Algemene Ledenvergadering Phorza, 10 juni 2006 Afwezig van het bestuur Phorza: Afra Groen : Lid Dagelijks Bestuur Botte Ouderkerken : Lid Algemeen Bestuur Aanwezig van het bestuur Phorza: Ed Oudejans : Voorzitter, Paul Roosenstein : Penningmeester, Jan Wijnen : Lid Dagelijks Bestuur, Marina Jonker : Secretaris, Segond von Banchet : Lid algemeen Bestuur Aline Jansen : Lid Algemeen Bestuur Branka Dasovic : Notulist Presentielijst Aanwezige leden: Vera de Groot Veeken Anna Gzula Jos Korthout (lid kascommissie) José Lagerveld Lenie Moolenaar- De Snaijer Hanneke van Wijgerden G. Aerts W. Engel 1. Opening (door de voorzitter Ed Oudejans): De voorzitter heet de aanwezigen welkom op de 2 e Algemene Ledenvergadering van Phorza. Stand van zaken: wat gaat er goed? Er zijn samenwerkingsverbanden gevormd: met de NVMW heeft Phorza een goed contact, er word druk gewerkt aan het oprichten van een Platform, van verschillende beroepsverenigingen, waaronder de NVMW en mogelijk BON. Phorza is druk bezig met het leggen van deze externe contacten, waaronder bij de overheid, deze zijn erg belangrijk voor de toekomst van de vereniging. Stand van zaken: wat gaat er niet goed? De voorzitter vertelt: zoals Peter van der Laan in februari jl. bij de lancering van het vakblad SoziO al zei, kampt de opleiding én het beroep SPH met een imagoprobleem. Het NIZW doet momenteel een onderzoek naar dit imago(probleem) onder de achterban van het beroep en op de scholen. Wat opmerkelijk is, is dat in andere landen, zoals bijvoorbeeld in Scandinavië het beroep veel meer aanzien heeft, er vindt meer professionalisering en profilering plaats. De voorzitter denkt dat dit wel aan zal gaan trekken in Nederland. Natuurlijk kan er wel het een en ander worden gedaan om dit te stimuleren. Het lidmaatschap van Phorza heeft zijn voordelen, hoewel dit beter zou kunnen. Dit kan gerealiseerd kunnen worden door bijvoorbeeld de financiering van het lidmaatschap via de werkgever te laten lopen. Ook Phorza kampt met een imagoprobleem. Dit is ook terug te zien in de opkomst van vandaag, alsmede in de opkomst van de andere, al eerder georganiseerde bijeenkomsten van Phorza. De voorzitter heeft wel het vertrouwen dat dit over een paar jaar beter zal gaan. Er moet een nauwe samenwerking tussen de overheid en werkgevers komen ter ondersteuning van de beroepsorganisatie en de beroepskrachten. Uit onderzoek blijkt dat er meer dan 200.000 potentiële beroepskrachten voor de beroepsvereniging zijn, de voorzitter hoopt dat dit getal ook anderen inspireert. Phorza wilt bijeenkomsten op hogescholen gaan organiseren. Phorza hoopt zo meer draagkracht te krijgen, een hogere opkomst en hoop zo ook de discussie op de bijeenkomsten te stimuleren. Lid 1: zullen deze bijeenkomsten dan wederom op een zaterdag plaatsvinden? Voorzitter: de bijeenkomst op de verschillende hogescholen zullen doordeweeks plaatsvinden, de scholen zijn in het weekend gesloten. We beginnen waarschijnlijk bij de Haagse Hogeschool.
