samenvatting survey

ALS PESTEN DE KOP OPSTEEKT.

pesten in een modern kleedje

EU keurt nieuw Programma veiliger internet goed: 55 miljoen euro om het internet veiliger te maken voor kinderen

Basisschool t Maxend Maxend ZG Tel.: directie@maxend.nl. Protocol Nieuwe Pesten ( digitaal pesten )

Inleiding - Aanleiding

Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Lisette van Vliet: lisette.van.vliet@eenvandaag.

Vertel aan je kind dat het nodig is de school in te lichten om het pesten te laten stoppen;

Protocol internet en Mobiele telefonie

Cyberpesten en andere internetgevaren. Gerard Gielen

Gebruik van sociale media

Net Children Go Mobile

Een interessante test om te zien welke positie jij inneemt tijdens een pestsituatie vind je hier:

Gewenste en ongewenste intimiteit online: sexting en cyberrelationeel geweld bij jongeren. Prof. dr. Michel Walrave

Aseksualiteit.

OMSCHRIJVING ANALYSE EN AANPAK VAN PESTEN EN CYBERPESTEN IN KLAS- EN SCHOOLCONTEXT. Horen, zien en spreken. Samen op pad tegen pesten 10/13/2015

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

10/03/2017 JONGEREN, RELATIES EN DIGITALE MEDIA. Joris Van

Let op! In dit PDF-bestand wordt voor de voorbeelden gebruikgemaakt van de Instant Messaging-software Windows Live Messenger.

De mediawijze adolescent

ZA4884 Flash Eurobarometer 248 (Towards a safer use of the Internet for children in the EU a parents' perspective)

Lesfiche. Doel: Leerlingen laten nadenken over het bewerken en publiceren van foto s van anderen.

CYBERPESTEN BIJ JONGEREN IN VLAANDEREN Wat is cyberpesten?

VMBO praktische leerweg VMBO theoretische leerweg HAVO VWO

Vragenlijst. Uw bijdrage helpt te weten waar de noden van ouderen liggen zodat er beter op hen kan ingespeeld worden.

Pesten. Christa van Diepen, Sociaal verpleegkundige JGZ

Informatie boekje. MSN & Hyves. voor jongeren van behandelgroepen

Is een klas een veilige omgeving?

4. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen toch weer de kop opsteekt, beschikt de school over een directe aanpak. (Zie verderop in dit protocol)

Vriendschap, een digitale dimensie. De docent aan het. Social media in de les Wat willen leerlingen?

Gedragscode social media reddingsbrigade Heerhugowaard

Esther Göring - Adviseur Lezen en Media/Mediacoach Ouderavond Sint Corneliusschool Venhorst I.s.m. Jackey Meeng en Jorieke Vierwinden Politie Veghel

GEDRAGSCODE VOOR HET GEBRUIK VAN COMMUNICATIEMIDDELEN DOOR LEERLINGEN BINNEN DE OMO SCHOLENGROEP BERGEN OP ZOOM E.O.

WEBKWESTIE PRIVACY EN IDENTITEIT WERKBOEK. Dit boekje is van

Geachte ouders/ verzorgers, Nieuwsbrief oktober 2015

1 Ben of word jij weleens gepest?

U kunt dit pakkket aanvragen via

Pestprotocol It Twaspan

Rijksuniversiteit Groningen

Deze vragenlijst bestaat uit vijf delen, A t/m E.

Jeugdgezondheidszorg. Anneke de Knegt Jeugdverpleegkundige

Jongeren & Social Media !"#$"#%$!"& Social Media stress JONGEREN & SOCIAL MEDIA KANSEN & RISICO S PROGRAMMA

DO'S EN DON'TS VOOR OUDERS

Media en seksualiteit. Hoeveel invloed heeft seks op TV en internet op onze jeugd?

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa Kelly van de Sande CMD2B

GEBRUIKSCODE SOCIAL MEDIA

Esther Göring - Adviseur Lezen en Media/Mediacoach Ouderavond Basisschool Brukelum Aarle-Rixtel

De Cues Filtered Out Theorie

Online Pestkoppenstoppen; een online advies op maat voor slachtoffers cyberpesten Niels Jacobs

Demografische gegevens

Internet protocol en Cyberpesten

Werkvormen: Basis 6.1 Kwaliteiten van een vriend Reflectie Subgroepen 30 min 6.2 Hyves-profiel Reflectie Subgroepen (digi) 20 min.

Uw kind en Sociale Media. Woensdag 10 september 2014

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

s t u d i e Jongeren en internet Jongeren en internet OIVO, januari 2010

Welke vaardigheden hebben een invloed op het al dan niet succesvol zijn van het outplacement?

Jongeren & Nieuwe Media Dag van de opvoeder

15 juli Onderzoek: Seksuele intimidatie in de amateursport

gaan. Van belang is dat we er op een goede manier mee leren omgaan.

Groeimee: Computergebruik

Jenny Houtepen, Jelle Sijtsema & Stefan Bogaerts. Universiteit van Tilburg, B-CCENTRE

Mediaopvoeding. workshop Mediaopvoeding

Maurice Jongmans is Adviseur Social Media en Zoekmachineoptimalisatie bij Webtechniek in Delft.

NOOIT GENOEG DE KWETSBAARHEID VAN

E-communication 4 social work

Pubertijd volgens Midas Dekkers (bioloog)

risk? Tieners verknocht aan internet, maar ook waakzaam voor risico s? Samenvatting survey

Ik wil die mensen niet lastigvallen Behoeften, drempels en deuren voor jongeren als slachtoffer van geweld

Informatie voor instellingen:

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Er zijn 2 redenen om te hollaback-en : voor jezelf en voor de wereld..

Wacht maar tot ik groot ben!

Thema's per klas die aangeboden worden in de methode:

Leer uw kind De Ondergoedregel.

Pesten in het voortgezet onderwijs

Deze vragenlijst bestaat uit zes onderdelen, A t/m F.

Jongerencoaching Raster

Internet-protocolversie 1201

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN DE BLOOTSTELLING VAN JONGEREN OP NETLOG Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 9654 SYLVIA MOENECLAEY MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT PROMOTOR: PROF. DR. LIEVEN DE MAREZ COMMISSARIS: LIC. PETER MECHANT COMMISSARIS: LIC. PIETER UGILLE ACADEMIEJAAR 2008-2009

De blootstelling van jongeren op Netlog Sylvia Moeneclaey Universiteit Gent, Master Communicatiewetenschappen, 19 mei 2009 ABSTRACT The advent of social networking sites such as Netlog has been enthusiastically embraced by many adolescents. Such websites allow to express themselves, to keep in touch with friends, and to meet new people. However, social networking sites give rise to new phenomena such as cyber bullying and profile falsification, which increase the anxiety of parents and critics. This article discusses the risks of adolescents self-disclosure on social networking sites, and the effect of online disclosure on their social connectedness. In this study we interviewed 20 adolescents aged between 13 and 16 years old, in order to examine their degree of online self-disclosure, their experiences with and their knowledge of online risks. The results of this study suggest that the youth is rather cautious regarding the personal information they provide on the internet. Although nearly all respondents have a public profile, not one of them discloses a home address or phone number and few are prepared to reveal their e-mail address. Surprisingly, in spite of the high penetration of the internet, many parents still have little internet skills and therefore are not aware of the dangers associated with internet use. Moreover, schools fail to provide information on safe internet use to their students. Therefore, some adolescents are still not aware of the potential dangers concerning internet use in general and social networking sites in particular. INLEIDING V IER op tien Belgen zijn actief op één of meerdere sociale netwerksites om persoonlijke en professionele contacten te onderhouden en uit te breiden. Eén op zeven surfers is geregistreerd op Netlog, de Belgische variant van het Amerikaanse Facebook (http://www.knack.be/ nieuws/technologie/meer-dan-twee-miljoen-belgen-op-sociale-netwerksites-/site72-section27article 24917.htm). Netlog telt in ons land naar eigen zeggen al 2,5 miljoen gebruikers, vooral in de leeftijdscategorie van 14 tot 24 jaar (http://www.knack.be/nieuws/technologie/netlogbreektrecord/ site72-section27-article22654.html). Met 40 miljoen leden wereldwijd en versies in 25 talen is Netlog een van de grootste aanbieders van sociale netwerksites ter wereld (http://www.belg.be/leesmeer. php?x=6686). Dat er ook een minder aangenaam luik aan profielsites verbonden is gaat echter aan veel jongeren voorbij. Persoonlijke informatie wordt door jongeren op het internet verspreid, maar wordt daarbij wel rekening gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen zoals identiteitsfraude, cyberpesten en privacyschennis? Sociale netwerksites zijn een centrale opslagplaats van persoonlijke 1

