Arbeidsproductiviteit verhogen is geen slimmer alternatief

Vergelijkbare documenten
Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Werken of vrije tijd?

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

S A M E N V A T T I N G

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

De arbeidsmarkt in Midden-Limburg

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012

Lees deze tekst in maximaal 8 minuten. Geef daarna antwoord op de vragen.

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Samenvatting Werk & Werkloosheid

Meer ouderen langer werkzaam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Eindexamen vwo economie 2014-I

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

Het Maatschappelijk Belang van Cao s. Leren van Zweden, Duitsland en Australië? dr. Judith Raven Erasmus Universiteit Rotterdam

'NTATJeCENTRUM NDSE POLITI K ART/J

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

Werkgeversreacties bij krapte

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Themabijeenkomst regionale arbeidsmarkt. Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Arbeid = arbeiders = mensen

Wat beweegt de Europese burger? Een onderzoek naar het draagvlak voor sociaaleconomische solidariteit

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

UIT De Phillips curve in het kort

Aantal werklozen in december toegenomen

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Holland Noord, december 2017

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Voortgangsrapportage Sociale Zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Groningen, oktober 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Collegereeks Europa: het land waarin we wonen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Ontwikkelingen ten grondslag aan arbeidsreintegratie. Louis Polstra

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Persbericht. Kleine toename werkloosheid

ONZE ARBEIDSMARKT: WAAROM WE MOETEN DOEN WAT WE MOETEN DOEN EN WAT WE KUNNEN DOEN

Een brug naar de toekomst PCOB manifest heeft oog voor solidariteit tussen generaties

Eindexamen economie vwo I

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Nieuwsflits Arbeidsmarkt Flevoland, September 2016

UIT de arbeidsmarkt

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

5 Macro-economische afstemming van loononderhandelingen

Van baan naar eigen baas

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

Onderzoek naar motieven van werkgevers, werknemers en werkzoekenden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Arbeidskosten per eenheid product

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Friesland, oktober 2018

Nieuwsbrief Drenthe, oktober 2012

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m Dit boekje elke les meenemen! t/m t/m 2.

gemeente roerdalen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen heeft;

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Zeeland, augustus 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Amsterdammers over het gemeentelijk armoedebeleid

Samenvatting Economie Module 1 hoofdstuk 1 en 2

Naar een inclusieve arbeidsmarkt

Eindexamen economie 1 vwo 2002-I

Snelle vergrijzing in Japan vraagt om actie

H2. indeling van de bevolking

Regiorapportage Nijmegen

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar een inclusieve regio

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 344, 24 april 1998 (datum) De arbeidsmarkt voor informatici is krap en zal nog krapper worden.

"Flexibilisering zou optimum voorbij kunnen zijn"

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eindexamen vwo economie I

Transcriptie:

Arbeidsproductiviteit verhogen is geen slimmer alternatief PROF. DR. IR. J.c. VAN OURS 15 "...,... :: o z " o 0.. De kritiek van Paul de Beer op het in de negentiger jaren gevoerde beleid van 'werk-werk-werk' is onterecht. Het is de vraag of dat beleid wel ten doel had exdusiefvia vergroting van de arbeidsparticipatie sociale integratie te bevorderen en armoede te bestrijden. Dat beleid was slechts een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor sociale integratie en armoedebestrijding. Bovendien heeft De Beer geen geloofwaardig alternatief. Zijn voorstel om het activerend arbeidsmarktbeleid te vervangen door beleid dat vooral gericht is op het verhogen van de arbeidsproductiviteit noemt Van Ours onjuist en zeker niet slimmer of socialer zoals De Beer ons wil doen geloven. Het streven naar een 'baanloze groei' is bepaald niet wenselijk. Nadat er decennia lang veel meer werklozen waren dan vacatures zijn er sinds kort meer vacatures dan werklozen. Ook in de jaren zestig was er schaarste op de arbeidsmarkt, in de jaren zeventig begon de werkloosheid op te lopen, in de jaren tachtig was de werkloosheid extreem hoog en in de jaren negentig daalde ze dermate, dat er momenteel weer sprake is van schaarste. Wat betreft de schaarste zijn we aan het begin van de nieuwe eeuw, dus weer terug in de jaren zestig. De situatie nu is echter wezenlijk anders dan toen om twee redenen. In de eerste plaats was er van actief arbeidsmarktbeleid geen sprake terwijl dit in de jaren negentig een van de pijlers van het Nederlandse werkgelegenheidswonder is geweest. De situatie in de jaren zestig was te danken aan een voorspoedige internationale conjunctuur waarin Nederland niet bovenmatig goed scoorde. Het tweede verschil is dat van het toekomstperspectief. Terwijl destijds al rekening gehouden werd met oplopende werkloosheid onder andere in verband met demografische ontwikkelingen, is er momenteel zorg om blijvende krapte wegens de vergrijzing van de Nederlandse bevolking. Terugkijkend is het opvallend dat er destijds niet of nauwelijks werd gekozen voor het mobiliseren van het bestaande arbeidspotentieel (de participatiegraad van gehuwde vrouwen was ongekend laag). Het Centraal Economisch Plan 1964 zegt hierover: 'Ter verruiming van de arbeidsmarkt werd voorts besloten tot een bespoediging van de voorgenomen

