Revalidatie. Nederland

Vergelijkbare documenten
Revalidatie. Brancherapport 2005

Revalidatie. Nederland

Revalidatie. Nederland

Bronnen: Bedrijfsenquête revalidatiecentra 2014/2015 en Open DIS data

Revalidatiemogelijkheden in Nederland

% verandering

Revalidatie Brancherapport 2008

Brancherapport Revalidatie 2017

Revalidatie Brancherapport 2007

Revalidatie Brancherapport 2009

Branchegegevens 2016 Revalidatie Nederland

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn)

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Loonwerk Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Utrecht, december 2002 VFA172/LH/MvG CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt

Van Spaendonck MKB Banenmonitor. 2e kwartaal 2015

Revalidatie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

32 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Cijfers uit de registratie van ergotherapeuten peiling 2002

Resultaten Patiënten Enquête. ALS-revalidatieteam Universitair Medisch Centrum Groningen, Centrum voor revalidatie Groningen

Welkom. Wietske van de Geer Peeters. Revalidatiearts. Klimmendaal locatie Zutphen Gelre. ziekenhuizen Zutphen

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

Brancherapport Revalidatie 2010

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

pagina 1 20 aan Sectorcommissie Bedrijfsverzorgingsdiensten onderwerp Factsheet Bedrijfsverzorgingsdiensten 2011 Documentnummer N

Factsheet Loonwerk 2015 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2014

Factsheet Bos en Natuur Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt 2013

Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016

Revalidatie. Revalidatie & Herstel

pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer Na datum 29 oktober 2012 van Judith Terwijn

Kengetallen mobiliteitsbranche

pagina 1 18 aan Sectorcommissie Paddenstoelen onderwerp Factsheet Paddenstoelen 2010 Documentnummer N datum 21 februari 2012

Notitie. Verzuimrapportage 3e en 4e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Vastgoedbericht april 2010

Factsheet Open teelten Tuinbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Behandel programma. Vroege Intensieve Neurorevalidatie (VIN) Als het leven een nieuwe balans vraagt

Multiple Sclerose (MS) Informatie en behandeling

Vastgoedbericht augustus 2010

Vastgoedbericht november 2010

Vastgoedbericht december 2010

Factsheet Glastuinbouw 2016

Revalidatie voor kinderen en jongeren. Poliklinische en klinische behandeling

Vastgoedbericht mei 2010

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Factsheet Varkensverbetering 2016

Notitie. Verzuimrapportage 2e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Vastgoedbericht juli 2010

Factsheet Varkensverbetering Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Vastgoedbericht oktober 2010

Vastgoedbericht september 2010

pagina 1 18 onderwerp Factsheet Loonwerk 2010 aan Sectorcommissie Loonwerk Documentnummer N datum 29 november 2011 van Daniella van der Veen

Ziekteverzuimcijfers sector gemeenten 2008

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Factsheet Open Teelten Landbouw 2016

Factsheet Open Teelten Boomkwekerij 2016

Notitie NOTITIE. Verzuimrapportage 4 e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Factsheet Bedrijfsverzorging 2016

Factsheet Groothandel in Bloembollen 2016

Kinderrevalidatie in de regio. Saskia Houwen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Forse toename werkloosheid in maart Lichte stijging aantal WW-uitkeringen

Factsheet Loonwerk 2016

Verzuimanalyse MBO-sector

Werkloosheid gedaald

Factsheet Open Teelten Bloembollen 2016

Arbeidsmarktcijfers Taxibranche. Cijfers en trends 2018

GEBROKEN HEUP MET ELKAAR WERKEN AAN HERSTEL

Ontwikkeling leerlingaantallen

Inleiding, reikwijdte, vragen

POLIKLINIEK JONGVOLWASSENEN

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot

CVA-Ketenzorg Noordwest-Veluwe. Neurologie

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Factsheet Open Teelten Tuinbouw 2016

BELEIDSREGEL BR/CU Verrichtingenlijst ten behoeve van DBC s

Behandeling en Zorg na een beroerte

Persbericht. Werkloosheid daalt

Revant, de kracht tot ontwikkeling!

Als het leven om een nieuwe balans vraagt

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

GHB hulpvraag in Nederland

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine daling werkloosheid. Vooral toename jonge werkzoekenden. Forse stijging nieuwe WW-uitkeringen

Factsheet Open teelten Boomkwekerij Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Hersenletsel uw behandelprogramma bij Adelante

Juli 2012 Bijna WW-uitkeringen Meer werkzoekenden (NWW) dan een jaar geleden

Werkloosheid gedaald, maar minder mensen aan het werk

GEBASEERD OP DE VERZUIMGEGEVENS OVER 2018

Factsheet Paddenstoelen 2016

Feiten en cijfers 2010 Branche Kinderopvang

Transcriptie:

Revalidatie Nederland Brancherapport Revalidatie 2004

Brancherapport Revalidatie 2004 Revalidatie Nederland Utrecht, augustus 2005

Inhoudsopgave 1 Revalidatie 2004 in hoofdlijnen 5 1.1 Wat is revalidatie 5 1.2 Belangrijke ontwikkelingen in 2004 5 2 Geleverde zorg 7 2.1 Totale geleverde zorg 7 2.2 Zorg per patiëntengroep 9 2.3 Zorg per regio 10 2.4 Klinische opname 11 2.5 Leeftijdsverdeling patiënten 12 3 Behandelproces 15 3.1 Verpleegduur en behandelintensiteit 15 3.2 Plaats in de zorgketen 15 3.3 Inzet personeel 17 4 Financiën 19 4.1 Personele kosten 19 4.2 Materiële kosten 20 4.3 Doelmatigheid 20 5 Personeel 23 5.1 Werkgelegenheid 23 5.2 Personeelskenmerken 24 5.3 Verloop personeel 24 5.4 Ziekteverzuim 25 Bijlage 1 Verantwoording 27 B1.1 Totstandkoming 27 B1.2 Landelijke databank revalidatie 27 B1.2.1 Aantal patiënten versus aantal behandelingen 28 B1.2.2 Plaats in de zorgketen 28 Bijlage 2 Overzicht leden Revalidatie Nederland 29 Bijlage 3 Begrippen en definities 31 3

