Onderzoeksrapport. Onderzoek naar de diergezondheid op bedrijven met zandligboxen vergeleken met matrassen/matten en dikke mestfractie

Vergelijkbare documenten
Onderzoeksverslag. Zand en Economie. Johannes van der Velde

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Antwoordvel Versie A

Na volledig invullen van de enquête neemt een assistente of uw bedrijfseigen dierenarts contact met u op om een afspraak te maken voor het BGP 2017.

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor Bart Geurts Dierenarts

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Nieuwe ontwikkelingen. Veel onderzoek. Wat kunt u verwachten? Wat kost mastitis. Theorie en praktijk ( /koe/jaar) Economie van diergezondheid

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen

M M M M M M M M M M M M M M La La La La La La La Mid Mid Mid Mid Mid Mid Mid

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Tentamen Statistiek voor T (2S070) op vrijdag 8 oktober 1999, uur De u

Twee en een half jaar Kwaliteitsmeting in de Fysiotherapie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica

Integraal Duurzame Veestapel Integraal denken en werken op bedrijfsniveau met oog voor klimaat

Verantwoord antibioticumgebruik en selectief niet-droogzetten

Agrarische Bedrijfsverzorging. Digiklauw. Meer grip op klauwgezondheid

Onderzoeksverslag. Zand en Economie. Friso Vellinga

Bacterie schematisch. Een bacterie is resistent. Oorzaak resistentie wereldwijd. Resistentie verkrijgen. Antibiogram. Matig & juist gebruik

Relatie klauwaandoeningenregistratie en klauwgezondheid. Afvoerredenen Nederlandse melkkoeien. Klauwaandoeningen Spiegel voor Management

Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt. Henk Hogeveen

Uitvoer van analyses (SPSS 16) voor het Faalfeedback en Oriëntatie voorbeeld in hoofdstuk 7 (Herhaalde metingen) >

Matrassen voor de ligboxen

De praktijkwaarde van Better Life-fokkerijgetallen

Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink

mlw stroom 2.2 Biostatistiek en Epidemiologie College 9: Herhaalde metingen (2) Syllabus Afhankelijke Data Hoofdstuk 4, 5.1, 5.2

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 30 januari 2009

Melkproductie High-techbedrijf 1999

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op dinsdag , uur.

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt

Interim Toegepaste Biostatistiek deel 1 14 december 2009 Versie A ANTWOORDEN

Happy Cow Project i.s.m. Rabobank Maas en Waal en CowSignals Training Company. Evaluatie

S0A17D: Examen Sociale Statistiek (deel 2)

Klauwgezondheid. studiegroepen december DAP van Waard tot Klif

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5

Lezingen-aanbod Valacon seizoen

Samen werken aan diergezondheid. Klauwenwaaier

Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving

De primaire link op gemeentelijke websites, Bijlagen. over efficiëntie, effectiviteit en gebruiksvriendelijkheid

PirDAP Regiobijeenkomst. Beter adviseren vanuit de duurzaamheidsmonitor

toetsende statistiek deze week: wat hebben we al geleerd? Frank Busing, Universiteit Leiden

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie

En is de uiergezondheidssituatie halverwege 2014 nog steeds goed? Draag hem of haar dan nu voor voor de Uiergezondheid Award 2014!

Voerhekvoerbuisverstotenmelk veeverschilverdrijvingvoerbuiz envoerhekkenverstotenwelzijn voerhekkenvertstotenmelkvee. welzijnverrdrijvingverdrijving

Mastitis is gewoon irritant

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op dinsdag ,

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/ /MH/HWA Bijlage(n): -

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op vrijdag , 9-12 uur.

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y

Duurzaamheid en Koesignalen. Nico Vreeburg dierenarts en stallenbouwadviseur Vetvice

Lezingen aanbod. Seizoen

Evaluatie Selectief Droogzetten

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018

Levensduur in relatie tot arbeidsbesteding en economie

Klauwverzorging. Les 1

landbouw en natuurlijke omgeving dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB

Kengetallen. E-13 Voortplanting

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Wie ben ik? Rendementsverbetering in bedrijfsbegeleiding. Wat kunt u verwachten. 1 Economisch adviseur

Conditie, bevuiling, schurft..

68 melkkoeien (incl vaarzen), 21 pinken, 24 kalveren Vervangingspercentage 29 %

Project Kwaliteitsmanagement voor de melkveehouderij

Gezondheidsaandoeningen en vruchtbaarheid op proefbedrijven

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Enquêteresultaten

Tentamen Biostatistiek 1 voor BMT (2DM40), op maandag 5 januari uur

Voeding, Melkproductie en Mineralen efficiëntie. Zwier van der Vegte. Hilde Haasken Gert-Jan Nijhoff

Rapport Lectoraat elearning

Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be. O ptimilq 1

Levensduur Melkvee. Naam: Vincent de Groot Opleiding: Agrarisch ondernemerschap Inleverdatum: Afstudeerdocent: Wim van de Weg

Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier.

Opdracht 1 Beenstand. Afsluiting. Oriëntatie. Uitvoering

Melkveebedrijf. Huisvesting. Melkveebedrijf. MPR oktober Melkmachine en melktechniek. 260 koeien 166 jongvee

Diermanagement op biologische melkveebedrijven

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Residual Plot for Strength. predicted Strength

Grafieken Cirkeldiagram

Deel 1: Voorbeeld van beschrijvende analyses in een onderzoeksrapport. Beschrijving van het rookgedrag in Vlaanderen anno 2013

Uniforme adviesaanpak klauwgezondheid COMPLETE RISICOINVENTARISATIE: BASISINVENTARISATIE

Protocol klauwaandoeningen

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

Introductie AMS-STAGE

ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID

Kengetallen E-20 NVI. Inleiding. Selectierespons

Afstudeerwerkstuk. Is er een verband tussen kenmerken van Holstein-Friesian (HF) melkkoeien met de beste

