jaarverslag 2003 rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten www.rszppo.fgov.be



Vergelijkbare documenten
jaarverslag 2004 rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Hervorming financiering ambtenarenpensioenen

Statistieken activiteitenverslag Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Halfjaarlijkse statistieken Tewerkstelling bij de RSZPPO-werkgevers

WET VAN 5 MEI 2014 BETREFFENDE DIVERSE AANGELEGENHEDEN INZAKE DE PENSIOENEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR. (B.S ) Uittreksels

Titel III. De regeling van toepassing op het overheidspersoneel en in het bijzonder op het personeel van de provinciale en plaatselijke

VRAGEN en ANTWOORDEN Infosessie 2013/1

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES VOOR DE PROVINCIALE EN PLAATSELIJKE BESTUREN

verantwoordelijke uitgever Jan Gysen, Jozef II-straat 47, 1000 Brussel ontwerp & realisatie Erik Hubin,

Halfjaarlijkse statistieken Tewerkstelling bij de RSZPPO-werkgevers

Halfjaarlijkse statistieken Tewerkstelling bij de RSZPPO-werkgevers

rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

DEEL 1: De pensioenproblematiek in lokale besturen

Het Gesolidariseerde pensioenfonds (GPF) van de provinciale en plaatselijke besturen: algemene toelichting.

Dienst. voor de. Bijzondere Socialezekerheidsstelsels

Gezinsbijslag in 15 vragen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

INHOUD AFDELING 1 GRONDSLAGEN VAN HET SOCIAAL STATUUT

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

De financiering van de statutaire pensioenkosten van lokale besturen Jan Leroy. Raad van Bestuur VVSG 1 oktober 2014

De perequatie van de overheidspensioenen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

activiteitenverslag 2005 rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

Vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan: beperking van de jobs die in aanmerking komen als vervanger

INHOUD. Deel 1 De fi nanciering van de pensioenen van de statutaire personeelsleden van de lokale besturen 15. Inleiding 9

VZW SOCIAAL FONDS VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE WERKINGSPROGRAMMA 2013 FINANCIEEL VERSLAG 2013 BEGROTING 2014

Versie DEEL X Titel IV De inhouding voor het fonds van overlevingspensioenen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Juridisch bulletin. Wetgeving

Contractuele en statutaire tewerkstelling. Evolutie in de lokale sector

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Van OCMW naar Zorgbedrijf? En uw sociale zekerheid? o 11 juni 2015

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS )

Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid (B.S, 31 juli 2007);

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

De perequatie Wijziging van de artikelen 11 en 12 van de wet van 9 juli 1969

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID OPENBARE INSTELLING VAN SOCIALE ZEKERHEID

WETTELIJKE PENSIOENEN VAN STATUTAIR PERSONEEL EN MANDATARISSEN

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 23 oktober

Regularisatie contingent gesubsidieerde contractuelen in het Vlaams Gewest

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk I Haard- en standplaatstoelage Inhoudstafel

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZPPO

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

De administrateur-generaal

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

Administratieve instructies DmfAPPL de kwartaal

-00-- (luik 1), in het RSZPPO- r of een r werkt (luik 2), 3. de naam. Sociale Maribel, afhouding (luik 5), te sturen naar: Directie Sociale

BETREFT: BRUGPENSIOEN BIJZONDERE WERKGEVERSBIJDRAGEN EN INHOUDINGEN RSZ VANAF 01/04/2010

Handleiding Financiële Personeelsadministratie

Sociale Maribel: impact van de afwijkingen op het arbeidsvolume. o 24 april 2015 VVOS Oost- Vlaanderen

Halftijds brugpensioen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Inleiding De korven oppeling van de pensioenen aan een perequatiekorf Samenstelling van de korf De globale bezoldiging Ev

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Versie DEEL X Titel II De inhouding voor bijdrage aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging

INLICHTINGENBLAD (voor de werkgevers behalve de administraties)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Versie DEEL VIII Maaltijdcheques (oud statuut) Inhoudstafel

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Instelling. Onderwerp. Datum

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

RSZ van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten OPENBARE INSTELLING VAN SOCIALE ZEKERHEID ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES KWARTAALAANGIFTE

{DE DIENSTEN VAN HET SOCIAAL SECRETARIAAT

SCSZ/06/044. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 15 maart 2006; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

Versie DEEL VII Titel II Toelage voor de secretaris Inhoudstafel

1 of 72 ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES VOOR DE PROVINCIALE EN PLAATSELIJKE BESTUREN. R S Z Kwartaal:2018/4

Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 20 juli 2007;

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES VOOR DE PROVINCIALE EN PLAATSELIJKE BESTUREN

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 2 juli 2007;

Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector Centra voor geestelijke gezondheidszorg, erkend door de Vlaamse Gemeenschap

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Transcriptie:

jaarverslag 2003 rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten www.rszppo.fgov.be

2 verantwoordelijke uitgever Jan Gysen, Jozef II-straat 47, 1000 Brussel dit jaarverslag kwam tot stand dank zij de medewerking van Christelle Angelucci, Vanessa Bosseman, Wim Broucke, Alex Burke, Louis Cornelis, Lara de Jacquier de Rosee, Marleen De Norre, Anja Hellemans, Herman Leenders, Jules Lenaerts, Claude Leroy, Christian Kips, Isabelle Martin, Godelieve Moreels, Luc Nefontaine, Christel Renard, Linda Schamp, Christine Vanmeenen, Muriel Wauthion ontwerp & realisatie Erik Hubin, www.erikhubin.be RSZPPO Jozef II-straat 47 1000 Brussel TEL 02 234 32 11 FAX 02 234 33 80 E-MAIL info@rszppo.fgov.be www.rszppo.fgov.be

inhoud xxx 3 1 Inleiding............................4 2 Geschiedenis en taken...............6 2.1 Inleiding.....................................6 2.2 Opdrachten...................................7 2.3 Aangesloten werkgevers...........................7 2.3 Wettelijke basis.................................8 3 Beheersorganen.....................9 4 Organogram........................10 5 Oprichting van regionale kantoren in Gent en Bergen..................11 6 Gezinsprestaties...................12 6.1 Taakomschrijving...............................12 6.2 Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen...........13 6.2.1 Forfaitaire bijslag voor kinderen die in een pleeggezin geplaatst zijn..................13 6.2.2 Onthaalouders...........................13 6.2.3 Kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening.......................14 6.2.4 Overname van de dossiers van de lokale politie............................14 6.3 Statistische gegevens............................15 6.4 Financiële gegevens.............................16 7 Sociale Zekerheid..................18 7.1 Taakomschrijving...............................18 7.1.1 Werkgevers en werknemers...................18 7.1.2 De bijdragen............................21 7.2 Activiteitenverslag..............................22 7.2.1 Politiehervorming.........................22 7.2.2 Onthaalouders...........................23 7.2.3 E-government............................24 7.3 Statistische gegevens............................26 7.4 Financiële gegevens.............................29 8 De pensioenstelsels van de vastbenoemden: een overzicht......30 8.1 Vijf pensioenstelsels.............................30 8.1.1 Pool 1................................30 8.1.2 Pool 2................................32 8.1.3 Pool 3................................33 8.1.4 Pool 4................................34 8.1.5 Pool 5................................34 8.2 De verhouding tussen de verschillende pensioenstelsels......35 8.3 Reserves als instrumenten van beheer..................36 8.4 Het Technische Comité van de Pensioenen...............36 8.5 Financiële gegevens.............................37 9 Inspectie...........................40 9.1 Taakomschrijving...............................40 9.2 Activiteitenverslag van de Inspectiedienst...............40 9.2.1 Opdrachten voor de Dienst Sociale Zekerheid........40 9.2.2 Opdrachten voor de Dienst Gezinsprestaties........41 9.2.3 Bijzondere opdrachten......................41 10 Gemeenschappelijke Sociale Dienst......................42 10.1 Taakomschrijving...............................42 10.2 Activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst.................................44 10.2.1 De niet-automatische tegemoetkomingen..........44 10.2.2 De automatische premies....................44 10.2.3 De collectieve verzekering....................45 10.2.4 Vakantiedienst Pollen......................46 10.2.2 De projecten van 2003......................47 10.3 Verdeling van de uitgaven.........................47 10.4 Projecten van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst voor 2004..........................48 10.4.1 De tijdslimiet voor de behandeling van aanvragen....48 10.4.2 De vernieuwing van het informaticaprogramma......48 10.4.3 De synergie van de sociale diensten van de............ provinciale en plaatselijke besturen..............48 10.5 Financiële gegevens.............................49 11 Rekening en balans.................50 12 Vorming en opleiding...............52 13 Website............................54 13.1 E-government.................................54 13.2 Onthaalouders................................55 13.3 Bezoekers en nieuwsbrief.........................55 14 Personeelsgegevens................56 14.1 RSZPPO.....................................56 14.2 Dienst Gezinsprestaties...........................57 14.3 Dienst Sociale Zekerheid..........................57 14.4 Gemeenschappelijke Sociale Dienst.....................57 Verklaring afkortingen.............58