1 Revalidatie 2004 in hoofdlijnen 1.1 Wat is revalidatie Revalidatie richt zich op het herstel of de verbetering van mogelijkheden van mensen met blijvend lichamelijk letsel of een functionele beperking. De indicatie wordt gesteld door een medisch specialist, meestal een revalidatiearts. Revalidatie kent de functies diagnostiek, advisering, medebehandeling en behandeling, waaronder nazorg. Behandeling vindt plaats in een multidisciplinair team, onder leiding van de revalidatiearts. Revalidatie is onderdeel van ketenzorg: de zorg vindt plaats in afstemming met (andere specialismen in) ziekenhuizen, verpleeghuizen, thuiszorg, huisartsen en andere eerstelijnsvoorzieningen. Bij kinderen en jongeren wordt nauw samengewerkt met scholen voor speciaal onderwijs, met name mytyl- en tyltylscholen. Revalidatiegeneeskunde is een erkend medisch specialisme sinds 1955. Het recht op medisch specialistische revalidatie is vastgelegd in de ziekenfondswet. De indicatiestelling is uitgewerkt in de Indicatiestelling revalidatiezorg van mei 2001. Revalidatie vindt plaats in academische en algemene ziekenhuizen en revalidatiecentra. Nederland telt 24 revalidatiecentra, die alle lid zijn van Revalidatie Nederland, de branchevereniging. Dit brancherapport bevat (kwantitatieve) informatie over de revalidatie in Nederland, zoals die wordt geleverd vanuit de revalidatiecentra. Revalidatie die wordt geboden in algemene en academische ziekenhuizen die niet zijn aangesloten bij Revalidatie Nederland, is buiten beschouwing gelaten. De cijfers in dit brancherapport hebben betrekking op 2004 en waar mogelijk wordt verslag gedaan over een langere periode. 1.2 Belangrijke ontwikkelingen in 2004 Aanhoudende groei De afgelopen jaren kende de revalidatie een forse groei, die zich ook in 2004 heeft voortgezet. Het aantal verpleegdagen en revalidatiebehandeluren nam toe met respectievelijk 1% en 8%. Dit kan worden verklaard uit: de absolute toename van enkele belangrijke patiëntengroepen, de toenemende bekendheid van de mogelijkheden van de revalidatie, het steeds vroeger na het ontstaan van een aandoening inschakelen van revalidatie en tenslotte de aandacht voor de kwaliteit van leven voor mensen met een beperking. Meer behandeling in kortere tijd Zowel klinisch als poliklinisch neemt de behandelintensiteit van patiënten in 2004 toe. Klinisch gaat dit gepaard met een kortere opnameduur. Deze trend is al enige jaren aanwezig. Circa 70% van het aantal behandeluren in de revalidatie is poliklinisch van aard. Patiëntengroepen stabiel De verdeling van de behandelingen naar patiëntengroepen laat in 2004 een soortgelijk beeld zien als in 2003. De groep patiënten met een neurologische aandoening is wederom verreweg het grootst in aantal. Revalidatie start steeds vroeger Er is een trend waar te nemen waarin de revalidatiebehandeling steeds vroeger na het ontstaan van de aandoening wordt gestart. Een snellere start vergroot de kans op een succesvolle behandeling. Als bijkomend effect wordt de opnameduur in het algemene ziekenhuis, waar veel patiënten voorafgaand aan de revalidatie vandaan komen, korter. 4 5

2 Geleverde zorg Verloop en verzuim gedaald Het verloop (9,3%) en ziekteverzuim (5,1%) van het personeel in de revalidatie is in 2004 gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Doelmatigere zorg De groei van de revalidatiezorg leidt niet tot een evenredige toename van het aantal medewerkers in de revalidatie. De financiële middelen die voor revalidatiezorg beschikbaar zijn, worden over de jaren doelmatiger besteed. Dit komt doordat de stijging in de personele en materiële kosten relatief gezien lager is dan de stijging in de kosten per eenheid product. Met andere woorden, voor eenzelfde investering in personele en materiële kosten wordt anno 2004 meer zorg geleverd dan in voorgaande jaren. Resumerend revalidatie groeit met 5% ten opzichte van 2003; behandelintensiteit per patiënt neemt verder toe; circa 70% van de behandeluren is poliklinisch; verdeling naar patiëntengroepen is stabiel; neurologische aandoeningen is de grootste groep; verloop en verzuim van medewerkers in de revalidatie dalen ten opzichte van 2003; middelen voor de revalidatie worden steeds doelmatiger ingezet. Het brancherapport 2004 is gebaseerd op de gegevens van de 24 revalidatiecentra. Informatie over revalidatie in ziekenhuizen is meegenomen voor zover deze plaatsvindt onder de erkenning van een revalidatiecentrum. De gegevens van ziekenhuizen met een eigen erkenning waren niet beschikbaar. Het Brancherapport Cure van het Ministerie van VWS geeft aan dat 30 ziekenhuizen in 2003 samen 202.172 revalidatiebehandeluren realiseerden. Dat komt neer op 10% van de productie van de revalidatiecentra in dat jaar. Revalidatie Nederland streeft ernaar de gegevens van de ziekenhuizen de komende jaren mee te nemen. Dit hoofdstuk bevat informatie over de zorg zoals deze door de revalidatie-instellingen wordt geleverd. Paragraaf 2.1 begint met een overzicht van de totale geleverde zorg in 2004 in vergelijking met 2003. In paragraaf 2.2 en 2.3 wordt de onderverdeling naar patiënten-groepen en naar regio s beschreven. In de paragrafen 2.4 en 2.5 staan de zorgconsumptie en leeftijdsverdeling van patiënten centraal. Daar waar gegevens in een tabel in hele procenten worden weergegeven, ontstaan afrondingsverschillen, waardoor de totaaloptelling niet altijd precies op 100% uitkomt. 2.1 Totale geleverde zorg De geleverde zorg wordt voor kinderen (<17 jaar) en volwassenen (>17 jaar) afzonderlijk weergegeven. Het revalidatiebehandeluur (RBU) is de meest kenmerkende parameter van de revalidatiezorg. Er zijn poliklinische RBU s en klinische RBU s. Ook eerste consulten en verpleegdagen zijn belangrijke parameters. Behandeling vindt bij voorkeur poliklinisch plaats. Klinische opname is aan de orde als de patiënt een 24 uurs therapeutisch en verpleegkundig klimaat nodig heeft of niet in staat is vanuit de woonsituatie het revalidatiecentrum te bezoeken. Uit tabel 2.1 blijkt een stijging van de totale geleverde zorg voor zowel kinderen als volwassenen. De eerste consulten stijgen met 5% ten opzichte van 2003. De RBU s stijgen met 6% ten opzichte van 2003. Het aantal opnamen en verpleegdagen is ook toegenomen voor volwassenen. Onder kinderen is het aantal opnamen en verpleegdagen verder gedaald. Waarschijnlijk het resultaat van het beleid om kinderen zo veel mogelijk poliklinisch in plaats van klinisch te behandelen. 6 7