informatie die constant wordt geüpdatet. Critici en ouders zijn bezorgd om de veiligheid van jongeren terwijl tieners volop persoonlijke informatie vrijgeven. Dit is vaak het geval omdat tieners zich niet bewust zijn van de openbaarheid van het internet (Acquisti & Gross, 2006; Barnes, 2006). Waar volwassenen internet gebruiken als een aanvulling van offline activiteiten zien jongeren vaak het verschil niet tussen de online en offline wereld (Barnes, 2006). In dit onderzoek wordt dan ook nagegaan of het noodzakelijk is om jongeren extra te beschermen en hun bewustzijn te verbeteren. SOCIALE NETWERKSITES Sociale netwerksites of profielsites behoren tot wat in vaktermen aangeduid wordt als web 2.0, wat in feite de tweede generatie internet betekent. Deze tweede generatie is gebaseerd op de zogenaamde User Generated Content of inhoud die aangeleverd wordt door de bezoekers zelf. Web 2.0 toepassingen laten de gebruiker toe om rechtstreeks met anderen te communiceren, om informatie te delen of om nieuwe mensen te leren kennen. De nadruk ligt op het samenwerken en het delen van informatie (http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-web-20.html). Leden van sociale netwerksites vormen een soort virtuele gemeenschap waar online contacten kunnen onderhouden worden met vrienden en kennissen. Een profielsite biedt de gebruiker de mogelijkheid om zichzelf op een webpagina voor te stellen aan de hand van tekst, foto s en video s. Daarnaast is een profielsite een plaats waar men een sociaal netwerk om zich heen kan weven door profielen aan elkaar te verbinden. De zichtbaarheid van een profiel hangt af van de website en de keuze van de gebruiker. (Van Cleemput, 2008, p. 253). Sociale netwerksites worden hoofdzakelijk gebruikt om te communiceren met mensen die reeds deel uitmaken van de vriendenkring en slechts secundair om nieuwe mensen te leren kennen (Boyd, 2008a, p. 211). Boyd (2008b, p.120) noemt vier kenmerken die sociale netwerksites onderscheiden van face-tot-face contacten. Persistance duidt op de bestaansduur van online communicatie in tegenstelling tot de vluchtigheid van face-to-face communicatie. Searchability verwijst naar de mogelijkheid om online mensen met dezelfde interesses te vinden aan de hand van searchtools. Replacebility wil zeggen dat online communicatie kan gekopieerd worden zonder dat de originele en de gekopieerde versie onderscheiden kunnen worden. Door invisible audiences is het onmogelijk om vast te stellen wie er virtueel in contact komt met uitingen via het internet. Sociale netwerken bieden een virtuele plaats aan waar leden zich kunnen verzamelen en waar ze kunnen communiceren. De sites geven leden de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen een openbaar en een privaat profiel. Een openbaar profiel op een sociale netwerksite houdt zoekbare, repliceerbare informatie vast die door een onbeperkt, onzichtbaar publiek kan geraadpleegd worden (Boyd, 2008), terwijl een privaat profiel enkel door vooraf geaccepteerde vrienden kan geraadpleegd worden. Boyd (2008a, p. 216) maakt een onderscheid tussen drie soorten profielsites. Socially-organized sites richten zich op een breed publiek, terwijl professional sites zich richten op businessmensen. Passion-centric sites helpen mensen met gelijkaardige interesses om kennis te maken in de virtuele wereld. 2

ADOLESCENTIE Jongeren bevinden zich in een bijzondere fase in hun psychologische en sociale ontwikkeling die bepalend is voor de manier waarop ze zichzelf presenteren. Adolescentie is een levensfase waarin jongeren aan identiteitsontwikkeling doen. De identiteitsvorming wordt zowel door cognitieve als door sociale ontwikkeling bepaald, pas in de late adolescentie beschikken jongeren over voldoende cognitieve vaardigheden om een coherent zelfbeeld te presenteren (Conger, 1997, pp. 54-56). Deze belangrijke ontwikkelingsfase brengt grote veranderingen teweeg in de socialisatie van tieners. Tijdens de adolescentie is het belangrijk dat tieners een voldoende sterke ego-identiteit opbouwen en een zelfbeeld en identiteit ontwikkelen. Ego-identiteit verwijst zowel naar een gevoel van uniekheid als het streven naar continuïteit in ervaringen. Een optimale ego-identiteit leidt tot een gevoel van welbehagen (Erikson, 1968, p. 165). De egosterkte is in het begin van de adolescentie laag maar stijgt naarmate de cognitieve vaardigheden toenemen (Kohnstamm, 1997, p. 88). Tijdens de adolescentie neemt de mogelijkheid tot zelfreflectie toe waardoor tieners een zelfbeeld ontwikkelen. Het ik-ideaal neemt een belangrijke plaats in tijdens de adolescentie, voornamelijk leeftijdsgenoten kunnen dit ideaalbeeld beïnvloeden. Leeftijdsgenoten kunnen een voorbeeld zijn voor tieners op vlak van levensstijl, opvatting en beïnvloedbare karaktereigenschappen, en kunnen de aanleiding zijn tot experimenteren. Zelfwaardering verwijst naar de afstand tussen zelfbeeld en ideaalbeeld, als de afstand klein is, is de zelfwaardering positief. Een gebrek aan eigenwaarde kan ontstaan doordat de tiener onbereikbare of verwarrende zelfbeelden voor ogen heeft (Kohnstamm, 1997, pp. 86-102). De adolescentiefase gaat gepaard met een identiteitscrisis. Identiteit heeft te maken met zelfgevoel. De tiener ondergaat enerzijds belangrijke biologische en cognitieve veranderingen en wordt anderzijds overweldigd door de eisen die gepaard gaan met de naderende volwassenheid. Door deze veranderingen heeft de adolescent een onduidelijk beeld heeft over zichzelf. Daarom is het volgens Erikson (1968, p. 156) belangrijk dat jongeren kunnen experimenteren met hun identiteit zonder veel maatschappelijke verantwoordelijkheden te hebben. Hij verwijst met de term psychosociaal moratorium naar het feit dat adolescenten kunnen experimenteren met hun identiteit zonder veel verantwoordelijkheid te dragen; ze hebben als het ware een uitstel van verantwoordelijkheid. Tijdens de adolescentie nemen jongeren afstand van hun ouders en richten zich meer op hun leeftijdsgenoten of peergroup waardoor er nieuwe relaties en interacties ontstaan (Conger, 1991, pp. 280-282). Hierbij kan er een onderscheid gemaakt worden tussen formele en informele groepen. Formele groepen zoals de sportclub, worden gevormd door, en staan onder leiding van volwassen personen. Informele groepen worden gevormd door de jongeren zelf en wordt ook wel clique genoemd. Binnen de peergroup bevinden zich verschillende crowds, groepen van individuen met een gelijkaardig wereldbeeld of identiteit. Dit is voor jongeren een manier om zich te onderscheiden binnen de sociale structuur van leeftijdsgenoten (Brown & Klute, 2006, pp. 330-333). Kenmerkend 3