4 1inleiding 2003 vormde het tweede jaar van de bestuursovereenkomst en betekende de start van twee regionale kantoren met uitzicht op een betere dienstverlening én tegelijkertijd een vermindering van het woon-werk-verkeer voor de eigen personeelsleden. In 2003 onderging de lokale sector belangrijke wijzigingen, zowel inzake structurering als qua tewerkstelling, de gevolgen hiervan op termijn worden niet altijd juist ingeschat. Ook lieten de gevolgen van de politiehervorming zich nog steeds sterk voelen, financieel én administratief. En in 2003 blijft de pensioenfinanciering voor de aangesloten gemeenschappelijke stelsels globaal gegarandeerd, maar tal van observaties maken ingrepen noodzakelijk en zullen ongetwijfeld leiden tot aanpassingen aan wetgeving en reglementering. De twee laatste punten vergen enige toelichting. Voor de sociale zekerheid in het algemeen en voor de lokale sector in het bijzonder, is de totstandkoming van de geïntegreerde politie geen neutraal gegeven. Een 2-tal belangrijke vaststellingen enkele jaren na de oprichtingsdatum op 1 januari 2002 zijn thans onvermijdelijk. 1 De laattijdige en op vandaag nog onvolledige socialezekerheidsaangiften zullen aanleiding geven tot jarenlange regularisaties in de diverse stelsels en systemen geënt op deze aangiften. Ook de financiële weerslag van de hervorming kan hierdoor nog oplopen. Er zijn problemen met de zogenaamde sociale dotatie 1 en 2. 2 De financieringsbasis van het gemeenschappelijk gemeentelijke pensioenstelsel wordt gevestigd op de lonen van de actieve personeelsleden (omslagstelsel). De oprichting van een pensioenfonds politie en het weghalen van deze politiediensten, - een bij uitstek statutair korps - uit de gemeenschappelijke financiering laat op dit ogenblik

5 onbecijferbare gevolgen na. Weliswaar voorziet de wet een systeem van ristorno s, dat de gevolgen in belangrijke mate afzwakt. De materiële uitbouw van dit stelsel van compensaties op basis van onvolledige gegevens is echter een hachelijke aangelegenheid. Een grondige studie van de gevolgen op langere termijn is onontbeerlijk. De pensioenfinanciering van de lokale sector zal de komende jaren tot ernstige bijsturingen nopen, nog afgezien van de gevolgen van de politiehervorming. Dit heeft te maken met: 1 de verhouding statutaire/contractuele tewerkstelling 2 gevolgen van de fusies van gemeenten (1976) die nooit werden beslecht 3 eenzijdige personeelsbeslissingen op gemeentelijk vlak met gevolgen op het vlak van de pensioenrechten (en -lasten) 4 verzelfstandiging van de OCMWziekenhuizen. Deze en andere elementen maken thans het voorwerp uit van grondig onderzoek. Deze analyses zijn noodzakelijk. De politieke besluitvorming hieromtrent eveneens. De lokale sector heeft na de verkiezingen van 2006 recht op een juiste inschatting van deze pensioenfinanciering voor de nieuwe bestuursperiode. Een bedenking van een andere orde tot slot. Dat de grote verscheidenheid aan opdrachten, de wetgeving en reglementering, de toepassing ervan en de dagelijkse opvolging door zo n kleine groep van medewerkers telkenjare weer opnieuw tot een goed einde wordt gebracht, verdient een pluim. Meerdere pluimen. Een pluim voor elke dag... Jan GYSEN ADMINISTRATEUR-GENERAAL Nicolas JEURISSEN ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL Yves ROGER VOORZITTER

6 2geschiedenis en taken 1951 1952 1953 1971 Oprichting van de Bijzondere Compensatiekas. De opdracht van de RSZPPO was beperkt tot de inning van de hoofdelijke kinderbijslagbijdrage en tot de uitbetaling van de kinderbijslag aan de statutaire en contractuele personeelsleden van de aangesloten besturen. 1972 1973 Oprichting van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst. 2.1 Inleiding De RSZPPO is de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Zij is de socialezekerheidsinstelling van de provinciale en plaatselijke besturen zoals de provincies, gemeenten, intercommunales en OCMW's. Voor deze besturen en voor hun personeelsleden is de RSZPPO dé toegangspoort tot de sociale zekerheid. Voor hen organiseert de RSZPPO de onderlinge solidariteit. Voor sommige bevoegdheden zijn alle besturen verplicht aangesloten (kinderbijslag, betaling socialezekerheidsbijdragen), voor andere (sociale dienst, pensioenfinanciering) hebben ze er zelf voor gekozen om toe te treden.

Historiek - markante data 7 1985 Overheveling van de Omslagkas der gemeentelijke pensioenen naar de RSZPPO. De Rijksdienst wordt belast met het beheer van de financiering van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen. In 1994 wordt deze taak verruimd door de creatie van het pensioenstelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen. 1987 2001 Start van het e-governmentproject (DIMONA-DMFAPPL-ASR). 2003 1986 1988 In toepassing van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, wordt de instelling de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. De bevoegdheden van de Rijksdienst worden uitgebreid met de inning en de verdeling van de werkgevers- en werknemersbijdragen van sociale zekerheid voor deze besturen. 2002 Politiehervorming: de 196 lokale politiezones worden aangesloten bij de RSZPPO. Voor de vastbenoemde personeelsleden wordt een nieuw pensioenstelsel opgericht: het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. 2.2 Opdrachten 2.3 Aangesloten werkgevers De RSZPPO vervult de volgende taken voor de provinciale en plaatselijke besturen en hun personeelsleden: uitbetaling van de kinderbijslag inning en verdeling van de socialezekerheidsbijdragen en aanverwante bijdragen uitbetaling van premies ter bevordering van de tewerkstelling beheer van de financiering van de pensioenstelsels voor vastbenoemden organisatie van een gemeenschappelijke sociale dienst. De bij de RSZPPO aangesloten besturen worden opgesomd in artikel 32 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers. de gemeenten de openbare instellingen die afhangen van de gemeenten de verenigingen van gemeenten de agglomeraties en de federaties van gemeenten de openbare instellingen die afhangen van de agglomeraties en van de federaties van gemeenten de provincies de openbare instellingen die afhangen van de provincies