Tabel 2.1 Totale productie in 2003 en 2004 2003 2004 % verandering Kinderen Eerste consulten 7.165 7.727 8% Poliklinische RBU s 489.196 538.911 10% Klinische opnamen 467 411-12% Verpleegdagen 36.375 34.313-6% Klinische RBU s 53.986 55.686 3% Heropnamen per patiënt 1,17 1,17 0% Poliklinische herhaalbehandelingen 1,21 1,21 0% per patiënt Volwassenen Eerste consulten 29.501 30.735 4% Poliklinische RBU s 753.234 785.291 4% Klinische opnamen 6.549 6.996 7% Verpleegdagen 475.463 481.453 1% Klinische RBU s 662.282 730.441 10% Heropnamen per patiënt 1,07 1,08 0% Poliklinische herhaalbehandelingen 1,11 1,13 0% per patiënt 2.2 Zorg per patiëntengroep Tabel 2.2 Kinderen Procentuele verdeling van de behandelingen naar patiëntengroep: poliklinisch 2001 2002 2003 2004 Chirurgisch en orthopedisch 7% 8% 8% 9% Neurologisch/centraal zenuwstelsel 51% 61% 68% 68% Neurologisch/perifeer zenuwstelsel en spieren 6% 7% 8% 7% Reumatische aandoeningen 1% 2% 2% 2% Orgaanaandoeningen 0% 1% 1% 1% Pijnsyndromen 1% 2% 2% 2% Diagnose niet converteerbaar naar A4 groep 24% 10% 5% 6% Geen diagnosecode -> geen A4 groep 9% 12% 6% 5% Totaal 100% 100% 100% 100% Volwassenen Chirurgisch en orthopedisch 15% 13% 13% 13% Neurologisch/centraal zenuwstelsel 26% 24% 27% 29% Neurologisch/perifeer zenuwstelsel en spieren 6% 5% 6% 6% Reumatische aandoeningen 6% 7% 8% 8% Orgaanaandoeningen 8% 7% 7% 8% Cognitieve stoornissen 1% 1% 2% 2% Pijnsyndromen 7% 7% 10% 12% Diagnose niet converteerbaar naar A4 groep 19% 13% 9% 9% Geen diagnosecode -> geen A4 groep 14% 23% 18% 13% Totaal 100% 100% 100% 100% Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie) De gehanteerde verdeling in patiëntengroepen is nieuw in dit rapport. De verdeling is gebaseerd op de zogenaamde A4 coderingen die gedurende een groot aantal jaren gehanteerd worden door veel revalidatiecentra. In de volgende jaren zal meer gedetailleerde informatie beschikbaar komen over de patiëntengroepen als gevolg van een wijziging in de codering. De groep diagnose niet converteerbaar naar A4 groep zal hierdoor verdwijnen. De daling van het percentage zonder (of met onbekende) diagnose laat zien dat de kwaliteit van de registratie toeneemt. De verdeling van de behandelingen naar patiëntengroepen laat in 2003 en 2004 een redelijk stabiel beeld zien. De groep neurorevalidatie is verreweg het grootst in aantal. Onder aandoeningen van het centrale zenuwstelsel worden gerekend: beroerte, traumatisch hersenletsel, cerebrale parese, dwarslaesie, spina bifida, degeneratieve aandoeningen als MS en ALS. De groep perifeer zenuwstelsel en spieren bestaat onder andere uit neuromusculaire aandoeningen en spier- en zenuwletsel als gevolg van trauma s. 8 9

Tabel 2.3 Procentuele verdeling van de behandelingen naar patiëntengroep: klinisch Tabel 2.4 De procentuele verdeling van de behandelingen 1 per provincie in 2004 2001 2002 2003 2004 Kinderen Chirurgisch en orthopedisch 5% 9% 8% 7% Neurologisch/centraal zenuwstelsel 29% 39% 45% 50% Neurologisch/perifeer zenuwstelsel en spieren 13% 13% 16% 14% Reumatische aandoeningen 4% 2% 4% 4% Orgaanaandoeningen 1% 1% 1% 0% Pijnsyndromen 5% 7% 10% 9% Diagnose niet converteerbaar naar A4 groep 20% 15% 11% 10% Geen diagnosecode -> geen A4 groep 21% 14% 5% 4% Totaal 100% 100% 100% 100% Volwassenen Chirurgisch en orthopedisch 12% 11% 14% 13% Neurologisch/centraal zenuwstelsel 39% 38% 46% 49% Neurologisch/perifeer zenuwstelsel en spieren 5% 5% 7% 6% Reumatische aandoeningen 1% 6% 2% 3% Orgaanaandoeningen 1% 1% 3% 5% Cognitieve stoornissen 0% 0% 1% 1% Pijnsyndromen 2% 2% 2% 4% Diagnose niet converteerbaar naar A4 groep 22% 15% 13% 12% Geen diagnosecode -> geen A4 groep 17% 22% 13% 6% Totaal 100% 100% 100% 100% Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie) 2.3 Zorg per regio kinderen volwassenen % behandelingen % inwoners % behandelingen % inwoners Groningen 2,6% 3,2% 3,7% 3,6% Friesland 2,3% 4,1% 4,3% 3,9% Drenthe 1,4% 3,0% 1,6% 3,0% Overijssel 8,2% 7,2% 9,1% 6,7% Gelderland 16,7% 12,4% 10,3% 12,0% Utrecht 8,1% 7,4% 6,6% 7,1% Noord Holland 10,2% 15,4% 17,7% 16,1% Zuid Holland 23,0% 21,2% 15,5% 21,2% Zeeland 2,3% 2,3% 2,8% 2,3% Noord Brabant 14,7% 14,8% 18,6% 14,8% Limburg 7,9% 6,4% 7,6% 7,2% Flevoland 2,3% 2,8% 1,8% 2,1% Onbekend 0,2% 0,2% Totaal 100,0% 100% 100% 100% 1. Exclusief de behandelingen die worden geleverd door de algemene en academische ziekenhuizen. Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie); CBS statline 2.4 Klinische opname De zorgconsumptie, uitgedrukt in klinische opnamen per 100.000 inwoners, laat bij volwassenen een stijgende lijn zien. Bij kinderen is de zorgconsumptie stabiel en zwakt in 2004 zelfs iets af ten opzichte van 2003. Om een volledig beeld te krijgen over de ontwikkeling van de zorgconsumptie zal in het volgend brancherapport ook een overzicht van de poliklinische behandeling worden opgenomen. Er is sprake van een landelijk dekkend netwerk van revalidatie-instellingen. Deze spreiding van revalidatieinstellingen over Nederland maakt revalidatie bereikbaar voor iedereen. De spreiding van het aantal behandelingen volgt niet altijd de spreiding van de bevolking over de provincies. In tabel 2.4 is de spreiding weergegeven per provincie. Het betreft de zorg die door revalidatiecentra is geleverd. Figuur 2.1 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 Aantal klinische opnamen volwassenen en kinderen per 100.000 inwoners 0,0 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal klinische opnamen volwassenen Aantal klinische opnamen kinderen 10 11