voor de adolescentiefase is dat jongeren hun eigen gedragingen, opvattingen en gevoelens vergelijken met die van anderen Dit kan leiden tot imitatie en modeling (Brown & Klute, 2006, p. 337). Bepaald gedrag zal leiden tot positieve feedback, ander tot negatieve feedback. Midden in de adolescentie, rond de leeftijd van 15 jaar, krijgen jongeren meer autonomie, zowel ten opzichte van ouders als ten opzichte van leeftijdsgenoten. Vanaf die leeftijd begint de angst om er niet bij te horen sterk te dalen en durven jongeren tegen een mening in gaan (Kohnstamm, 1997, p. 176). Ongeacht de grotere autonomie van de jongeren blijven ouders belangrijk tijdens de adolescentie. Ouders en leeftijdsgenoten zijn beide belangrijk en hebben elk een eigen invloedsfeer. Vanuit vriendschappen ontwikkelen jongeren inter-persoonlijke competenties die belangrijk zijn voor toekomstige hechte relaties, zoals intieme en romantische relaties. Ouders zijn belangrijk voor parental support en adolescent adjustment. De steun van ouders blijft zeer belangrijk, maar voor het eerst stijgt het belang van steun van vrienden tot het zelfde niveau van ouderlijke steun, of wordt zelfs belangrijker dan ouderlijke steun (Scholte & Aken, 2006, pp. 189-193). De invloed van ouders situeert zich vooral op vlak van educatie, sociale en morele waarden en het begrijpen van het volwassen leven. De invloed van peers is vooral uitgesproken op vlak van mode, muziek en onderlinge omgangsvormen met zowel gelijke als tegengestelde sekse (Cogner, 1991, p. 284). De nieuwe media scheppen allerlei mogelijkheden voor adolescenten om te experimenteren met verschillende identiteiten. Door de komst van het internet kregen jongeren er een nieuwe manier bij om hun identiteit te ontwikkelen. Internet is voor jongeren een plaats waar ze vrijuit kunnen experimenteren met hun identiteit (Livingstone, 2008). Boyd (2008b, pp. 120-137) ziet sociale netwerksites als een plaats waar jongeren hun identiteit en status kunnen ontdekken, culturele aspecten beoordelen en onderhandelen over de publieke wereld. Door de creatie van een sociale identiteit geven tieners aan hoe ze passen in de gemeenschap en hoe ze staan tegenover de regels en normen in de maatschappij. Het vormen van een sociale identiteit is een levenslang proces en wordt deels door henzelf en deels door anderen bepaald. Uit onderzoek van Valkenburg, Schouten en Peter (2005) blijkt dat 50% van de Instant Messaging- en chat-gebruikers al eens op het internet geëxperimenteerd heeft met hun identiteit, en dat het voornamelijk meisjes zijn die experimenteren. De belangrijkste stimulans hiervoor is self-exploration (zichzelf leren kennen), gevolgd door social compensation (om verlegenheid te overwinnen) en social facilitation (om gemakkelijker iemand te leren kennen). Meer dan de helft van 13 tot 14 jarigen zou zich wel eens anders voordoen op internet, bij de 15 tot 18 jarigen is dit nog slechts 28%. Dit anders voordoen heeft vooral betrekking op zich ouder voorstellen dan in werkelijkheid en op flirterig overkomen. Dit wijst er op dat tieners naarmate ze ouder worden minder geneigd zijn om zich anders voor te stellen en dat er een coherente zelfpresentatie ontstaat. De diverse reacties op een profiel leiden tot erkenning en herkenning waardoor de sociale omgeving zorgt voor correcties op het gedrag van jongeren. Op deze manier kunnen nieuwe media een constructieve bijdrage leveren tot de identiteitsvorming van de adolescent (Frankenhuis et al., 2007, p. 48). Door makkelijke toegang tot technologieën is de sociale connectie van tieners erg groot, waardoor 4

ze over een veelvoud van relaties beschikken. Adolescenten worden veelvuldig blootgesteld aan verschillende relaties en ideeën wat kan leiden tot twijfels over hun werkelijke zelfbeeld en een afnemende samenhang van hun zelfbeeld (Gergen, 2000). PARTICIPATIE EN ZELFPRESENTATIE Als mensen met elkaar communiceren vormen ze zich een indruk van de andere en proberen ze de indruk die anderen van hen hebben te beïnvloeden. Aronson et al. (2007, pp. 172-175) noemen dit fenomeen zelfpresentatie of impressiemanagement. Zelfpresentatie is van belang om succesvolle sociale relaties op te bouwen met leeftijdsgenoten. Volgens Van Cleemput (2008, pp. 264-266) is de keuze van een specifieke profielsite reeds bepalend voor de zelfpresentatie. Profielsites hebben een eigen cultuur en sluiten aan bij specifieke groepen van mensen. Netlog is een Socially-organized site (Boyd, 2008a, p. 216), gericht op een breed publiek waarbij dating en uiterlijk centraal staan. Jongeren maken gebruik van persoonlijke webpagina s om zichzelf te presenteren. Door de participatie aan sociale netwerksites zoeken tieners een evenwicht tussen een sociale en persoonlijke identiteit. Aan de hand van zelfbeschrijvingen, interesses, blogs, foto s en de vormgeving van hun profiel willen tieners een zelfbeeld overbrengen naar anderen. Reacties op hun profiel leveren belangrijke feedback over hun identiteit. Deze reacties op hun zelfpresentatie kunnen zowel positief als negatief kunnen zijn, wat gevolgen kan hebben voor het zelfbeeld van jongeren (Frankenhuis et al., 2007, p.16). Onderzoek van Stichting SURF (Frankenhuis et al., 2007, pp.15-17) wijst op twee verschillende identiteiten: een online- en een face-to-face identiteit. Jongeren vinden zowel contact leggen als contact verbreken in de virtuele wereld gemakkelijker dan in het echte leven. De verklaring daarvoor is dat jongeren op internet vaak meer durven en minder verlegen zijn. Ook durven jongeren te praten over zaken waar zij face-to-face nooit over zouden durven praten. Hermes et al. (2007, pp. 157-158) vergelijken profielsites met een privé laboratorium dat jongeren in staat stelt om in de virtuele wereld verschillende rollen uit te proberen en confrontaties met emoties aan te gaan die ze in het dagelijkse leven liever ontlopen. Omdat adolescentie gepaard gaat met onzekerheden, willen jongeren zichzelf op een geïdealiseerde manier presenteren, waarvoor internet het ideale middel is. Uit onderzoek van Van Cleemput (2008) bleek dat jongeren zich niet willen presenteren al uniek, maar eerder willen overkomen als normale tieners. Vriendelijk, grappig, gewoon en spontaan zijn karaktereigenschappen die ze wensen over te brengen. Jongens willen zich eerder positioneren als knap en sportief, terwijl meisjes als lief en schattig beschouwd willen worden. Jongeren willen met hun zelfpresentatie op profielsites zo dicht mogelijk aanleunen bij hoe ze zijn in het dagelijks leven, uit schrik om door de mand te vallen. Jongeren presenteren zich in de eerste plaats als sociale individuen die interessant zijn om een vriendschap met op te bouwen. Het plaatsen van foto s op een profielsite en vervolgens reacties krijgen op eigen foto s, wijzen op de behoefte van jongeren aan feedback op hun zelfpresentatie. Het aantal vrienden dat tieners hebben in hun vriendenlijst is een vorm van impressiemanagement of zelfpresentatie. Vaak worden mensen zomaar toegevoegd omdat 5

een groot aantal vrienden wijst op populariteit (Boyd, 2008a, p. 220). Identificatie van jongeren met bepaalde subculturen zoals muziekgenres is ook een manier van zelfpresentatie. Het is echter opvallend dat de meeste jongeren zich niet willen identificeren met slechts één subcultuur maar aansluiting vinden bij meerdere subculturen. Dit samenstellen van een identiteit aan de hand van verschillende elementen uit meerdere stijlen en genres wijst op de hedendaagse geïndividualiseerde levensstijlen en het feit dat jongeren nog volop aan het experimenteren zijn met verschillende stijlen zonder zich op één specifieke stijl toe te leggen (Hermes et al., pp. 68-69). Bennett & Kahn-Harris noemen dit fenomeen stijlsurfen (2004). Tijdens de adolescentie neemt het aantal identiteiten van jongeren toe omdat ze participeren in meerdere relationele situaties, daarom is het voor jongeren geen gemakkelijke opgave om een eenduidig beeld te bekomen van wie ze zijn (Erikson, 1963; Harter, 1999). ONLINE VRIENDSCHAPPEN Jongeren maken niet langer deel uit van één gemeenschap, maar zoeken meerdere groepen op om hun verschillende motivaties en interesses te vervullen. Door de overvloed aan communicatiemiddelen beschikken jongeren over zeer uitgebreide sociale netwerken die een verschuiving in de verhouding weak ties en strong ties met zich meebrengt (Hermes et al., 2007, pp. 29-30). Strong ties zijn relaties die intensief worden onderhouden zoals familie en de hechte vriendenkring, weak ties zijn relaties die minder frequent worden aangegaan en minder intensief onderhouden worden. Bij jongeren worden de strong ties verhoudingsgewijs kleiner. Grote netwerken van weak ties zijn vaak functioneler dan kleine groepen strong ties omdat er op die manier contacten ontstaan met mensen die over andere bronnen, informatie en kennis beschikken dan de strong ties. Dit verklaart het toenemend belang van informele netwerken voor jongeren. Uit onderzoek blijkt dat Instant Messaging en e-mail hoofdzakelijk gebruiken worden om bestaande vriendschappen te onderhouden. Vaak wordt er langs deze weg persoonlijke informatie gedeeld met vrienden. Adolescenten geven de voorkeur aan Instant Messaging, terwijl volwassenen e- mail verkiezen (Gross, 2004). Vaak vinden jongeren het gemakkelijker om via internet hun gevoelens te uiten dan face-to-face, omdat ze verlegen of onzeker zijn. Ongeveer één op drie adolescenten kunnen zich gemakkelijker blootgeven online dan offline, en dit geldt vooral voor jongens. Vooral in de vroege en middenadolescentie voelen jongeren zich geremd om zich bloot te geven in face-to-face gesprekken. Daarom is online communicatie voor jongeren een middel om self-disclosure aan te moedigen (Schouten, Valkenburg & Peter, 2007; Frankenhuis et al., 2007, pp.15-17). Uit onderzoek van Valkenburg & Peter (2009) blijkt dat jongeren Instant Messaging bijna uitsluitend gebruiken om te communiceren met bestaande vrienden en niet om op zoek te gaan naar nieuwe vriendschappen. Jongeren verkiezen het internet boven een face-to-face gesprek om hun gevoelens te uiten tegenover bestaande vrienden. Op die manier draagt het internet bij tot de kwaliteit van de vriendschap. Algemeen gezien blijken online vriendschappen niet zo divers en intens als face- 6