1.6 verkorting van de militaire diensttijd en tot een opschuiving van de aanslaggrens voor de inkomstenbelasting, terwijl de overheid een versnelde invoering van de gelijke beloning voor mannen en vrouwen bepleitte. (...) Op de arbeidsmarkt stegen de spanningen in het najaar wederom tot zeer grote hoogte, terwijl voor de afzienbare toekomst nauwelijks een verandering mocht worden verwacht. Onder deze omstandigheden dreigde het georganiseerde bedrijfsleven zijn greep op de loonvorming geheel te verliezen. (...) Er werd dan ook besloten tot een forse verhoging van het officiële loonpeil terwijl tevens andere maatregelen werden beraamd om de zwarte loonvorming tegen te gaan.' De loonstijgingen destijds vielen keer op keer veel groter uit dan vanuit macroeconomisch perspectief wenselijk werd geacht. In het midden van de jaren zestig was de werkloosheid ook na de loonexplosies onveranderd laag en kwam een immigratiestroom op gang die - althans macro-economisch gezien - zonder problemen werd geabsorbeerd. Aan het eind van de jaren zestig waren er nog steeds spanningen op de arbeidsmarkt. De lage werkloosheid werd vooral als een probleem ervaren vanwege de eruit voortvloeiende stuurloosheid in de loonvorming. Naar een activerend arbeidsmarktbeleid De ontwikkeling in het beleidsmatig denken over de arbeidsmarktproblematiek kan goed worden weergegeven aan de hand van rapporten van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR). In het rapport 'Maken wij er werk van?' (1977) wordt gesteld dat onze samenleving wordt gekenmerkt door een unieke combinatie van twee stelsels, namelijk een industrieel systeem dat sterk op prestatie is gericht en een stelsel van sociale zekerheid dat inkomens beschikbaar stelt zonder gelijktijdige tegenprestatie. Een verdere uitbouw van de sociale zekerheid zou aan grenzen onderhevig zijn (er waren in 1975 350.000 WAO-ers). Daarom werd gepleit voor het 'scheppen van arbeidsplaatsen, in welke het herverdelen van bestaande arbeidsplaatsen, zodat geen grote bestanden niet-actieven voorkomen'. De opvatting van de WRR dat een vergroting van de arbeidsparticipatie belangrijk is, loopt als een rode draad door veel rapporten. De wijze waarop dat gerealiseerd kan worden is echter aan verandering van inzicht onderhevig gebleken. In 'Maken wij er werk van?' - gemaakt tegen een achtergrond van pessimisme wegens de combinatie vanjobless growth en een groeiend arbeidsaanbod - wordt veel verwacht van het scheppen van arbeidsplaatsen in de quartaire sector. In 'Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie' gaat het om revitalisering en stimulering van de marktsector. In latere rapporten wordt een grotere betekenis toegekend aan financiële prikkels, bijvoorbeeld in 'Activerend arbeidsmarktbe-