8 de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie de gewestelijke economische instellingen bedoeld in de hoofdstukken II en III van de kaderwet van 15 juli 1970 houdende de organisatie van de planning en economische decentralisatie, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 1983 van de Waalse Gewestraad, behalve voor de personeelsleden voor wie zij verplicht zijn rechtstreeks de kinderbijslag te betalen de door de Koning aangewezen instellingen bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en dit voor hun personeelsleden die geen aanleiding geven tot het betalen aan de Rijksdienst voor de sociale zekerheid van een bijdrage voor de kinderbijslag voor werknemers, voor zover ze niet verplicht zijn rechtstreeks kinderbijslag te betalen aan die personeelsleden (De Koning bepaalt voor ieder van die instellingen de aansluitingsdatum) de verenigingen van bovenvermelde instellingen de v.z.w. Vlaamse Operastichting voor de personeelsleden die vastbenoemd waren bij de Intercommunale Opera voor Vlaanderen en met behoud van hun statuut werden overgenomen. 2.4 Wettelijke basis Gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders: gecoördineerd bij enig art. K.B. 19 december 1939 (B.S., 22 december 1939) opschrift vervangen bij art. 14 W. 27 maart 1951 (B.S., 31 maart 1951), met ingang van 1 januari 1950 (art. 62) K.B. 11 december 2001 bekrachtigd bij art. 4, 4 W. 26 juni 2002 (B.S., 20 juli 2002 (tweede uitg.)).

beheersorganen 3 9 Algemeen Bestuur ADMINISTRATEUR-GENERAAL Jan GYSEN ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL Nicolas JEURISSEN REVISOR Jan VANDERHOEGHT, lid van het Instituut van Bedrijfsrevisoren Beheerscomité VOORZITTER Yves ROGER (Valmy FÉAUX tot 04.04.2003) VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES Clément CROHAIN Luc DEHAENE Herman DE LOOR Christian GILBEAU Gilbert MILCAMPS Francis BARIDEAU (Marcel NEVEN tot 06.01.2003) Marcel VAN DAELE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES Guy CRIJNS Jean-Pierre KNAEPENBERGH Gilbert LIEBEN Emiel LUYTEN Nico POORTERS Kristien VAN DER GUCHT Paul VEREECKE REGERINGSCOMMISSARISSEN Vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen Daniël TRESEGNIE Vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken Pierre DENIS Vertegenwoordiger van de Minister van Begroting Patrick DELAUNOIS SECRETARIS Wim BROUCKE Directie CENTRUM VOOR INFORMATIEVERWERKING Michel BARTEL INSPECTIE Alex BURKE GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST Louis CORNELIS SOCIALE ZEKERHEID Guy GILSON VORMING INTERNE AUDIT Luc NEFONTAINE GEZINSPRESTATIES Hilde TAELS DOCUMENTATIE Francis TOSSENS ALGEMENE DIENSTEN Jean-Paul VAN DAELE PERSONEEL Marc VER ELST

10 4organogram 00 RSZPPO algemeen bestuur AUDIT EVALUATIE VORMING DIRECTIESTAF COMMUNICATIE HYGIËNE - VEILIGHEID FINANCIËLE DIENST DIRECTIE STUDIE EN DOCUMENTATIE CENTRUM INFORMATIE- VERWERKING BEHEER GEBOUWEN DIRECTIE ALGEMENE DIENSTEN DIRECTIE PERSONEEL DIRECTIE INSPECTIE DIRECTIE SOCIALE ZEKERHEID DIRECTIE GEZINSPRESTATIES GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST

5oprichting van regionale kantoren in Gent en Bergen xxx 11 Om de toegankelijkheid en de dienstverlening te verbeteren heeft de RSZPPO regionale kantoren in Gent en Bergen opgericht. Het regionaal kantoor van Gent ging in september 2003 van start. Daar worden de kinderbijslagdossiers van West- en Oost- Vlaanderen behandeld. Het regionaal kantoor van Bergen werd operationeel begin 2004 en is belast met de behandeling van de dossiers van de provincie Henegouwen. Deze decentralisatie vergde een reorganisatie van de Dienst Gezinsprestaties op het vlak van personeel, opleiding, informatica en logistiek. De dossiers werden herverdeeld en er moesten nieuwe groepen van dossierbeheerders gevormd worden. De sectie speciale rechten werd opgeheven en de dossierbeheerders moesten een bijkomende opleiding volgen ofwel met betrekking tot de kinderbijslagdossiers van wezen, gepensioneerden of invaliden, ofwel met betrekking tot de dossiers van werkzoekenden. In de loop van 2004 zullen de regionale kantoren toegankelijk zijn voor het publiek.

12 6gezinsprestaties 00 6.1 Taakomschrijving De Dienst Gezinsprestaties betaalt de kinderbijslag aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen. De RSZPPO betaalt eveneens kinderbijslag uit aan de mandatarissen van de gemeenten (sinds 1 januari 2001) en aan de voorzitters van de OCMW s (sinds 1 april 2001), als zij geen sociale bescherming genieten in een ander statuut. Onder kinderbijslag verstaan we: de basiskinderbijslag de verhoogde wezenbijslag de bijkomende kinderbijslag de geboortepremie de adoptiepremie. Drie personen vervullen een rol bij de vaststelling van het recht op kinderbijslag: de rechthebbende: de persoon wiens huidige of voorbije beroepsactiviteit of sociale situatie het recht opent de bijslagtrekkende: de persoon die het kind opvoedt en aan wie om die reden de kinderbijslag wordt uitbetaald de rechtgevende: de persoon voor wie de kinderbijslag betaald wordt, met andere woorden: het kind. De kinderbijslag wordt maandelijks betaald: achteraf voor de contractuele personeelsleden en voor de vastbenoemde ambtenaren die na 1 april 2001 voor het eerst kinderbijslag ontvangen vooraf voor de vastbenoemde ambtenaren van wie het recht op 1 april 2001 reeds vastgelegd was. Bron: artikel 32 SGW

13 6.2 Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen 6.2.1 Forfaitaire bijslag voor kinderen die in een pleeggezin geplaatst zijn Sinds 1 januari 2003 wordt er voor kinderen die in een pleeggezin geplaatst zijn ook een bijslag betaald aan de wettelijke bijslagtrekkende van het gezin van oorsprong. De persoon die het kind vóór de plaatsing in een pleeggezin opvoedde, kan voortaan een forfaitaire maandelijkse bijslag ontvangen. Met de toekenning van deze bijslag wil men de band tussen het kind en het gezin waaruit het afkomstig is, begunstigen. Bron: Koninklijk Besluit van 11 juni 2003 - BS van 24 juni 2003. 6.2.2 Onthaalouders Sinds 1 april 2003 zijn de onthaalouders van een erkende dienst voor opvanggezinnen georganiseerd door een plaatselijk bestuur (gemeente of OCMW) van rechtswege bij de RSZPPO aangesloten. Ze genieten een specifiek sociaal statuut en hebben op basis van hun prestaties recht op kinderbijslag, een geboortepremie en adoptiepremie onder bepaalde voorwaarden. Recht op kinderbijslag voor onthaalouder

