Stapsgewijs onderwijs: het kind centraal!

Vergelijkbare documenten
Onderzoek als project

Belastingwetgeving 2015

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Elementaire praktijk van de Financiering Werkboek

Praten leer je niet vanzelf

Belastingwetgeving 2015

De basis van het Boekhouden

Boekhouden geboekstaafd Opgaven

Praktisch Verbintenissenrecht

Bedrijfsadministratie

Nectar 4e editie biologie vmbo-basis deel 3B leerwerkboek

Nectar 4e editie biologie vmbo-kader deel 4 leerboek

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

12 merken, 13 ongelukken

Blommaert. Bedrijfseconomische Analyses OPGAVEN. Blommaert & Bedrijfseconomie vanuit managementperspectief. Zevende druk

12 merken, 13 ongelukken KarelJan Alsem en Robbert Klein Koerkamp

Tussendoelen ontwikkeling van de geletterdheid

Basiskennis Calculatie

Bedrijfsadministratie MBA

SER rapport 2016 : Gelijk goed van start

Basisstudie in het boekhouden

1. Ziet de kleine verschillen. tussen letters/cijfers. 2. Herkent hetzelfde woord in een. 5. Kent en kan de namen van

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

Boekhouden geboekstaafd Uitwerkingen

Elementaire praktijk van de Kostencalculatie Werkboek

Nectar 4e editie biologie vmbo-gt deel 3 leerboek

Zorgboekje. Kindgegevens

Bedrijfsadministratie MBA

Nectar 4e editie biologie vmbo-gt deel 4 leerboek

Toetsvragen bij domein 1 Mondelinge taalvaardigheid

Bedrijfseconomie. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren UITWERKINGEN. Tweede druk

Serie: Elementaire theorie accountantscontrole. Auditing & Assurance: Bijzondere opdrachten. Hoofdredactie Prof. dr. G.C.M.

Wat hebben jonge kinderen nodig?

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd 0 tot 4 jaar

Cursus. Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving

Cursus. Ontwikkelingspsychologie voor SW

Leren praten. Praten gaat niet vanzelf, praten moet je leren. Een kind leert praten door horen, zien en doen.

Nectar 5e editie biologie vmbo-b/k deel 1 leerwerkboek A

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

Spelend leren en ontdekken

Reader voor pedagogisch medewerkers

Periodeafsluiting. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

Boekhouden geboekstaafd

TAALACHTERSTANDEN en VVE. Prof.dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer

Cursus. Aanbieden ontwikkelingsgerichte activiteiten VVE

Boekhouden geboekstaafd

Training. Begeleiden

Training. Interactieve vaardigheden

Fiscale Jaarrekening. Henk Fuchs Yvonne van de Voort UITWERKINGEN. Tweede druk

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

Jaarrekening. Henk Fuchs OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

KIJK! Lijst van: Schooljaar: Groep: Leraar: Datum gesprek 1e rapport: Datum gesprek 2e rapport: KIJK! 1-2 Bazalt Educatieve Uitgaven

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Nectar 5e editie biologie vmbo-b/k deel 1 leerwerkboek B

Financiële rapportage en analyse MBA

Elementaire praktijk van de Bedrijfsadministratie

Nectar 4e editie biologie vmbo-kader deel 3 leerboek

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Nectar 5e editie biologie vmbo-b/k deel 2 leerwerkboek A

Moedertaal en schooltaal

Boekhouden geboekstaafd

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Lodewijk het lieve beestje

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Taal Beginnende geletterdheid. Beginnende geletterdheid-fase 5

Toetsvragen bij domein 8 Taalbeschouwing

1. Wat is taalontwikkeling?

Basisvaardigheden rekenen voor de pabo

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6

Competent talent in de praktijk

Thema: Titel van lezing. Naam van spreker

Belastingrecht voor het ho 2014

Zevende, herziene druk, derde oplage Illustraties Richard Flohr. C.E. Zegwaart-Braam

Spelenderwijs bewegen. voor 0 tot 4 jaar

Cursus. Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)

Spel en spelen. Over de ontwikkeling van het jonge kind.

PROJECT. schaalrekenen. aardrijkskunde en wiskunde 1 vmbo-t/havo. naam. klas

Training. Groepsklimaat

Omgaan met zichzelf, 2-4;6 jaar

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

De Cirkel van Zorg voor leerkrachten

Taal op niveau Spreken Op weg naar niveau

Overdracht Alphen aan den Rijn

Spraak-taal 0-1½ jaar

Belastingrecht MBA 2014

Adviezen voor het bevorderen van de taalontwikkeling. Afdeling Logopedie

Cursus. Ontwikkelingspsychologie

Cursus. Ontwikkelingspsychologie voor SMD en SCW

TOE MAAR, JE KAN HET!

Transcriptie:

Noordhoff Uitgevers bv Stapsgewijs onderwijs: het kind centraal! Visie op onderwijs aan 3- tot -jarigen Ineke Oenema-Mostert Harry Janssens Gerda Woltjer Petra van de Kraats-Hop Met medewerking van Holger de Nooij Rienkje van Boekel Eerste druk Noordhoff Uitgevers Groningen/Utrecht

Noordhoff Uitgevers bv Ontwerp omslag: G2K (Groningen - Amsterdam) Omslagillustratie: Getty Images Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer, 00 VB Groningen of via het contactformulier op www.mijnnoordhoff.nl. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen. 0 / 1 201 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Utrecht, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 1h Auteurswet 1 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 300, 20 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 1 Auteurswet 1) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 300, 20 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. ISBN -0-01-411-2 NUR 4

Noordhoff Uitgevers bv Woord vooraf De moeilijkste opgave voor de leraar is optimaal af te stemmen op de ontwikkeling en de leermogelijkheden van het jonge kind. Deze uitspraak wil kernachtig verwoorden wat stapsgewijs onderwijs is en wat dit betekent op de werkvloer. In deze missie staat het jonge kind centraal en dient de omgeving de bouwstenen, de stappen aan te reiken die nodig zijn voor ontwikkeling en leren. Het onderwijs aan jonge kinderen beoogt een vormende, banende waarde te zijn in de zelfontplooiing van deze kinderen. Theorieën over zelfontplooiing en over de actieve rol van het lerende kind zelf in deze ontplooiing beklemtonen dat kinderen des te meer van de omgevingen zullen profiteren, in de mate dat deze omgevingen stappen aanreiken om een antwoord te bieden op hun onderwijs- en ondersteuningsbehoeften. Indien omgevingen deze mogelijkheden niet aanreiken, zal het kind zich gefrustreerd voelen en in mindere mate actief deelnemen aan de zelfontplooiing en is de kans groot dat het ontwikkelingsproces vertraagt of zelfs stagneert. Als leraren en opvoeders willen we een handelingsgericht antwoord kunnen bieden op deze frustraties en belemmeringen in de ontwikkeling en het leren van het jonge kind. Uiteraard vraagt dit tijd en aanpassing van alle betrokkenen, maar dit boek vormt een uniek en omvattend aanbod om met kleine stappen op termijn een groot verschil te kunnen maken in het professionele handelen van leraren en in het optimaliseren van ontwikkeling en leren van het jonge kind. Het is de verdienste van de auteurs dat het boek op overtuigende, inzichtelijke en op de praktijk gerichte wijze stapsgewijs onderwijs weet te ontsluiten. Deze bijdrage wil een brug slaan tussen theorie en praktijk, tussen het jonge kind en de opvoeder, tussen doel en realisatie, tussen inzicht en handelen. Het boek geeft leraren de kans een bijzondere stap voorwaarts te zetten om het wendbaar handelen in de klas te vergroten. Zo handelend kunnen leraren de moeilijkste opgave in het afstemmen op de ontwikkeling en het leren van het jonge kind effectief aanpakken. Groningen, juli 201 Alexander Minnaert, Hoogleraar Orthopedagogiek en Klinische Onderwijskunde Rijksuniversiteit Groningen