DE IMPACT VAN (CONSUMENTEN)RACISME OP DE EFFECTIVITEIT VAN BLANKE EN NIET- BLANKE (CELEBRITY) ENDORSERS IN RECLAME

Valacon-Dairy v.o.f. Duurzaam melkvee. Het waarom en hoe. Willem van Laarhoven 23 november

Inhoud. Data. Analyse van tijd tot event data: van Edward Kaplan & Paul Meier tot David Cox

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Werkblad: Gezondheidskenmerken

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op donderdag ,

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek II voor TeMa (2S195) op maandag ,

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij

Koematrassen en rubbermatten

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets

Diverse vormen van diepstrooiselboxen Gecomposteerde paardenmest, stro/kalk/water en papierkorrels

Pilot vragenlijst communicatieve redzaamheid

Uiergezondheid in Nederland na invoering antibiotica richtlijn

Waterbedden. De voordelen van comfort

Transcriptie:

Onderzoeksrapport Onderzoek naar de diergezondheid op bedrijven met zandligboxen vergeleken met matrassen/matten en dikke mestfractie Johannes ten Hoven Januari 2014

Onderzoek naar de diergezondheid op bedrijven met zandligboxen vergeleken met matrassen/matten en dikke mestfractie Student: Johannes ten Hoven Studentnummer: 920904002 Opdrachtgever: Plaats: Vetvice stallenbouwadvies happy cows, happy farmers Oosterwolde Datum: Januari 2014 Begeleider: Bedrijfsgegevens: Begeleider Van Hall Larenstein: Stage: Bertjan Westerlaan Venekoterweg 40-8431 HH Oosterwolde The Netherlands Klaas Bolding Projectstage 2

Voorwoord Geachte lezer, Voor u ligt het onderzoeksverslag van mijn onderzoek naar de diergezondheid bij verschillende boxbedekkingen. Dit onderzoek heb ik uitgevoerd in het kader van mijn projectstage van de opleiding Melkveehouderij. Tijdens deze stage heb ik veel dingen geleerd over stalbouwprojecten. Omdat duurzaamheid een veelbesproken en belangrijk thema is in de melkveehouderij wil Vetvice op dat gebied vooroplopen. Via deze weg wil ik Vetvice bedanken voor de bereidheid om mij een stageplaats te bieden. Ook wil ik mijn stagebegeleider de heer Bertjan Westerlaan en mijn stagedocent de heer Bolding bedanken voor de begeleiding van mijn stage. Ook Wiebe Veenstra en de collega s van de dierenartsenpraktijk Oosterwolde wil ik bedanken voor de goede samenwerking en prettige sfeer. Tenslotte wil ik ook de veehouders die hebben willen meewerken aan het onderzoek hartelijk bedanken, zonder hen had dit onderzoek niet uitgevoerd kunnen worden. Johannes ten Hoven Aalzum, januari 2014 3

Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inleiding... 5 1. Literatuurstudie... 6 1.1. Voordelen voor de koe... 6 1.2. Voordelen van zand voor de boer... 8 1.3. Nadelen... 9 2. Praktijkonderzoek, materiaal en methoden... 10 2.1. Opzet... 10 2.2. Dataverzameling en voorbereiding... 12 2.3. Data analyse... 14 3. Resultaten... 15 3.1. Uiergezondheid... 15 3.2. Klauwgezondheid... 16 3.3. Antibioticagebruik... 18 3.4. Melkproductie... 20 3.5. Duurzaamheid... 21 3.6. Tevredenheid... 23 4. Discussie... 24 5. Conclusie en aanbevelingen... 25 Bronnenlijst... 26 Bijlage 1: Vragenlijst voor veehouders... 27 Bijlage 2: Gebruikte statistiek... 30 4

Inleiding Veehouders die hun melkveebedrijf willen uitbreiden, om meer koeien te houden of om andere redenen zoals het aanpassen van de maatvoeringen, door een nieuwe stal te bouwen komen voor veel beslissingen te staan. Zo ook de keuze voor het type boxbedekking wanneer er gekozen wordt voor een ligboxenstal. Er zijn een aantal mogelijkheden, variërend van een betonnen vloer met een rubbermat tot een diepstrooiselbox. Een diepstrooiselbox kan gevuld worden met verschillende materialen. Zo wordt de dikke fractie van mest gebruikt, compost, zaagsel, een mengsel van stro, kalk en water, maar ook zand. Laatst genoemde komt de laatste jaren steeds meer in beeld (Keuper, 2010). Omdat er relatief weinig bedrijven zijn met zand in de ligboxen in Nederland zijn er ook weinig onderzoeken gedaan naar de resultaten en verschillen met andere boxbedekkingen. De onderzoeken die al wel gedaan zijn laten positieve resultaten zien (Velde, 2011). Op het gebied van de diergezondheid zijn er echter wel een aantal aspecten die verder onderzocht kunnen worden om de invloed van zand beter in beeld te krijgen. Daarom is er in dit onderzoek ingegaan op het aspect diergezondheid. Met dit onderzoek wordt in beeld gebracht wat de dierprestaties op bedrijven met zandligboxen zijn met betrekking tot: uiergezondheid, klauwaandoeningen, melkproductie, antibioticagebruik en duurzaamheidkenmerken. Deze resultaten worden vergeleken met bedrijven met een dikke mestfractie en matten in de boxen. De hoofdvraag hierbij luidt: Dragen zandligboxen bij aan een betere diergezondheid en langere levensduur van melkkoeien? Deelvragen die helpen deze vraag te beantwoorden zijn: 1.Wat zijn de voor- en nadelen van zand in de ligboxen? 2.Welke diergezondheidsaspecten zijn al eerder onderzocht en wat zijn de uitkomsten daarvan? 3.Wat zijn de diergezondheidsprestaties bij zandligboxen? 4.Wat zijn de verschillen in prestaties vergeleken met het diepstrooiselboxen met dikke mestfractie en boxen met matrassen/mat? De eerste twee deelvragen zijn door middel van een literatuurstudie onderzocht. De prestaties van de veehouders met zand in de ligboxen en de verschillen daarin met overige boxbedekkingen zijn met behulp van een praktijkonderzoek onderzocht. Het onderzoek is begonnen met de literatuurstudie, dit om bestaande informatie eerst onderzocht te hebben alvorens het praktijkonderzoek te starten. Hoe de literatuurstudie is uitgevoerd staat beschreven in hoofdstuk 1. Daarna is in het tweede hoofdstuk uitgewerkt hoe en waarmee het praktijkonderzoek uitgevoerd is. In het derde hoofdstuk staan de resultaten weergegeven waarna in hoofdstuk 4 en 5 de discussie en de conclusies uitgewerkt zijn. 5