14 Elke prestatie in de referentiemaand, hoe beperkt ook, kan recht geven op kinderbijslag. De onthaalouder-rechthebbende die arbeidsongeschikt, of na stopzetting van de opvangactiviteiten werkloos of gepensioneerd wordt, kan de verhoogde kinderbijslag (artikels 42bis en 50ter) ontvangen volgens de normale procedure. Anderzijds dient de onthaalvergoeding en opvanguitkering die de onthaalouderpartner van de rechthebbende ontvangt, toegevoegd te worden aan de vervangingsinkomens van de rechthebbende om de inkomensgrens te bepalen waarboven het recht op een toeslag vervalt. Bron: programmawet 24 december 2002 - BS van 31 december 2002. 6.2.3 Kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening Sedert 1 mei 2003 bestaat er een nieuw systeem van verhoogde kinderbijslag. Men moet voortaan een onderscheid maken tussen: De kinderen geboren vóór of op 1 januari 1996 Voordat een kind de verhoogde kinderbijslag kan genieten, moet de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid erkend hebben dat het een mentale of fysieke ongeschiktheid heeft van minstens 66%. Als het kind minder dan 66% ongeschikt is, krijgt het geen toeslag. Het supplement verandert met de graad van zelfredzaamheid. De kinderen geboren na 1 januari 1996 De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid moet de aandoening van het kind erkend hebben. Er wordt niet alleen rekening gehouden met de ziekte of handicap van het kind maar ook met de gevolgen van zijn aandoening zowel voor zijn lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, als voor zijn activiteits- en participatiegraad. Tevens wordt de impact van de handicap op de familiale omgeving van het kind duidelijk in kaart gebracht. Als de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid reeds op 1 mei 2003 erkend had dat het kind leed onder een geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid van minstens 66%, dan blijft deze erkenning geldig tot de vervaldag van de medische beslissing. Op het einde van de geldigheidstermijn van de beslissing wordt een nieuw onderzoek uitgevoerd en kan de oude wetgeving met maximum 3 jaar verlengd worden. De voordeligste regeling wordt automatisch toegepast. Bron: programmawet 24 december 2002- BS van 31 december 2002 - Koninklijk Besluit van 28 maart 2003 - BS van 23 april 2003 6.2.4 Overname van de dossiers van de lokale politie De overname van de dossiers van de lokale politie, begonnen in april 2002, werd in maart 2003 beëindigd. De resterende 59 zones (goed voor 1 095 dossiers), maakten het voorwerp uit van 3 overdrachten (januari, februari en maart) in 2003.

gezinsprestaties 15 6.4 Statistische gegevens: Aantal bijslagtrekkende gezinnen per categorie (december 2003) TOTAAL % WERKNEMERS EN GEDEELTELIJK WERKLOZEN 86 078 93.36 WERKLOZEN 4 089 4.43 GEPENSIONEERDEN 685 0.74 MINDERVALIDEN 1 350 1.46 WEZEN 399 0.43 TOTAAL AAN GEWONE BEDRAGEN 92 202 100.00 WERKLOZEN 10 645 69.25 GEPENSIONEERDEN 152 0.99 MINDERVALIDEN 1 925 12.52 WEZEN 2 649 17.23 TOTAAL AAN VERHOOGDE BEDRAGEN 15 371 100.00 Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsgroep (december 2003) LEEFTIJDSGROEP RECHTGEVENDEN GEHANDICAPTEN (*) TOTAAL AANTAL % AANTAL % AANTAL % 0-6 JAAR 40 904 99.33 274 0.67 41 178 100 6-12 JAAR 48 464 98.48 747 1.52 49 211 100 12-18 JAAR 56 945 98.47 886 1.53 57 831 100 18-25 JAAR 33 969 98.78 419 1.22 34 388 100 25+ 944 100.00 0 0.00 944 100 TOTAAL 181 226 98.73 2 326 1.27 183 552 100 (*) Gehandicapte rechtgevenden die de bijkomende bijslag van artikel 47 G.W. krijgen. 200 000 Evolutie van het aantal gezinnen die kinderbijslag genieten ten laste van de RSZPPO van 1980 tot 2003 GEZINNEN KINDEREN 180 000 160 000 140 000 120 000 100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

16 6.5 Financiële gegevens Kinderbijslag (met GECO s) van 1987 tot 2003 JAAR OPBRENGSTEN IN EURO LASTEN IN EURO RESULTAAT IN EURO 1987 208 223 886.33 190 682 501.82 30 633 417.41 1988 188 777 924.54 172 378 860.38 16 399 064.15 1989 199 471 167.73 183 202 749.36 16 268 418.36 1990 210 739 854.68 190 040 176.55 20 699 678.14 1991 223 622 434.59 199 658 187.25 23 964 247.33 1992 201 404 176.53 209 370 293.06-7 966 116.52 1993 255 661 947.60 250 039 340.18 5 622 607.42 1994 297 245 397.44 226 506 390.62 70 739 006.81 1995 315 586 423.59 239 689 582.00 75 896 841.59 1996 318 546 220.34 251 164 073.73 67 382 146.61 1997 301 548 106.74 251 032 232.58 50 515 874.16 1998 310 132 791.75 259 042 096.78 51 090 694.97 1999 303 971 821.70 253 910 226.80 50 061 594.90 2000 308 595 568.75 284 714 356.60 23 881 212.15 2001 321 098 968.99 285 649 354.66 35 449 614.33 2002 316 044 738.17 303 739 266.43 12 305 471.74 2003 421 018 002.26 324 703 916.91 96 314 085.35 EURO 450 000 000 KINDERBIJSLAG VAN 1987 TOT 2003 OPBRENGSTEN LASTEN 400 000 000 350 000 000 300 000 000 250 000 000 200 000 000 150 000 000 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

gezinsprestaties 17 EVOLUTIE VAN HET RESULTAAT VAN 1987 TOT 2003 EURO 100 000 000 80 000 000 60 000 000 40 000 000 20 000 000 0-20 000 000 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

18 7sociale zekerheid 00 7.1 Taakomschrijving Sinds 1 januari 1986 int de RSZPPO de socialezekerheidsbijdragen van de provinciale en plaatselijke besturen. Daarnaast int zij in opvolging van de gewezen Omslagkas voor gemeentelijke pensioenen- de pensioenbijdragen voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel en het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen. De RSZPPO stort ook de verschillende premies door ter bevordering van de werkgelegenheid (GECO s, IBF) en de premies in het kader van de veiligheidscontracten. 7.1.1 Werkgevers en werknemers De provinciale en plaatselijke overheidsdiensten aangesloten bij de RSZPPO kunnen worden onderverdeeld in: gemeentebesturen, OCMW s, lokale politiezones, intercommunales, provinciale instellingen, gewestelijke economische instellingen en gemeenschapscommissies. Vlaanderen telt 52% van de aangesloten besturen, Wallonië 44% en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4%. Vlaanderen en Wallonië hebben elk 5 provincies, maar de Vlaamse provincies tellen 34% van de werknemers en de Waalse provincies 66%.

