Jaarverslag 2005 PHORZA. Inleiding

Transcriptie

1 PHORZA Jaarverslag 2005 Inleiding Er is in 2005 hard gewerkt. Een belangrijke stap voorwaarts is geweest de ontwikkeling en vaststelling in de ledenvergadering van het werkplan 2005/2006 dat de titel meekreeg Werk in Uitvoering. Dat neemt echter niet weg dat het bestuur van de nieuwe vereniging, zoals deze door fusie vanaf 2005 tot stand is gekomen, ondermeer veel tijd heeft moeten besteden aan discussies over de koers en de identiteit van de vereniging. Vastgesteld moest worden dat beroepskrachten zich makkelijker identificeren met een functie dan met een beroep. Die oriëntatie van beroepskrachten vloeit direct voort uit de ontwikkeling van het werk op het terrein van zorg en welzijn, een ontwikkeling welke wordt bepaald door historisch gegroeide verhoudingen waarvan verzuiling waarschijnlijk de belangrijkste richtinggevende factor is geweest. Met een rolverdeling tussen de overheid als regelgever enerzijds en het verzuilde particulier initiatief als uitvoeringsinstantie anderzijds. En elke zuil met een eigen beroepswerkelijkheid aansluitend bij een per zuil verschillende pakket van normen en waarden. Katholieke zorg en welzijn (en onderwijs) waren niet christelijk, gereformeerde zorg en welzijn (en onderwijs) waren niet hervormd enz. Formeel heeft de verzuiling de aftocht geblazen, feitelijk spelen de verschillende oriëntaties nog steeds een rol. In het werkplan van Phorza heeft het bestuur Social Work en de nieuwe beroepenstructuur (vastgesteld in november 2005) als richtinggevende kaders neergezet voor (agogische) beroepsontwikkeling. Kaders die het mogelijk moeten maken om de vele functies en (pseudo)beroepen onder slechts enkele noemers bijeen te brengen. De visie van het bestuur is dat benadrukken van (geringe) onderlinge verschillen i.p.v. (grote) overeenkomsten een belemmering vormen voor de beroepsontwikkeling en voor de ontwikkeling van kwaliteit op het terrein van zorg en welzijn. Door die visie heeft het bestuur van Phorza zich in 2005 laten leiden bij

2 het uitvoeren van het werkplan. Bij wijze van verslaglegging wordt in het hiernavolgende nagegaan wat er van de uitvoering van het werkplan terecht is gekomen. De missie van Phorza Bij het innemen van een plaats tussen al diegenen die bijdragen aan de discussie over ontwikkeling en kwaliteit van beroepen op het terrein van zorg en welzijn, heeft het bestuur voortdurend benadrukt dat alle inspanningen uiteindelijk afgemeten moeten kunnen worden aan de kwaliteit van de professional. Diens kennis en kunde bepalen het uiteindelijk resultaat. Vastgesteld kan worden dat geleidelijk dat besef ook begint door te dringen bij overheid en werkgevers. Met name komt dit tot uitdrukking in gesprekken die met de overheid (VWS) en werkgevers (MO-groep) op verschillende niveaus zijn gevoerd. Beroepskenmerken Met betrekking tot de beroepskenmerken (welomschreven beroepsprofiel, eisen beroepsuitoefening, borging en kwaliteit van het beroep door inschrijving in een beroepsregister, beroepscode, tuchtrecht) heeft het bestuur de opvattingen zoals deze in het werkplan zijn neergelegd vooral ingebracht in gesprekken met andere beroepsverenigingen (voor de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers NVMW). Met andere beroepsverenigingen is overleg gezocht over mogelijke samenwerking. Dit overigens mede als gevolg van de opstelling van de overheid die wel belang hecht aan professionalisering maar niet in gesprek wil met allerlei kleinere of iets minder kleine beroepsverenigingen. Samenwerking is dus nodig om een plek in de debatten te kunnen verwerven. Vanuit het Phorza bestuur is deelgenomen aan een bijeenkomst van een grote groep belanghebbenden (overheid, onderwijs, bonden, werkveld, beroepsverenigingen, wetenschap) waarin is gesproken over de ontwikkeling van een nieuwe en effectievere overlegstructuur. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door de NVMW. Leidend was een notitie (met analyses en voorstellen) van de voorzitter van de NVMW. Op de uitkomsten van die bijeenkomst wordt nog doorgewerkt. Activiteiten A. Activiteiten t.b.v. de leden: Aan alle leden wordt een tijdschrift naar keuze uit het SWP-aanbod aangeboden (begrepen in de contributie). Voor leden van de NBAA is een voorlopige tussenoplossing gevonden door het eigen blad vooralsnog te handhaven. Masterclasses werden voorbereid voor het najaar Deze moesten echter naar begin 2006 worden verplaatst. Gevolg is dat er uiteindelijk geen masterclasses in 2005 zijn gegeven. Inmiddels heeft het bestuur besloten de ontwikkeling en organisatie van masterclasses onder te brengen bij een daartoe ingerichte organisatie. Randvoorwaarde is dat dergelijke activiteiten kostendekkend moeten worden gerealiseerd.