Noordhoff Uitgevers bv Inhoud Inleiding DEEL 1 Het waarom 1 De bouwstenen van stapsgewijs onderwijs: spelen, ontwikkelen en leren 15 Auteur: Ineke Oenema-Mostert 1.1 Stapsgewijs onderwijs: spelen, ontwikkelen en leren 1 1.2 Stapsgewijs onderwijs: theoretisch kader 1 1.3 Stapsgewijs onderwijs: de zeven bouwstenen 22 1.3.1 Bouwsteen 1 Neurologisch perspectief 22 1.3.2 Bouwsteen 2 Holistisch perspectief 2 1.3.3 Bouwsteen 3 Ontdekken, onderzoeken, ontwikkelen 2 1.3.4 Bouwsteen 4 Betrokkenheid, motivatie en welbevinden 31 1.3.5 Bouwsteen 5 Structurerend denken 34 1.3. Bouwsteen Zone van de naaste ontwikkeling 35 1.3. Bouwsteen Scaffolding 3 1.4 De rol van de leerkracht 40 1.5 De ontwikkel- en leeromgeving 43 Kernbegrippen 45 Kennis- en praktijkvragen 4 2 De ontwikkeling van het kind van 0- jaar 51 Auteurs: Ineke Oenema-Mostert en Harry Janssens 2.1 Wat is ontwikkeling 52 2.2 Ontwikkeling en leren 4 2.3 Ontwikkelingsleerlijnen en ontwikkelingsdoelen Kernbegrippen 1 Kennis- en praktijkvragen 4 DEEL 2 Het hoe 3 Spelen is de drager van de ontwikkeling Auteurs: Ineke Oenema-Mostert en Petra van de Kraats-Hop 3.1 Ontdekken en ontwikkelen 0 3.2 Spel: theoretisch kader 0 3.3 De ontwikkeling van spel in verschillende leeftijdsfasen 5 3.4 Spel: leren en ontwikkelen en de wisselwerking met de omgeving

Noordhoff Uitgevers bv 3.5 De plaats van spel in stapsgewijs onderwijs 0 3. Spel: de praktijk 3 Kernbegrippen 1 Kennis- en praktijkvragen 3 2 3 4 5 4 Volgen van de ontwikkeling 5 Auteurs: Harry Janssens en Ineke Oenema-Mostert 4.1 Waarom observeren? 4.2 Wat is observeren? 0 4.3 Hoe observeer je? 5 4.4 Observeren in vier stappen 3 Kernbegrippen 0 Kennis- en praktijkvragen 1 5 Wendbaar pedagogisch handelen 5 Auteurs: Harry Janssens en Gerda Woltjer 5.1 Van pedagogisch handelen naar wendbaar pedagogisch handelen 5.2 Wendbaar pedagogisch handelen: theoretisch kader 5.3 Veiligheid en geborgenheid 151 5.4 Communicatie 15 5.5 Belonen en straffen 15 Kernbegrippen Kennis- en praktijkvragen 1 Wendbare groeps- en klasorganisatie 1 Auteurs: Petra van de Kraats-Hop en Harry Janssens.1 Wendbare groeps- en klasorganisatie: theoretisch kader.2 Een krachtige ontwikkel- en leeromgeving.3 Planning en organisatie van activiteiten 1.4 Praktijkvoorbeelden 1 Kernbegrippen 1 Kennis- en praktijkvragen 1 Wendbaar didactisch handelen 11 Auteurs: Ineke Oenema-Mostert, Harry Janssens en Petra van de Kraats-Hop.1 Wendbaar didactisch handelen: theoretisch kader.2 Stapsgewijs instructiemodel voor de onderbouw (SIMo) 203.3 De praktijk 21 Kernbegrippen 223 Kennis- en praktijkvragen 225 DEEL 3 Het wat 22 Sociaal-emotionele ontwikkeling 231 Auteurs: Harry Janssens en Gerda Woltjer.1 Sociaal-emotionele ontwikkeling: theoretisch kader 234.2 Verloop van de sociaal-emotionele ontwikkeling 24.3 Ontwikkelingsleerlijnen en de praktijk 22 Kernbegrippen 23 Kennis- en praktijkvragen 25

Noordhoff Uitgevers bv Zintuiglijke ontwikkeling 2 Auteurs: Harry Janssens en Petra van de Kraats-Hop.1 De ontwikkeling van de zintuigen 20.2 Auditieve ontwikkeling 2.3 Visuele ontwikkeling 30.4 Onwikkelingsleerlijnen en de praktijk 31 Kernbegrippen 324 Kennis- en praktijkvragen 325 Motorische ontwikkeling 32 Auteurs: Harry Janssens en Petra van de Kraats-Hop.1 Motoriek: theorie 332.2 De ontwikkeling van de motoriek in verschillende leeftijdsfasen 33.3 Ontwikkelingsleerlijnen 341.4 Motoriek: de praktijk 343 Kernbegrippen 351 Kennis- en praktijkvragen 352 De ontwikkeling van taal 355 Auteurs: Ineke Oenema-Mostert, Rienkje van Boekel, Harry Janssens.1 Taalontwikkeling: theorie 35.2 Taalontwikkeling in verschillende leeftijdsfasen 30.3 Taalontwikkeling in relatie tot andere ontwikkelingsdomeinen 3.4 Taalontwikkeling: ontwikkelingsleerlijnen 30.5 Taalontwikkeling: de praktijk 31 Kernbegrippen 31 Kennis- en praktijkvragen 33 Cognitieve ontwikkeling 35 Auteurs: Ineke Oenema-Mostert en Harry Janssens.1 Cognitieve ontwikkeling: theorie 3.2 Cognitieve ontwikkeling in verschillende leeftijdsfasen 32.3 Cognitieve ontwikkeling in relatie tot andere ontwikkelingsdomeinen 402.4 Cognitieve ontwikkeling: ontwikkelingsleerlijnen 402.5 Cognitieve ontwikkeling: de praktijk 404 Kernbegrippen 4 Kennis- en praktijkvragen 4 Ontluikende geletterdheid 415 Auteurs: Harry Janssens en Petra van de Kraats-Hop.1 Leren lezen en spellen 41.2 Op weg naar het aanvankelijk lees- en spellingsproces in groep 3 420.3 Basisvoorwaarden voor het aanvankelijk lees- en spellingsproces 422.4 Ontwikkelingsleerlijnen: naar denken in letters zonder beelden 42.5 Ontwikkelingsleerlijnen en de praktijk 42 Kernbegrippen 43 Kennis- en praktijkvragen 43 2 3 4 5

Noordhoff Uitgevers bv 2 3 4 5 Ontluikende gecijferdheid 441 Auteurs: Harry Janssens en Ineke Oenema-Mostert.1 Zicht op ontwikkeling van rekenen en wiskunde 444.2 Zicht op getalbegrip 44.3 Elementen van getalbegrip 44.4 Ontwikkelingsleerlijnen en de praktijk 454 Kernbegrippen 45 Kennis- en praktijkvragen 4 15 Kunstonderwijs: waarom en hoe 41 Auteurs: Holger de Nooij en Ineke Oenema-Mostert 15.1 Zicht op kunstonderwijs 42 15.2 Adviezen 4 15.3 Pleidooi: maak eens een musical 42 Kernbegrippen 45 Kennis- en praktijkvragen 4 1 Drama 4 Auteur: Holger de Nooij 1.1 Drama: theoretisch kader 40 1.2 De ontwikkeling van drama in verschillende leeftijdsfasen 4 1.3 Drama in de praktijk 504 Kernbegrippen 50 Kennis- en praktijkvragen 50 1 Muzische vorming 5 Auteurs: Rienkje van Boekel en Ineke Oenema-Mostert 1.1 Het belang van muziek in ontwikkelen en leren jonge kind 5 1.2 Thema s in de muzikale vorming 5 1.3 Muzische vorming: didactiek 521 1.4 Muzische vorming in verschillende leeftijdsfasen 522 1.5 Muzische vorming in relatie tot andere ontwikkelingsdomeinen 523 1. Muzische vorming: de praktijk 524 Kernbegrippen 53 Kennis- en praktijkvragen 53 Bijlage: Groepsoverzicht Femke 53 Literatuurlijst 541 Illustratieverantwoording 54 Register 54 Over de auteurs 55 De website bevat bij elk hoofdstuk de volgende onderdelen: Samenvattingen Praktijkopdrachten Praktijkvoorbeelden Valkuilen en tips Antwoorden op tussenvragen, kennisvragen en praktijkvragen Toetsvragen