19 AANTAL WERKGEVERS WAAROP DE CIJFERS GEBASEERD ZIJN PER TYPE WERKGEVER TYPE WERKGEVER AANTAL WERKGEVERS GEMEENTEN 600 OCMW'S 640 INTERCOMMUNALES 159 PROVINCIES 25 POLITIEZONES 196 DIVERSEN 12 TOTAAL 1 632 WERKGEVERS In 2002 werden 196 politiezones opgericht, samen goed voor bijna 10% van het aantal werknemers van de plaatselijke besturen. Ruim de helft van de intercommunales zijn gevestigd op Waals grondgebied. Zij geven werk aan 63% van het personeel binnen deze sector. In Vlaanderen stellen 40% van de werkgevers 26% van de werknemers tewerk. DIVERSEN 0.74% GEMEENTEN 36.76% POLITIEZONES 12.01% PROVINCIES 1.53% INTERCOMMUNALES 9.74% OCMW's 39.22%

20 WERKNEMERS PER TYPE WERKGEVER EN GEWEST VLAAMS GEWEST DIVERSEN 0.10% POLITIEZONES 9.34% PROVINCIES 3.85% GEMEENTEN 42.64% Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest levert de helft van het aantal werkgevers en 96% van de werknemers in de categorie diverse besturen. Het gaat vooral om instellingen van de gewesten en gemeenschappen. AANTAL WERKNEMERS PER TYPE WERKGEVER INTERCOMMUNALES 4.77% OCMW's 39.30% 140 000 120 000 100 000 BRUSSELS GEWEST DIVERSEN 11.91% POLITIEZONES 12.71% PROVINCIES 0.00% INTERCOMMUNALES 8.28% WAALS GEWEST DIVERSEN 0.05% POLITIEZONES 8.72% PROVINCIES 10.76% INTERCOMMUNALES 16.48% GEMEENTEN 39.27% OCMW's 27.83% GEMEENTEN 38.60% OCMW's 25.39% 80 000 60 000 40 000 20 000 0 GEMEENTEN OCMW's INTER- PROVINCIES COMMUNALES POLITIE- ZONES DIVERSEN De plaatselijke en provinciale besturen stellen zowel statutair als contractueel personeel tewerk. Niet alleen de socialezekerheidsregeling maar ook het loonbegrip zijn verschillend voor deze beide groepen. De gesubsidieerde contractuelen vormen een aparte categorie omdat er voor deze groep geen werkgeversbijdragen verschuldigd zijn, met uitzondering van de loonmatigingsbijdrage en de bijdrage voor het fonds voor de collectieve uitrusting.

sociale zekerheid 21 NIET-VASTBENOEMDEN 36.28% Overigens kan een toename van het statutair personeel worden vastgesteld, wat te verklaren is door het vastbenoemd personeel tewerkgesteld in de politiezones. GECO's 18.03% NIET-VASTBENOEMDEN 47.19% AANTAL WERKNEMERS PER GEWEST EN STATUUT VLAAMS GEWEST BRUSSELS GEWEST VASTBENOEMDEN 45.69% VASTBENOEMDEN 47.76% 7.1.2 De bijdragen Het socialezekerheidsstelsel wordt gefinancierd door de werkgevers- en werknemersbijdragen op het loon van de werknemer. Voor de plaatselijke en provinciale besturen, aangesloten bij de RSZPPO, gelden de volgende bijdragen: BIJDRAGEN VOOR VASTBENOEMDE EN ANDERE WERKNEMERS VASTBENOEMD CONTRACTUEEL WG % WN % WG % WN % ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING - SECTOR GENEESKUNDIGE VERZORGING 3.80 3.55 3.80 3.55 - SECTOR UITKERINGEN 2.35 1.15 WERKLOOSHEIDSVERZEKERING 1.46 0.87 PENSIOENREGELING 8.86 7.5 SUBTOTAAL GLOBAAL BEHEER 3.80 3.55 16.47 13.07 KINDERBIJSLAGREGELING 5.25 5.25 BEROEPSZIEKTENREGELING 0.17 0.17 TOTAAL SZ-BIJDRAGEN 9.22 3.55 21.89 13.07 PENSIOENBIJDRAGE (POOL 1 & 2) 20.00 7.50 LOONMATIGINGSBIJDRAGE 6.19 7.31 INHOUDING OP HET (DUBBEL) VAKANTIEGELD 13.07 13.07 BIJDRAGE VOOR HET FONDS VOOR COLLECTIEVE UITRUSTINGEN EN DIENSTEN (KINDEROPVANG) 0.05 0.05 BIJDRAGE VOOR WERKGEVERS MET MEER DAN 10 WERKNEMERS 1.69 GECO's 5.05% NIET-VASTBENOEMDEN 41.16% WAALS GEWEST GECO's 18.16% VASTBENOEMDEN 40.68% Voor bepaalde werknemerscategorieën, zoals vrijwillige brandweerlieden, studenten, monitoren en geneesheren, gelden evenwel specifieke regels. Het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid en van de vakbondspremiebijdrage wordt jaarlijks vastgelegd. Op de rust- en overlevingspensioenen zijn de persoonlijke bijdrage voor gezondheidszorgen en een bijzondere solidariteitsinhouding verschuldigd.

22 Onder loon moeten we alle voordelen verstaan (zowel in geld als in natura) die een werknemer van de werkgever ontvangt als gevolg van zijn indienstneming: een (baremieke) wedde, commissies, premies, vakantiegeld, gratis huisvesting Vergoedingen die een terugbetaling zijn van door de werknemer gemaakte kosten worden niet als loon beschouwd. Het loon waarop de bijdrage berekend wordt, verschilt echter naargelang het statuut van het personeelslid. De kwartaalaangifte vermeldt aan de hand van codes per werknemer het statuut en de loon-en prestatiegegevens. Aan de hand van deze gegevens berekent de RSZPPO zelf de verschuldigde bijdragen en factureert die aan het bestuur. Zo n 81% van de aangesloten besturen hebben aan de RSZPPO de toelating gegeven om zowel de maandelijkse voorschotten als het saldo automatisch van de rekening te nemen. Als een vroegere aangifte gewijzigd moet worden, dient het bestuur een regularisatie in. Elk kwartaal verwerkt de RSZPPO ongeveer 1 950 aangiften. Gemiddeld volgen op elke aangifte 2 tot 3 regularisaties die de eerdere aangifte corrigeren of aanvullen. Sinds 1 juli 1997 verdeelt de RSZPPO de bijdragen niet meer rechtstreeks over de verschillende takken van de sociale zekerheid. In het kader van het Globaal Beheer worden ze gestort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ), die vervolgens de takken financiert volgens de behoeften. Uitzonderingen zijn de bijdragen voor de sectoren kinderbijslag en beroepsziekten. De kinderbijslagbijdrage blijft bij de RSZPPO aangezien deze zelf de kinderbijslag uitbetaalt. De bijdragen voor beroepsziekten worden rechtstreeks aan het FBZ (Fonds voor de beroepsziekten) gestort. De pensioenbijdrage verschuldigd voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen (Pool 1) of het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen (Pool 2) wordt beheerd door de RSZPPO die ook jaarlijks het bijdragepercentage bepaalt. De RSZPPO int eveneens de facultatieve bijdrage van 0.15% wanneer een bestuur aangesloten is bij de Gemeenschappelijke Sociale Dienst. 7.2 Activiteitenverslag 7.2.1 Politiehervorming Sedert de oprichting van de lokale politiezones op 1 januari 2002 moet de socialezekerheidsaangifte voor deze zones ingediend worden bij de RSZPPO. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de CDVU (Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven). In 2002 werd geen enkele socialezekerheidsaangifte ingediend. In 2003 echter werd de achterstand ingehaald en werden de acht kwartalen van beide jaren aangegeven.