1. Literatuurstudie Met de literatuurstudie zijn de volgende deelvragen beantwoord: 1.Wat zijn de voor- en nadelen van zand in de ligboxen? 2.Welke diergezondheidsaspecten zijn al onderzocht en wat zijn de uitkomsten daarvan? Dit is van belang om zo de nog onbekende informatie op te doen uit het praktijkonderzoek en om de kennis uit eerder gedane onderzoeken als basis mee te nemen. De literatuurstudie is voor het overzicht opgebouwd door aan de hand van de voor- en nadelen van zand te informatie te verwerken. De voor- en nadelen van zandligboxen kunnen we opdelen in drie groepen: voordelen voor de koe, voor de boer en de nadelen. Achtereenvolgens worden de voordelen voor de koe en boer uitgewerkt waarna afgerond zal worden met de nadelen. 1.1. Voordelen voor de koe Natuurlijk gedrag - Gedragingen die direct worden beïnvloed door de boxbedekking zijn liggen, opstaan en staan. De ligtijden zijn een manier om het ligcomfort te meten. De ligtijd neemt toe bij zachte boxbedekkingen en is bij zand het hoogst, gemiddeld 12,4 uur per dag (afbeelding 1). Afbeelding 1: Tijdsverdeling koe per dag (Cook, 2009) 6

Zoals afbeelding 1 laat zien neemt de tijd dat een koe rondloopt in de stal aanzienlijk af wanneer er zand als boxbedekking gebruikt wordt. Hierdoor hebben de koeien meer rust en minder stress. - Zandligboxen geven de mogelijkheid om meer natuurlijk gedrag te vertonen. Doordat de tijdsindeling van de koeien meer natuurlijk is voelt de koe zich beter. Ook is zomers het zand koeler waardoor de koeien graag liggen. Klauwgezondheid - Langer liggen leidt tot minder kreupelheden en sneller herstel. De belangrijkste oorzaak van kreupelheden bij koeien zijn zoolbloedingen. Zoolbloedingen ontstaan wanneer de lederhuid in de zool beschadigd raakt. Zoolbloedingen zijn gerelateerd aan ligtijden van de koe. Hoe langer een koe staat, hoe groter het risico op zoolbloedingen. - In tegenstelling tot andere boxbedekkingen verandert bij zand het eet- en liggedrag van de kreupele koe niet. Zand vormt zich naar het lichaam van de koe, zodat er minder piekbelasting is op de klauwen bij het gaan liggen en het opstaan. Al deze factoren bevorderen het genezingsproces. - Door de schurende en drogende werking van zand zijn de klauwen schoon. Ter hoogte van de tussenklauw spleet en het balgebied is er minder aanklevende mest, waardoor er minder kans is op klauwinfecties. - Koeien hebben geen kale en dikke hakken meer (Lombard, 2010), (Gastelen, 2011). Uiergezondheid - Doordat zand anorganisch is, is het vanuit bacteriologisch oogpunt ook voordelig. Zand bevat de minste bacteriën ten opzichte van andere boxbedekkingen(afbeelding 2). Daarnaast heeft zand een ongunstig ph en koolstof- en stikstofgehalten. De hoeveelheid bacteriën in de boxbedekking houdt rechtstreeks verband hoeveelheid bacteriën op de speenpunten van de koeien. Hoe schoner de boxbedekking, hoe schoner de speenpunten van de koe. De kans op mastitis veroorzaakt door omgevingsbacteriën, streptococcen en coliformen, is hierdoor kleiner. Afbeelding 2: Hoeveelheid bacteriën bij verschillende boxbedekkingen. (Gastelen, 2011) 7

1.2. Voordelen van zand voor de boer Melkproductie Door de langere ligtijden en het minder ronddwalen door de stal produceert een koe meer melk. De koe gebruikt de tijd zo efficiënter en verspeelt minder energie. Arbeid en kosten Zand is goedkoop en zandligboxen zijn minder duur dan matrasligboxen (Vellinga, 2011). Afbeelding 3: Kosten per ligbox. (Vellinga, 2011) Zandligboxen hoeven ook minder vaak worden ingestrooid en worden bovendien mechanisch ingestrooid. Hierdoor bespaart het arbeid en zwaar werk. Echter komt er dan wel een investering van een strooier bij. Gezondheid en levensduur - Betere klauwgezondheid door minder kreupelheden en sneller herstel. Het percentage kreupelheden ligt 42% lager dan bij matrasligboxen (Gastelen, 2011). - Minder mastitis en een lager tankcelgetal. Doordat er minder bacteriën in het zand zitten zijn er ook minder mastitisgevallen. Ook het celgetal is lager. - Zwakke koeien krijgen de rust die ze nodig hebben. Doordat de ligtijden van een zwakke koe niet anders zijn ten opzichte van gezonde koeien heeft een zwakke koe meer rust en meer kans op herstel. Arbeidsvreugde Door gezondere koeien en minder arbeid is de kans groot dat de veehouder meer vreugde heeft in zijn werk. Het is als veehouder mooier werk om problemen te voorkomen dan om problemen op te lossen. 8