to-face vriendschappen en worden ze als minderwaardig gezien ten opzichte van offline vriendschappen. Toch wordt de kwaliteit van online vriendschappen na verloop van tijd hoger gepercipieerd en kunnen deze vriendschappen tot betekenisvolle offline vriendschappen evolueren (Lenhart & Madden, 2007; Peter, Valkenburg, & Schouten, 2005). Volgens Chan & Cheng (2004) ligt het verschil in kwaliteit tussen online en offline vriendschappen in de duurtijd van de vriendschap. Online en offline vriendschappen evolueren op een andere manier. Het verschil in kwaliteit tussen online en offline vriendschappen komt vooral voor bij vriendschappen van minder dan een jaar. Bij vriendschappen van meer dan één jaar is het verschil in kwaliteit tussen online en offline vriendschappen echter minimaal. Hoewel online vriendschappen kwetsbaarder zijn en minder snel ontwikkelen in de beginfase, groeien ze na de kritieke periode van ongeveer één jaar uit tot kwalitatieve vriendschappen met minimale verschillen met online vriendschappen. Hieruit kunnen we besluiten dat adolescenten zich bij online communicatie meer durven blootgeven, wat een hogere kwaliteit van bestaande vriendschappen tot gevolg heeft (McKenna & Bargh, 2000). Dankzij het internet beschikken adolescenten over een plaats waar ze zich comfortabel voelen om te communiceren met vrienden en partners, het internet stimuleert de kwaliteit van deze relaties die zeer belangrijk zijn voor de ontwikkeling van adolescenten. ADOPTIE EN INCORPORATIE VAN SOCIALE NETWERKSITES IN DE LEVENSSTIJL VAN JONGEREN Uit een kwalitatief panelonderzoek (TIRO: Teens and ICT Risks and Opportunities, 2008a) bij Belgische tieners van 12 tot 18 jaar blijkt overduidelijk dat ICT sterk geïntegreerd is in hun dagelijks leven. Het zoeken naar identiteit en de constructie ervan staan centraal in het internetgebruik van jongeren. Tieners besteden ruim 35 % van hun vrije tijd aan ICT, voornamelijk in het communiceren met vrienden. Het piekmoment van internetgebruik door jongeren ligt tussen 20 uur en 22 uur. Er is duidelijk een groter internetgebruik in het weekend dan tijdens weekdagen. Tieners van 16 tot 18 jaar gebruiken internet tijdens het weekend voornamelijk in de vooravond om plannen te maken voor s avonds. Vanaf 22 uur maken grotendeels jongere tieners, van 12 tot 16 jaar, gebruik van internet. Vooral voor jongere tieners die nog niet uitgaan is het internet een belangrijke virtuele ontmoetingsplaats waar ze contacten kunnen onderhouden met vrienden. Uit onderzoek van Vandebosch et al. (2006, pp. 154-157) blijkt dat Vlaamse jongeren van 10 tot 18 jaar gemiddeld 1 uur en 52 minuten per dag aan het internet besteden. In het weekend loopt dit zelfs op tot bijna 3 uur per dag. Hoewel drie vierden van de jongeren zeggen dat ze makkelijk enkele dagen zonder het internet kunnen, vindt de helft van de jongeren dat een leven zonder het internet saai en leeg zou zijn. De helft van de jongeren zegt veel nieuwe vrienden via het internet te maken. In het onderzoek komen significante verschillen in ICT-gebruik tussen jongens en meisjes naar voor. Zo besteden jongens opvallend meer tijd aan het internet dan meisjes, vertonen ze een grotere internetafhankelijkheid, en bezitten ze een meer geavanceerde internetkennis. Bij meisjes is de 7

voornaamste reden van het internetgebruik van sociale aard: 58% van de meisjes meldt dat ze het internet vooral gebruikt om met anderen te communiceren. Bij jongens staat het ontspanningsmotief op de eerste plaats. Ongeveer de helft van de jongeren tussen 12 en 14 jaar heeft een eigen profielsite, waarvan de helft die ook iedere dag onderhoudt. 22% houdt een eigen weblog bij en bijna de helft van de jongeren zet foto s en/of video s van zichzelf op het internet. Deze hoge percentages wijzen op een actief gebruik van nieuwe media door jongeren (Frankenhuis et al., p.32). In het kader van het TIRO-project voeren verschillende Belgische universiteiten een onderzoek naar de impact van ICT op tieners. Uit onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel (2008a, pp.1-8) naar de betekenis van ICT in het dagelijkse leven van Belgische jongeren van 12 tot 18 jaar, blijkt dat het gebruik van ICT zich voornamelijk situeert in de persoonlijke leefwereld van jongeren, met name in de informele sfeer (de thuisomgeving) en de vrijetijdssfeer. In de formele omgeving zoals school, neemt ICT een minder belangrijke plaats in, wat duidt op een sterk geprivatiseerd gebruik van ICT bij jongeren en de trend naar meer ICT op de slaapkamers van de jongeren. In deze context is het belangrijk om de slaapkamercultuur te verduidelijken. De slaapkamercultuur verwijst naar de nood van jongeren aan een eigen culturele ruimte waar identiteitsvorming mogelijk is. Door de komst van moderne communicatiemiddelen zoals internet is de slaapkamer van jongeren uitgegroeid tot een geconnecteerde ruimte waarbinnen sociale interacties kunnen plaatshebben. De slaapkamer van tieners is een belangrijke plaats voor vrijetijdsbesteding geworden waardoor jongeren meer vrije tijd binnenshuis spenderen in hun private ruimte dan in de gemeenschappelijke familieruimte (Bovill & Livingstone, 2001, pp. 3-4). Daarnaast vindt het mediagebruik van jongeren meer en meer buiten het gezichtsveld van de ouders plaats en is er slechts weinig of geen controle door ouders mogelijk. PRIVACY Jongeren van deze generatie hebben dankzij de veelheid aan communicatiemiddelen meer vrijheid gekregen ten opzichte van ouders en leraren maar daartegenover staat dat ze aan privacy moeten inboeten. De informatie die ze vrijgeven op profielsites is content die blijft bestaan en bij iedereen terecht kan komen. Het vrijgeven van persoonlijke informatie op sociale netwerksites kan negatieve gevolgen hebben voor jongeren. Scholen, universiteiten en toekomstige werkgevers kunnen deze persoonlijke gegevens raadplegen, wat ongunstige gevolgen kan hebben voor de toekomst van de jongeren. Vaak is er een verschil tussen de wens van tieners om hun privacy te beschermen en hun eigenlijk gedrag, omdat ze zich niet bewust zijn van de publieke sfeer van het internet (Acquisti & Gross, 2006). Onderzoek van Lenhart & Madden (2007) wijst op eerder gunstige resultaten wat betreft de privacybescherming bij tieners. Zo blijkt dat 55% van de online tieners een profiel heeft, en 66% van hen zegt dat ze hun profiel niet toegankelijk maken voor iedereen. De tieners die hun profiel openbaar maken zeggen hier en daar valse informatie opgenomen te hebben om hun identiteit te verbergen voor onder andere ouders en leerkrachten. 8