2.5 Leeftijdsverdeling patiënten Het is beleid in de revalidatie om kinderen zo veel mogelijk poliklinisch in plaats van klinisch te behandelen. Kinderen kunnen dan vanuit de thuissituatie, met hun ouders/verzorgers en vriendjes binnen handbereik, worden behandeld. Van de kinderen die klinisch worden behandeld is bijna de helft tussen de 13 en 16 jaar oud. Van de kinderen die poliklinisch worden behandeld is de meerderheid tussen de 5 en 12 jaar oud. De allerjongsten (0-4 jaar) worden zo min mogelijk klinisch behandeld. Figuur 2.3 Procentuele leeftijdsverdeling van volwassen patiënten in 2004 100% 80% 60% 40% 20% Figuur 2.2 Procentuele leeftijdsverdeling van kinderen in 2004 0% Polikliniek Kliniek 100% 17 t/m 45 jaar 46 t/m 65 jaar 66 jaar en ouder 80% Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie) 60% 40% 20% 0% Polikliniek 0 t/m 4 jaar 5 t/m 12 jaar 13 t/m 16 jaar Kliniek Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie) Uit figuur 2.3 blijkt dat ruim 80% van de volwassenen die poliklinisch worden behandeld tussen de 17 en de 65 jaar is. Vermoedelijk heeft dat te maken met de betere basisconditie van deze onder de volwassenen relatief jongere leeftijdsgroep, waardoor zij beter in staat zijn vanuit de thuissituatie te revalideren. Over het algemeen geldt hoe hoger de leeftijd hoe groter de behoefte aan verzorging en een therapeutisch klimaat en dus aan een klinische opname. Het ontbreken van een partner of een partner die niet meer in staat is thuis ondersteuning te geven speelt hierbij ook een belangrijke rol. Van de volwassenen die worden opgenomen is de leeftijdsgroep 17 t/m 45 jaar dan ook kleiner, en de leeftijdsgroep 66 jaar en ouder groter dan bij de polikliniek. Tenslotte wordt opgemerkt dat bij de hoogste leeftijdsgroep 66 jaar en ouder er minder vaak sprake is van een medisch specialistische indicatie voor een revalidatie-instelling maar vaker van een niet specialistische indicatie voor een verpleeghuis. Zo wordt bijvoorbeeld naar aanleiding van een beroerte (CVA) gemiddeld 10% van de mensen opgenomen in revalidatiecentra en 90% in verpleeghuizen. 12 13

3 Behandelproces 3.1 Verpleegduur en behandelintensiteit In de klinische revalidatie neemt de gemiddelde verpleegduur per opgenomen patiënt af. Deze trend is al sinds 2001 zichtbaar. De behandelintensiteit, uitgedrukt in behandeluren per verpleegdag, vertoont een stijgende lijn. Intensievere behandeling leidt tot een kortere opnameduur. Figuur 3.1 Gemiddelde verpleegduur per behandeling (in dagen) 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Gemiddelde verpleegduur per behandeling (in dagen) Figuur 3.2 Gemiddeld aantal RBU s per verpleegdag 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 2000 2001 2002 2003 2004 Gemiddeld aantal RBU s per verpleegdag 3.2 Plaats in de zorgketen Revalidatie vindt plaats binnen een zorgketen met eigen woonomgeving, algemeen ziekenhuis of bijvoorbeeld verpleeghuis. Het is een positieve trend dat opname in een revalidatiecentrum steeds vroeger na het ontstaan van de aandoening plaatsvindt. Voor de patiënt is dat van groot belang: een snel begin van de revalidatiebehandeling vergroot de kans op betere resultaten. Voor patiënten die uit algemene ziekenhuizen komen, betekent dit dat de opnameduur afneemt. In onderstaande figuren 3.3 en 3.4 is grafisch weergegeven waar patiënten vandaan komen en heen gaan voor en na een opname of poliklinisch bezoek. De beschikbare gegevens kunnen de komende jaren verder worden verfijnd, maar met de thans beschikbare gegevens is het beeld als volgt: - van de kinderen die worden opgenomen komt 55% van huis en 37% uit een algemeen ziekenhuis; 14 15

- van de volwassenen die worden opgenomen komt 31% van huis en 66% uit een algemeen ziekenhuis; - van de kinderen gaat de overgrote meerderheid na een opname terug naar de eigen woonomgeving; - van de volwassenen gaat 80% na de opname weer naar huis. Figuur 3.4 Instroom Plaats in de zorgketen van (poli)klinische behandelingen voor volwassen patiënten in 2004 Uitstroom Figuur 3.3 Instroom Plaats in de zorgketen van (poli)klinische behandelingen voor kinderen in 2004 Herkomst % eigen woonomgeving 55,5 revalidatiecentrum 4,6 algemeen ziekenhuis 37,4 verpleeghuis 0 overige 2,5 Klinische behandeling kinderen Uitstroom Bestemming % eigen woonomgeving 73,1 algemeen ziekenhuis 8,2 revalidatie 17,2 verpleeghuis 0,4 overige 0,9 Herkomst % eigen woonomgeving 31,0 revalidatiecentrum 0,7 algemeen ziekenhuis 66,4 verpleeghuis 1,0 overige 1,0 Instroom Klinische behandeling volwassenen Doorstroom: 14,8% Bestemming % eigen woonomgeving 79,9 algemeen ziekenhuis 3,7 revalidatie 8,4 verpleeghuis 2,2 overige 5,8 Uitstroom Instroom Herkomst % eigen woonomgeving 93,3 revalidatiecentrum 0,7 algemeen ziekenhuis 5,7 verpleeghuis 0 overige 0,2 Doorstroom: 4,7% Poliklinische behandeling kinderen Uitstroom Bestemming % eigen woonomgeving 93,0 algemeen ziekenhuis 0,3 revalidatie 5,4 verpleeghuis 0 overige 1,3 Herkomst % eigen woonomgeving 78,0 Poliklinische revalidatiecentrum 0,7 behandeling algemeen ziekenhuis 20,9 volwassenen verpleeghuis 0,3 overige 0,2 3.3 Inzet personeel Bestemming % eigen woonomgeving 93,3 algemeen ziekenhuis 0,9 revalidatie 4,4 verpleeghuis 0,1 overige 1,3 In deze paragraaf gaat het om patiëntgebonden personeel. Onderscheid wordt gemaakt tussen verplegend en verzorgend personeel, voor het overgrote deel in de klinische revalidatie werkzaam, en behandelend en behandelingondersteunend personeel. Figuur 3.5 Inzet verplegend en verzorgend personeel 1 (in fte s) per 10.000 verpleegdagen Verzorgenden Verpleegkundigen Overig 0 2 4 6 8 10 12 14 16 2002 2003 2004 1. Inclusief personeel in opleiding 16 17