Lid 2: vanaf wanneer gaat dit plan in? Voorzitter: vanaf vorige week. Segond von Banchet: we moeten eerst kijken wat de mogelijkheden zijn. Op de opleidingen zijn twee keer per jaar seminars, waarin verschillende sprekers een lezing komen geven, het beste is natuurlijk om hier gebruik van te maken, om zo ook een hogere opkomst te krijgen. Lid 8: al eerder was er een samenwerkingverband met de Hogeschool in Ede. Lid 2: zit in de raad op de Hogeschool van Alkmaar en kan een plan voor het organiseren van een bijeenkomst neerleggen bij eerstvolgende vergadering? Lid 6: het is ook een mogelijkheid om deze vraag eerst bij de zorginstellingen neer te leggen. Voorzitter: dit zijn allen goede, leuke ideeën, erg inspirerend. We gaan kijken hoe het verloopt op de Haagse Hogeschool, van hieruit gaan we naar de andere mogelijkheden en locaties kijken. Afsluiting inleiding. 2. Jaarrapport: Voorzitter: zijn er nog opmerkingen naar aanleiding van het jaarverslag? Lid 5: heeft een vraag gerelateerd aan punt B/Social work: krijgt de beroepsvereniging niet een groter probleem door op het begrip/titel Social Work verder te gaan i.p.v. te gaan voor SPH? Hoe staat Phorza hier tegenover? Voorzitter: het benadrukken van de verschillen tussen die twee roept problemen op. Standpunt van Phorza: we moeten één noemer pakken: één algemeen begrip geldend voor alle beroepsgroepen binnen Phorza en binnen de opleiding. We zijn ook benieuwd hoe het pad van de nieuwe beroepenstructuur eruit gaat zien. Het overleg hierover met de verschillende opleidingen roept problemen op en gaat erg moeizaam. Men houdt vast aan de oude stempel. Ook de studenten kiezen eerder voor SPH, voor de oude titel dan voor het nieuwe Social Work. Het Platform Social Work richt zich op de vraag wat de opleiding met de beroepenstructuur doet. Voorzitter denkt dat dit niet veel effect heeft. Er is momenteel ook nog te weinig marketing voor de titel Social Work. Opleidingen leiden studenten op voor een niet langer bestaande studie. De autonomie van de opleidingen is een onderdeel van het imagoprobleem, dus niet alleen de studenten die er niet achter staan. In dit dilemma moet Phorza een richting kiezen. Phorza kan niet alleen terug vallen op SPH, dit is een te beknopt begrip omdat die niet alle verschillende richtingen binnen de opleiding omvat. De beroepsvereniging richt zich niet alleen op Sph ers. Het aantal professionals die zich aansluiten bij een beroepsvereniging Is klein, gezien de 200.000 potentiële leden, het imagoprobleem is hier ook een oorzaak van. Phorza heeft ongeveer 680 leden tegenover 3000 leden van de NVMW. Het lijkt wel of men zich eerder aansluit bij de vakbond dan bij een vereniging. Segond von Banchet: in Sittard heb je alleen nog de opleiding Social Work, niet langer SPH én MWD e.d. De opleiding heeft een eigen KONO nummer van het Ministerie van Onderwijs gekregen. Voorzitter: alle ontwikkeling hebben tijd nodig, dit is altijd een moeizame ontwikkeling, omdat men zich niet direct kan identificeren met de nieuwe titel, het imago daarvan is vaak niet sterk. Opgevallend is dat er al met grote regelmaat in tijdschriften en krantenartikelen gerefereerd word naar de ontwikkeling Social Work. Phorza gaat voor de toekomstgerichte noemer Social Work. 3. Financieel verslag: Paul Roosenstein: verslag is opgesteld in drie verschillende onderdelen, zie financieel verslag. Samenvatting van het verslag: veel leden stellen de betaling van de contributie uit, ongeveer 16.000 aan lidmaatschapsgelden is niet betaald. Als de betaling van dit bedrag uitblijft is het positiefsaldo over het afgelopen jaar nul. De Kascommissie is vanochtend bijeengekomen bestaande uit twee leden van Phorza: Jos Korthout en Irene van den Berg. Jos Korthout: we hebben alles stukken ingekeken. De boekstukken zijn getest en in orde bevonden door beide leden van de kascommissie. Ze zijn onder de indruk van de accuratesse van de penningmeester. Goedkeuring door leden verleend.
4. Bestuursverkiezing: Segond von Banchet: wilt de leden van Phorza graag informeren over zijn achtergrond en werkzaamheden; Mijn naam is Jean Baptiste Segond von Banchet, leeftijd 57 jaar. Ik ben werkzaam als Teamleider SPH Voltijd bij de Haagse Hogeschool. Sinds 1990 ben ik daar werkzaam, eerst als supervisor, vervolgens docent methoden, management in zorginstellingen en stagecoördinator. In de zeventiger jaren ben ik als groepsleider werkzaam geweest in verschillende jeugdzorginstellingen. In de tachtiger jaren was ik begeleider en manager bij een RIBW in Rotterdam. Tot voor kort ben ik lid van de raad van toezicht in een jeugdzorginstelling in de regio Midden Holland en Rotterdam. Ik zit momenteel in het bestuur van het COOAB dat zorg draagt voor een goede