Volgens Livingstone (2008, pp. 404-405) heeft privacy niet zo zeer te maken met het onthullen van bepaalde soorten informatie, maar eerder met het controleren van wie wat weet over jezelf. Twee problemen ondermijnen de controle die tieners hebben over het blootgeven van gegevens. Ten eerste is het begrip vrienden zeer vaag en wordt het door sociale netwerksites enkel gebruikt als eenvoudig classificatiesysteem van contactpersonen. De keuze om hun profiel al dan niet openbaar te maken is onvoldoende verfijnd omdat tieners ook onder hun vrienden willen bepalen welke informatie voor wie zichtbaar is. Het tweede probleem waarmee tieners te maken hebben ligt in de relatie tussen hun internetgeletterdheid en het interface ontwerp van de site. Hiermee bedoelen we dat tieners niet juist weten hoe ze hun profiel openbaar of privaat moeten maken en niet juist weten wat deze opties inhouden. Volgens Boyd (2008b, pp. 131-132) betekent privacy voor tieners kiezen wie ze toelaten tot hun profiel. Aan de ene kant willen ze door iedereen gezien worden en willen ze zelf iedereen kunnen zien, maar aan de andere kant willen ze ook bepaalde mensen, zoals ouders en leerkrachten, verhinderen om hun profiel te zien. Door hun profiel privaat te maken kiezen tieners aan wie ze toegang tot hun profiel verlenen. Daardoor worden nieuwsgierige ouders op afstand gehouden maar dit wil ook zeggen dat peers geen contact met hen kunnen hebben zonder uitnodiging. Om dit probleem van toegankelijkheid op te lossen aanvaarden tieners vrijwel iedereen als vriend. Een andere oplossing om de privacy van tieners te garanderen is door foute informatie in hun profiel op te nemen, maar dit zorgt er niet enkel voor dat ouders het profiel van hun kinderen niet vinden maar ook dat ze onvindbaar zijn voor hun eigen peers. BLOOTSTELLING OP SOCIALE NETWERKSITES: GEVAREN Uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen (TIRO, 2008b) blijkt dat er drie categorieën van onlinerisico s zijn: content-, contact- en commerce gerelateerde risico s. Onder contentrisico s worden gewelddadige, racistische- en pornografische webinhoud gerekend. Contactrisico s betreffen cyberpesten en seksueel getinte conversaties met oudere gesprekpartners en het vrijgeven van persoonlijke informatie aan chatpartners. Commerce gerelateerde risico s hebben te maken met marketeers die via het internet persoonlijke informatie verzamelen van jongeren voor commercieel gebruik. Jongeren delen verschillende informatie met vrienden en onbekenden. Acht op tien 12 tot 18 jarigen zou hun profielgegevens (geslacht, leeftijd, hobby s) delen met onbekenden. Met fotomateriaal en filmpjes zijn jongeren minder vrijgevig: 35% stuurt foto s en bijna 10% stuurt filmpjes door naar onbekenden. Ook met contactgegevens springen jongeren voorzichtiger om, ruim 50% geeft geen e- mailadres vrij en meer dan 90% geeft thuisadres en telefoonnummer niet vrij aan vreemden (TIRO, 2008b). In dit artikel zullen we ons beperken tot contactrisico s, namelijk cyberpesten en misbruik als belangrijkste gevaren bij het gebruik van profielsites. 9

A. Cyberpesten Een relatief recent fenomeen is cyberpesten, hetgeen neerkomt op pesten door middel van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Net zoals bij gewoon pesten ligt de nadruk bij cyberpesten op intentionele herhaaldelijke en langdurige blootstelling aan negatieve acties (Olweus, 1993). Ook Belsey benadrukt in zijn definitie van cyberbullying de langdurige en herhaaldelijke blootstelling: Cyber bullying involves the use of information and communication technologies to support deliberate, repeated, and hostile behaviour by an individual or group, that is intended to harm others (www.cyberbullying.org). Waar het bij gewoon pesten om fysieke of verbale macht gaat, gaat het bij online pesten over macht door superieure technische kennis (Vandebosch et al., 2006, p. 36). Jordan (1999) stelt sociale macht in cyberspace gelijk is aan Technopower wat neerkomt op het omgaan met en manipuleren van complexe nieuwe technologieën. Zo kunnen personen die in het dagelijkse leven gepest worden omwille van hun fysieke- of persoonlijkheidskenmerken in de onlinewereld pesters zijn omdat ze beschikken over technologische kennis. Net zoals bij het klassieke pesten, gebeurt online pesten meestal door mensen die het slachtoffer kent, dit kunnen zowel offline als online kennissen zijn. Het anonieme karakter van cyberpesten is een extra motivatie voor jongeren om tot pesten over te gaan. Hoewel gewoon pesten en cyberpesten verschillend zijn qua uiting, is het doel gelijkaardig en leiden beide vormen van pesten tot mentale schade bij het slachtoffer. Online pesten gaat van uitschelden tot het ongevraagd foto s op internet plaatsen. Vandebosch et al. (2006, p. 37) maken een onderscheid tussen indirect en direct online pesten. Tot direct online pesten worden fysiek (ICT beschadigen), verbaal (vijandige of vernederende interacties), sociaal (uisluiting uit online groepen) en non-verbaal (bedreigende foto s of illustraties doorsturen) online pesten gerekend. Bij indirect online pesten gaat het over outing (private of genante informatie over het slachtoffer verspreiden) en masquerade (de elektronische identiteit van het slachtoffer overnemen door zich als die persoon voor te doen). Uit onderzoek van Vandebosch et al. (2006, p. 154) blijkt dat bijna 12% van de ondervraagde jongeren zich onveilig tot zeer onveilig voelt op het internet. Cyberpesten gebeurt vooral bij jongeren tussen 8 en 15 jaar maar komt minder voor dan gewoon pesten (Remers, Ceulens & Swager, 2006, p. 52). Uit onderzoek van SIRE (http://www.sire.nl/index. php?id=6&no_cache=1&tx_ttnews[tt_news]=10&tx_ttnews[backpid]=2) bij jongeren tussen 8 en 15 jaar blijkt dat 41% online gepest werd en 27% zegt zelf te pesten. In 2005 heeft Qrius een onderzoek gedaan naar online pesten bij jongeren van 11 tot 15 jaar waaruit verschillende oorzaken van onlinepesten naar boven kwamen (http://www.manssen.nl/computersindeklas/leesmap/leesmap2005/ 20050209-02.htm). De eerste is grappenmakerij. De tweede reden is de fysieke afstand: als er geen confrontatie mogelijk is durven jongeren gemakkelijker iets negatiefs of agressiefs tegen elkaar te zeggen. De derde reden is miscommunicatie: online-ruzies ontstaan frequent omdat jongeren elkaar verkeerd begrijpen en omdat het moeilijk is nuances aan te brengen bij online-communicatie. Vele jongeren die via het internet gepest worden zijn ook het doelwit van klassieke pesterijen. Toch worden sommige jongeren ook enkel op het internet gepest (Ybarra & Mitchell, 2004). 10

Het gebrek aan toezicht in cyberspace heeft tot gevolg dat cyberpesten vaak ongestraft kan plaatsvinden. Wanneer cyberpesten onontdekt blijft kan dit resulteren in lange termijn effecten die ernstiger zijn dan bij het makkelijker observeerbare traditionele pesten. Niet alleen is cyberpesten moeilijk de ontdekken, het is ook makkelijk en snel verspreidbaar dankzij het oneindig aantal peers (Blais, J. (2008), pp. 106-107). Vermits digitale pesterijen ernstige gevolgen kunnen hebben voor het veiligheidsgevoel van jongeren, is het belangrijk om in te zien dat online pesten het leven van het slachtoffer ingrijpend kan veranderen. B. Misbruik Een ander gevaar verbonden aan internetgebruik is misbruik van jongeren via internet. Via internet kunnen mensen met slechte bedoelingen makkelijk in contact komen met jongeren. Het gaat meestal om volwassenen die zich voordoen als tieners om op die manier foto s en filmpjes te verkrijgen of om zelf seksueel getinte foto s naar jongeren te versturen. Volgens Hermes et al. (2007, pp. 163-164) hebben jongeren echter snel door wanneer volwassenen zich voordoen als jongeren. Dat het internet, en meer specifiek sociale netwerksites een gevaar vormen voor jongeren om met pedofielen in contact te komen is een feit, maar het blijkt slechts om een kleine minderheid te gaan. Uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen (TIRO, 2008b) blijkt dat ruim 80% van de jongeren nog nooit een vraag naar seksuele informatie door een oudere chatpersoon gekregen heeft, en bijna 90% heeft nog nooit een vraag om seksuele handelingen te stellen gekregen van een oudere contactpersoon. SENSIBILISEREN Bij de doorbraak van het internet bij het grote publiek hebben onderzoekers bewustwordingscampagnes aangeraden om jongeren en vooral ouders het belang van internetgeletterdheid evenals oplossingen voor de gevaren van het internet bij te brengen (Livingstone, 2001, pp. 1-14). Veel ouders weten dat het internet een gevaarlijke plaats kan zijn voor kinderen, maar ze zijn niet op de hoogte van de precieze gevaren die internetgebruik met zich kan meebrengen, noch van de oplossingen die kunnen aangewend worden wanneer die problemen zich voordoen. Veel ouders verbieden dan ook integraal het internet aan hun kinderen, waardoor ook de vele kwaliteiten van het internet verloren gaan. Daarom is het van belang een evenwicht te vinden tussen de gevaren en de kwaliteiten van het internet. Het aanleren van internetgeletterdheid aan jongeren is de voorwaarde om van de voordelen van het internet te kunnen genieten. Daarnaast is de opvolging van het internetgebruik van jongeren door ouders van onmiskenbaar belang. Ook nu nog blijft het belangrijk om ouders en kinderen op een juiste manier te leren omgaan met internet en hen te behoeden voor de mogelijke gevaren die het internet met zich meebrengt. Aangezien zo'n 74% van de jongeren tussen de 12 en 15 jaar dagelijks minstens 3 uur per dag van het internet gebruik maakt en gezien de kwetsbaarheid van deze groep, moet er speciale aandacht uitgaan naar de jongeren die geregistreerd zijn op sociale netwerksites (http://www.europarl.europa.eu/news/public). Veel van hen maken hun 11

