pagina 1 van 10
Inleiding De Toetsen informatieve en andere teksten bij Nieuwsbegrip hebben als doel om te meten of een leerling teksten op een bepaald niveau kan begrijpen. Deze toetsen hebben een andere functie dan de diagnostische Strategietoetsen: die meten onder meer hoe een leerling strategieën kan toepassen. Deze Toetsen informatieve en andere teksten meten of een leerling teksten op een bepaald niveau aankan. De verschillende toetsen meten leesbegrip op de niveaus AA, A (Meijerink niveau ½ F), B (Meijerink niveau 1 F) en C (Meijerink 2F). De Toetsen informatieve en andere teksten bij Nieuwsbegrip worden drie keer per schooljaar afgenomen: in november, februari en mei. Van elke toets bestaan er twee versies. U kunt kiezen welke versie u afneemt. Het jaar daarop neemt u dan de andere versie af. Ook kunt u ervoor kiezen in groep 5 altijd versie 1 in te zetten en in groep 6 altijd versie 2, of omgekeerd. De toetsen die voor u liggen zijn geschikt voor afname in november. Toets Wie Wanneer Doel Afzonderlijke toetsen voor A, A, B en C november, februari, mei De toetsen behorend bij deze handleiding worden afgenomen in november. leesbegrip, niveaumeting Afnametijd A: 2 x 30 minuten (indicatie) en B: 60 minuten (indicatie) Niveau C: 50 minuten (indicatie) Beschrijving van de toets De toets voor bestaat uit vijf teksten met in totaal 20 items. Middels deze 20 items wordt gemeten of een leerling teksten van een bepaald taalniveau kan begrijpen. Het functioneringsniveau begrijpend lezen van de gebruikte teksten komt overeen met dat van de teksten uit de lessen van Nieuwsbegrip van het bijbehorende niveau. In de toets worden verschillende vormen van leesvaardigheid getoetst. In schema 1 is opgenomen welke leesvaardigheid u toetst met de TIAT. pagina 2 van 10
Schema 1 Nr. Leesvaardigheid Beschrijving Kerndoel 1 globaal tekstbegrip hoofdgedachte van de tekst 4, 10 herkennen, tekstdoel benoemen, beoogd publiek aanwijzen, tekstbron herkennen 2 gedetailleerd tekstbegrip letterlijk begrip op zinsniveau, 4, 10 begrip van implicatie 3 informatieselectie opzoeken van feiten, gegevens uit 4, 10 tekst 4 schema s en tabellen gegevens uit een schema of tabel 4 interpreteren aflezen en er een betekenis aan geven, relevant voor de hogere leesniveaus 5 informatie en meningen feiten of meningen van personen 7 vergelijken met elkaar vergelijken 6 informatie en meningen ordenen informatie in een volgorde weergeven, bijv. chronologisch, rangschikken naar bijv. grootte, sterkte 6 De opdrachten zijn ook gelegd langs de kenmerken van de taakuitvoering zoals die in de Openbare Referentiesets (2014) van het College voor Toetsing en Examinering zijn opgenomen. 1 Deze kenmerken van de taakuitvoering komen uit het Referentiekader taal en rekenen. Het gaat bij de TIAT om begrijpen, interpreteren, samenvatten en opzoeken. In schema 2 ziet u een overzicht van welke opdrachten betrekking hebben op welk kenmerk van de taakuitvoering. Er staat een korte uitleg bij wat ieder specifiek kenmerk van de taakuitvoering inhoudt. In de TIAT voor en B zijn de opdrachten bij het kenmerk van de taakuitvoering begrijpen nog ver in de meerderheid. Dit geldt ook nog voor niveau C. Naarmate teksten moeilijker worden, wordt er een groter beroep gedaan op interpreteren bij het begrijpen van een tekst. 1 Deze referentiesets vormen de komende jaren de basis voor toetsontwikkelaars en onderwijsontwikkelaars in het taal- en rekenonderwijs, bijvoorbeeld voor de Centrale Eindtoets PO Taal en Rekenen en andere eindtoetsen die nog ontwikkeld gaan worden. pagina 3 van 10