sociale zekerheid 23 Daardoor werden de wettelijke termijnen ruim overschreden. Dit heeft voor ernstige administratieve problemen gezorgd: De ristorno s vanwege het pensioenfonds van de geïntegreerde politie moesten uitgekeerd worden op basis van ramingen 1. Zolang de aangifte voor het vierde kwartaal 2002 niet ingediend was, kon er geen elektronische bijdragebon opgemaakt worden, zodat voor het politiepersoneel het recht op terugbetaling van de geneeskundige zorgen vanaf 1 januari 2004 niet meer gegarandeerd was. De aangifte voor het vierde kwartaal 2002 werd pas op 30 september 2003 ingediend. De RSZPPO heeft absolute voorrang gegeven aan de verwerking van deze aangifte om ervoor te zorgen dat de verzekerbaarheid van het politiepersoneel niet in het gedrang kwam. Het Beheerscomité van de RSZPPO had begrip voor de moeilijkheden bij het opstarten van de politiezones en besliste om ze niet te sanctioneren omwille van deze laattijdige aangifte. De volgende problemen echter wachten nog op een oplossing: De CDVU moet nog de bezoldigingen van het politiepersoneel herberekenen voor 2001 en daarvoor een regulariserende aangifte indienen. Op toelagen, premies en vergoedingen betalen de lokale politiezones niet méér bijdragen dan de gemeenten die er deel van uitmaakten, betaalden in het jaar 2000. De federale overheid financiert via een sociale toelage de meerkosten (de verschuldigde socialezekerheids- bijdragen die dit geplafonneerd bedrag overstijgen). De grootte van deze toelage werd onderschat. Dit stelt dan ook problemen voor de financiering van het globaal beheer van de sociale zekerheid en voor de financiering van de kinderbijslag van de plaatselijke besturen. Bovendien is deze financieringsvorm weinig transparant. 7.2.2 Onthaalouders Tot 1 april 2003 hadden enkel de onthaalouders die met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld waren een sociaal statuut. Nieuw statuut voor onthaalouders Op 1 april echter werd er een nieuw sociaal statuut gecreëerd voor de onthaalouders die aangesloten zijn bij een erkende dienst voor opvanggezinnen maar niet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst. Als gevolg van dit nieuwe statuut vallen deze onthaalouders onder de toepassing van de volgende takken van de socialezekerheidsregeling voor werknemers: de sector gezondheidszorgen en uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de pensioenregeling, de kinderbijslagregeling, een specifieke werkloosheidsregeling, de zogenaamde opvanguitkeringen. 1 Dit aspect wordt verder toegelicht in hoofdstuk 8: De pensioenstelsels van de vastbenoemden

24 De onthaalouders die aangesloten zijn bij een erkende opvangdienst van een plaatselijk bestuur moeten aangegeven worden bij de RSZPPO. De plaatselijke besturen zijn verplicht om voor deze onthaalouders de DIMONA-aangifte te verrichten, hen te vermelden op de kwartaalaangifte voor sociale zekerheid en de verschuldigde persoonlijke en patronale socialezekerheidsbijdragen te betalen. De opvangdiensten beschikken over een Excel-rekenblad om de (fictieve) lonen en prestaties te berekenen die vermeld moeten worden in de socialezekerheidsaangifte. Op basis van deze gegevens worden de socialezekerheidsbijdragen berekend. De RSZPPO telt 73 diensten voor opvanggezinnen in de Vlaamse Gemeenschap en 68 in de Franse Gemeenschap. 7.2.3 E-government In het kader van de administratieve vereenvoudiging hebben de instellingen van sociale zekerheid verschillende aangifteprocedures geïnformatiseerd. Het e-government project wil de dienstverlening optimaliseren door de communicatie tussen overheidsinstellingen, andere openbare diensten, ondernemingen en burgers te verbeteren. De elektronische gegevensuitwisseling moet de administratieve papierwinkel reduceren en op termijn zelfs vervangen. E-government in opmars Een eenduidig begrippenapparaat moet er voor zorgen dat de gegevens die één instelling van sociale zekerheid verzamelt ook bruikbaar zijn voor de andere instellingen van sociale zekerheid. Het project omvat drie onderdelen: DIMONA (onmiddellijke aangifte van tewerkstelling) DIMONA is het eerste deel van het e- governmentproject. Via DIMONA moeten de werkgevers onmiddellijk alle in- en uitdienstredingen van een werknemer elektronisch melden aan de socialezekerheidsinstellingen. De provinciale en plaatselijke besturen konden vanaf 1 oktober 2002 vrijwillig instappen in DIMONA. Vanaf 1 januari 2003 is de aangifte via DIMONA verplicht voor alle werkgevers in België, dus ook voor de provinciale en plaatselijke besturen. Deze eerste fase van het e-governmentproject is daarmee voor de RSZPPO gerealiseerd.

sociale zekerheid 25 DMFAppl (multifunctionele kwartaalaangifte voor de sociale zekerheid) Dit onderdeel van het e-governmentproject werd uitgesteld tot 1 januari 2005. ASR (aangifte van sociaal risico) De ASR, het derde deel van het e- governmentproject, ging van start op 1 januari 2003. Deze aangifte moet gebeuren telkens wanneer er zich een sociaal risico voordoet dat aanleiding kan geven tot uitkeringen verschuldigd in uitvoering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, van de moederschapsverzekering, van de reglementering betreffende de beroepsziekten of van de werkloosheidsregeling. Voor de RSZPPO impliceerde de inwerkingtreding van de ASR een wijziging van de codificatie om een gegevensoverdracht mogelijk te maken die identiek is aan de DMFA. De ASR wordt in stappen ingevoerd voor de provinciale en plaatselijke besturen. De aangiften die in 2003 in werking traden, hebben allen betrekking op de sector Werkloosheid. Zij kunnen zowel via een papieren formulier als elektronisch worden doorgestuurd. Inwerkingtreding op 1 april 2003: scenario 9: aangifte voor het vaststellen van het recht op jeugdvakantie scenario 10: maandelijkse aangifte van de uren jeugdvakantie Inwerkingtreding op 1 januari 2004: scenario 2: jaarlijkse aangifte tijdelijke werkloosheid scenario 5: maandelijkse aangifte van de uren tijdelijke werkloosheid De aangifte van het einde van de arbeidsovereenkomst van de sector Werkloosheid treedt slechts in werking op 1 januari 2005. Voor de sector Uitkeringen van de ziekteen invaliditeitsverzekering en voor de sector Beroepsziekten gaan de scenario s ten vroegste van start op 1 januari 2005. Voor de provinciale en plaatselijke besturen betreft het de volgende scenario's: Inwerkingtreding op 1 januari 2003: scenario 3: aangifte aanvang deeltijdse arbeid met behoud van rechten scenario 6: maandelijkse aangifte van deeltijdse arbeid voor de berekening van de inkomensgarantie-uitkering scenario 8: maandelijkse aangifte van arbeid in het kader van een activeringsprogramma