1.3. Nadelen - Koeien kunnen in het beginnen huiverig zijn om te gaan liggen in het zand als ze een harde ondergrond gewend zijn. Omdat het zand zachter en losser is kan het voor de koe als wat meer instabiel ervaren worden. Hierdoor voelt de koe zich wat onzeker bij het gaan liggen. Na een paar weken is dit over en gaan de koeien sneller liggen als ervoor (Buli, 2010). - Doordat de veestapel in het begin wat huiverig kan zijn om te gaan liggen kan ook de melkproductie de eerste weken wat tegenvallen. Nadat de koeien gewend zijn aan de nieuwe boxbedekking zal de productie weer stijgen (Buli, 2010). - Voor de veehouder kan het lastig zijn het zand van de mest te scheiden. Daarom is het toepassen van zand alleen interessant bij nieuwbouw, omdat dan rekening gehouden kan worden met het aanleggen van een bezinkput en dergelijke (Vellinga, 2011). - Doordat het zand geautomatiseerd ingestrooid moet worden is er wel een investering in een zandstrooier nodig. Door de diepe boxen is er echter wel minder beton nodig. - Voor de verwerking van zand is een bezinkput noodzakelijk. Deze dient 3 a 4 keer per jaar leeggeschept te worden door een kraan. Het zand kan over het land gestrooid worden omdat het ook nog veel meststoffen bevat. 9

2. Praktijkonderzoek, materiaal en methoden Om op de derde en vierde onderzoeksvragen antwoord te krijgen wordt er een praktijkonderzoek uitgevoerd. De onderzochte onderzoeksvragen zijn: 1.Wat zijn de diergezondheidsprestaties bij zandligboxen? 2. Wat zijn de verschillen in prestaties vergeleken met het diepstrooiselboxen met dikke mestfractie en boxen met matten? Eerst wordt de opzet omschreven, daarna hoe de data verzameld wordt en tenslotte hoe de data verwerkt wordt zodat er conclusies getrokken kunnen worden. 2.1. Opzet Het onderzoek wordt uitgevoerd op 20 bedrijven die zandligboxen hebben, 15 bedrijven met de dikke mestfractie als boxbedekking en 15 bedrijven met matrassen als boxbedekking. De bedrijven zijn geselecteerd aan de hand van een aantal voorwaarden en door middel van het zogenaamde sneeuwbaleffect methode: het aandragen van bedrijven door collega veehouders. De voorwaarden zijn dat de geselecteerde bedrijven al minstens een jaar met de betreffende boxbedekking werken, dat ze minstens 100 melkkoeien hebben en een melkveestal van maximaal 12 jaar oud. De eenheden die onderzocht zullen worden zijn de dierprestaties, verdere specificatie zie paragraaf 2.2. De data zal verzameld worden door het afleggen van bedrijfsbezoeken en doormiddel van een vragenlijst via de mail aan de veehouders. De geselecteerde bedrijven hebben een gemiddelde grootte van 174 stuks melkvee. In de volgende grafiek is de spreiding te zien. Figuur 1: grootte van de bedrijven 10

Het gemiddelde aantal hectares grond in gebruik op de bedrijven is 87. De spreiding is weergegeven in figuur 2. Figuur 2: grootte van de bedrijven De melkproductie van de bedrijven is omgerekend naar kilogrammen meetmelk per koe. Hierdoor zijn voor alle bedrijven de gehaltes vet en eiwit gelijkgetrokken in de melkproductie. De gemiddelde productie meetmelk is ongeveer 9300 kilogram/koe. In de volgende grafiek is de spreiding weergegeven. Figuur 3: Melkproductie 11

2.2. Dataverzameling en voorbereiding De data die verzameld is, is voornamelijk al bestaande data. Deze data zijn uit grotere en verschillende databases geselecteerd. Zo zijn er data gebruikt vanuit het MPR jaaroverzicht van CRV, de MPR overzichten van CRV(of een ander melkmonstername bedrijf), Medirund en informatie van de veehouders zelf. De verzamelde gegevens zijn verwerkt met het statistiekprogramma SPSS. De verzamelde data zijn gemiddeldes of aantallen van het afgelopen lopend jaar. De data is verzameld in november en december 2013. Er zijn data verzameld van melkvee op bedrijfsniveau van de volgende aspecten: Uiergezondheid: - tankcelgetal - %verhoogd celgetal - aantal behandelde mastitis gevallen Klauwgezondheid: - klauwbekapfrequentie - voetbad gebruik - meest voorkomend klauwprobleem - totaal aantal stinkpoot- en mortellarogevallen Melkproductie: - rollend jaargemiddelde productie - %vet - %eiwit - BSK Antibioticagebruik: - Dierdagdosering - droogzetten ja/nee, zo nee welk percentage - gebruik homeopathische geneesmiddelen ja/nee Duurzaamheid: - Leeftijd afvoer - leeftijd veestapel - afvoerredenen - levensproductie bij afvoer - levensproductie - %vervanging Tevredenheid boxbedekking: - Tevredenheid huidige boxbedekking - veranderen in toekomst? - pluspunten huidige boxbedekking - minpunten huidige boxbedekking 12

Het bestand waar de data in verzameld wordt komt eruit te zien zoals weergegeven in tabel 1. Uiergezondheid Klauwgezondheid Enz. Bedrijf nr. tankcel getal % verhoogd Gebruik voetbad Bekapfreq. /koe/jaar ja/nee 1 zand Ja/nee 2 zand Ja/nee 20 zand Ja/nee 1 Matras Ja/nee /mat 15 Matras Ja/nee /mat 1 Dikke Ja/nee fractie 15 Dikke fractie Ja/nee Tabel 1: Opzet databestand Voorbereiding: - Uit het gegeven aantal mastitis gevallen en het aantal melkvee is een percentage mastitis gevallen berekend. - Uit het gegeven aantal gevallen stinkpoot en mortellaro en het aantal melkvee is het percentage infectieuze klauwproblemen berekend. - Voor de vergelijking is een groep aangemaakt met bedrijven boven de 9500l melk en bedrijven beneden de 9500l melk, dit om verschillen in kengetallen op te sporen. - Er is een groep aangemaakt met bedrijven boven de 180 melkkoeien en bedrijven met minder dan 180 melkkoeien, dit omdat verwacht werd dat er misschien verschillen zijn in bijvoorbeeld de dierdosering tussen de groepen. 13