Noordhoff Uitgevers bv ONDERWIJS Wiskunde Ontluikende gecijferdheid Rekenvaardigheid STAPSGEWIJS MUZIEK STAPSGEWIJS ONDERWIJS WAT HOE WAAROM WAAROM HOE WAT handelen Wendbaar didactisch relatie tot leesontwikkeling Denkontwikkeling in Auditieve ontwikkeling Ontluikende geletterdheid Sociaal-emotionele ontwikkeling Visueel-motorische ontwikkeling en klasorganisatie Wendbare groeps- Emotionele ontwikkeling Sociale ontwikkeling Executieve functies scaffolding neurologisch zone van naaste ontwikkeling denken in sociale context handelen pedagogisch Wendbaar Denken: wiskunde Van concreet naar abstract Denken: taalbegrip Cognitieve ontwikkeling Tastzin, reuk en smaak Auditieve ontwikkeling Visuele ontwikkeling Spel als drager van de ontwikkeling holistisch spelen = ontwikkelen = leren Zintuiglijke ontwikkeling betrokken, motivatie, welbevinden gebruik denken schat Taalontwikkeling Volgen ontwikkeling Taal Taalbegrip ONDERWIJS DRAMA Woorden Grove en fijne motoriek Motorische ontwikkeling STAPSGEWIJS 2 3 4 5

Noordhoff Uitgevers bv Inleiding Femke, 23 jaar en specialist leerkracht jonge kind, heeft groep 1 en 2 onder haar hoede. Zij is in dit boek degene die ons aan de hand van de vele praktijkvoorbeelden meeneemt in haar overwegingen het onderwijs af te stemmen op de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen. Ze weet nog uit haar opleiding dat een stapje terug doen en je afvragen wat je aan het doen bent, hoe en waarom, helpt om weer een beetje zicht op het geheel te krijgen. Als leerkracht zoekt Femke steeds naar de manier waarop zij het onderwijs wil vormgeven. Er is al veel ontwikkeld, maar Femke weet ook dat kinderen pas echt gemotiveerd en betrokken leren en zich ontwikkelen als zij bezig zijn met iets dat hen echt boeit. Femke merkt dat alleen de beschrijving van wat zij doet niet voldoende is om haar onderwijs aan jonge kinderen te onderbouwen en aan anderen uit te leggen. De samenhang tussen het waarom, het hoe en het wat is door Sinek nadrukkelijk in zijn golden circle benoemd aan de hand van de vraag Hoe verklaar je dat dingen niet gaan zoals jij verwacht dat deze zouden moeten gaan?. Even terug naar de dagelijkse praktijk: Femke merkt dat activiteiten die zij heeft voorbereid niet gaan zoals ze zouden moeten gaan: binnen 5 minuten zitten alle kinderen omgekeerd op de stoel en zijn ze met andere dingen bezig. Hoe kan dit? Femke kan prima vertellen wat ze doet, maar is op zoek naar de onderbouwing van de manier waarop ze het aanbod aan deze jonge kinderen vorm geeft. Zo wordt ook in het onderwijs de golden circle van Sinek belangrijk. Zo draagt het onderwijs bij aan het opgroeien van kinderen tot volwassenen die in staat zijn om zelf verantwoordelijk te zijn voor hetgeen je als volwassenen doet in een snel veranderende samenleving. Kinderen leren dit door de zorg van de volwassenen, ouders en leerkrachten, en de verbinding tussen de praktijk (wat), de visie op ontwikkeling en leren van jonge kinderen (waarom) en de manier waarop: het speel-leerproces (hoe). Het wendbaar handelen in de klas wordt dan noodzakelijk. Dit handelen houdt rekening met bijvoorbeeld de bandbreedte van de ontwikkeling van het kind. Het begingedrag van het kind is dan de maat waarmee gemeten wordt als het gaat om het inrichten van een krachtige ontwikkel- en leeromgeving. De tussendoelen zijn dan geen vinklijstjes meer, maar richtinggevende stappen voor het beredeneerde aanbod. Het kind staat centraal, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het hoe te handelen waarin het gevoel van competentie ik kan het, het gevoel van autonomie ik mag ook zelf beslissen, en het gevoel van relatie degene die tegenover mij zit heeft interesse in mij en begrijpt mij centraal staan. De zelfdeterminatietheorie gaat ervan uit dat elke persoon op zijn eigen manier een sterke behoefte heeft

Noordhoff Uitgevers bv de wereld te verkennen en te begrijpen. Deze houding laat interesse en leergierigheid en ontwikkeling ontstaan. Er groeit dan een persoon op die ondanks allerlei veranderende situaties zijn eigen besluiten kan nemen die passen bij de omstandigheden en die recht doen aan zijn gevoel van eigenwaarde: zelfverantwoordelijke zelfbepaling. Zo draagt het onderwijs bij aan het opgroeien van kinderen tot volwassenen die in staat zijn om zelf verantwoordelijk te zijn voor hetgeen je als volwassenen doet in een snel veranderende samenleving. Kinderen leren dit door de zorg van de volwassenen, ouders en leerkrachten, en de verbinding te leggen tussen het waarom, hoe en wat. Femkes zoektocht is ook onze zoektocht. In de onderwijspraktijk van het jonge kind horen wij steeds: Geef ons de woorden om uit te leggen wat wij doen, Van ons wordt verwacht dat wij werken met methodes, maar wij zien dat de kinderen hier nog niet aan toe zijn, de kinderen zitten binnen de kortste keren omgekeerd op de stoel, hebben geen aandacht meer, zijn niet meer betrokken, Hoe krijg ik ze weer gemotiveerd aan het werk?, Waarom lukte het de meester of de juf die ik vroeger had wel om onze interesse vast te houden zonder dat wij ons gedwongen voelden? Met deze uitdaging zijn wij aan het werk gegaan om de verbinding tussen het waarom, hoe en wat handen en voeten te geven voor de onderwijspraktijk. Daarbij hebben we ons steeds weer afgevraagd: Wat is hierover geschreven vanuit het wetenschappelijk perspectief?. De samenhang tussen het hoe en wat is door Petra van de Kraats, leerkracht en begeleider onderbouw, op een hele beeldende manier uitgewerkt met behulp van de talloze ervaringen van Femke in de praktijk. Harry Janssens en Gerda Woltjer vormen al heel lang een schrijversteam als het gaat om de basis van ontwikkeling en leren: de sociaal-emotionele ontwikkeling. Hun inlevingswereld in de dagelijkse praktijk van het onderwijs aan jonge kinderen is een fundamentele drager van dit boek. Vele deskundigen, zoals kinderfysiotherapeuten, spraaktaaldeskundigen en docenten van de initiële opleidingen hebben met ons meegelezen en meegedacht. Dank aan allen. Juist door deze inbreng is het voor ons mogelijk geworden de golden circle in het onderwijs zo te schetsen dat deze in het werkveld en de opleidingen geborgd kan worden. Het was een feest om als eindredacteur met Gerda Woltjer (redacteur), Harry Janssens, Petra van de Kraats, Rienkje van Boekel (specialist jonge kind-opleiding, verbonden aan Stenden Hogeschool) en Holger de Nooij (dramadocent ipabo) te mogen schrijven aan een uitwerking van mijn inaugurele rede de opdracht aan het onderwijs aan jonge kinderen. Groningen, juli 201 Ineke Oenema-Mostert Lector Early Childhood Stenden Hogeschool