Schema 2 kenmerk van de taakuitvoering begrijpen interpreteren samenvatten opzoeken beschrijving Tekstgestuurde verwerking: het verwerken van informatie die de schrijver vermeldt in de tekst, die dus expliciet in de tekst staat. Denk bijvoorbeeld aan relaties tussen zinnen en tussen tekstdelen. De leerling kan het antwoord letterlijk uit de tekst halen of hij kan door te parafraseren (met slechts een minimale bewerking van de tekst) de vraag beantwoorden. Het gelijktijdig en in samenhang inzetten van tekst- en kennisgestuurde verwerking. De lezer past de nieuwe informatie uit de tekst in zijn reeds aanwezige kennis. De focus ligt hier vooral op de kennisgestuurde verwerking (de lezer brengt dat wat hij leest over een onderwerp in verband met dat wat hij al weet over het onderwerp). De lezer moet iets doen na het begrijpen en interpreteren van de informatie: het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, de tekst verkorten. De informatie moet op een andere manier opgeslagen worden zodat de lezer die op een ander moment paraat heeft (bijv. voor een proefwerk). Leerlingen die samenvatten, structureren de informatie en stellen de bruikbaarheid van de informatie vast. Ze zetten de tekst om in een tabel, een schema of in een verkorte tekst. Het efficiënt en systematisch opsporen van specifieke informatie in schriftelijk of elektronische informatiebronnen om deze vervolgens te gebruiken of toe te passen. Om de beoogde informatie te kunnen vinden, zal de lezer selectief, flexibel en doelgericht te werk moeten gaan. In de toetsen worden diverse tekstsoorten gebruikt. Deze tekstsoorten worden in de toetsen ingedeeld in twee soorten: 1 Informatieve teksten - feiten, situaties, concepten beschrijvend. 2 Andere tekstsoorten: Verhalend - chronologische tekst met op elkaar volgende handelingen, tekst die vooral voor het plezier gelezen wordt. Directief - beschrijving van te verrichten handelingen voor een bepaald doel zoals instructies, reglementen en wetten. Beschouwend - tekst waarbij de meningen van verschillende personen naast elkaar gepresenteerd worden. Argumentatief - tekst met overtuigende feiten voor een bepaald standpunt. Voor zijn er drie informatieve teksten opgenomen en twee teksten van een andere tekstsoort. pagina 4 van 10
Met de keuze voor aansprekende teksten voor elke doelgroep is Kerndoel 9, De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten, in de toetsen gewaarborgd. Afname Er wordt aangeraden de toets af te nemen in november. De afname vindt klassikaal plaats. De leerlingen krijgen 60 minuten de tijd om de toets te maken, voor leerlingen met ernstige leesproblemen kunt u een langere afnametijd aanhouden. Instructie voor de leerlingen Geef de leerlingen voor aanvang van de toets de volgende instructie: 1. Jullie krijgen van mij een leestoets. Pak een potlood en een gum. 2. Ik deel de toetsen nu uit. Laat de toetsen omgekeerd op tafel liggen. 3. Je mag 60 minuten over de toets doen. 4. Draai de toets nu om, maar sla deze nog niet open. Schrijf je naam op het voorblad van de toets. 5. Schrijf de datum ook op het voorblad van de toets. Het is vandaag (datum noemen). 6. - Je gaat zo meteen teksten lezen en opdrachten maken. - Er zijn vijf teksten. Bij elke tekst hoort een aantal opdrachten. - Lees steeds eerst de tekst. Maak dan de opdrachten bij die tekst. Soms staat er in de opdracht dat je een stukje van de tekst nog een keer moet lezen. Doe dat dan ook. - Lees elke opdracht. Bij elke opdracht kun je kiezen uit vier antwoorden. Lees de antwoorden ook! - Kies dan het e antwoord. Voor elk antwoord staat een letter: A, B of C. Zet met je potlood een rondje om de letter die voor het e antwoord staat. Als je toch een ander antwoord wilt kiezen, gum je het rondje uit en zet je een rondje om de letter voor het antwoord dat je dan kiest. - Als je twijfelt over het e antwoord kies dan het antwoord dat volgens jou het beste is. Zet altijd een rondje om een antwoord, want als je geen antwoord kiest, moet ik dat fout rekenen. 7. Waarschuw de leerlingen na dertig minuten dat de helft van de tijd om is. Vertel leerlingen die nog niet bij opdracht 11 zijn dat ze op moeten schieten. 8. Waarschuw de leerlingen vijf minuten voor het einde van de toets. Geef aan dat ze nu nog vijf minuten hebben om de toets af te maken. pagina 5 van 10