profiel openbaar zodat iedereen hun persoonlijke informatie kan bekijken met het gevaar voor pesterijen, intimidatie en zelfs pedofilie. Het Europees parlement wil daarom jongeren beschermen tegen de gevaren van internet door het opzetten van een Europees programma voor veiliger internet. Het 'Veiliger Internet' programma van de Europese Commissie dat begin 2009 van start ging moet het bewustzijn van kinderen verhogen, evenals maatregelen zoals filtersystemen verbeteren. De Europese Commissie richt zich met het programma op vier specifieke gebieden: het verminderen van illegale en schadelijke content op internet, het verbeteren van een veilige online omgeving in het algemeen, het creëren van bewustzijn met betrekking tot de gevaren van internet, en ten slotte het opzetten van een kenniscentrum over internetgebruik door kinderen (http://www.europa-nu.nl/9353000/1/ j9vvh6nf08temv0/vhtkdnh6xvzt). Wat cyberpesten betreft is het duidelijk dat dit probleem ernstig genomen wordt. Een veelvoud aan nationale en internationale websites zoals Cyberbullying (www.cyberbullying.org) en Mijn kind online (www.mijnkindonline.nl) en Mijn leerling online (www.mijnleerlingonline.nl) zijn respectievelijk gericht naar slachtoffers, ouders en scholen, om hen richtlijnen aan te reiken over hoe het internet op een veilige manier gebruikt kan worden en hoe er moet omgegaan worden met pestgedrag. De Nederlandse stichting De Kinderconsument maakt het voor slachtoffers van online pesterijen mogelijk om op de website www.pestenislaf.nl anoniem melding te maken van cyberpesten. Op basis van deze meldingen wordt het probleem permanent in kaart gebracht, en worden de scholen waarvan de leerlingen ernstige online pesterijen melden, op de hoogte gebracht zodat deze de nodige maatregelen kunnen nemen. Volgens Barnes (2006) zijn er drie soorten oplossingen om jongeren te beschermen tegen de gevaren van sociale netwerksites: sociale, technische en legale oplossingen. Sociale oplossingen liggen bij ouders en leerkrachten. Ouders zouden meer interesse moeten tonen in het internetgebruik van hun kinderen. Vaak is dit niet het geval door de groeiende kloof van technologiegebruik tussen ouders en kinderen. Verschillende organisaties en websites geven ouders en leerkrachten tips om ongehoord gedrag van jongeren op internet op te sporen. Technische oplossingen om leden beter te beschermen liggen in handen van de sociale netwerksites zelf. Facebook heeft bijvoorbeeld haar privacy settings aangepast zodat leden meer controle hebben over wie wat te zien krijgt en heeft MySpace software geïnstalleerd om gebruikers onder de minimum toegelaten leeftijd op te sporen en van de site te verwijderen. Ook Netlog wil minderjarigen extra beschermen door te jonge kinderen te verhinderen van hun diensten gebruik te maken (http://www.standaard.be/artikel/detail. aspx?artikelid=dmf10022009_107). Daarnaast kan er op de website op een eenvoudige manier misbruik gesignaleerd worden. De verschillende opties ter bescherming van de privacy, waarmee ingesteld kan worden wie al dan niet toegang heeft tot de persoonsgegevens die op het profiel worden geplaatst, zullen duidelijk zichtbaar op de sites worden geplaatst. Daarnaast zullen de profielen van minderjarigen automatisch privé gemaakt worden en enkel voor gekende vrienden toegankelijk zijn. 12

In Amerika zijn reeds wettelijke maatregelen getroffen om aan de hand van internetfilters op openbare plaatsen zoals scholen en bibliotheken, tieners te beschermen tegen de gevaren van het internet. Ook in België werden reeds gelijkaardige initiatieven uitgevoerd. In 2005 werd Saferchat gelanceerd, een systeem waarbij jongeren hun elektronische identiteitskaart (eid) of SIS-kaart in een kaartlezer moeten steken en daarna een pincode ingegeven (http://www.standaard.be/-artikel/ Detail.aspx?artikel-Id=gmbhtv2g). De kaartlezer registreert de leeftijd en zorgt ervoor dat kinderen van 12 tot 15 enkel in veilige chatboxen terechtkomen. Ondanks de goede bedoelingen werd de veilige chatbox via eid geen succes ondermeer omdat de software niet gebruiksvriendelijk is en er amper webmasters zijn die het product ondersteunen (http://www.zdnet.be/news/67490/ketnet-integreertveilige-chatbox/). ONDERZOEK In een kwalitatief onderzoek bij 20 Netloggebruikers (10 jongens en 10 meisjes) van 12 tot en met 16 jaar, peilen we aan de hand van diepte-interviews naar hun gebruik van Netlog in het algemeen, en meer specifiek naar hun ervaringen, hun kennis van zowel privacysettings als van de gevaren die gepaard gaan met het gebruik van profielsites. Leeftijd Jongens (J) Meisjes (M) Totaal 13 jaar R1, R2 R11, R12, R13 5 14 jaar R3, R4, R5 R14, R15 5 15 jaar R6, R7, R8 R16, R17 5 16 jaar R9, R10 R18, R19, R20 5 Totaal 10 10 20 Gebaseerd op het onderzoek kunnen we algemeen stellen dat het aanmaken van een Netlogprofiel voornamelijk gebeurt vanuit de drang om er bij te horen. Op de vraag waarom jongeren een Netlogprofiel aanmaken was het antwoord bijna unaniem: Ja, gewoon, iedereen heeft dat...(r7, J, 15 jaar). Ook een vorm van nieuwsgierigheid komt duidelijk naar voor uit de interviews, jongeren vinden het vooral leuk om naar de foto s van anderen te kijken, hoewel ze zelf vaak weinig aandacht besteden aan de foto s op hun eigen profiel. Foto s van anderen bekijken is ook een soort tijdverdrijf voor sommige respondenten. Wat de tijdsbesteding voor Netlog betreft varieert dit bij de respondenten van een kwartier per week tot 7 uur en meer per week. Jongeren die niet veel tijd besteden aan Netlog zijn vooral geïnteresseerd in conversaties met vrienden en zoeken geen nieuwe contacten op. Deze respondenten hebben het vaak druk met hobby s en sport. Jongeren die wel veel tijd besteden op Netlog houden zowel contact met vrienden maar leggen ook graag nieuwe contacten. Zij voegen meestal zomaar 13

mensen toe ongeacht het gaat om vrienden van vrienden of om volkomen onbekenden. Jongeren zeggen dat ze ook regelmatig mensen verwijderen die ze eerder toegevoegd hadden maar niet kenden. Dit is in overeenkomst met de bevindingen van Frankenhuis et al. (2007) en Boyd (2008) die stellen dat veel jongeren zowel gemakkelijker contact leggen als contact verbreken in de virtuele wereld dan in het echte leven, omdat ze minder verlegen zijn dan bij face-to-face contact. Het profiel van op één na alle jongeren is openbaar. De reden waarom één van de respondenten (R18, M, 16 jaar) een privé profiel heeft is om te verhinderen dat haar broer haar profiel kan zien. Het is duidelijk dat de jongeren het nut van een privé profiel niet inzien omdat ze graag door zo veel mogelijk peers gezien worden, maar aan de andere kant willen ze niet dat familieleden hun profiel kunnen zien (Boyd, 2008b). Bij de vraag waarom hun profiel openbaar is waren de meest voorkomende antwoorden:: Gewoon, iedereen mag dat zien (R15, M, 14 jaar) of Das standaard he (R19, M, 16 jaar) en Ja, das bij iedereen openbaar (R3, J, 14 jaar). De jongeren beweren dat ze weten hoe ze hun profiel privé kunnen maken, maar vinden dat nutteloos omdat vrienden hen bijvoorbeeld niet zo makkelijk kunnen vinden wanneer ze een privé profiel hebben. Hun profiel is dan wel openbaar, maar geen enkele van de respondenten geeft in zijn of haar profiel een adres of gsmnummer vrij, en slechts een kleine minderheid is bereid om een e-mailadres vrij te geven. De meeste jongeren zijn zich bewust van de openbaarheid van hun profiel en willen niet dat hun contactgegevens in handen van onbekenden komen. Dit correspondeert met de bevindingen van het TIRO-project (2008b) waaruit blijkt dat ruim 90% van de 12 tot 18 jarigen geen thuisadres of gsm-nummer vrijgeeft en minder dan 50% een e-mailadres meedeelt. Nagenoeg geen enkele van de respondenten zou persoonlijke gegevens of foto s doorsturen naar volkomen onbekenden. Hoewel de jongeren weinig contactgegevens vrijgeven houdt dit niet noodzakelijk in dat ze zich bewust zijn van de gevaren van het internet. Sommige jongeren geven hun contactgegevens niet vrij, omdat het niet gedaan wordt door vrienden of om te vermijden dat ze constant opgebeld worden: V: Waarom geen e-mail en gsm nummer? A: Gewoon, ja, omdat dat bijna niemand doet, kheb al keer gehoord van iemand die haar nummer daar op gezet had en die kreeg constant telefoon van mensen en die heeft haar nummer moeten veranderen (R1, M, 13jaar). V: En je gsm-nummer en thuisadres, staat dat er ook op? A: Nee dat doe ik ni. V: Waarom zet je dat er dan niet op? A: Ja niemand doet dat eigenlijk (R11, M, 13 jaar). De ondervraagde jongeren gebruiken Netlog hoofdzakelijk om met vrienden te communiceren, maar vinden het vaak ook leuk om nieuwe mensen te leren kennen (Boyd, 2008a). Het gaat hier dan voornamelijk over vrienden van vrienden en geen volkomen onbekenden. De geïnterviewde meisjes leggen vaak eerst contact via Netlog, om later, wanneer het ijs is gebroken, face-to-face verder te 14