354 Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv 355 De ontwikkeling van taal Auteurs: Ineke Oenema-Mostert, Rienkje van Boekel, Harry Janssens.1 Taalontwikkeling: theorie.1.1 Zicht op taal.1.2 Spontane taalontwikkeling.2 Taalontwikkeling in verschillende leeftijdsfasen.2.1 Van baby naar peuter.2.2 Van peuter naar kleuter.2.3 Van kleuter naar jonge schoolkind.2.4 Fase van jonge schoolkind.3 Taalontwikkeling in relatie tot andere ontwikkelingsdomeinen.4 Taalontwikkeling: ontwikkelingsleerlijnen.5 Taalontwikkeling: de praktijk

35 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv Taalgebruik Gebruikt de aangeleerde woorden ook in andere situaties. Gebruikt de aangeleerde woorden ook in andere situaties, zoals spel. Gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen. De verleden tijd van sterke werkwoorden worden nu goed gedaan: in plaats van hij loopte wordt het nu hij liep. Maakt goed gebruik van de nuances van bijwoorden. Gebruikt de aangeleerde woorden ook in andere situaties zoals spel. Verwoordt een mening met de beginzin: Ik vind... Taalontwikkeling Taalbegrip denken Weet wat hij moet doen na de instructie. Vraagt naar betekenissen als hij een woord niet weet. Volgt de instructie qua taal in de klas goed (passieve taal). Kan zich voldoende uiten als hem iets gevraagd wordt. Begrijpt de basisbegrippen van lezen: bladzijde zin woord letter klank volgende middelste eerst laatste. Hanteert op de juiste manier de basisbegrippen van rekenen hanteren: getal cijfer som erbij eraf samen verschil is gelijk aan. In het handelen blijkt dat het kind de woorden goed gebruikt. Kan dubbele instructies uitvoeren. Vraagt naar betekenissen als hij een woord niet weet. Woordenschat Kent de woorden van de vorige thema s nog. Kent de betekenis van de woorden die bij lezen aangeboden worden. Kent de woorden van de vorige thema s nog. Pakt de belangrijkste woorden van het thema op. Rijmt met twee betekenisvolle woorden. Kent de woorden van de vorige thema s nog. Kent de rangtelwoorden en de overtreffende trap. Kent de begrippen in serieer-opdrachten: zwaar heel zwaar en zwaarst. Tijdsbegrippen: eerder, later, vroeger. Kent begrippen die met een winkel te maken hebben: kopen, verkopen en betalen, duur en goedkoop. Pakt de belangrijkste woorden van het thema op. Zone hoog ½- jaar laag hoog -½ jaar laag hoog 5 5½- jaar laag

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 35 Praat in samengestelde zinnen. Maakt gebruik van voegwoorden. Kan een gesprek voeren. Reageert adequaat op de vraag of opmerking van een ander. Maakt op correcte wijze gebruik van meervoudsvormen en verkleinwoorden. Maakt op correcte wijze gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Praat in goede zinnen. Kan een verhaal navertellen. Stelt goede en duidelijke vragen. Geeft gepast antwoord op vragen van de leerkracht. Praat in eenvoudige zinnen. Luistert aandachtig naar een verhaal. Vertelt spontaan een verhaal dat een ander kan volgen. Maakt al gebruik van de verleden tijd, maar vervoegt dan sterke woorden alsof ze zwak zijn: hij loopte. Praat verstaanbaar. Articuleert goed. Maakt al korte zinnen (4 à 5 woorden). Zingt duidelijk bekende liedjes mee. Heeft duidelijk besef van oorzaak en gevolg. Vertelt een gebeurtenis in de juiste volgorde. Ontdekt de structuur in een verhaal. Vraagt naar betekenissen als hij een woord niet weet. Vertelt een verhaal na dat hij net gehoord heeft. Zet plaatjes in de goede volgorde. Beantwoordt begripsvragen n.a.v. een plaat: waarom, hoe, wat denk je? Experimenteert met nieuwe woorden. Reageert goed op jouw antwoorden op zijn vragen. Beantwoordt vragen over een verhaal dat hij net gehoord heeft. In het praten blijkt dat hij de voorzetsels goed begrijpt. Kan enkelvoudige instructies uitvoeren. Ontdekt de samenhang tussen plaatje en tekst. Is betrokken bij het lezen van plaatkaarten. Is nieuwsgierig naar nieuwe kennis: de waarom-vraag. Volgt aanwijzingen op. Kent de woorden van het vorige thema nog. Pakt de belangrijkste woorden van het thema op. Kent de woorden van het vorige thema nog. Kent moeilijker voorzetsels. Pakt de belangrijkste woorden van het thema op. Benoemt veel kleuren goed. Heeft gevarieerde woordenschat. Benoemt aan de hand van plaat meerdere voorwerpen. Kent de begrippen kort lang, hoog laag, dik dun, zwaar licht, groot klein, smal breed. Tijdsbegrippen: vandaag, morgen, s morgens, s avonds. Kent de bekende voorzetsels. Hij wijst die voorzetsels aan op een plaat maar kan ze ook uitvoeren. Kent de primaire kleuren. Kent de woorden alstublieft en dank je wel. Kan bij gesloten vragen de betekenis van woorden wel zeggen. Maakt gebruik van de woorden: ik, jij, hij, wij, jullie en zij. Kent al veel dieren. hoog 4 5-5½ jaar laag hoog 3 4½-5 jaar laag hoog 2 4-4½ jaar laag hoog 1 3½-4 jaar laag

35 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv.1 Taalontwikkeling: theorie Ontwikkeling Legenda = taalontwikkeling = cognitieve ontwikkeling = sociaal-emotionele ontwikkeling = motorische ontwikkeling = zintuiglijke ontwikkeling 0 1 2 3 4 5 Figuur.1 Taalontwikkeling in relatie in relatie tot totaalontwikkeling totaalontwikkeling jaar Taal en denken Taal en sociaalemotionele ontwikkeling Fonologische ontwikkeling De taalontwikkeling wordt gezien als basis voor de brede ontwikkeling. Taal is het voertuig van alle ontwikkelingsdomeinen, waaronder denken en motoriek. Ook tussen de sociaal-emotionele ontwikkeling en taal is een nauwe verbinding, zichtbaar in figuur.1. In hoofdstuk 2 hebben we dit toegelicht (subparagraaf 2.1.3). Taal is levend, duurzaam en natuurlijk. Taal is: doen, luisteren, praten, denken, schrijven, lezen, kunst, muziek, fantasie, beeldend, cultuur, creativiteit. Er is een nauwe relatie tussen de ontwikkeling van taal en denken. Doordat in de taal symbolen worden vastgelegd komt ordening op gang, het rangschikken en het classificeren. De taal is het instrument voor het denken en in de taal wordt dit denken zichtbaar. Auto s horen bij een garage en een pop hoort in de wieg, bloemen in de vaas, de tandenborstel bij de wastafel, zo horen taal en denken ook bij elkaar. Taal verwerven en taalbeheersing lopen parallel aan de denkontwikkeling en aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Taal in verbinding met de sociaal-emotionele ontwikkeling vraagt een ander taalgebruik dan in verbinding met de cognitieve ontwikkeling. In verbinding met de sociaal-emotionele ontwikkeling ligt de nadruk vooral op kenmerken van die ontwikkeling, bijvoorbeeld: Ik zie dat je daarnet erg aardig was toen je Jaylin hielp. Ik vind het knap van je dat je al bijna minuten stil kunt zitten. Bij de verbinding van taal met de cognitieve ontwikkeling leg je de nadruk op de feitelijke kenmerken, bijvoorbeeld: Is dit oranje of rood? Welk blokje is het grootst? Taal is overal. Met taal kun je de wereld om je heen begrijpen en delen met anderen. Wij leren door communicatie of het nu praten, lezen of schrijven is. Als een kind geboren wordt, kent het nog geen taal. Langzamerhand raakt het bekend met taal. Het gaat geluidjes maken. Dit is de start van de fonologische ontwikkeling: van onwillekeurige klanken naar de klanken die in het gezin/land betekenisvol zijn.