26 7.3 Statistische gegevens Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 per geslacht VROUWEN MANNEN TOTAAL 186 830 139 775 326 605 MANNEN 42.80% VROUWEN 57.20% Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 volgens type werkgever en statuut TYPE WERKGEVER VASTBENOEMDEN GECO's NIET-VASTBENOEMDEN TOTAAL GEMEENTEN 52 856 34 742 45 487 133 085 OCMW's 35 255 15 548 56 352 107 155 INTERCOMMUNALES 13 147 1 690 15 985 30 822 PROVINCIES 11 452 558 7 037 19 047 POLITIEZONES 28 914 570 1 712 31 196 DIVERSEN 2 614 403 2 283 5 300 TOTAAL 144 238 53 511 128 856 326 605 GEMEENTEN OCMW S INTERCOMMUNALES NIET-VAST- BENOEMDEN 34.18% VASTBE- NOEMDEN 39.72% NIET-VASTBE- NOEMDEN 52.59% VASTBE- NOEMDEN 32.90% NIET-VASTBE- NOEMDEN 51.86% VASTBE- NOEMDEN 42.65% GECO's 26.11% GECO's 14.51% GECO's 5.48% PROVINCIES POLITIEZONES DIVERSEN NIET-VASTBE- NOEMDEN 36.95% VASTBE- VASTBE- NOEMDEN NIET-VASTBE- NOEMDEN 60.12% NOEMDEN 92.68% 5.49% GECO's 2.93% GECO's 1.83% NIET-VASTBE- NOEMDEN 43.08% GECO's 7.60% VASTBE- NOEMDEN 49.32%

sociale zekerheid 27 Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 per gewest GEWEST VLAAMS GEWEST BRUSSELS H. GEWEST WAALS GEWEST TOTAAL PLAATSELIJKE BESTUREN 160 312 42 510 104 736 307 558 PROVINCIALE BESTUREN 6 418 1 12 628 19 047 TOTAAL 166 730 42 511 117 364 326 605 PLAATSELIJKE BESTUREN PROVINCIALE BESTUREN WAALS GEWEST 34.05% VLAAMS GEWEST 33.70% VLAAMS GEWEST 52.12% WAALS GEWEST 66.30% BRUSSELS H. GEWEST 13.82% BRUSSELS H. GEWEST 0.01% Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 per gewest en statuut GEWEST VLAAMS GEWEST BRUSSELS H. GEWEST WAALS GEWEST TOTAAL VASTBENOEMDEN 76 186 20 303 47 749 144 238 GECO's 30 057 2 145 21 309 53 511 NIET-VASTBENOEMDEN 60 487 20 063 48 306 128,856 TOTAAL 166 730 42 511 117 364 326 605 VASTBENOEMDEN GECO'S NIET-VASTBENOEMDEN WAALS GEWEST 33.10% VLAAMS GEWEST 52.82% WAALS WAALS GEWEST GEWEST 39.82% VLAAMS 37.49% VLAAMS GEWEST GEWEST 56.17% 46.94% BRUSSELS H. GEWEST 14.08% BRUSSELS H. GEWEST 4.01% BRUSSELS H. GEWEST 15.57%

28 Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 per geslacht en per functie FUNCTIE VROUWEN MANNEN TOTAAL ADMINISTRATIE 52 904 26 601 79 505 WERKLIEDEN 51 603 57 889 109 492 VERZORGEND EN PARAMEDISCH PERSONEEL 58 828 8 649 67 477 ONDERWIJS 6 653 2 325 8 978 TECHNICI 1 977 7 494 9 471 POLITIE 6 592 24 604 31 196 BRANDWEER 150 6 387 6 537 ANDERE 8 123 5 826 13 949 TOTAAL 186 830 139 775 326 605 60 000 AANTAL WERKNEMERS PER GESLACHT EN FUNCTIE VROUWEN MANNEN 50 000 40 000 30 000 20 000 10 000 0 ADMINISTRATIE WERKLIEDEN VERZORGEND EN PARAMEDISCH PERSONEEL ONDERWIJS TECHNICI POLITIE BRANDWEER ANDERE Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2003 per gewest STATUUT/ LEEFTIJDSKLASSE <18 18-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65 >65 TOTAAL VASTBENOEMDEN 0 2 021 7 177 12 638 17 268 26 840 30 977 26 659 18 483 2 163 12 144 238 GECO's 0 3 128 5 245 7 511 10 390 10 821 8 148 5 177 2 649 440 2 53 511 NIET-VASTBENOEMDEN 610 18 733 20 719 19 682 20 063 18 757 13 983 9 623 4 956 1 179 551 128 856 TOTAAL 610 23 882 33 141 39 831 47 721 56 418 53 108 41 459 26 088 3 782 565 326 605

sociale zekerheid 29 35 000 AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT EN LEEFTIJDSKLASSE VASTBENOEMDEN GECO S NIET-VASTBENOEMDEN 30 000 25 000 20 000 15 000 10 000 5 000 0 <18 18-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65 >65 7.4 Financiële gegevens Sociale zekerheid van 1992 tot 2003 - algemeen stelsel JAAR ONTVANGEN BIJDRAGEN IN EURO 1992 747 990 877.91 1993 796 629 032.40 1994 974 244 196.52 1995 1 127 470 104.86 1996 1 154 978 769.75 1997 1 108 163 363.07 1998 1 174 981 746.71 1999 1 180 744 816.22 2000 1 298 029 997.00 2001 1 348 085 414.86 2002 1 370 898 896.32 2003 1 671 292 994.95 EURO 1 700 000 000 1 600 000 000 1 500 000 000 1 400 000 000 1 300 000 000 1 200 000 000 1 100 000 000 1 000 000 000 900 000 000 800 000 000 700 000 000 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

30 de pensioenstelsels van de vastbenoem 00 8 8.1 Vijf pensioenstelsels Voor het vastbenoemd personeel van de plaatselijke besturen bestaan er vijf pensioenstelsels. De wet van 6 augustus 1993 (betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen) maakt een onderscheid tussen 4 pensioenstelsels. De wet van 6 mei 2002 heeft er het pensioenstelsel voor de geïntegreerde politie aan toegevoegd. 8.1.1 Pool 1: het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen Bij deze Pool zijn de besturen aangesloten die oorspronkelijk behoorden tot de Omslagkas van gemeentelijke pensioenen die in 1987 overgeheveld werd van het Ministerie van binnenlandse zaken naar de RSZPPO. Deze gemeenten zijn van rechtswege aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. De aansluiting is onherroepelijk. Dit repartitiestelsel is gebaseerd op solidariteit: de pensioenlast wordt evenredig verdeeld over alle aangesloten besturen van Pool 1. Een repartitiestelsel gebaseerd op solidariteit

den: een overzicht 31 Terwijl de Administratie der pensioenen de pensioenen berekent, zorgt de RSZPPO voor de financiering van het stelsel. Het beheerscomité van de RSZPPO legt het bijdragepercentage vast dat nodig is om de pensioenlast te financieren. Het bijdragepercentage wordt bepaald rekening houdend met de te voorziene evolutie, over een periode van minstens drie jaar, van de verhouding tussen enerzijds de vermoedelijke pensioenuitgaven en anderzijds de loonmassa van de vastbenoemde personeelsleden die zijn aangesloten bij het gemeenschappelijke pensioenstelsel van de plaatselijke besturen. De Rijksdienst stort aan de Schatkist anticipatief en maandelijks de provisies die nodig zijn voor de uitbetaling van de pensioenen. POOL 1 ACTIEVEN GEPENSIONEERDEN RISTORNO RESERVEFONDS VERHOUDING AANTAL (4DE KWARTAAL 2003) 50 217 32 035 LOONMASSA/PENSIOENLAST (JAAR 2003) 1 334 552 454 439 034 137 69 919 960 15 536 627 32.90%* *Na tussenkomst van het reservefonds (zie 5.3) en vermindering met de ristorno bedraagt het nettopercentage 26.49%. Gelet op de nog onvolledige socialezekerheidsaangiften van de politiezones kan het bedrag van de ristorno nog herzien worden.