praten. Mensen die gekend zijn van op school bijvoorbeeld, maar waar ze nog geen contact mee gehad hebben, worden opgezocht op Netlog om vervolgens online het eerste contact te leggen. Dit fenomeen van het ijs breken op Netlog, kwam enkel naar voor bij de geïnterviewde meisjes en niet bij de jongens. Dit kan volgens Alsaker & Kroger (2006, pp 94-95) verklaard worden door het onzekerheidsgevoel dat jongeren ervaren gedurende de adolescentie. Dat onzekerheidsgevoel is bij meisjes meer uitgesproken omdat ze een negatiever zelfbeeld ervaren dan jongens. Het internet wordt dan gebruikt als social compensation, om de verlegenheid te overwinnen die zich voordoet bij face-toface ontmoetingen (Valkenburg, Schouten en Peter, 2005). Opmerkelijk is dat één respondent (R20, M, 16 jaar) een Netlog-account heeft aangemaakt onder een valse naam met valse informatie en foto s, met als opzet mensen te misleiden. Ze vind het grappig om te zien hoeveel mensen reageren op het fictieve profiel en niet doorhebben dat het om een fictief persoon gaat. Naast het fictieve profiel heeft zij geen onvervalst profiel op Netlog. Met betrekking tot een authentiek profiel verklaart zij: Kvind dat beetje zielig zo vriendjes gaan zoeken op het internet, das ni aan mij besteed, ksteek mijn tijd liever in wijze dingen! De meeste jongens en meisjes zeggen dat ze het niet belangrijk vinden om veel vrienden te hebben op Netlog, maar vinden dit wel leuk. Vrijwel iedereen die het vraagt wordt toegevoegd, volgens Boyd (2008a, p. 220) omdat een groot aantal vrienden wijst op populariteit. Mensen worden toegevoegd wanneer er gemeenschappelijke vrienden zijn of wanneer ze ongeveer dezelfde leeftijd hebben: Alst zo iemand is van 40 ofzo dan weiger ik die maar voor de rest alst iemand is van onder de 20 of onder de 30 dan accepteer ik die wel (R11, M, 13 jaar), Zo mensen die superjong en superoud zijn die voeg ik wel ni toe, als ze er normaal uit zien dan wel (R9, J, 16 jaar). Dit wijst er op dat sommige jongeren geen besef hebben van profielvervalsing. Anderzijds zijn er ook jongeren die het onbelangrijk vinden om veel vrienden in hun lijst te hebben. Zij willen enkel mensen die ze kennen in hun vriendenlijst, en vinden het belachelijk om zomaar mensen toe te voegen die ze niet kennen. Dit zijn voornamelijk jongens die relatief weinig tijd besteden aan Netlog: Der zijn zo mensen die superveel vrienden hebben maar die kennen den helft toch ni (R8, J, 15 jaar), Kga geen mensen toevoegen die ik ni ken om 300 vrienden ofzo te hebben, das toch allemaal fake als ge die ni kent (R3, J, 14 jaar). Vooral meisjes hebben goede contacten met mensen die ze enkel via Netlog kennen. Ze communiceren er regelmatig mee en beschouwen hen als goede vrienden, ook al hebben ze die persoon nog nooit in het echt gezien. Meestal worden na een tijdje e-mailadres en gsm-nummer uitgewisseld zodat er contact kan onderhouden worden via MSN of gsm. Dit wijst op een toename van de kwaliteit van online vriendschappen na verloop van tijd, waardoor deze vriendschappen kunnen resulteren in betekenisvolle vriendschappen (Lenhart&Madden, 2007; Peter,Valkenburg&Schouten, 2005). Alle respondenten beweren dat ze zelf nog nooit problemen ondervonden hebben op basis van de inhoud van hun eigen webpagina. Sommige respondenten zijn wel op de hoogte van Netloggebruikers 15

die problemen hebben ervaren met foto s die ze op hun profiel geplaatst hebben. Meer specifiek zijn dit negatieve reacties op foto s die meer blootgeven dan gebruikelijk is en op foto s waarop mensen zich anders voordoen dan ze zijn. Het gaat vaak over mensen die in het dagelijks leven gepest worden omwille van hun fysieke of persoonlijkheidskenmerken, die ook in de virtuele wereld negatieve reacties krijgen. Volgens Ybarra & Mitchell (2004) zijn jongeren die via het internet gepest worden ook vaak het doelwit van klassieke pesterijen. Toch worden sommige jongeren ook enkel op het internet gepest. Op de vraag of de ouders van de respondenten goed met PC en internet overweg kunnen, waren de antwoorden vrij uiteenlopend. Ouders met weinig of geen internetvaardigheden leggen zo goed als geen beperkingen op voor hun kinderen of waarschuwen hen nauwelijks voor de gevaren van het internetgebruik. Deze ouders zijn meestal zelf niet op de hoogte van die gevaren en kunnen er dus hun kinderen niet over voorlichten. Ouders die wel goed met internet overweg kunnen geven hun kinderen waarschuwingen die verband houden met eerder technische (virussen, ) dan sociale gevaren. Waarschuwingen die verband houden met sociale gevaren zijn nogal vaag, zoals geen adres of gsmnummer meedelen op internet, maar de respondenten weten niet altijd waarom ze dat beter niet doen. Ouders controleren het internetgebruik van hun kinderen bijna niet en leggen enkel tijdsbeperkingen op wanneer het schoolwerk in het gedrang komt. Deze controle wordt nog bemoeilijkt door het feit dat veel jongeren een eigen computer hebben op hun kamer. Ze vinden het niet leuk dat familieleden in de buurt zijn wanneer ze op Netlog ingelogd zijn, en verkiezen de privacy van hun eigen kamer. Deze slaapkamercultuur is ontstaan door de privatisering van het mediabezit waardoor jongeren binnenshuis in contact kunnen staan met de buitenwereld (Roe, 2000; Bovill & Livingstone, 2001). De meerderheid van de respondenten is zich nauwelijks bewust van de sociale gevaren van het internetgebruik. Dit is niet verwonderlijk vermits veel ouders geen goede internetkennis hebben en er op scholen zo goed als geen voorlichting wordt gegeven over internetgebruik. De jongeren denken vaak dat de gevaren enkel gelden voor jongere kinderen die contactgegevens vrijgeven aan onbekenden. Jongeren die zich bewust zijn van profielvervalsing, zijn zeer overtuigd dat ze het zouden doorhebben wanneer ze hiermee zouden geconfronteerd worden: V: Denk je dat er gevaren verbonden zijn aan het internetgebruik in het algemeen? A: Op zo chatsites misschien, mensen die met hun leeftijd zitten te knoeien maar ik zit daar toch ni op. V: Denk je dat dat op Netlog gebeurt? A: Misschien wel, ja. V: Denk je dat je het zou doorhebben moest je met zo iemand aan het praten zijn? A: Ja als ik er mee zou praten zou ik dat zeker doorhebben of dat die liegt over zijn leeftijd! V: Hoe zou je dat merken? A: Ja, gewoon, dat voelt ge toch aan (R14, M, 14 jaar). 16