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 35.1.1 Zicht op taal Die eerste spraakgeluidjes ontstaan als gevolg van onwillekeurige bewegingen van de tong, de lippen en het verhemelte. Het blijkt dat alle kinderen, waar ook geboren, in deze periode klanken op ongeveer dezelfde wijze laten horen. Men spreekt dan ook wel van universeel brabbelen: de klanken beperken zich niet tot de klanken die in een specifiek taalgebied voorkomen (Goorhuis-Brouwer & Immelman, 20). Maar geleidelijk aan verliezen de kinderen de klanken die niet regelmatig in hun omgeving voorkomen. Kinderen worden taalspecifiek. De fonologische ontwikkeling is de basis van het taalgebruik. Het kind leert dat bepaalde klanken leiden tot communicatie met anderen. De klanken hebben nog geen betekenis voor de baby. Langzamerhand ontdekt het kind dat bij bepaalde klanken door de omgeving op dezelfde manier gereageerd wordt. Bepaalde combinaties van klanken krijgen een betekenis. Dit is de start van de volgende fase in de taalontwikkeling: de semantische ontwikkeling: de ontwikkeling van de woordenschat. Kinderen gaan de betekenis van woorden begrijpen. Kinderen gaan begrijpen dat alle voorwerpen en ook alle situaties een naam hebben. Het blijkt dat zij door de ontwikkeling van het luisteren en het vermogen tot nadoen, woordjes gaan nazeggen om vervolgens deze uit zichzelf te gaan zeggen. En een peuter leert bijvoorbeeld dat het woord tafel gebruikt wordt voor een voorwerp met meestal vier poten met een blad erop. Dat betekent dat als iemand hem vraagt leg dit eens op de tafel het kind ook in een voor hem onbekende omgeving het voorwerp op de tafel zal leggen. Het kind neemt waar dat de volwassenen meer woorden achter elkaar gebruiken. Het gaat dat ook proberen. Het merkt dat de omgeving anders reageert als hij twee woorden achter elkaar zegt. Dit is de basis van de syntactische ontwikkeling: de ontwikkeling van de zinsbouw. Tweewoordzinnen gaan over in meerwoordzinnen, omdat een kind steeds meer wil vertellen. En in eerste instantie worden de dingen die voor het kind belangrijk zijn aan het begin van de zin gezet. Maar naarmate het kind ouder wordt, is het in staat om de taalregels steeds beter toe te passen. Kinderen zeggen rond tweeënhalf jaar geen zinnen meer na, maar proberen met trial en error zelf zinnen samen te stellen aan de hand van de taallijnen die zij ontdekken. Dit is het tweede aspect naast de fonologische ontwikkeling van het taalgebruik. Het kind leert in zinnen te praten. Het kind maakt steeds langere en complexere zinnen. Het raakt steeds bekender met de eigenaardigheden van de taal: meervouden, verkleinwoorden, vervoegingen. Dit is de start van de morfologische ontwikkeling van de taal. Morfologie is in algemene zin de woordstructuur en de woordvorming. Deze ontwikkeling is het vierde aspect van de ontwikkeling van het taalgebruik. Het taalgebruik van het kind wordt steeds genuanceerder. De omgeving zal het kind steeds beter begrijpen en het kind zal de omgeving steeds beter begrijpen: ontwikkeling van taalbegrip als aspect van de cognitieve ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Zoals gezegd, deze twee zijn onlosmakelijk met de taalontwikkeling verbonden (zie figuur.2 en hoofdstuk ). Universeel brabbelen Fonologische ontwikkeling Semantische ontwikkeling Syntactische ontwikkeling Praten in zinnen Morfologie

30 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv Woordenschat Semantische ontwikkeling Taalgebruik Fonologische ontwikkeling Syntactische ontwikkeling Morfologische ontwikkeling Taalgebruik Denkontwikkeling Figuur.2 Ontwikkeling van taal T.1 Gevoelige periode van de taalontwikkeling Holistische visie: taal ontwikkelt zich met andere ontwikkelingsdomeinen.2 Koppeling breinontwikkeling Tussenvraag.1 In de ontwikkeling van het taalgebruik worden vier deelontwikkelingen aangegeven, welke vier zijn dat en wat houden die in?.1.2 Spontane taalontwikkeling De taal ontwikkelt zich spontaan bij een gezond kind meteen na de geboorte door de interactie met mensen uit zijn directe omgeving. De gevoelige periode van de taalontwikkeling ligt in de eerste zeven jaar van een mensenleven. Door het hebben van taal onderscheiden wij ons als mens van het dier. Uit de geschiedenis kennen we voorbeelden van kinderen die tijdens hun eerste levensjaren bij dieren waren opgegroeid, bij wie de taalontwikkeling nooit meer op gang is gekomen. Destijds is dit met de term wolfskinderen benoemd. Wolfskinderen zijn kinderen die van jongs af aan zonder of met minimaal menselijk contact zijn opgegroeid en dientengevolge nauwelijks of geen kennis hebben van menselijk gedrag en taal. De taal ontwikkelt zich altijd in samenhang met andere ontwikkelingsdomeinen en vraagt daarom een holistische visie. Het kan echter niet vaak genoeg worden benadrukt dat jonge kinderen zich dynamisch, als totaliteit, ontwikkelen. Taal is niet los verkrijgbaar (Goorhuis-Brouwer, 200). In figuur.1 is de verwevenheid en samenhang tussen taal en de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling goed zichtbaar. Voor leerkrachten van de basisschool is kennis hebben van het verloop van de spontane moedertaal-spraakontwikkeling noodzakelijk. Het is een voorwaarde voor het begrijpen ervan, om daarop af te kunnen stemmen met het onderwijsaanbod. Op basis van kennis en ervaring kan de leerkracht een rijk beredeneerd taalaanbod ontwerpen en aanbieden. Taalontwikkeling in verschillende leeftijdsfasen De gevoelige periode voor het leren van taal is van 0 tot jaar. Dit is gekoppeld aan de eerste fase in de breinontwikkeling, de ontwikkeling van alle basisvaardigheden die voor het latere (formele) leren nodig zijn: leren praten, beheersing krijgen over de grove en fijne motoriek, van sensomotorisch denken via magisch denken komen tot concreet operationeel denken, concentratie opbouwen, in een groep kunnen functioneren en vooral emotionele stabiliteit (ervaren).

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 31 In de wisselwerking tussen hersenontwikkeling en stimulans vanuit de omgeving is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de verschillende leergevoelige perioden in de hersenen. Het heeft geen zin om met scholing en training van bepaalde vaardigheden te beginnen (bijvoorbeeld lezen en schrijven) als het neurale systeem daar nog niet aan toe is. De niet-gelijkmatige ontwikkeling van de hersenschors heeft dus directe consequenties voor opvoeding en het vormgeven van het onderwijs..2.1 Van baby naar peuter De moedertaalontwikkeling is een aangeboren proces dat aanvankelijk spontaan en universeel verloopt. Welke taal het kind leert, is afhankelijk van de plek waar het geboren wordt. Tijdens de zwangerschap hoort het kind al de taal uit zijn directe omgeving, meteen na de geboorte zet dit proces zich in sneltreinvaart voort. Zo zijn de brabbelgeluiden waarbij het kind zijn mondspieren met geluiden oefent en waardoor het vanzelf de klank mmmmmmaaaaaaaaaaa maakt, eveneens universeel. De woorden als mama, mem, mere, mom, mutti zijn zo over de hele wereld ontstaan. Ouders en verzorgers reageren op brabbelgeluiden door het te herhalen; er ontstaat contact en interactie. Welke tongval het kind krijgt, wordt eveneens door de spraak en taal van de omgeving in de eerste maanden van het kind al bepaald. In figuur.3 wordt schematisch aangegeven in welk deel van het brein de taalontwikkeling zich ontwikkelt tussen 0 en jaar. In de gebieden 1, 2 en 3 ligt de basis voor het ontwikkelen en begrijpen van taal (klankherkenning, woordherkenning en zinsbegrip). De gebieden 4, 5 en zijn de ondersteunende gebieden voor het produceren van taal (Goorhuis- Brouwer, 200). Leergevoelige perioden in de hersenen Brabbelgeluiden 5 4 1 2 3 Naar: Taalontwikkeling en taalstimulering van baby's, peuters en kleuters, Goorhuis-Brouwer (200) Figuur.3 Taalontwikkeling in het in het menselijk menselijk brein brein In de eerste zes maanden is er al klankherkenning (1) en klankproductie (4). Oogcontact tussen baby en ouders is de basis van interactie en sociale ontwikkeling. Met het luisteren naar geluiden begint de auditieve ontwikkeling. Baby s herkennen de klanken en de melodie van de taal en slaan dit op in hun geheugen. Vanaf zes maanden ontstaan taalspecifieke klankherkenning en intonatiepatronen: het brabbelen of vocaliseren: aaaa, eeee, uuuu, ooooo. Het is meteen het oefenen van tong, gehemelte en mondspieren. De lippen en kaak gaan meebewegen. De klankproductie komt ook achter uit de keel: ggg, rrrr. Later ook meer voor in de mond: ppp, bbb. Klankherkenning en -productie