3 Er is veel nagedacht over de ontwikkeling van programma s voor en het faciliteren van functiegroepen. De resultaten van die inspanningen zijn niet groots. Dat is met name een gevolg van de geringe belangstelling vanuit de leden om functiegroepen te onderhouden. Met een vertegenwoordiging van de leden is in het najaar intensief gesproken over de mogelijkheden leden bij de ontwikkeling en het functioneren van Phorza te betrekken. In maart 2006 heeft dat geresulteerd in een extra ledenvergadering over de ontwikkelingsstrategie van Phorza. Voor 2007 zal weer een werkplan moeten worden opgesteld. Het bestuur wil daar leden bij betrekken. Initiatieven daartoe zullen in het najaar 2006 worden genomen. Een opiniepagina bestuur/leden/derden op de website is nog niet ingericht. Wel wordt in de geest van dit voornemen regelmatig de gelegenheid geboden op artikelen en nieuws op de site te reageren. In dat kader is van belang vast te stellen dat de site van Phorza redelijk frequent wordt bezocht. B. Activiteiten t.a.v. beroepsontwikkeling: Het bestuur van Phorza heeft zich op het standpunt gesteld dat beroepsontwikkeling moet worden gedragen door de implementatie van de nieuwe beroepenstructuur. Implementatie houdt ook in dat voor de opleiding in de agogische sector een voor iedere beroepsbeoefenaar geldend algemeen opleidingsdeel van toepassing zal zijn. Daarnaast kan de opleiding voorzien in specialisaties. Het algemene beroep kan worden aangeduid met de europese term Social Work. Via specialisaties kan voor een of meer specifieke richtingen worden gekozen. Dit is het standpunt dat door Phorza sinds 2005 wordt uitgedragen. M.b.t. het beroepsregister was sprake van toenadering tussen het beroepsregister voor agogische beroepen (indertijd in het leven geroepen door de NVSPH) en dat van de NVMW. Mogelijkheden van samenwerking/samengaan werden door de betreffende besturen verkend. Dat zou naar de mening van het Phorza-bestuur een goede stap zijn naar een meer algemeen beroepsregister voor professionals Social Work. De ontwikkeling is door het Phorza-bestuur regelmatig besproken. Vanuit het bestuur zijn contacten onderhouden met het onderwijsveld. Met name is gesproken met een vertegenwoordigster van het Landelijk Overleg Opleidingen SPH en met vertegenwoordigers van zowel de Haagse als Leidse Hogeschool. Naar aanleiding van het vaststellen van de nieuwe beroepenstructuur is deelgenomen aan overleg op het niveau van het sectorale adviescollege van de HBO-raad. Bijgedragen wordt aan de ontwikkeling van het werkplan van het Platform!