Op de vraag of de jongeren al eens afgesproken hebben met mensen die ze via Netlog leerden kennen zijn de antwoorden eerder geruststellend. Het betreft meestal een vriend van een vriend en dan wordt er samen met de gemeenschappelijke kennis afgesproken. Wanneer het gaat om een onbekende persoon wordt er op een openbare plaats afgesproken, zoals op de voetbal samen met andere vrienden. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De opzet van dit onderzoek was nagaan in welke mate jongeren zich blootstellen op Netlog, waarom ze dit doen en of ze al dan niet op de hoogte zijn van de gevaren van het internetgebruik, en of ze er zelf al mee geconfronteerd werden. De bevindingen van dit onderzoek liggen vaak in de lijn van eerder onderzoek. Uit de interviews blijkt dat bijna alle jongeren een openbaar profiel hebben, maar dat ze toch voorzichtig omspringen met het vrijgeven van contactgegevens in hun profiel. Geen enkele respondent geeft adres noch gsm-nummer vrij, en slechts enkelen delen hun e-mailadres mee. Deze bevindingen komen ruimschoots overeen met de resultaten van het TIRO-project (2008b) waaruit blijkt dat ruim 90% van de 12 tot 18 jarigen geen thuisadres of gsm-nummer vrijgeeft en minder dan 50% een e-mailadres meedeelt. Jongeren gebruiken Netlog hoofdzakelijk om met vrienden te communiceren en slechts bijkomend om nieuwe contacten te leggen (Boyd, 2008a, p. 211). Duidelijke voor- en tegenstanders van nieuwe mensen leren kennen via profielsites komen uit het onderzoek naar voor. Vooral jongens die weinig tijd besteden aan Netlog willen enkel met vrienden communiceren en zien geen meerwaarde in het maken van nieuwe vrienden via Netlog. Meisjes die veel tijd aan Netlog besteden, vinden het wel leuk om nieuwe mensen te leren kennen via Netlog. Zij hebben echter weinig nood om die persoon face-to-face te ontmoeten, maar bouwen verder aan een goede vriendschap door middel van MSN en telefonisch contact. Wanneer er toch wordt afgesproken met nieuwe contacten, zijn dit voornamelijk vrienden van vrienden en wordt er samen met de gemeenschappelijk kennis afgesproken. Vooral meisjes voegen zomaar mensen toe, in het bijzonder wanneer die ongeveer dezelfde leeftijd hebben als henzelf of wanneer ze gemeenschappelijke vrienden hebben. Het internet wordt vaak gebruikt als social compensation, om niet geconfronteerd te worden met de verlegenheid die zich voordoet bij face-to-face ontmoetingen (Valkenburg, Schouten en Peter, 2005). Vooral meisjes leggen vaak nieuwe contacten via internet en durven deze ook te verbreken door personen uit hun vriendenlijst te verwijderen. Jongeren vinden het zowel gemakkelijker om contact te leggen als om contact te verbreken in de virtuele wereld dan in het echte leven (Frankenhuis et al. (2007); Boyd (2008a)). Opmerkelijke bevindingen uit het onderzoek situeren zich bij de voorlichting van jongeren over veilig internetgebruik. Het is verwonderlijk dat er nog steeds veel ouders zijn met weinig of geen internetkennis hoewel internet al jaren ingeburgerd is. Daarnaast wordt in het onderwijs zo goed als 17

geen voorlichting gegeven aan jongeren in verband met veilig internetgebruik, terwijl jongeren langs deze weg op een doeltreffende manier de gevaren en voordelen van het internet zouden kunnen onderkennen. Wanneer ouders hun kinderen voorlichten over de gevaren van internetgebruik, gaat het vooral over technische gevaren en niet zozeer over sociale gevaren. Vaak weten ouders wel dat internetgebruik gevaarlijk kan zijn, maar weten ze niet juist wat die gevaren inhouden en hoe ze met die gevaren moeten omgaan (Livingstone, 2001). Deze bevindingen verklaren waarom vele jongeren weinig besef hebben van profielvervalsing en er niet bij stilstaan dat internetgebruik wel degelijk gevaarlijk kan zijn. Daarom is het belangrijk om nog steeds bewustheidcampagnes te voeren naar ouders en het onderwijs toe, opdat zij beter in staat zouden zijn om de kinderen te begeleiden bij hun internetgebruik. BIBLIOGRAFIE C. Geraadpleegde websites www.belg.be. Geraadpleegd op 3 maart 2009 op: http://www.belg.be/leesmeer.php?x=6686 www.ca.com. Geraadpleegd op 26 maart 2009 op: http://www.ca.com/us/press/release.aspx?cid=93678. www.cam-ascor.nl. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op Web: http://www.cam-ascor.nl/ www.cyberbullying.us/. Geraadpleegd op 2 maart 2009 op: http:// www.cyberbullying.us www.knack.be. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op: http://www.knack.be/nieuws/technologie/meer-dan-twee-miljoen-belgen-op-socialenetwerksites/site72-section27-article24917.htm www.knack.be. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op: http://www.knack.be/nieuws/technologie/netlog-breekt-record/site72-section27-article22654.html www.manssen.nl. Geraadpleegd op 3 december 2008 op: http://www.manssen.nl/computersindeklas/leesmap/leesmap2005/20050209-02.htm www.mijnkindonline.nl. Geraadpleegd op 2 december 2008 op: http://www.mijnkindonline.nl/392/weinig-aan-hand-met-internet-gebruik.htm www.oreillynet.com. Geraadpleegd op 5 februari 2009 op: http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-web-20.html www.planet.nl. Geraadpleegd op 5 februari 2009 op: http://www.planet.nl/planet/show/id=761788/contentid=546528/sc=3eb360 www.saferinternet.org. Geraadpleegd op 3 december 2008 op: http://www.saferinternet.org/ww/en/pub/insafe/news/articles/0608/tiro_project.htm www.standaard.be. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=d722nqa3 18

www.standaard.be. Geraadpleegd op 6 mei 2009 op: http://www.standaard.be/artikel/-detail.aspx?artikel-id=gmbhtv2g www.standaard.be. Geraadpleegd op 7 mei 2009 op: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=dmf10022009_107 www.staysafeonline.org. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op: http://www.staysafeonline.org/ www.surffoundation.nl. Geraadpleegd op 5 februari 2009 op: http://www.surffoundation.nl/ www.sire.nl. Geraadpleegd op 6 maart 2009 op: http://www.sire.nl/index.php?id=6&no_cache=1&tx_ttnews[tt_news]=10&tx_ttnews[backpid]=2 D. Wetenschappelijke artikels en papers Acquisti, A., & Gross, R. (2006). Imagined communities: Awareness, information sharing, and privacy on the Facebook. In P. Golle & G. Danezis (Eds.), Proceedings of 6th Workshop on Privacy Enhancing Technologies (pp. 36 58). Cambridge, UK: Robinson College. Barnes, S. (2006). A privacy paradox: Social networking in the United States. First Monday, 11(9). Geraadpleegd op 4 maart 2009 op: http://firstmonday.org/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/view/1394/1312 Blais, J. (2008). Chatting, befriending, and bullying: Adolescent internet experiences and associated psychosocial outcomes. Geraadpleegd op 7 maart 2009 op: https://qspace.library.queensu.ca/bitstream/1974/1413/1/blais_julie_j_200808_phd.pdf Bovill, M. & Livingstone S. (2001). Bedroom culture and the privatization of media use. London: LSE Research online. Geraadpleegd op 26 maart 2009 op: http://eprints.lse.ac.uk/archive/00000672 Boyd, D. (2008a). Social Network Sites: Definition, History, and Scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication 13(1), 210 230. Boyd, D. (2008b). Why Youth love Social Network Sites: The Role of Networked Publics in Teenage Social Life. Youth, Identity, and Digital Media. MA: The MIT Press, 119 142. Chan, D. K. S., & Cheng, G. H. L. (2004). A comparison of offline and online friendship qualities at different stages of relationship development. Journal of Social and Personal Relationships, 21(3), 305-320. Frankenhuis, S., van der Hagen, S. & Smelik, 2007, De effecten van nieuwe media op jongeren van 12 14 jaar. Geraadpleegd op 10 februari 2009 op: www.didactiekwijzer.nl/wp-content/ De_effecten_van_ nieuwe_media_op_jongeren_van_12-14_jaar webversie.pdf Frissen V. 2004: De domesticatie van de digitale wereld, Universiteit Rotterdam. Gross, E. F. (2004). Adolescent Internet use: What we expect, what teens report. Journal of Applied Developmental Psychology, 25(6), 633-649. Huffaker, D. A., and Calvert, S. L. (2005). Gender, identity, and language use in teenage blogs. Journal of Computer-Mediated Communication, 10(2), article 1. Geraadpleegd op 11 maart 2009 op: http://jcmc.indiana.edu/vol10 /issue2/huffaker.html 19