32 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv Keuvelen en imiteren Woordherkenning en begrip Woordproductie Passieve taalontwikkeling Grote verschillen tussen kinderen zinsbegrip Woordproductie: prentenboeken Het keuvelen en imiteren van geluiden hoort bij deze fase. Het auditieve systeem ontwikkelt zich. Met de mond ontdekt het kind niet alleen de wereld om zich heen, maar de mond is ook het orgaan van de spraak. Het zuigen is ter voorbereiding en rijping van het spraakorgaan. Het is in deze fase van belang dat er in korte rustige zinnen tegen het jonge kind wordt gesproken, bijvoorbeeld als het huilt dit benoemen: Wat is er? Ach... heb jij honger? Of heb jij een natte luier? Of gaan wij lekker eten? Wacht maar, daar gaan we wat aan doen. Een muziekdoosje in de wieg past eveneens goed in deze fase. In de volgende fase gaan de gebieden 2 en 5 en in het tweede levensjaar de woordproductie (5) een rol spelen. Baby s kunnen al voorwerpen aanwijzen en begrijpen door ernaar te kijken. In deze fase van de passieve taalontwikkeling begint het vullen van het persoonlijk woordenboek van het kind. Doordat ouders en verzorgers uit boeken met plaatjes mensen, dieren en dingen benoemen zoals: Kijk dat is Nijntje, ontwikkelt zich deze eerste woordenschat. Tussen de en 1 maanden is een grote toename van deze passieve kennis van de woordenschat uit hun directe omgeving en gaan ze zelf ook woorden vormen. Deze eerste woorden zijn misschien krom, maar ouders weten wat het kind ermee bedoelt. In deze fase, van 1 maanden tot twee jaar (Schaerlaekens, 200), leren kinderen gemiddeld drie woorden per dag. Het is afhankelijk van hoeveel de ouders of verzorgers in de omgeving met het kind praten. De variatie tussen kinderen op deze leeftijd is dan ook groot. De eerste eenvoudige woordjes zoals mama, papa of pop worden nu gezegd. Dit vloeit geleidelijk over naar de tweewoordzin, zoals: mama toel, dat betekent: mama moet op de stoel gaan zitten of ik wil op die stoel zitten. De tweewoordzinnen kunnen soms aanleiding zijn tot misverstand, omdat niet altijd meteen duidelijk is wat het kind ermee bedoelt. Boeke nat is: mijn broek is nat. In deze fase van moedertaalverwerving is de behoefte aan taalcontact groot. Plaatjes kijken en liedjes zingen helpen hierbij. Het kind ontwikkelt zich van het pre-symbolische naar het symbolische bewustzijn (Goorhuis & Immelman, 20). Voor een goede ontwikkeling van het zinsbegrip (3) en de zinsproductie () is het luisteren een erg belangrijke voorwaarde (zie ook subparagraaf.3. ontwikkelen luisterhouding ). Jonge kinderen laten opgroeien in een lawaaiige omgeving, waar een tv de gehele dag aanstaat, is hiervoor niet bevorderlijk en belemmert hen ook in het naar zichzelf luisteren. Ook het fysieke contact met de opvoeder is van belang. In Amerika is een onderzoek geweest naar het effect van baby s laten kijken naar de video van Baby Einstein (Zimmerman, Christakis & Meltzoff, 200). Het doel van de video was de taalontwikkeling van de baby te stimuleren. Uit het onderzoek bleek dat kinderen tussen 1 en 1 maanden, voor ieder uur dat zij per dag naar een video keken, gemiddeld zeventien punten lager scoorden op de woordenschat dan kinderen die niet keken. De verklaring is dat de video als oppas en zoethoudertje werd gebruikt bij de ene groep. Bij de andere groep zorgden de ouders zelf voor een levensechte taalrijke omgeving. Het kan dus negatief werken in de zin van een kortere spanningsboog en helemaal niet meer luisteren. Voor de woordproductie zijn prentenboeken in deze fase ideaal. Samen aanwijzen en benoemen is een boeiende activiteit en verveelt het kind nooit. Het vraag- en antwoordspel zoals: Wat zegt een koe? Boeeeeee!,

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 33 kan eindeloos worden herhaald en geeft veel plezier. Een kind dat op deze leeftijd nog de hele dag door met een speen in de mond loopt, wordt belemmerd in dit interactieve spel van het kind met zijn opvoeders. Eerst ontwikkelt zich het zelfstandig naamwoord en daarna het werkwoordgebruik wat het handelen vastlegt. Vervolgens komen de bijvoeglijke naamwoorden, zoals: Mama lief he?, en Beer tout he? Deze fase wordt ook wel de telegramstijl genoemd. Ten slotte komen de bijwoorden. Belangrijk is dat het kind in de relatie met de volwassene ruimte krijgt voor deze fase van de taalontwikkeling. Het kind dat honderduit brabbelt en vraagt, heeft recht op antwoord en samenspraak met de volwassene. Wanneer dit ontbreekt, zal er een taalachterstand ontstaan omdat deze kinderen de taal onvoldoende leren begrijpen. In de samenspraak ontwikkelen zich de woordenschat en het zinsbegrip. Tussenvraag.2 Wat is het belang van veel prentenboeken lezen bij zeer jonge kinderen boven voorlezen?.2.2 Van peuter naar kleuter In deze fase neemt vertellen, voorlezen, liedjes en versjes en spreken en luisteren een steeds grotere plaats in. Thuis, op de crèche of bij een kinderdagverblijf leert de peuter vooral door een directe koppeling met zijn handelen. De ouders en pedagogische medewerkers bevorderen de taal in hoge mate als zij de handelingen die de peuter uitvoert en de handelingen die zij bij de peuter uitvoeren steeds hardop benoemen. Ik zie nu dat je de groene auto pakt. Ik hoor dat je plezier hebt. Ik pak nu deze kwast en geef die aan jou. De woordenschat en het woordgebruik nemen in deze fase zeer sterk toe als de volwassenen met duidelijke zinnen blijven praten met de kinderen. Zij zullen niet direct alles begrijpen, maar door de herhaling in steeds andere situaties gaan zij een koppeling maken tussen het handelen en de taal. Herhaling is daarbij erg belangrijk. Een peuter vraagt niet voor niets om hetzelfde boekje steeds opnieuw te lezen. Liedjes en versjes zorgen ervoor dat de peuter de melodie van de taal ervaart en nazegt, of zingt. Tussenvraag.3 Wat is het belang van veel liedjes zingen met het kind? Tussen kinderen kunnen onderling grote verschillen ontstaan in deze fase van de taal-spraakontwikkeling. Dit kan samenhangen met het ontwikkelingstempo van het kind, maar ook de gezinsomstandigheden en het milieu spelen een rol. Kinderen uit een taalarm milieu en kinderen van allochtone ouders hebben vaak een taalachterstand als het de Nederlandse taal betreft. In figuur.4 op de volgende pagina wordt zichtbaar welke taalvaardigheden een peuter zich eigen kan maken en welke verschillen er ontstaan. In figuur.5 (p. 35) is te zien dat de marges waarin de peuter zich de vaardigheden eigen maakt nogal breed kunnen zijn. In deze figuur worden de marges uitgebeeld in %, 50% en 0%. Telegramstijl T.2 Herhaling T.3