17 leid' (1987) en 'Een werkend perspectief (1990), waarin wordt gesteld dat sociale zekerheid niet alleen bedoeld is ter bescherming van de inkomenspositie van bijvoorbeeld werklozen, maar dat er ook een activerende werking van mag uitgaan. Activering is het dominante kenmerk van het Nederlandse arbeidsmarktbeleid van de afgelopen 15 jaar geweest. Door een combinatie van actief arbeidsmarktbeleid, herziening van de sociale zekerheid, loonmatiging en groei van deeltijdarbeid is een situatie ontstaan van bijna volledige werkgelegenheid. Heden: Werk-werk-werk Het 'werk-werk-werk' van de jaren negentig wordt bekritiseerd omdat niet iedereen even gemakkelijk de weg naar een betaalde baan weet te vinden en omdat een verhoogde arbeidsparticipatie niet vanzelfleidt tot een grotere sociale cohesie en een baan niet iedereen onmiddellijk verlost van armoede. Of het arbeidsmarktbeleid van de afgelopen jaren wel tot doel had om, zoals Paul de Beer beweert, exclusief via een vergroting van de arbeidsparticipatie ook sociale integratie te bevorderen en armoede te bestrijden is een kwestie van interpretatie. Zelf heb ik het activerend arbeidsmarktbeleid geïnterpreteerd als een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor sociale integratie en armoedebestrijding....... z... z - z Ol ::; z ~...... :; Een belangrijk probleem is dat voor veel mensen een baan niet meer is dan een bron van inkomsten. Wanneer zich alternatieven aandienen in de vorm van een gemakkelijk te verkrijgen uitkering is de keuze snel gemaakt. Voor het beleid is het probleem om te herkennen wanneer er sprake is van niet-kunnen en wanneer van niet-willen. Dat onderscheid is gemakkelijk in theorie te maken maar moeilijk in de praktijk te hanteren. Daarom is het van belang de inspanning die werkloze uitkeringsontvangers zich getroosten om een baan te vinden nauwkeurig te volgen en eventueel bij te sturen. Het gaat dan bijvoorbeeld om onvoldoende zoekinspanningen of het weigeren van passend werk. In dit bijsturen speelt sanctiebeleid een belangrijke rol. Ik denk nog steeds dat het draagvlak voor de Nederlandse welvaartsstaat in stand wordt gehouden door een onderscheid te blijven maken tussen niet-willen en niet-kunnen. Daarom moet worden doorgegaan met de pogingen om ook de moeilijk plaatsbaren naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Hoe lastig dat soms ook is. De relatie tussen arbeidsparticipatie en sociale cohesie is naar mijn weten niet gebaseerd op een uitbundige hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek. Dat is jammer maar geen reden om van het beleid gericht op het bevorderen van de arbeidsparticipatie af te stappen. Met betrekking tot het sanctiebeleid gericht op ontvangers van een werkloosheidsuitkering geldt iets dergelijks. Pas jaren na de introductie van een sanctiebeleid is aangetoond dat dit inderdaad een positief