4 Financiën De inzet van het verplegend en verzorgend personeel, uitgedrukt in inzet per 10.000 verpleegdagen, is vanaf 2002 jaarlijks met gemiddeld 3,6% toegenomen. Dat is verklaarbaar in het licht van de snellere doorstroom van patiënten uit het ziekenhuis, waardoor de zorgzwaarte toeneemt. De inzet van behandelend en behandelingondersteunend personeel is met 1,4% gemiddeld toegenomen in de periode vanaf 2002. Figuur 3.6 Inzet behandelend en ondersteunend personeel (in fte s) per 10.000 RBU s De uitgaven van de totale zorgsector bedragen in 2004 44.811 miljoen (voorlopige realisatie), waarvan 39% wordt besteed aan de curatieve zorg (VWS, 2005). Het wettelijke budget voor de aanvaardbare kosten van de revalidatie-instellingen bedraagt 361 miljoen, dit is zo n 2% van de curatieve zorg in 2004. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de kosten van revalidatie in Nederland, zoals ontleend aan de bedrijfsenquête. In de kosten is een onderscheid gemaakt naar personele en materiële kosten. In de laatste paragraaf worden de kosten gerelateerd aan de geleverde zorg. 4.1 Personele kosten Revalidatieartsen Fysiotherapeuten * Ergotherapeuten De personele kosten voor de revalidatie-instellingen bedragen ruim 263 miljoen, dit is ruim 70% van het totale budget. Daarmee vormen de personele kosten de hoogste kostenpost van de revalidatie-instellingen. Ook bij de ziekenhuizen vormen de personele kosten de grootste bijdrage aan de totale kosten. In figuur 4.1 is de ontwikkeling van de personele kosten over de afgelopen 5 jaar weergegeven. Daarnaast zijn deze kosten gecorrigeerd op basis van een indexcijfer voor CAO-lonen gezondheids- en welzijnszorg van het CBS. Psychologen en orthopedagogen Maatschappelijk werkers Figuur 4.1 Ontwikkeling van de personele kosten in 2000-2004 (2000=100) Logopedisten Activiteitenbegeleiders Overig 140 130 120 110 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 2002 2003 2004 Inclusief hydrotherapeuten en bewegingsagogen/sportleiders 100 90 80 2000 2001 2002 2003 2004 Personele kosten Personele kosten gecorrigeerd Deze figuur geeft ook een beeld van de relatieve inzet van de verschillende disciplines. Fysiotherapeuten en ergotherapeuten plegen de grootste relatieve inzet. De categorie overig is sinds 2003 in de enquête opgenomen, en bestaat onder meer uit helpenden, muziektherapeuten, technici en therapieassistenten. en CBS-Statline De totale personele kosten zijn over periode 2000-2004 met 26% toegenomen, met een gemiddelde groei van 6% per jaar (3% na correctie op basis van CAO-lonen). De stijging in de personele kosten is gedeeltelijk te verklaren door de toename van het aantal personeelsleden. Een tweede verklaring is de invoering van FWG 3.0, de functieherwaarderingsoperatie die vanaf 2000 van kracht is, en de arbeidsvoorwaardenregeling voor medisch specialisten in loondienst. 18 19

4.2 Materiële kosten De materiële kosten bedragen 98 miljoen. Dit is minder dan 30% van het totale budget. De materiële kosten zijn opgebouwd uit kapitaallasten, algemene/administratieve kosten, voedings- en verblijfskosten, gebouw- en terreingebonden kosten en patiëntgebonden kosten. Deze kosten zijn gecorrigeerd op basis van de consumentenprijsindex (inflatie). Figuur 4.3 Ontwikkeling personele en materiële kosten 1.2 per 10.000 productie-eenheden (2000=100) 120 110 100 90 Figuur 4.2 Ontwikkeling van de materiële kosten in 2000-2004 (2000=100) 140 130 120 80 70 60 2000 2001 2002 2003 2004 Personele en materiële kosten Personele en materiële kosten gecorrigeerd 110 100 90 80 2000 2001 2002 2003 2004 Materiële kosten Materiële kosten gecorrigeerd en CBS-Statline 1. Deze kosten zijn gecorrigeerd op basis van een indexcijfer voor CAO-lonen gezondheid- en welzijnszorg en de consumentenprijsindex (inflatie) 2. De figuur is gebaseerd op de 14 instellingen die over alle jaren informatie hebben aangeleverd. en CBS-Statline De financiële middelen die voor revalidatiezorg beschikbaar zijn, worden over de jaren doelmatiger besteed. Dit komt doordat de stijging in de personele en materiële kosten relatief gezien lager is dan de stijging in de kosten per eenheid product. Met andere woorden, voor eenzelfde investering in personele en materiële kosten wordt anno 2004 meer zorg geleverd dan in voorgaande jaren. Vandaar dat in figuur 4.3 een daling van de kosten per productie-eenheid is waar te nemen. De materiële kosten zijn over periode 2000-2004 met 25% toegenomen, met een gemiddelde groei van 6% per jaar (3% na inflatiecorrectie). De kapitaalslasten en de algemene/administratieve kosten vormen de grootste kostencomponenten. De patiëntgebonden kosten kennen met een gemiddelde groei van 9% per jaar de hoogste groei maar leveren aan de totale groei een beperkte bijdrage. 4.3 Doelmatigheid Een doelmatige inzet van de middelen kan worden weergegeven door de personele en materiële kosten te relateren aan de geleverde zorg. Als maat voor de geleverde zorg is gekozen voor de som van het aantal eerste consulten, poliklinische en klinische RBU s en het aantal verpleegdagen. Voor de exacte berekening van deze productiemaat wordt verwezen naar bijlage 3, tabel B3. 20 21