34 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv 1. Begrijpt opdrachtjes met twee woorden. Rond -15 maanden. 2. Kan één of meer lichaamsdelen aanwijzen. Rond -1 maanden. 3. Zegt ongeveer woordjes. Rond 21 maanden. 4. Begrijpt zinnetjes met drie woorden. Rond 15 maanden tot 2.3 jaar. 5. Kan twee woordjes combineren. Rond 15 maanden tot 2.3 jaar.. Maakt zinnetjes met drie woorden Tussen 1 maanden en 2.5 jaar.. Maakt zinnetjes met drie tot vier woorden. Rond 1 maanden en 2.5 jaar.. Ongeveer de helft is verstaanbaar. Vertelt spontaan een verhaaltje. Rond 21 maanden tot 2 jr. en mnd. Van 1.5 jr. tot 3 jaar en 3 mnd.. Kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes Tussen 1. jr. en 3.5 jaar.. Ongeveer drie kwart is verstaanbaar. Tussen 2.2 jr. en 3. jaar.. Lange, ook samengestelde zinnen. Tussen 2.3 jr. en 4.3 jaar.. Bijna alles is te verstaan. Bron: Luinge, 2005 Figuur.4 Ontwikkeling taalvaardigheden 1 tot 5 jaar Tussen 2. jr. en 5 jaar. Uit figuur.5 blijkt dat kinderen grote verschillen laten zien. De ontwikkelingsvariatie kan zelfs wel twee jaar bedragen! Wanneer gekeken wordt wanneer van een kind bijna alle taal is te verstaan, blijkt dat % van de kinderen dat op bijna driejarige leeftijd kan, 50% op de leeftijd van 3 jaar en maanden en 0% van de kinderen is te verstaan op vijfjarige leeftijd. Alle kinderen die daarbinnen vallen hebben dus een normale taal- en spraakont- Ontwikkelingsvariatie Hoort een peuter voor een bepaalde taalvaardigheid bij de %, dan is er sprake van een snelle ontwikkeling. Slecht % van de kinderen beheerst die vaardigheid op die leeftijd. Bij 50% spreken we van een gemiddelde ontwikkeling en bij 0% van een wat trage ontwikkeling van die taalvaardigheid, maar nog wel binnen de acceptabele normen.

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 35 wikkeling. Ouders en leerkrachten moeten zich pas zorgen maken wanneer een kind nog niet presteert wat 0% van de kinderen met een normale ontwikkeling al wel kan. Mijlpalen 5 4 3 2 1 % 50% 0% 24 3 4 0 2 Maanden Bron: Luinge, 2005 Figuur.5 Leeftijden waarop %, 50% en 0% van de kinderen een bepaalde mijlpaal in de taalontwikkeling heeft behaald (nummers corresponderen met die in figuur.4).2.3 Van kleuter naar jonge schoolkind In de kleuterfase is het aanbod en handelen van de leerkracht erop gericht de taal van de kinderen verder te ontwikkelen. Naast het stimuleren van de spontane taalontwikkeling (verwoorden wat je ziet en wat je doet) zal de leerkracht zich nu ook bezighouden met het systematisch uitbreiden van de woordenschat. Via thema s en via voorlezen worden nieuwe woorden en teksten geïntroduceerd. Bij de spontane taalontwikkeling vindt vanuit de belevingswereld opbouw van de taal plaats en bij de systematische taalontwikkeling wordt vanuit de wetenschap (thema s) aan de taal gewerkt; een meer top-downbenadering. De leerkracht kijkt goed naar welke schema s het kind al ontwikkeld heeft (subparagraaf 2.2.1, de kenniskast) en hoe volledig of onvolledig deze zijn. Daar stemt hij zijn aanbod op af. Hij biedt woorden aan om de schema s te vullen, volledig te maken. Veel woorden leren zonder dat die goed in de schema s geplaatst worden heeft weinig zin. Door de handelingen die je ziet bij een kind te verwoorden en de handelingen die jij uitvoert te benoemen, blijf je zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid van het kind. De spontane en de systematische taalontwikkeling vullen elkaar aan. Een schematische weergave hiervan vind je in figuur.. Uitbreiden woordenschat Woordenschatontwikkeling

3 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv Systematische taalontwikkeling: onderwijzen-leren Beginsituatie Veel oefenen Spontane taalontwikkeling: verwoorden van je ziet en wat je doet Figuur. Relatie spontane en systematische taalontwikkeling Een veelgebruikt model voor het aanbieden en uitbreiden van de woordenschat is het zogenoemde viertaktmodel van Verhallen (200). Hierin wordt uitgelegd hoe de woordenschat aangeboden kan worden en hoe daarbij gecontroleerd wordt of die woorden daarna in het spontane taalgebruik hun weg kunnen vinden. Het viertaktmodel bestaat uit de volgende vier stappen: 1 voorbewerken 2 semantiseren 3 consolideren 4 controleren Ad 1 Voorbewerken De leerkracht richt zich op de beginsituatie van de kinderen, hij richt zich bij de stap voorbewerken op de voorkennis van de kinderen. Hij kiest woorden die de kinderen nog niet kennen, maar zich wel eigen moeten maken. De leerkracht vraagt bij het voorbewerken naar de voorkennis van de kinderen. Het is het zoeken naar het juiste schema waarin de woorden terecht moeten komen. In termen van de kenniskast: in welk laatje komt het woord terecht. Ad 2 Semantiseren De woorden die aangeleerd worden, worden nu goed uitgelegd. Het gaat er hier niet om dat het kind de betekenis kan noemen. In deze fase gaat het er vooral om de woorden goed te plaatsen in het schema. Hierbij zal de leerkracht met behulp van de zintuigen en motoriek, bijvoorbeeld bewegingen, relaties leggen binnen het schema. In termen van de kenniskast: hoe plaats je het woord goed in de kenniskast. Ad 3 Consolideren Bij consolideren gaat het erom dat de leerling de woorden ook daadwerkelijk gaat onthouden en op de juiste manier gaat gebruiken. Dat vergt veel oefening. Dit is een belangrijke fase. Het gaat erom dat de woorden in het schema stevig gesetteld raken. Meestal wordt in de thema s van de organisatorische planning op verschillende manieren getracht de woorden een stevige basis te geven: door woordspelletjes, tekenen, rollenspellen. In termen van de kenniskast: het verstevigen van het woord dat al in het laatje zit.