18 effect heeft op de snelheid waarmee uitkeringsontvangers een baan vinden. Ook hier ging er geen degelijk onderzoek aan vooraf, want het organiseren van sociale experimenten is in Nederland ongebruikelijk. Werkende weg kan er onderzoek worden gedaan naar effecten van nieuw beleid. Armoede is echter niet exclusief beperkt tot uitkeringsontvangers. Er zijn ook werkenden die een baan hebben met een laag loon en weinig positieve vooruitzichten voor de langere termijn. Er kan ook sprake zijn van een participatie-val wanneer mensen van de ene reïntegratiemaatregel naar de andere doorschuiven zonder veel perspectief op een goede baan. Natuurlijk leidt arbeidsparticipatie niet onmiddellijk tot het verdwijnen van armoede. Dat is ongetwijfeld allemaal waar, maar dat mag nog geen reden zijn om het beleid gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie dan maar niet op bepaalde delen van de bevolking van toepassing te laten zijn. Toelmffist: Opnieuw baanloze groei? Dat de werkloosheid binnenkort zal toenemen ligt voor de hand. Een krappe arbeidsmarkt leidt tot hogere lonen. Vakbonden eisen, al dan niet gedwongen door hun achterban, hogere lonen die tot een vertraging in de groei van de werkgelegenheid leiden en de werkloosheid doen toenemen. De huidige krapte heeft een tijdelijke en een structurele component. De krapte is tijdelijk omdat de werkloosheid zich op dit moment onder het evenwichtsniveau bevindt. Pas bij een enigszins grotere werkloosheid zullen de vakbonden afzien van forse loonsverhogingen. De structurele component vloeit voort uit de demografische ontwikkeling die weinig perspectieven biedt voor een groei van het arbeidsaanbod. Integendeel, door de vergrijzing van de bevolking neemt het arbeidsaanbod eerder af dan toe. De gevolgen van de vergrijzing - stijgende uitgaven voor AOW en gezondheidszorg - kunnen opgevangen worden door een vergroting van de arbeidsparticipatie of een verhoging van de arbeidsproductiviteit. In het eerste geval zijn er meer mensen productief, in het tweede geval is dezelfde groep mensen productiever en is er opnieuw sprake van jobless growth. In beide gevallen neemt de productie per hoofd van de bevolking toe. Paul de Beer vindt de eerste mogelijkheid dommer dan de tweede. Ik ben hiervan niet van overtuigd. Er is een weliswaar een statistische relatie tussen economische groei, werkgelegenheid en arbeidsproductiviteitstoename maar een toename van de arbeidsproductiviteit is eerder een resultante van ontwikkelingen in de groei en werkgelegenheid dan een beleidsinstrument. Er een beleidsinstrument van maken hoeft

19 ook niet, want als de krapte op de arbeidsmarkt tot hogere lonen leidt, neemt de arbeidsproductiviteit vanzelf toe, De consequentie van een gelijkblijvend arbeidsaanbod is wel dat er meer inkomensoverdrachten nodig zijn, Indien de verhouding tussen het aantal uitkeringsgerechtigden en het aantal werkenden stijgt hoeft volgens Paul de Beer het beslag van de sociale zekerheidsuitgaven op het nationaal product niet toe te nemen, Althans, indien dl' uitkeringsniveaus ten opzichte van de lonen worden verlaagd enjof indien de loonontwikkeling achterblijft bij de productiviteitsstijging, Gevolg daarvan is in het eerste geval dat dl' uitkeringsontvangers de rekening betalen, In het tweede geval nemen de bedrijfswinsten toe en zullen vooral de aandeelhouders tevreden zijn, Het is me niet duidelijk onder welke van de labels 'socialer' of 'slimmer' beide mogelijkheden vallen, Een combinatie van een hoge arbeidsproductiviteit en veel inkomensoverdrachten is maatschappelijk gezien nlinder stabiel dan een wat lagere arbeidsproductiviteit, grotere arbeidsparticipatie en minder inkomensoverdrachten, De arbeidsproductiviteit stimuleren vanuit de gedachte dat dit een werkbaar alternatief is voor een vergroting van de arbeidsparticipatie lijkt mij onjuist en zeker niet slimmer of socialer. L r Prof dl~ ir, Jan van Ours is hoogleraar arbeidseconomie aan ele Universiteit van Tilburg Cil verbonden aan CentIiR en OS!\. Noten 1. Sterker nog, niet lang voor het ontstaan van het arbeidstekort werd emigratie nog gestimuleerd via premieregelingen en vertrokken 100,000 Nederlanders richting Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, 2, Het alternatieve legitimeren van meer en verscheidener vormen van non-activiteit werd niet acceptabel gevonden in verband met het draagvlak, door de WRR gedefinieerd als 'de middelen waaruit de collectieve uitgaven gefinancierd moeten worden', 3, Hieraan ligt geen masterplan ('poldermodel') ten grondslag zoals helder verwoord is in: Jelle Visser en Anton Hemerijck, A DlltciJ mimcle; Job growtij, welfare rejonn and corpomtism in lije NetiJerlands, Amsterdam University Press 1997, 4. Paul de Beer (2001), Naar een slimmer en socialer participaliebeleid, elders in dit nummer. 5. Ibidem. 6. In zijn bijdrage in dit nummer pleit Paul de Beer voor de introductie van financiële prikkels: bepaalde vormen van prestatiebeloning kunnen leiden tot een hogere arbeidsproductiviteit. 7. Paul de Beer, Owr werken in de postindllstriële samenleving, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau 2001.