5 Personeel In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kenmerken van het personeel van revalidatie-instellingen. De revalidatiebranche onderscheidt een drietal hoofdfunctiegroepen, te weten bedrijfsvoering, behandelend en ondersteunend en verpleegkundig en verzorgend. Tot de hoofdfunctiegroep bedrijfsvoering worden onder andere de algemene en administratieve functies gerekend. De hoofdfunctiegroep behandelend en ondersteunend bestaat onder meer uit medisch, paramedisch, sociaal wetenschappelijk en psychosociaal personeel. De hoofdfunctiegroep verpleegkundig en verzorgend bestaat uit verpleegkundigen, verzorgenden en helpenden van verschillende niveaus. 5.1 Werkgelegenheid In het totaal zijn er ruim 5.000 arbeidsplaatsen uitgedrukt in fte s bij de revalidatie-instellingen. Dit betreft zo n 8.000 werkzame personen, waarvan een kwart een verpleegkundige of verzorgende functie heeft. Het behandelend en ondersteunend personeel vormt met 44% de meerderheid van het aantal arbeidsplaatsen. Dit is verklaarbaar uit het feit dat revalidatie een multidisciplinaire aanpak kent, waarbij meerdere behandelaars zijn betrokken naast de revalidatiearts, zoals fysiotherapeuten, psychologen en maatschappelijk werkers. Het aantal formatieplaatsen in 2004 is met 3% gedaald ten opzichte van 2003. De oorzaak is waarschijnlijk gelegen in een combinatie van enerzijds betere registratie van de inzet van personeel voor de revalidatiecentra zelf ten opzichte van de inzet voor derden en anderzijds een daadwerkelijke daling van het aantal formatieplaatsen. Tot 2003 was er sprake van een stijging. Tabel 5.1 Absoluut aantal arbeidsplaatsen in fte s en werkzame personen in 2000-2004 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal arbeidsplaatsen in fte's Bedrijfsvoering 1.591 1.626 1.686 1.741 1.695 1,6% Behandelend en ondersteunend 2.124 2.223 2.319 2.424 2.343 2,5% Verpleegkundig en verzorgend 1.236 1.264 1.285 1.356 1.325 1,8% Totaal 4.951 5.113 5.290 5.521 5.363 2,0% Aantal werkzame personen Bedrijfsvoering 2.465 2.572 2.595 2,6% Behandelend en ondersteunend 3.440 3.524 3.807 5,2% Verpleegkundig en verzorgend 1.946 1.985 1.981 0,9% Totaal 7.851 8.081 8.383 3,3% 1. Het aantal werkzame personen werd vóór 2002 niet geregistreerd. 22 23

5.2 Personeelskenmerken Tabel 5.3 Verloop personeel 1 in loondienst Een van de personeelskenmerken is de deeltijdfactor, die berekend wordt op basis van het aantal arbeidsplaatsen en werkzame personen. Deze blijkt binnen de revalidatiesector voor de verschillende functiegroepen niet erg uiteen te lopen. In 2004 is de deeltijdfactor wel toegenomen. Deze is met 0,7 vergelijkbaar met de deeltijdfactor van algemene ziekenhuizen. De toenemende flexibiliteit in de vorm van nuluren-contracten is hiervoor een verklaring. 2003 2004 Bedrijfsvoering 10,6 8,9 Behandelend en ondersteunend 12,5 10,4 Verpleegkundig en verzorgend 10,7 7,8 Totaal 11,4 9,3 1. Het verloop is gewogen op basis van het aantal werkzame personen. Tabel 5.2 Personeelskenmerken 1 personeel in loondienst, 2004 deeltijdfactor gem.leeftijd (jr.) gem. duur dienstverband 2003 2004 2003 2004 2003 2004 Bedrijfsvoering 0,73 0,70 42,2 43,0 9,0 8,9 Behandelend en ondersteunend 0,76 0,68 38,7 39,3 7,8 8,2 Verpleegkundig en verzorgend 0,74 0,69 38,0 39,6 8,0 8,1 Totaal 0,74 0,69 39,7 40,5 8,3 8,4 5.4 Ziekteverzuim In 2004 is het ziekteverzuim in de revalidatie 5,1%. Dit is lager dan het ziekteverzuimpercentage van de totale zorgsector (5,7% in 2004) en hoger dan bij de ziekenhuizen (4,8% in 2004). Binnen de functiegroepen die worden onderscheiden in de revalidatie loopt het ziekteverzuim uiteen van 4,4% bij het behandelend en ondersteunend personeel naar 5,9% bij het verplegend en verzorgend personeel. Het verzuim in 2004 is lager dan in 2003. 1. Het verloop is gewogen op basis van het aantal werkzame personen. Tabel 5.4 Ziekteverzuimpercentage en -frequentie 1 personeel in loondienst De werknemers van de revalidatie-instellingen hebben een gemiddelde leeftijd van 40,5 jaar. Het personeel in de categorie bedrijfsvoering is met gemiddeld 43 jaar het oudste. De werknemers blijven gemiddeld ruim 8 jaar werken bij een revalidatie-instelling. De verschillen tussen de functiegroepen zijn klein. 5.3 Verloop personeel Het verloop van personeel in de revalidatie in 2004 is 9,3%. Dit is lager dan in 2003. De verloopcijfers voor de algemene ziekenhuissector zijn voor 2004 nog niet bekend. In 2003 was het verloop bij de ziekenhuizen met 10,8% lager dan bij de revalidatie-instellingen. Voor de gehele zorgsector geldt, dat het vertrek van werknemers vanaf 2002 afneemt mede door de veranderde situatie elders op de arbeidsmarkt. 2003 2004 2003 2004 Bedrijfsvoering 6,0 5,3 1,8 1,5 Behandelend en ondersteunend 4,9 4,4 1,9 1,9 Verpleegkundig en verzorgend 6,1 5,9 2,1 2,1 Totaal 5,6 5,1 1,9 1,8 1. Verzuimpercentage en -frequentie zijn gewogen op basis van het aantal werkzame personen. 2. Exclusief zwangerschapsverlof. verzuimpercentage 2 verzuimfrequentie 24 25