2.3. Data analyse Voor de analyse van de verzamelde data zijn de onderzoeksvragen leidend. In onderstaande tabel (tabel 2) staat weergegeven met welke statistische methoden de vragen zijn onderzocht. GLM (General lineair models) is een methode om te onderzoeken of een verschil significant is en een error bar wordt gebruikt om de gemiddeldes en de spreiding per groep weer te geven in een grafiek Onderzoeksvraag Data (schaal) Statistiek Is het tankcelgetal lager op zandbedrijven? Is het percentage mastitisgevallen significant lager op zandbedrijven? Wordt het voetbad minder gebruikt op zandbedrijven Zijn er op zandbedrijven significant minder infectieuze klauwaandoeningen als meest voorkomend probleem? Wat is de spreiding van het aantal infectieuze klauwaandoeningen bij de groepen? Is de dierdagdosering significant lager op zandbedrijven? Is er een significant verschil in DDD tussen grote en kleinere bedrijven? Wat is de verhouding in het selectief droogzetten tussen de groepen? Is de afvoerleeftijd significant hoger bij zandbedrijven? Ligt het vervangingspercentage significant lager bij zandbedrijven? Is de levensproductie bij afvoer significant hoger bij zandbedrijven? Is de gemiddelde leeftijd van de veestapel significant hoger bij zandbedrijven? Wat is de tevredenheid van de ondervraagde groepen? Tabel 2: Opzet data analyse celgetal(ratio) %mastitisgevallen(ratio) voetbad(nominaal) Meest voorkomend klauwprobleem(nominaal) %infectieuze klauwaandoeningen(ratio) Dierdagdosering(ratio) Dierdagdosering(ratio) Bedrijfsgrootte(nominaal) Selectief droogzetten(nominaal) Afvoerleeftijd(ratio) %vervanging(ratio) Levensproductie bij afvoer(ratio) Gemlftveestapel(ratio) Tevredenheid boxbed(ordinaal) GLM Error bar GLM Error bar Staafgrafiek Staafgrafiek Histogram GLM Error bar GLM Error bar Staafgrafiek GLM Error bar GLM Error bar GLM Error bar GLM Error bar Staafgrafiek 14

3. Resultaten De gestelde onderzoeksvragen worden in dit hoofdstuk behandeld. Achtereenvolgens zullen in de paragrafen de onderwerpen uiergezondheid, klauwaandoeningen, antibioticagebruik, duurzaamheidkenmerken en de tevredenheid uitgewerkt worden. 3.1. Uiergezondheid Als kengetallen voor de uiergezondheid zijn het celgetal en het percentage mastitisgevallen meegenomen. De spreiding en de hoogte staan weegegeven in figuur 4. Figuur 4: tankmelkcelgetal Er is een significant verschil van het tankcelgetal tussen de groepen zand en dikke fractie. De significantie is 0,001(bijlage 2). Dit verschil zit alleen tussen de groep met zand en de groep met dikke fractie. Dit duidt erop dat het zand bijdraagt aan een lager celgetal. Het percentage mastitisgevallen staat weergegeven in figuur 5. Figuur 5: Percentage mastitisgevallen 15

Er is geen significant verschil tussen de groepen voor wat betreft het percentage mastitisgevallen. Wel is in de grafiek te zien dat de spreiding bij de zandgroep het kleinst is. 3.2. Klauwgezondheid De veehouders is gevraagd naar het voetbadgebruik. De verdeling hiervan tussen de groepen is te zien in figuur 6. Voetbadgebruik per groep 100% 80% 60% 40% 20% 0% Wel voetbad Geen voetbad Figuur 6: Voetbadgebruik Het valt op dat de groep veehouders met de dikke fractie allemaal het voetbad gebruiken. Wat verder opvalt, is dat bij de zandboeren dit de helft is. De klauwproblemen zijn onderverdeeld in twee groepen: infectieus en niet-infectieus. Onder de infectieuze klauwaandoeningen verstaan we stinkpoot, mortellaro en tussenklauwontsteking. Onder niet-infectieuze klauwaandoeningen vallen een zoolzweer, drukplekken, witte lijn defecten, bevangenheid en beschadigingen. % Meest voorkomende klauwproblemen per groep 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Zand Matras/mat Dikke fractie Infectieus Niet-infectieus Figuur 7: Meest voorkomende klauwproblemen 16

Uit figuur 7 blijkt dat zowel de zandbedrijven als de bedrijven met matrassen/matten meer last hebben van niet-infectieuze problemen (mortellaro, stinkpoot en tussenklauwontsteking). De verschillen zijn niet significant (bijlage 2). Bij de veehouders met dikke fractie is dit niet het geval. Maar het meest voorkomend probleem geeft nog niet aan hoe vaak het probleem zich daadwerkelijk voordoet. Daarom is ook het aantal gevallen infectieuze problemen gevraagd. De resultaten hiervan staan in figuur 8. Figuur 8: Percentage infectieuze gevallen per jaar Ook hier is er geen significant verschil tussen de groepen(bijlage 2). In figuur 8 is echter wel te zien dat bij de zandgroep de meeste bedrijven onder de 10 procent zitten terwijl bij de andere groepen de meeste bedrijven boven de 10 procent zitten. Ook zijn er uitschieters van 30 tot 50 procent van de veestapel met infectieuze klauwaandoeningen bij de bedrijven met matrassen/matten en dikke fractie. Figuur 9: Percentage infectieuze klauwaandoeningen t.o.v. het voetbadgebruik 17