4 Kwalificatiebeleid waar onderwijs ook hoog op de agenda staat. Het bestuur is versterkt door toetreding van een docent van de Haagse Hogeschool. Ook in dit kader heeft het bestuur de visie uitgedragen dat toegewerkt moet worden naar een algemene opleiding Sociale Work welke in belangrijke mate aansluit bij de nieuwe beroepenstructuur. Phorza heeft drie beroepscodes (een van elk der fusiepartners). In 2005 zijn voorbereidingen getroffen om te komen tot een rondetafelgesprek met deskundigen op het terrein van beroepsethiek, beroepscode en beroepstuchtrecht. Het gesprek zal in 2006 plaatshebben. Een gesprek met hoogleraren (SPH, opvoeding, kinderopvang en methodiek) is voorbereid en zal in het voorjaar van 2006 plaatshebben. In dat gesprek zullen thema s voor wetenschappelijk onderwijs worden geïnventariseerd. Phorza was betrokken bij de voorbereiding van het congres Jeugdzorg in Onderzoek dat in januari 2006 heeft plaatsgehad. Ook bij een vervolgcongres in 2007 zal Phorza weer van de partij zijn. C. Vertegenwoordiging en belangenbehartiging: Phorza heeft deelgenomen aan discussies over landelijke overlegstructuren. Mede namens Phorza heeft de directeur van de NVMW zitting genomen in het Platform Kwalificatiebeleid. De voorzitter van Phorza heeft zitting genomen in het voorlopig Platform Social Work, een ontmoetingsplaats voor vertegenwoordigers van opleidingen, werkveld,kenniscentra, bonden en beroepsverenigingen. De indruk is ontstaan dat de bestaande overlegstructuren tamelijk ondoorzichtig en mogelijk onvoldoende effectief zijn. Met name binnen de samenwerking met andere beroepsverenigingen is hier aandacht aan besteed. Er is veel aandacht en werk besteed aan samenwerking met andere beroepsverenigingen. Belangrijkste gesprekspartner daarbij is de NVMW. Eind november kon een gezamenlijke strategienotitie worden vastgesteld. Deze notitie legt een fundament onder samenwerking welke zich richt op bijdragen aan Wet- en regelgeving t.a.v. beroepsregistratie, bij- en nascholing en (materiële) facilitering, beïnvloeding van werkgevers en aanpassing van CAO s alsmede op implementatie van de nieuwe beroepenstructuur. T.a.v. de inspanningen van Phorza op het terrein van het beroepsonderwijs en samenwerking met wetenschappers werd in het voorafgaande reeds gewezen. Ten aanzien van de actualiteit heeft Phorza zich via de voorzitter vooral gemengd in de debatten naar aanleiding van de zaak Savanna. Hierbij werd met name de verantwoordelijkheidsvraag aan de orde gesteld. Het gaat niet aan, aldus de interventie, beroepskrachten (strafrechtelijk)

5 verantwoordelijk te stellen indien eventuele functioneringstekorten toe te schrijven zijn aan onvoldoende equipering en facilitering door werkgevers en beleidsmakers. In dat kader waren acties van de Belangenvereniging Medewerkers Jeugdzorg succesvol. Minister Donner zegde veel extra middelen toe voor de implementatie van een reeds eerder ontwikkelde methodiek in de jeugdbescherming. Er is veel genetwerkt door de leden van het bestuur. Dit kwam met name tot uitdrukking in de deelname van Phorza in overleg en samenwerking. Leiding en organisatie: Het is niet eenvoudig gebleken een kleine vereniging met slechts zeer beperkte ondersteuning op koers te houden. Door Phorza onder te brengen bij de SWP en door het scheppen van een combinatiefunctie (deel SWP, deel Phorza) is bereikbaarheid en een eenvoudige vorm van kantoor-ondersteuning gerealiseerd tegen beperkte kosten. Voor het overige kwam (en komt) het leeuwendeel van de werkzaamheden neer op de schouders van de bestuursleden. Leiding wordt voornamelijk gegeven via een hoge vergaderfrequentie (het DB vergaderde in 2005 eenmaal per 14 dagen met uitzondering van vakantieperiodes). Bestuur: Het bestuur bestond in 2005 uit 7 personen. Allen afkomstig van de oorspronkelijke fusiepartners. 5 van de 7 leden vormden het DB. Er is met hoge frequentie door het DB vergaderd. Het bleek in 2005 niet mogelijk al tot een werkbare portefeuilleverdeling te komen. Veel tijd is gaan zitten in het uitzetten van een koers en het presenteren van Phorza naar buiten toe. Waar mogelijk werd gebruik gemaakt van de netwerken van individuele bestuursleden (SWP, Collegio, Haagse Hogeschool, Jeugdzorg, Gehandicaptenzorg). De website van Phorza werd onderhouden door de penningmeester en door de kantoorassistente. Financiën en middelen: Apart van dit jaarverslag zal een financieel verslag worden gepresenteerd. Het jaar 2005 kon met een positief saldo worden afgesloten. Pogingen bij VWS subsidie binnen te halen hebben wel veel inspanning gekost doch geen resultaat opgeleverd. VWS wil geen kleine organisaties meer subsidiëren. In het algemeen lijkt de overheid een wat tweeslachtig beleid te voeren. Enerzijds wordt steeds vaker het belang van beroepsverenigingen en professionalisering benadrukt maar van investering in de ontwikkeling daarvan is geen sprake. In het kader van de samenwerking met andere beroepsverenigingen zullen de pogingen toch wat extra middelen van de overheid te betrekken, worden voortgezet.