Bijlage 1 Verantwoording B1.1 Totstandkoming Dit brancherapport is in opdracht van Revalidatie Nederland opgesteld door Prismant. Prismant beheert de landelijke databank revalidatie en heeft in afstemming met de Werkgroep Informatievoorziening van Revalidatie Nederland de analyses uitgevoerd ten behoeve van het Brancherapport Revalidatie 2004. Dit brancherapport is mede tot stand gekomen door: Werkgroep Informatievoorziening Revalidatie Nederland H. van Dijk, voorzitter Rijndam Revalidatiecentrum J. Cluitmans St. Revalidatie Limburg R. van Schijndel Revalidatie Nederland F. Vermeulen Sophia Revalidatie A. Wassink Revalidatiecentrum Amsterdam J. Wouters St. Revalidatiecentrum Breda Projectcoördinator: H. van der Linden, Prismant Tekst en uitvoering: S. Mathijssen en H. Wierda, Prismant. Tekstbewerking: H. van Dijk, voorzitter Werkgroep Informatievoorziening Revalidatie Nederland. B1.2 Landelijke databank revalidatie In 1997 is Revalidatie Nederland begonnen met het systematisch verzamelen van landelijke gegevens over revalidatie. Deze gegevensverzameling is uitgegroeid tot de landelijke databank revalidatie. Door politieke, maatschappelijke en zorginhoudelijke ontwikkelingen verandert de informatiebehoefte voortdurend. De databank evolueert zich dan ook steeds. Deze databank is een uniek product dat is toegerust op een marktgericht gezondheidszorgstelsel. Hierbij zijn transparantie, geïntegreerde informatieproductie en maatschappelijke verantwoording essentieel. Om dit te kunnen bereiken hebben de revalidatie-instellingen zich verplicht via een datacontract. Hierin zijn de verschillende verantwoordelijkheden van de diverse partijen geregeld. Zo wordt op basis daarvan jaarlijks vastgesteld wanneer welke items conform definities door instellingen geleverd zullen worden. Via deze weg wordt gestreefd naar optimale kwaliteit en continuïteit. In dat kader is Revalidatie Nederland in 2003 ook gestart met het herformuleren van de databank en heeft de branchevereniging een andere beheerder gecontracteerd (Prismant). Dit traject is nog niet helemaal voltooid en gaandeweg komen nieuwe vragen naar boven. Nadere analyses van het beschikbare cijfermateriaal, aangevuld met kwalitatieve informatie en ervaringskennis vanuit de branche zullen de komende jaren zorgen voor een nog beter beeld van de vele aspecten van revalidatie. De landelijke databank revalidatie bestaat uit twee bronnen; patiëntgegevens en bedrijfsgegevens. Informatie ten aanzien van patiëntgegevens wordt per kwartaal door instellingen aangeleverd. Zij krijgen ook per kwartaal een terugkoppeling over de kwaliteit van de aanlevering. De bedrijfsmatige informatie wordt jaarlijks opgevraagd. Instellingen geven hierin hun capaciteit, hun personeelsgegevens en hun financiële gegevens aan. Tevens wordt aangegeven wat de productie is geweest zoals vastgesteld in de rekenstaat van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). 26 27

Bijlage 2 Overzicht leden Revalidatie Nederland Op basis van de verzamelde gegevens wordt jaarlijks een Brancherapport Revalidatie en een Managementoverzicht per instelling gemaakt. In het laatste worden de resultaten van de instellingen gespiegeld aan een zelfgekozen referentiegroep en de resultaten voor heel Nederland. De gepresenteerde resultaten van de zelfgekozen referentiegroep en voor Nederland betreffen altijd gemiddelden. Het managementoverzicht is een interne publicatie en alleen bestemd voor de desbetreffende instelling. Daar waar in dit brancherapport gegevens in een tabel in hele procenten worden weergegeven, ontstaan afrondingsverschillen, waardoor de totaaloptelling niet altijd precies op 100% uitkomt. B1.2.1 Aantal patiënten versus aantal behandelingen Uit de structuur van de landelijke databank en de aangeleverde gegevens kan worden afgeleid dat één unieke patiënt in de loop van een verslagjaar meerdere (deel)behandelingen ontvangt. Er worden dus meer (deel)- behandelingen in de databank vastgelegd dan dat er unieke patiënten zijn. Tabel B2.1 Revalidatiecentra in Nederland NAAM Jan van Breemen Instituut Revalidatiecentrum Amsterdam Kastanjehof, centrum voor revalidatie Groot Klimmendaal Revalidatie Friesland HOOFDVESTIGING Amsterdam Amsterdam Apeldoorn Arnhem Beetsterzwaag Tabel 5.5 Overzicht gegevens landelijke databank. St. Revalidatiecentrum Breda Sophia Revalidatie Breda Den Haag Behandelvormen Nederland gemiddeld Consultair (C) 2.884 Poliklinisch (R) 2.059 Klinisch (K) 431 Overig (excl E) 1.019 Aantallen patiënten Kinderen 490 Volwassen 3.159 Bron: Landelijke Databank Revalidatie (onderdeel patiëntenregistratie) De cijfers onder de subkop aantallen patiënten betreffen het aantal unieke personen welke op enig moment in het verslagjaar in behandeling waren. B1.2.2 Plaats in de zorgketen Figuur 3.3 en 3.4 in dit brancherapport geven een beeld van herkomst en bestemming van patiënten in revalidatiebehandeling. De cijfers zijn als volgt berekend: - instroom: verdeling van alle in 2004 behandelde patiënten naar herkomst; - doorstroom: patiënten voor wie in 2004 een poliklinische behandeling startte volgend op een klinische behandeling in hetzelfde centrum, uitgedrukt in een percentage van het totale aantal patiënten dat een poliklinische behandeling startte in 2004; - uitstroom: verdeling naar bestemming van alle patiënten van wie de behandeling in 2004 is afgesloten. De cijfers zijn dus telkens op een andere populatie berekend. De mogelijkheid wordt onderzocht in de toekomst het volledige traject te presenteren van de groep patiënten die in enig jaar uitstroomt. Met de thans beschikbare gegevens was dat nog niet mogelijk. In het komende jaar wordt extra aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van deze gegevens. 28 Militair Revalidatiecentrum Aardenburg Revalidatiecentrum De Waarden Revalidatiecentrum Blixembosch Revalidatiecentrum Het Roessingh St. Revalidatie Geneeskunde Zeeland Centrum voor Revalidatie-UMCG, locatie Beatrixoord St. Revalidatie Limburg De Trappenberg Rijnlands Revalidatiecentrum Revalidatiecentrum van de Sint Maartenskliniek Rijndam revalidatiecentrum Rotterdamsche Stichting voor Cardiologische Revalidatie Revalidatiecentrum Tolbrug Revalidatiecentrum Leijpark Revalidatiecentrum De Hoogstraat Heliomare De Vogellanden, centrum voor revalidatie 29 Bron: Revalidatie Nederland Doorn Dordrecht Eindhoven Enschede Goes Haren Hoensbroek Huizen Leiden Nijmegen Rotterdam Rotterdam 's-hertogenbosch Tilburg Utrecht Wijk aan Zee Zwolle