De bedrijven die geen voetbad gebruiken hebben ook minder infectieuze klauwaandoeningen. Het is dus niet zo dat de bedrijven die geen voetbad gebruiken dat wel zouden moeten doen omdat er veel problemen zijn. Het verschil is niet significant (bijlage 2). Echter is op de bedrijven die geen voetbad gebruiken, voornamelijk zandbedrijven, ook een lagere dierdagdosering en een lagere vervangingspercentage. 3.3. Antibioticagebruik Om verschillen in het antibioticagebruik te onderzoeken is gevraagd naar de dierdagdosering, het droogzetmanagement en naar het gebruik van homeopathische geneesmiddelen. Omdat er maar zeer weinig bedrijven gebruik maken van homeopathische geneesmiddelen is het verder niet meer in het onderzoek opgenomen. Er zijn enkele veehouders die een soort mint gebruiken om op de uiers te smeren bij een vermoeden dat een koe licht mastitis heeft of krijgt. De dierdagdosering staat weergegeven in figuur 10. Figuur 10: Dierdagdosering Figuur 11: Dierdagdosering exclusief uitschieters Bij de dierdagdosering zijn geen significante verschillen tussen de groepen. Wel is in figuur 10 te zien dat de groepen met zand en matrassen/matten ongeveer gelijk zijn terwijl de groep met dikke fractie een hogere dierdagdosering lijkt te hebben. De zandgroep heeft echter wel meer spreiding ten opzichte van de matrasgroep. 18

Figuur 12: Dierdagdosering Het verschil in dierdagdosering tussen bedrijven groter en kleiner dan 180 melkkoeien is ook onderzocht. Dit omdat het vermoeden bestond dat grote bedrijven misschien eerder antibiotica gebruiken doordat er protocollen worden gebruikt. Bij kleinere bedrijven wordt meer per dier beoordeeld of er antibiotica wordt toegediend of niet. Het verschil blijkt inderdaad significant te zijn(0,016 bijlage 2). Het droogzetbeleid is weergegeven in figuur 14. Droogzetters 80% 60% 40% 20% 0% 70% 30% 53% 47% 80% 20% Selectief droogzetten Alles droogzetten Figuur 13: Droogzetbeleid Figuur 14 laat zien dat er op een meerderheid van de bedrijven met zand selectief drooggezet wordt. In tegenstelling daartoe is te zien dat een meerderheid van de bedrijven met dikke fractie juist nog niet selectief droogzet en dus alle koeien met penicilline droogzetten. 19

3.4. Melkproductie De gevraagde melkproductie is omgerekend naar het aantal kilogrammen meetmelk. Daarmee is de productie vet en eiwit voor alle veehouders gelijkgetrokken. Figuur 14: Melkproductie in kg meetmelk Het verschil in kilogrammen meetmelk tussen de groepen is niet significant(bijlage 2). Wel geeft figuur 15 aan dat bedrijven met zand een hogere melkproductie hebben ten opzichte van dikke fractie bedrijven. 20

3.5. Duurzaamheid Als duurzaamheidkenmerken zijn het vervangingspercentage, de leeftijd bij afvoer, de leeftijd van de veestapel en de levensproductie bij afvoer meegenomen. Dit brengt in beeld of de koeien oud worden op de bedrijven en hoeveel ze geproduceerd hebben. Het vervangingspercentage staat in de figuur hieronder weergegeven. Figuur 15: Vervangingspercentages Er is een significant verschil tussen zandgroep en de matras/mat groep(0,001 bijlage 2) en tussen de zandgroep en de dikke fractie groep(0,004 bijlage 2). De zandbedrijven hebben een lager vervangingspercentage dan de matras/mat en de dikke fractie groepen. De gemiddelde leeftijd bij afvoer, de gemiddelde leeftijd en de levensproductie bij afvoer staan hieronder weergegeven. Figuur 17: Leeftijd bij afvoer Figuur 16: Gemiddelde leeftijd van de veestapel 21

Figuur 18: Levensproductie bij afvoer Er zijn geen significante verschillen tussen de groepen in de figuren 17, 18 en 19. Hier komt bij dat er geen rekening is gehouden met het feit dat veel bedrijven groeiende zijn. Hierdoor kunnen er geen uitspraken gedaan worden over de leeftijd van de veestapel en de levensproductie. Wel is te zien dat de spreiding in de dikke fractie groep het kleinst is. 22

3.6. Tevredenheid Om de tevredenheid te meten is elke veehouder gevraagd zijn tevredenheid uit te drukken tussen de 1 en 4 variërend van zeer tevreden tot zeer ontevreden. Tevredenheid boxbedekking 100% 80% 60% 40% 20% 0% 85% 15% 80% 73% 27% 0% 0% 13% 7% Zand Matras/mat Dikke fractie Zeer tevreden Tevreden Ontevreden Figuur 19: Tevredenheid boxbedekkingen Zoals in figuur 20 te zien is zijn er geen enkele veehouders zeer ontevreden. Wel is te zien dat er bij een dikke fractie groep bedrijven ontevreden zijn. Dit heeft vooral te maken met problemen op uiergezondheid gebied, bleek na navraag. Toch zijn de meeste zandboeren en veehouders met dikke fractie zeer tevreden. Dit omdat het ligcomfort voor de koeien als meest genoemde voordeel blijkt. De veehouders zijn daarom zeer enthousiast vanwege de fitter en schoner ogende veestapel. De veehouders met matrassen of matten zijn ook tevreden tot zeer tevreden. Zijn geven aan dat het gewoon goed gaat en dat de arbeid makkelijk te overzien is. 23

4. Discussie Binnen het onderzoek is geprobeerd zoveel mogelijk fouten te voorkomen. Ook zijn de gegevens zo betrouwbaar als mogelijk verzameld door bedrijven te bezoeken en bestaande kengetallen te vragen. Echter is er de mogelijkheid dat er bij de verzameling van de data met betrekking tot het tankmelkcelgetal wat vragen zijn. De veehouders is namelijk gevraagd om een jaargemiddelde terwijl dit geen kengetal is die ze beschikbaar hebben. De meeste bedrijven zijn bezocht en daarbij is zorgvuldig gekeken naar of de tankmelkcelgetalgrafiek op het MPR overzicht of de verslagen van de melkafnemer. Hierdoor hebben de veehouders hun gemiddelde kunnen berekenen. Daarom is de kans dat er verkeerde gegevens zijn ingevuld klein. De verzamelde gegevens van het aantal gevallen infectieuze klauwaandoeningen zijn aan de hand van een schatting van de veehouders gevraagd. Het is mogelijk dat de veehouders deze gevallen onderschatten waardoor de gegeven aantallen in werkelijkheid misschien hoger liggen. De zandgroep is zich meer bewust van het aantal klauwproblemen omdat het aantal lager ligt. Daarom zijn de verkregen aantallen van de zandgroep betrouwbaarder dan de gegeven aantallen van de groepen met matrassen/matten en dikke fractie. De verschillen zijn in de data analyse niet significant te noemen, maar in werkelijkheid kan dat dus wel het geval zijn. De resultaten op het gebied van duurzaamheid laten zien dat er, behalve bij het vervangingspercentage, geen significante verschillen zijn ontdekt. Als het vervangingspercentage lager ligt is het te verwachten dat ook andere kengetallen, bijvoorbeeld de afvoerleeftijd, beter zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn. Een mogelijke oorzaak is dat er veel bedrijven zijn die groeiende zijn. Hierdoor is er veel instroom van vaarzen waardoor de gemiddelde leeftijden niet omhoog gaan. Hier is echter niet naar gevraagd aan de veehouders, waardoor de betrouwbaarheid van de kengetallen gemiddelde leeftijd, leeftijd bij afvoer en levensproductie mogelijk niet voldoende is. 24