32 8.1.2 Pool 2: het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen Het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangesloten besturen werd opgericht door de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemde personeel van de provinciale en plaatselijke overheden. Vóór de wetswijziging van 6 augustus 1993 was een aansluiting bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel (Pool 1) voor een bestuur financieel moeilijk te dragen. Immers, in toepassing van art. 113 van het K.B. van 26.12.1938 komen slechts die prestaties in aanmerking voor een pensioen (in tijdelijk of in vast dienstverband), die dateren van ná de aansluiting bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel (Pool 1). De facto betekent een aansluiting bij Pool 1 dat de bijdrage onmiddellijk met 27.5% stijgt, terwijl de pensioenlast slechts op lange termijn daalt. Het solidariseren van de pensioenlast was op die manier een dermate langetermijnperspectief dat onder die voorwaarden geen enkel bestuur om toetreding verzocht. Om de toetreding tot een gemeenschappelijk pensioenstelsel ook toegankelijk te maken voor andere besturen heeft de wet van 6 augustus 1993, met ingang van 1 januari 1994, het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen opgericht. De aansluitingsvoorwaarden van dit stelsel zijn veel aantrekkelijker. Indien een bestuur tot het stelsel van de nieuw aangeslotenen toetreedt, worden niet enkel de nieuwe pensioenen ten laste genomen, maar ook een gedeelte van de bestaande pensioenen en dit ten belope van het bedrag van de betaalde pensioenbijdragen in het eerste jaar van aansluiting. Pool 1 en Pool 2 worden afzonderlijk beheerd Het zijn bovendien de meest recente pensioenen die overgenomen worden door het stelsel, terwijl de oudste (die normaal het eerst zullen uitdoven) verder ten laste blijven van het bestuur. Dit stelsel is net als het gemeenschappelijk pensioenstelsel een repartitiestelsel gebaseerd op het solidariteitsprincipe. De besturen kunnen hun aansluiting niet herroepen. De Administratie der POOL 2 ACTIEVEN GEPENSIONEERDEN RISTORNO RESERVEFONDS VERHOUDING AANTAL (4DE KWARTAAL 2003) 9 895 5 891 LOONMASSA/PENSIOENLAST - JAAR 2003 279 594 117 122 480 857 9 889 459 3 462 225 43.81%* *Na tussenkomst van het reservefonds (zie 5.3) en vermindering met de ristorno bedraagt het nettopercentage 39.03%. Gelet op de nog onvolledige socialezekerheidsaangiften van de politiezones kan het bedrag van de ristorno nog herzien worden.

de pensioenstelsels van de vastbenoemden 33 pensioenen is belast met de berekening van de pensioenen en de RSZPPO zorgt voor de financiering. Vanaf de inwerkingtreding van de wet van 1993 werd bepaald dat een strikt gescheiden beheer zou worden opgezet tussen enerzijds de in 1987 overgenomen besturen aangesloten bij de gewezen omslagkas (Pool 1), en anderzijds de groep van de 'nieuw aangeslotenen' (Pool 2). De bedoeling hiervan is duidelijk. De eerste groep bestond in hoofdzaak uit kleine en middelgrote gemeenten die van oudsher de financiering van hun pensioenen gemeenschappelijk organiseerden. Voor de tweede groep kwamen (en komen) overwegend grote steden in aanmerking. Anders gesteld: de pensioenlast van Pool 1 is eerder bescheiden te noemen Solidariteitsprincipe geldt slechts binnen het eigen stelsel (op dit ogenblik 27.5%) terwijl die van de grote steden kan oplopen tot - in sommige gevallen - 70% van de loonmassa. Met andere woorden: de stijging van de pensioenlast - een daling is niet te verwachten - is het gevolg van de dynamiek van de groep waartoe men behoort. Het kan niet dat de kleinere gemeenten de pensioenproblematiek van de steden zouden moeten helpen oplossen. 8.1.3 Pool 3: het stelsel van de bij een voorzorgsinstelling aangesloten besturen De plaatselijke besturen kunnen voor de uitbetaling van de pensioenen van hun vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden eveneens een overeenkomst afsluiten met een voorzorgsinstelling. Dit is een instelling die collectieve rust - en overlevingspensioenfondsen beheert. Een individueel contract In deze gevallen gaat het om een individueel contract tussen het bestuur en de voorzorgsinstelling. Het stelsel is dus niet gebaseerd op het solidariteitsprincipe. De contracten kunnen een gedeeltelijke kapitalisatie omvatten. Het contract is uiteraard herroepelijk of opzegbaar, zodat een aansluiting bij het gemeenschappelijk stelsel altijd mogelijk blijft. POOL 3 ACTIEVEN GEPENSIONEERDEN RISTORNO RESERVEFONDS VERHOUDING AANTAL (4DE KWARTAAL 2003) 38 247 35 679 LOONMASSA/PENSIOENLAST - JAAR 2003 1 072 151 924 649 968 458* 48 965 296 12 453 093 60.62%** * Deze cijfers zijn gebaseerd op de zogenaamde RIZIV-aangifte van de gepensioneerden waarvan de betrouwbaarheid niet gegarandeerd is en zonder rekening te houden met de ontvangsten die rechtstreeks door de voorzorginstellingen geïnd worden. ** Na tussenkomst van het reservefonds (zie 5.3) en vermindering met de ristorno bedraagt het nettopercentage 54.89%. Gelet op de nog onvolledige socialezekerheidsaangiften van de politiezones kan het bedrag van de ristorno nog herzien worden

34 POOL 4 ACTIEVEN GEPENSIONEERDEN RISTORNO RESERVEFONDS VERHOUDING AANTAL (4DE KWARTAAL 2003) 5 617 5 521 LOONMASSA JAAR 2003 170 709 417 29 129 666* 3 259 904 3 997 669 17.06%** * Deze cijfers zijn gebaseerd op de zogenaamde RIZIV-aangifte van de gepensioneerden waarvan de betrouwbaarheid niet gegarandeerd is en zonder rekening te houden met de ontvangsten die rechtstreeks door de besturen geïnd worden. ** Het proportionele aandeel van het reservefonds bestemd voor Pool 4 wordt berekend maar niet toegewezen. 8.1.4 Pool 4: het stelsel van de besturen met een eigen pensioenkas Tot slot is het ook mogelijk dat de plaatselijke besturen zelf instaan voor het beheer van hun pensioenen. Ook hier gaat het om een individueel stelsel. De aansluiting bij het gemeenschappelijk stelsel of het afsluiten van een contract met een voorzorgsinstelling blijft uiteraard nog altijd mogelijk. 8.1.5 Pool 5: het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie De wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid, sluit alle vastbenoemde politiepersoneelsleden van rechtswege aan vanaf 1 april 2001. Het bijdragepercentage werd wettelijk vastgelegd op 27.5%. Aangezien dit fonds enkel de last zal dragen van de pensioenen die ingaan na 31 maart 2001 zal het tijdens de eerste jaren van zijn bestaan een ruim positief saldo vertonen. Dit saldo zal verdeeld worden onder de pensioenstelsels waartoe de personeelsleden van de geïntegreerde politie vroeger behoorden. In een overgangsperiode die loopt tot 31 december 2002 worden de pensioenbijdragen integraal overgemaakt aan de pensioenregimes waarbij de personeelsleden vroeger aangesloten waren. Deze ristorno s moesten in 2003 voor het eerst uitgevoerd worden. Daar de socialezekerheidsaangifte voor het eerste kwartaal 2003 pas op 15 december 2003 ingediend werd, moesten de maandelijkse stortingen vanaf januari 2003 gebeuren op basis van ramingen. De RSZPPO int de bijdragen en de Administratie der pensioenen berekent de pensioenen. Het beheer van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie gebeurt door de Administratie der pensioenen. POOL 5 (ENKEL LOKALE POLITIEZONES) ACTIEVEN AANTAL (4DE KWARTAAL 2003) 29 658 LOONMASSA JAAR 2003 897 184 987