Scoreberekening U normeert de toets aan de hand van de behaalde score op 20 toetsitems. Per juist beantwoord item krijgt een leerling 1 punt. De maximale score die behaald kan worden is dus 20 punten. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de toets, waarin ook de juiste antwoorden zijn opgenomen. Tevens is per opdracht aangegeven op welk kenmerk van de taakuitvoering de opdracht een beroep doet. Normering De A-toets wordt gemaakt door leerlingen van groep 5 en 6. Voor de leerlingen van groep 5 geldt de volgende slagingsnorm: Normering Aantal : Resultaat: 9 of minder items Onvoldoende 10 of meer items Voldoende 12 of meer items Goed Dat betekent dat wanneer een leerling uit groep 5 10 toetsvragen of meer heeft op toets A, hij voldoende leesvaardig is om teksten op te begrijpen. Voor leerlingen van groep 6 geldt een andere slagingsnorm: Normering Aantal : Resultaat: 12 of minder items Onvoldoende 13 of meer items Voldoende 15 of meer items Goed Voor leerlingen uit groep 6 geldt dus dat zij minimaal 13 items beantwoord moeten hebben om voldoende leesvaardig te zijn op. Analyseformulier In bijlage 2 en 3 vindt u analyseformulieren. Op dit formulier kunt u per leerling invullen hoeveel en welke vragen een leerling beantwoord heeft. Op één formulier kunt u de gegevens van twintig leerlingen noteren. Met de resultaten van de analyse kunt u aan de slag met de volgende strategieën/lessen van Nieuwsbegrip: 1. Globaal tekstbegrip: relaties en verwijswoorden, vragen stellen en samenvatten. 2. Gedetailleerd tekstbegrip: relaties en verwijswoorden, ophelderen van onduidelijkheden. 3. Informatieselectie: ophelderen van onduidelijkheden, relaties en verwijswoorden. 4. Schema s en tabellen interpreteren: de sleutelschema s die wekelijks in de basisles aan bod komen. Eventueel de strategieles sleutelschema s, te vinden op www.nieuwsbegrip.nl onder pagina 6 van 10
Basismateriaal, tabblad strategielessen, plus de leesles andere tekstsoort uit Nieuwsbegrip Zilver, met name de les schema/tabel (informatieve tekst). 5. Informatie en meningen vergelijken: de leesles andere tekstsoort uit Nieuwsbegrip Zilver, met name de meningtekst (betoog). Deze tekstsoort komt elk blok van 6 weken een keer aan bod. Daarnaast kunt u de gedeactualiseerde tekstsoortenles overtuigende teksten inzetten, onder het tabblad tekstsoortenlessen. 6. Informatie en meningen ordenen: idem punt 5. pagina 7 van 10
Bijlage 1 Overzicht toets A, inhoud en e antwoorden Toets A Titel tekst, tekstsoort Itemnr Sleutel Leesvaardigheid 2 Kenmerk taakuitvoering 1 Regina leert koe 1 B 3 b springen als paard informatief 2 C 2 b 3 C 6 b 4 C 2 b 2 Scherp op weg! 5 A 1 i reclame 6 A 3 b 7 B 2 b 8 B 3 b 3 Linkshandigen 9 C 5 b hebben het zwaar informatief 10 C 2 b 11 B 5 i 4 Publiek moet weer 12 C 5 b naar circus komen informatief 13 C 2 b 14 B 4 o 15 A 2 o 16 A 4 s 5 Leuk, tomaten uit 17 B 1 b eigen tuin betoog 18 A 3 b 19 A 5 b 20 A 6 b 2 Voor een beschrijving van de verschillende vormen van leesvaardigheid zie pagina 3. pagina 8 van 10
Bijlage 2 Analyseformulier Groep 5 Namen Gedetailleerd tekstbegrip Informatie en meningen vergelijken Globaal tekstbegrip Informatieselectie Schema s en tabellen interpreteren Informatie en meningen ordenen 5 17 2 4 7 10 13 15 1 6 8 18 14 16 9 11 12 19 3 20 Score (aantal ) Onvold. 9 of minder Vold. 10 of meer Goed 12 of meer Normering groep 5 = 12 of meer / voldoende = 10 of meer / onvoldoende = 9 of minder pagina 9 van 10
Bijlage 3 Analyseformulier Groep 6 Namen Gedetailleerd tekstbegrip Informatie en meningen vergelijken Globaal tekstbegrip Informatieselectie Schema s en tabellen interpreteren Informatie en meningen ordenen 5 17 2 4 7 10 13 15 1 6 8 18 14 16 9 11 12 19 3 20 Score (aantal ) Onvold. 12 of minder Vold. 13 of meer Goed 15 of meer Normering groep 6 = 15 of meer / voldoende = 13 of meer / onvoldoende = 12 of minder pagina 10 van 10