afstemming van opleidingen op het gebied van de GGZ. Het is hem opgevallen dat in de loop der jaren een positieve benadering t.a.v. de cliënten is ontstaan: wat kan men wel, i.p.v. wat kan men niet! Opvallend: de erkenning van het beroep laat te wensen over, andere beroepen hebben een registratiesysteem, SPH heeft deze nooit gehad. De markt (vraag naar beroepskrachten) trekt wel naar Sph ers en dit is ook een vorm van erkenning, maar eigenlijk zou dat wel anders moeten. Voorzitter: zij er nog opmerkingen? Jos Korthout: fijn dat er nu een aanvulling van het bestuur is, was hard nodig. Jan Wijnen: stemt hier mee in. Met algemene instemming wordt J.B. Segond von Bachet benoemd tot bestuurslid van Phorza. Voorzitter: sluiting huishoudelijk deel van de vergadering, we gaan verder met het inhoudelijk deel. 5. Stellingen: Voorzitter: de stellingen hebben een tamelijk hoog abstractie gehalte. We hebben op het Strategiecongres van 4 maart geleerd van Giel Hutschemakers dat het belangrijk is om meer naar de inhoud toe te gaan. We hebben in zekere zin geprobeerd de ontwikkelingen werkbaar te maken, meer inhoudelijk aan de slag te gaan. Met het doel men het besef bij te brengen, dat verbreding plaatsvindt. Voorzitter: we gaan de stellingen stuk voor stuk af, we horen het graag als een van de aanwezigen vragen, opmerkingen heeft, of als die het er niet mee eens is, of juist wel, en waarom. Stelling 1: De erkenning van het belang van agogische beroepen voor stabiliteit en ontwikkeling van de samenleving door overheid, werkgevers en organisaties komt zeer onvoldoende tot uitdrukking. Lid 8: de leerstoelen, zoals die van Peter van der Laan zijn zeer hulpzaam ter ondersteuning van het imago en ook in het aantonen van de wetenschappelijke waarde van ons werk. Lid 6: vindt dat het verbeteren van het imago in eerste instantie bij de beroepskracht zelf moet beginnen. Lid 1: profilering is erg belangrijk hierin. Lid 6: heeft programmapunten aangegeven voor het verkiezingsprogramma 2007: aspecten die belangrijk zijn voor mensen uit het werkveld, zijn daar onderdeel van. Jan Wijnen: de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft Phorza benaderd om deel te nemen aan een traject met het doel te komen tot een toetsingkader verantwoorde zorg voor de gehandicaptenzorg, ik zelf zal hierin deelnemen. Wat opvallend is, is dat er meerdere beroepsverenigingen en andere organisaties zijn uitgenodigd, waarvan er uiteindelijk twee mensen gekozen worden om de sector te vertegenwoordigen, maar geen enkele vakbond. Lid 5: vindt het belangrijk dat Phorza op situaties als die van de jeugdinrichting Harreveld moet reageren. Paul Roosenstein: wij hebben hier op gereageerd, dit is terug te vinden op onze website. Segond von Banchet: de voorbeelden van een tekort aan kennis heeft gemaakt dat het imago van de agoog in de wetenschappelijke wereld, en in de publieke opinie slecht is. Lid: dit slechte imago hebben we grotendeels te danken aan de media, die springen direct op dit soort incidenten in en laten vaak verzachtende omstandigheden achterwege. Jan Wijnen: de media kan ook een positieve rol spelen. In het geval van de zaak van Jolanda Venema heeft de media een positieve rol gespeeld: de media heeft gepleit/de nadruk gelegd op, dat er meer geld moest komen, dit heeft geleid tot vele extra miljoenen voor de gehandicaptensector.
Lid 4: is in haar functie ook stagebegeleider en is niet langer bereid om onbekwame beroepskracht te begeleiden. Paul Roosenstein: bij de justitiële Jeugdinrichting Harreveld is gebleken dat 1/3 de van de beroepskrachten niet eens een MBO opleiding heeft afgerond, dit is zeer zorgwekkend. Lid 4: het ontbreekt vanuit de opleidingen zowel vanuit de studenten aan drive om de cliënten te helpen. Het wordt teveel aan de studenten overgelaten wat ze leren en op welke wijze. Voorzitter: dit is te verklaren door de trend van vraaggericht leren. Vraag is of docenten een meerwaarde hebben van wat de kennis van de studenten zou moeten zijn. Er moet een body van professionaliteit zijn, welke aspecten, kwaliteiten en welke kennis men moet hebben. Segond von Banchet: er zijn wel een aantal basisconcepten, hiertussen is het verschil van mening klein, maar de uitvoering ervan is erg belangrijk. Het tekort aan interesse van de studenten/beroepskrachten is zorgwekkend. Zowel de wetenschap als de politiek leggen te weinig nadruk dat profilering erg belangrijk is. Voorzitter: wellicht interessant om dit onderwerp nader te bespreken in een bestuursvergadering van Phorza. Stelling 2: Voor alle agogische professionals geldt dat zij te allen tijde moeten beschikken over z.g. kernkwaliteiten en, als basis voor welk agogisch vak c.q. welke agogische functie dan ook, over z.g. generieke