5. Conclusie en aanbevelingen Met het onderzoek is geprobeerd de volgende vraag te beantwoorden: dragen zandligboxen bij aan een betere gezondheid en een betere duurzaamheid van melkkoeien? Het antwoord luidt: ja, omdat de meeste kengetallen positiever zijn bij de zandboeren dan bij de andere groepen. De koeien zijn schoner als ze in zand liggen en ook liggen ze meer dan bij matrassen. Hierdoor gebruikt de koe zijn tijd efficiënter en verliest hij minder energie door de tijd onnuttig te besteden. Dit heeft als gevolg dat de koeien meer melk produceren omdat ze meer energie beschikbaar hebben (volgens literatuur, niet significant in dit onderzoek). Ook zijn er veel minder klauwproblemen door het meer liggen. Dit zorgt hierdoor voor een dubbel effect op de melkproductie. Dat het zand schoon is en minder bacteriën bevat, is ook te zien dat er aanzienlijk minder uierproblemen zijn. Het celgetal is in vergelijking tot dikke fractie als boxbedekking aanzienlijk lager. Zo ook het aantal mastitisgevallen. De gezondheid van de koeien is hierdoor beter en ook het antibiotica verbruik zal dan op den duur minder worden. Door het lagere celgetal zijn de zandbedrijven ook meer bezig met het selectief droogzetten wat ook het antibioticaverbruik doet verminderen. Het selectief droogzetten op de zandbedrijven duidt ook op meer grip op de uiergezondheid, de bedrijven durven het aan om de koeien zonder penicilline droog te zetten. Van de dierdagdosering is ook een uitsplitsing in welke soorten antibiotica er gebruikt zijn verkrijgbaar. Die uitsplitsing is in dit onderzoek niet meegenomen. Het is echter aan te raden dit in een vervolgonderzoek mee te nemen zodat ook het antibioticagebruik op de verschillende gebieden, zoals antibiotica voor mastitis, jongvee en droogzetten, vergeleken kan worden. De betere diergezondheid is nog niet te zien in een langere levensduur van de koeien. Dit komt doordat veel van de onderzochte bedrijven groeiende zijn. Hierdoor zijn de gebruikte gegevens niet relevant als gemiddelde voor een stabiele periode. Een vervolgonderzoek over een aantal jaren zal dit wel laten zien is de verwachting. Een sterke aanwijzing hiervoor is dat het vervangingspercentage op de zandbedrijven aanzienlijk lager ligt(ongeveer 7%). 25

Bronnenlijst Buli. (2010). Sand, a review of its use in housed dairy cows. Oosterwolde: Vetvice. Cook. (2009). Big sand stalls: best thing ever or bad idea? Annual meeting. Gastelen, V. (2011). A study on cow comfort and risk for lameness and mastitis in relation to different types of bedding meterials. Journal of dairy science. Keuper. (2010). Zand steeds meer in beeld. Boerderij, p. 2. Lombard. (2010). Associations between cow hygiene, hock injuries, and free stall usage on US dairy farms. Journal of dairy science. Velde, V. d. (2011). Zand en economie. Oosterwolde: Vetvice. Vellinga. (2011). Zand en economie. Oosterwolde: Vetvice. 26

Bijlage 1: Vragenlijst voor veehouders

Naam veehouder: Woonplaats: Aantal melkkoeien: Quotum in gebruik: Hectares grond in gebruik: Automatisch melksysteem? Bouwjaar melkveestal Uiergezondheid Tankcelgetal %verhoogd Aantal behandelde mastitis gevallen Klauwgezondheid Klauwbekapfrequentie Voetbad Welke klauwaandoening is op uw bedrijf het meest voorkomend? Totaal aantal gevallen stinkpoot + mortellaro Melkproductie Rollend jaargemiddelde productie %vet %eiwit BSK Antibioticagebruik Dierdagdosering Gebruikt u homeopathische geneesmiddelen? Worden alle koeien drooggezet met droogzetters? Duurzaamheid Leeftijd bij afvoer Gemiddelde leeftijd veestapel %vervanging Afvoerredenen Levensproductie Levensproductie bij afvoer Ja/nee Periode/welke data Jaar, laatste MPRtankmelkcelgetalgrafiek Jaar, MPR Jaar Bekapbeurten/koe/jaar Ja/nee Jaar MPR jaaroverzicht MPR jaaroverzicht MPR jaaroverzicht MPR jaaroverzicht Dagen in behandeling/dier/jaar DDD Medirund.nl Ja/nee Zo ja: hoeveel mastitis gevallen/jaar? Ja/nee Zo nee: hoeveel procent? MPR jaaroverzicht MPR jaaroverzicht Jaar % of aantal 2 meest voorkomende redenen MPR jaaroverzicht MPR jaaroverzicht Hieronder invullen 28