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 3.3 Ad 4 Controleren De leerkracht moet regelmatig controleren of de kinderen de woorden ook daadwerkelijk onthouden. Dat kan door regelmatig terug te komen op de woorden, bijvoorbeeld door plaatjes van de woorden op te hangen. Tijdens andere activiteiten komt de leerkracht steeds even terug op de geleerde woorden. Dat kan ook door na het afsluiten van een thema de boekjes of woorden van het thema weer langs te laten komen. In termen van de kenniskast: het terugvinden van de woorden die in de laatjes geplaatst zijn. Tussenvraag.4 Beschrijf het viertaktmodel van Verhallen voor de woordenschatontwikkeling..2.4 Fase van jonge schoolkind Het leren van de woorden en de taal, zoals geleerd wordt in groep 1 en 2, gaat gewoon door in de groepen 3 en 4. Nieuw is dat de kinderen nu leren lezen. De woordenschat en de taal krijgen een enorme uitbreiding als het kind zover is dat hij tijdens het lezen ook kan letten op de betekenis van de teksten. In het begin zal het kind nog te zeer bezig zijn om de leestechniek onder de knie te krijgen. Daarbij let hij nauwelijks op de inhoud van de teksten. Zodra de leestechniek goed ontwikkeld is, zal het lezen een enorme stimulans zijn voor de taalontwikkeling. Taalontwikkeling in relatie tot andere ontwikkelingsdomeinen T.4 We hebben het al vaak gezegd: de taal ontwikkelt zich altijd in samenhang met andere ontwikkelingsgebieden. Het kind ontwikkelt zich in zijn totaliteit. In hoofdstuk wordt beschreven hoe het kind zijn zintuigen gebruikt om de wereld te leren kennen. Het neemt waar, verkent, herkent, onderzoekt de wereld (VVkBao, 2000). De taal zorgt voor de ordening van de wereld ( dit ruikt lekker en dit niet ) en het delen van de ervaringen met anderen ( ik vind dit lekker smaken ). Een schematische weergave hiervan vind je in figuur.. In paragraaf.1 hebben we al aangegeven hoe sterk taal en denken met elkaar verweven zijn. In de peuterfase is de taal nog sterk gekoppeld aan de concrete denkoperaties. Je ziet dat het kind met de taal zijn denken en handelen stuurt. Hij praat hardop mee met wat hij ziet en wat hij doet. Taal, denken en handelen zijn sterk aan elkaar gekoppeld. Langzamerhand zal het kind ook zijn denken kunnen verwoorden waarbij geen zichtbare relatie is met de concrete werkelijkheid: verhalen vertellen over wat gisteren is gebeurd. Ook ziet de leerkracht aan de hand van de antwoorden die het kind geeft dat deze heeft begrepen waarover de instructie of het gesprek ging. Het kind heeft goed geluisterd en begrepen wat de bedoeling is. Dit is weer een aspect van de luisterhouding, een onderdeel van de executieve functies (sociaalemotioneel ontwikkelingsdomein, maar ook gekoppeld aan de cognitieve ontwikkeling). In subparagraaf.3. is het belang besproken van een goede luisterhouding. Taal en luisterhouding zijn nauw met elkaar verweven. Taal en cognitieve ontwikkeling luistervaardigheid

3 DEEL 3 HET WAT Noordhoff Uitgevers bv Smaakzin Benoemen zoet zuur lekker vies sterk licht Ordenen en vergelijken Vergelijkende en overtreffende Verkennen, herkennen trap: lekker onderzoeken, lekkerder voorspellen lekkerst Communicatie Aangeven welke smaken aangenaam of onaangenaam zijn. Gehoor Benoemen hard zacht, mooi lelijk, dierengeluiden, andere geluiden, herkennen: sirene Ordenen Verkennen, en herkennen vergelijken Vergelijkende onderzoeken, en voorspellen overtreffende trap: hard harder hardst Communicatie Lokaliseren van geluiden, luisteren, verstaanbaar praten. Tastzin Benoemen warm koud, zwaar licht, nat droog, ruw glad, harig stekelig, scherp stomp, rond hoekig Ordenen en vergelijken Vergelijkende en overtreffende trap: warm warmer warmst Communicatie Beschrijven van voorwerpen die je in je hand hebt. Reukzin Benoemen aangenaam onaangenaam, lekker vies, sterk licht. Ordenen en vergelijken Vergelijkende en overtreffende trap: lekker lekkerder lekkerst. Communicatie Verkennen, herkennen Aangeven onderzoeken, welke voorspellen geuren aangenaam of onaangenaam zijn: lekker ruiken stinken. Figuur. Taal en zintuigen Taalontwikkeling Zien Benoemen lang kort, hoog laag, dik dun, zwaar licht, groot klein, smal breed. Ordenen en vergelijken Vergelijkende en overtreffende Verkennen, herkennen trap: klein onderzoeken, kleiner voorspellen kleinst. Communicatie Beschrijven wat je ziet. Voor het ontwikkelen van de luistervaardigheid van jonge kinderen is het vertellen van verhalen door de leerkracht van onschatbare waarde. Het vertellen van verhalen is van alle tijden en wordt ook wel als narratieve vorm in de literatuur benoemd. Het dagelijks voorlezen aan jonge kinderen is eveneens van grote waarde voor de taalontwikkeling. Het biedt de eerste literaire beleving.

Noordhoff Uitgevers bv De ontwikkeling van taal 3 Jonge kleuters kunnen al minuten geboeid luisteren naar een verhaal. Geleidelijk breidt de concentratie- en spanningsboog zich uit. Zo tegen de fase van het jonge schoolkind kan het kind wel 20 tot 30 minuten geconcentreerd luisteren op het moment dat het verhaal hen pakt. Tussenvraag.5 Geef aan waarom er een verschil is in de duur van geconcentreerd luisteren tussen vrijwillig en gedwongen luisteren. Naar welke verhalen willen kinderen graag luisteren? De belangstelling van de jongste kleuters gaat uit naar verhalen uit hun directe omgeving. Verhalen over thuis en wat daar te beleven is, over de vader en moeder, over de broertjes en zusjes, over speelgoed, de hond en de poes, het jaargetijde, enzovoort. In elk verhaal moet het kind zich kunnen identificeren met de hoofdpersoon. Het verhaal moet passen bij de belevingswereld en leefwereld van het jonge kind. Voor oudere kleuters kan het gaan over een knuffel die kwijt is, of over een kleuter die verdwaald is, over boodschappen doen. Het mogen ook verhalen over dieren zijn, maar dan wel met menselijke eigenschappen, waarin dieren en dingen kunnen praten en denken. Dit sluit aan bij het animistisch denken animisme: alle wezens en dingen hebben een ziel; voor peuters en kleuters kunnen bomen praten en kunnen dingen menselijke eigenschappen hebben van jonge kinderen waarin fantasieverhalen goed passen (magische fase van denken). Voor het aan kunnen sluiten bij de belangstelling moet de leerkracht elk individueel kind wel goed kennen. Naarmate de kleuter ouder wordt, is zijn wereld groter en past de inhoud van het verhaal zich daarbij aan. Ook het spontaan vertellen door de kinderen zelf is belangrijk in de bevordering van de taalontwikkeling. Een vertelstoel in de klas kan een mooie stimulans zijn om het spontaan vertellen regelmatig een kans te geven. Afhankelijk van de leeftijdsgroep en de belangstelling kan op elk moment van de dag door de leerkracht het voorlezen of vertellen worden ingezet. Na een drukke activiteit is het ook vaak een moment van rust op de dag. Door het voorlezen komen kinderen in aanraking met teksten en woorden en beseffen zij dat een boek steeds opnieuw kan worden gelezen en dat de tekst daarin niet verandert. Dit aspect wordt in een observatiesysteem als boekoriëntatie benoemd en bevordert de beginnende geletterdheid. Taal is interactie tussen kind en opvoeder. Dat begint al bij de geboorte, wanneer de moeder de eerste lieve woordjes zegt: een belangrijk aspect in het proces van hechting. Op school speelt in het scheppen van een veilig pedagogisch klimaat taal een sleutelrol. Wat is je intonatie, wat is je woordkeus, stem je af op de ontwikkelingsfase van het kind? Is de taal die je gebruikt gericht op wat je wilt bereiken: veiligheid, zelfvertrouwen, samenwerking, enzovoort? In hoofdstuk 5 hebben we het belang besproken van communicatie: het menen van wat je zegt (verbaal en non-verbaal met elkaar in overeenstemming), het belang van effectieve complimenten en kritiek. Kinderen die achterblijven in hun taalontwikkeling kunnen ook op sociaal vlak in de problemen geraken. In het begin lossen kinderen veel dingen die zij willen zeggen nog non-verbaal op, bijvoorbeeld door te wijzen. Maar op een gegeven moment brengt de omgeving geen geduld meer op voor het kind en gaat de communicatie voor hem te snel. Het kind kan dan in een isolement terechtkomen. T.5 Afstemmen op belevingswereld Bevorderen taalontwikkeling Taal en sociaalemotionele ontwikkeling Achterblijvende taalontwikkeling