competenties. Lid: volgens mij komt elke student, ongeacht de kwaliteiten wel door de opleiding heen. Lid 8: er vind wel een screening plaats, om te kijken wat de kwaliteiten en potenties van de studenten zijn. Voorzitter: de vraag is of dat ook systematisch plaatsvindt? Lid 8: ja, volgens mij wel. Segond von Banchet: mensen met een MBO en HAVO diploma moeten toegelaten worden, toch als men een tekort aan attitude heeft, dan worden zij in de gaten gehouden. Als hun houding niet verbetert, dan komen ze het 1 e jaar niet door. Lid 6: ook stagiaires moeten niet langer ingezet worden als hulp, de stagebegeleider moet gekwalificeerd zijn om de studenten te begeleiden. Stelling 3: Kernkwaliteiten en generieke competenties vormen tezamen de kern van het beroep c.q. het vak dat internationaal wordt aangeduid met de naam Social Work. Voorzitter: dit hebben we eigenlijk al uitgebreid besproken. Segond von Banchet: heeft wel nog een vraag, in het rijtje bij Ad2 mist hij de kernkwaliteit: effectiviteit van Efidence-Based werken. Voorzitter: is het hier wel mee eens. Jos Korthout: Efidence-Based werken is goed. Maar de protocollen zouden niet als dwingend hulpmiddel moeten gelden. De creativiteit en inzicht van de beroepskracht zijn ook erg belangrijk. Voorzitter: in het geval van de zaak Savanna, ontbrak het aan protocollen, en de gevolgen waren ernstig. Jos Korthout: het volgen van protocollen zijn opzicht prima, maar het moet niet een en al protocollen worden. Lid 4: protocollen zijn juist belangrijk. Een goed opgeleide Hbo er zou, op basis van een juist overweging, zelf moeten kunnen inschatten wanneer er van de protocollen afgeweken kan worden (incidenteel). Stelling 4: Onder de paraplu van het beroep Social Work is plaats voor veel verschillende specialisaties en functies zoals maatschappelijk werker, SPH- er, activiteitenbegeleider/therapeut, groepsleider, sociaal-cultureel werker enz. Voorzitter: ook deze stelling is al uitgebreid besproken. Jan Wijnen: Phorza is van plan om meer studiedagen en bijeenkomsten te organiseren voor gerichte beroepsgroepen. Lid 3: vraag geldt dit dan ook voor (ortho)pedagogen en agogen? Voorzitter: dit geldt voor álle beroepsgroepen.
Stelling 5: Beroepsregistratie draagt bij aan verhoging van de beroepskwaliteit en aan de maatschappelijke erkenning van het agogische beroep. Beroepsregistratie zou verplicht moeten worden gesteld. Voorzitter: dit is een van de programmapunten van Phorza: verplichte beroepsregistratie én werkgevers zover krijgen om dit te verplichten. Marina Jonker: HBO docenten hebben dit wel al. Voorzitter: ook zonder de juiste opleiding kan een beroepskracht veel competenties hebben, als het ware talent. Dus: opleiding is ook niet alles. Hoewel een opleiding ook erg belangrijk is en zeker een vereiste. Lid 5: wat is de stand van zaken, wat onderneemt Phorza allemaal, wat speelt er? Voorzitter: zoals ook al in de inleiding gezegd, werkt Phorza samen met andere beroepsverenigingen, onder andere de NVMW en BON. Hiernaast zijn we bezig met de beroepenstructuur en de CAO. Verder ook met de beroepsregistratie, profilering en professionalisering. Stelling 6: Phorza als beroepsvereniging van Social Workers op het terrein van Zorg en Welzijn, zou zich de komende jaren vooral moeten concentreren op de domeinen: jeugdhulpverlening/zorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen. Voorzitter: we zijn na de fusie een brede vereniging geworden, we hebben gezocht naar de juiste domeinen. We moeten een keuze maken uit de vele verschillende domeinen om herkenbaar te blijven. Lid 1: werkt als activiteitenbegeleider In een ziekenhuis. Activiteiten begeleiders kan zij niet in een van de domeinen plaatsen. Jan Wijnen: de activiteitenbegeleider heeft plaats in alle genoemde domeinen. Voorzitter: wellicht is het handig om ook specifiek de functies te benoemen. Aline Jansen: de domeinen richten zich teveel op de zorg, we moeten meer naar welzijn. Als je de indeling zo laat, kom je er niet uit met de BON. Voorzitter: we moeten in de samenwerking met andere beroepsverenigingen ons eigen programma behouden, onze identiteit. Samenwerking met andere verenigingen betekent niet dat we het nooit oneens mogen zijn. Lid 5: ziet het beroep Social Work niet terug in de domeinen. Voorzitter: dit zijn de toepassingsgebieden, de Social Workers kunnen in elk van deze sectoren werken. Lid 5: mist ook justitiële jeugdinrichtingen. Voorzitter: wellicht is deze indeling niet handig en zouden we de functie en verschillende beroepsgroepen moet benadrukken. We zullen dit nadere bespreken in de bestuursvergadering. Opmerkingen: Lid 1: is er mogelijkheid om onderzoeken op het gebied van zorg op de site te zetten? Voorzitter: we gaan hier naar kijken.