Bijlage 3 Begrippen en definities Behandelplaatsen Gevraagd wordt naar het aantal overeengekomen en op de rekenstaat vermelde behandelplaatsen. Hier gaat het om de calculatorische behandelplaatsen. Indien de erkenning van bedden niet gesplitst is naar volwassenen en kinderen, terwijl beide officieel wel aanwezig zijn, mag er een schatting gemaakt worden. Bruto jaarsalarissen De som van de bruto jaarsalarissen, inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, onregelmatigheidstoeslag en overwerk. Dit is exclusief werkgeverslasten. Eerste consult Voordat een patiënt poliklinisch in behandeling wordt genomen door een revalidatie-instelling is er een eerste consult met een revalidatiearts. Dit eerste contact vindt vaak plaats in een revalidatie-instelling maar kan ook plaatsvinden in een ziekenhuis. In een aantal gevallen werkt de revalidatiearts alleen voor het ziekenhuis. Alle eerste consulten worden dan geregistreerd door het ziekenhuis. Einddatum klinische behandeling De revalidatiearts bepaalt de einddatum van de klinische behandeling. Indien er gedurende 14 achtereenvolgende kalenderdagen geen sprake is van daadwerkelijk fysiek verblijf van de patiënt in het klinische bed dan wordt de betreffende klinische behandeling als beëindigd beschouwd. Als de patiënt na 14 dagen terugkomt, wordt een nieuwe klinische behandeling geopend. Einddatum poliklinische behandeling Voor de polikliniek geldt dat, indien gedurende 91 achtereenvolgende kalenderdagen (=13 weken) geen poliklinische behandelactiviteit plaatsvindt, de betreffende poliklinische behandeling als beëindigd wordt beschouwd. Als de patiënt na 91 dagen terugkomt, wordt een nieuwe poliklinische behandeling geopend. Indien in het behandelplan staat aangegeven dat nog nazorg zal plaatsvinden, dan wordt de behandelperiode pas afgesloten als de nazorg heeft plaatsgevonden. Erkende bedden Gevraagd wordt naar het aantal erkende bedden, conform de rekenstaat, dus niet het aantal calculatorische bedden. Financiële gegevens Dit betreft de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de revalidatiegeneeskundige functies conform de CTG-richtlijnen, inclusief de meervoudige en enkelvoudige hart/longrevalidatie. De kosten en inkomsten betreffende overige activiteiten en dienstverlening vallen hierbuiten. Fte en personen Gemiddeld aantal fulltime equivalenten en personen in 2003. Gemiddeld dienstverband in jaren Som van de lengtes van de dienstverbanden gedeeld door het aantal personen. Gemiddelde leeftijd Som van de leeftijden van de medewerkers gedeeld door het aantal personen. 30 31

Percentage verloop Aantal medewerkers (personen) dat in 2003 uit dienst is gegaan, uitgedrukt in het percentage van het totaal aantal medewerkers. Personeel bedrijfsvoering De functies die tot de bedrijfsvoering worden gerekend zijn de algemene en administratieve functies, hotelfuncties, terrein- en gebouwgebonden functies en instroom- en doorstroombanen. Personeel behandelend en ondersteunend De functies die tot behandelend en ondersteunend worden gerekend zijn revalidatieartsen, overige medisch specialisten, agnio s, aio s, psychologen, orthopedagogen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, maatschappelijk werkers, activiteitenbegeleiders, bewegingsagogen/sportleiders, hydrotherapeuten, diëtisten en muziektherapeuten. Personeel verpleging en verzorging De functies die tot de verpleging en verzorging worden gerekend zijn verpleegkundigen niveau 4 en 5, verzorgenden niveau 3, helpenden niveau 2, verpleegkundigen en verzorgenden in opleiding. Productiegegevens Het betreft de geregistreerde productie zoals die conform de CTG-richtlijnen op de rekenstaat is opgenomen. Productie-eenheid Om de totale omzet in tabellen te kunnen weergeven was een gestandaardiseerde productiemaat noodzakelijk. Dit is gerealiseerd door de verschillende revalidatie producten, zoals verstrekt in de bedrijfsenquête, onderling vergelijkbaar te maken middels een vermenigvuldigingsfactor. Product en gebruikte factor zijn in tabel B.3 weergegeven. RBU Revalidatiebehandeluur. Het betreft de directe tijd die de behandelaars besteden aan patiënten. Dit wordt vanuit de behandelaar gezien. Deze inzet is gekoppeld aan de behandelvorm van de patiënt. Het betreft hier de RBU s zoals opgegeven op de rekenstaat van het CTG. Tabel B3 Behandelvormen Kinder- en jeugdrevalidatie Uitzendkrachten De uitzendkrachten worden onder het personeel niet in loondienst geplaatst. Ziekteverzuim Het totaal aantal verzuimdagen in kalenderdagen, uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal mensdagen (= aantal personen x 365) met dien verstande dat: - deeltijdmedewerkers worden gerekend als voltijd; 7 kalenderdagen per week; - verzuim vanaf de 365ste dag niet meer wordt meegerekend; - het officiële zwangerschaps- en bevallingsverlof niet wordt meegerekend. Ziekteverzuim ten gevolge van zwangerschap wel. Factor 1e consult 0.5 Poliklinische RBU 1 Klinische opname 0 Verpleegdag 1 Klinische RBU 1 Volwassenen revalidatie 1e consult 0.5 Poliklinische RBU 1 Klinische opname 0 Verpleegdag 1 Klinische RBU 1 Bijzondere erkenningen Opname hoge dwarslaesies 0 Beademingsdagen 0.5 Overige verrichtingen Enkelvoudig 0.5 Meervoudig hart/long 0.5 Ziekteverzuimfrequentie Het aantal ziekmeldingen plus het aantal herstelmeldingen, gedeeld door twee, gedeeld door het gemiddeld aantal personen, eveneens tot 365 dagen en exclusief het officiële zwangerschaps- en bevallingsverlof. 32 33

34

Hoe kunt u Revalidatie Nederland bereiken? Revalidatie Nederland, Oudlaan 4, Postbus 9696, 3506 GR Utrecht T 030 2739384 F 030 2739406 info@revalidatie.nl www.revalidatie.nl COLOFON Uitgave van Revalidatie Nederland. Tekst: Revalidatie Nederland. Uitvoering: Prismant. Fotografie: Inge Hondebrink. Vormgeving: AC+M, Maarssen. Revalidatie Nederland, augustus 2005