Tevredenheid boxbedekking Bent u tevreden met uw huidige boxbedekking? Zou u van boxbedekking willen veranderen in de toekomst? Wat zijn positieve punten van uw boxbedekking? Wat zijn negatieve punten van uw boxbedekking? Wat strooit u in de ligboxen? Hoe vaak strooit u bij? Hoe strooit u bij? Vragen en/of opmerkingen: 1.zeer tevreden 2.tevreden 3.ontevreden4.zeer ontevreden Ja/nee Zo ja, welke boxbedekking? 29

Bijlage 2: Gebruikte statistiek Uiergezondheid: Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: tankcgt F df1 df2 Sig. 3,205 2 48,049 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Multiple Comparisons Dependent Variable: tankcgt Tukey HSD (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras -23,40 14,361,244-58,18 11,38 dikke fractie -55,40 * 14,651,001-90,88-19,92 zand 23,40 14,361,244-11,38 58,18 dikke fractie -32,00 15,624,112-69,84 5,84 zand 55,40 * 14,651,001 19,92 90,88 matras 32,00 15,624,112-5,84 69,84 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) = 1767,757. *. The mean difference is significant at the,05 level. Klauwgezondheid: Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: voetbad F df1 df2 Sig. 77,652 2 46,000 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven bedrijven zand matras dikke fractie Count Count Count 30

voetbad nee 10 4 0 ja 10 11 14 Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: klauwproblemen F df1 df2 Sig.,992 2 45,379 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: klauwproblemen Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras -,10,167,817 -,51,30 dikke fractie,27,171,253 -,14,69 zand,10,167,817 -,30,51 dikke fractie,38,180,104 -,06,81 zand -,27,171,253 -,69,14 matras -,38,180,104 -,81,06 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) =,235. Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: pctinfectieus F df1 df2 Sig.,007 2 41,993 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Tests of Between-Subjects Effects Dependent Variable: pctinfectieus 31

Source Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 233,520 a 2 116,760 1,144,329 Intercept 8404,993 1 8404,993 82,350,000 bedrijven 233,520 2 116,760 1,144,329 Error 4184,650 41 102,065 Total 12858,360 44 Corrected Total 4418,170 43 a. R Squared =,053 (Adjusted R Squared =,007) Multiple Comparisons Dependent Variable: pctinfectieus Tests of Between-Subjects Effects Source Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 234,556 a 1 234,556 2,355,132 Intercept 6016,474 1 6016,474 60,400,000 voetbad 234,556 1 234,556 2,355,132 Error 4183,614 42 99,610 Total 12858,360 44 Corrected Total 4418,170 43 a. R Squared =,053 (Adjusted R Squared =,031) Antibioticagebruik: Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: DDD F df1 df2 Sig. 3,440 2 44,041 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: DDD Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras -,1054,39260,961-1,0577,8468 dikke fractie -,7486,40139,161-1,7222,2249 32

matras dikke fractie zand,1054,39260,961 -,8468 1,0577 dikke fractie -,6432,43395,309-1,6957,4093 zand,7486,40139,161 -,2249 1,7222 matras,6432,43395,309 -,4093 1,6957 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) = 1,269. Dependent Variable: DDD Tests of Between-Subjects Effects Source Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 7,577 a 1 7,577 6,244,016 Intercept 434,138 1 434,138 357,754,000 bedrijfsgrootte 7,577 1 7,577 6,244,016 Error 55,821 46 1,214 Total 509,735 48 Corrected Total 63,398 47 a. R Squared =,120 (Adjusted R Squared =,100) Melkproductie: Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: kgmm F df1 df2 Sig. 1,989 2 47,148 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: kgmm Tests of Between-Subjects Effects Source Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 1074649,950 a 2 537324,975,834,441 Intercept 4248292762,92 4248292762,92 1 3 3 6593,864,000 bedrijven 1074649,950 2 537324,975,834,441 Error 30281146,550 47 644279,714 Total 4373450657,00 0 50 Corrected Total 31355796,500 49 33

a. R Squared =,034 (Adjusted R Squared = -,007) Duurzaamheid: Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: lftafvoer F df1 df2 Sig. 3,945 2 44,027 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: lftafvoer Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras,1115,35365,947 -,7463,9693 dikke fractie,1738,36156,881 -,7032 1,0508 zand -,1115,35365,947 -,9693,7463 dikke fractie,0623,39089,986 -,8858 1,0104 zand -,1738,36156,881-1,0508,7032 matras -,0623,39089,986-1,0104,8858 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) = 1,030. Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: pctvervanging F df1 df2 Sig. 3,374 2 43,044 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: pctvervanging Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Std. Error Sig. 95% Confidence Interval 34

Difference (I-J) Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras -6,73 * 1,781,001-11,05-2,41 dikke fractie -6,21 * 1,820,004-10,63-1,79 zand 6,73 * 1,781,001 2,41 11,05 dikke fractie,52 1,947,961-4,20 5,25 zand 6,21 * 1,820,004 1,79 10,63 matras -,52 1,947,961-5,25 4,20 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) = 25,561. *. The mean difference is significant at the,05 level. Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: levensprodafvoer F df1 df2 Sig. 1,873 2 43,166 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: levensprodafvoer Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras -76,19 3162,018 1,000-7751,80 7599,42 dikke fractie 3445,19 3162,018,526-4230,42 11120,80 zand 76,19 3162,018 1,000-7599,42 7751,80 dikke fractie 3521,38 3481,267,574-4929,18 11971,95 zand -3445,19 3162,018,526-11120,80 4230,42 matras -3521,38 3481,267,574-11971,95 4929,18 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) = 78774932,989. Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: gemlftveestapel F df1 df2 Sig. 2,274 2 46,114 35

Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept + bedrijven Dependent Variable: gemlftveestapel Tukey HSD Multiple Comparisons (I) bedrijven (J) bedrijven Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound zand matras dikke fractie matras,1480,13649,529 -,1826,4786 dikke fractie,0837,13379,807 -,2404,4077 zand -,1480,13649,529 -,4786,1826 dikke fractie -,0643,14556,898 -,4169,2882 zand -,0837,13379,807 -,4077,2404 matras,0643,14556,898 -,2882,4169 Based on observed means. The error term is Mean Square(Error) =,153. 36