Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan. (5 punten) 1. Waarom is Annika zo blij om op de markt in München te zijn? A Eindelijk ziet ze op die manier haar neefje weer. B Er is heel veel keuze voor het avondeten. C Zo n markt is er niet in Nederland. 2. Welke groenten zijn het goedkoopst? A spinazie B tomaten C worteltjes 3. Wat is er voor het bereiden van spaghetti nodig? A paprika, aubergine, ui, worteltjes B tomaat, paprika, champignon, ui C worteltjes, paprika, courgette, tomaat 4. Hoeveel aardbeien wil Till gaan kopen? A 150 gram B 200 gram C 250 gram 5. Hoeveel moet Annika betalen? A 13,56 B 13,60 1
C 13,65 LESEN Legoland Oberhausen Preis vor Ort Online-Ticket Weitere Informationen pro Person (ab 3 Jahre) 37,90 nur 22 Kind (bis 3 Jahre) Eintritt frei Eintritt frei Eltern & Kleinkind Ticket Montag bis Freitag 35,90 14,00 Gültig für einen Erwachsenen und ein Kind (bis 6 Jahre). weitere Besucher (Erwachsene oder Kind) 17,95 7,50 Kinder unter 3 Jahren haben freien Eintritt. Nicht gültig am Wochenende und während der Schulferien. Erwachsenen-Fanabend 17,95 11,90 Der Eintritt ist nur für Erwachsene ab 18 Jahren gestattet. Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij de tabel met de entreeprijzen van Legoland Oberhausen. (5 punten) 2
1. Stel je voor, je ouders willen op zaterdag met jou, je broertje van zes jaar en je zusje van drie jaar naar Legoland Oberhausen. Ze staan aan de kassa van het park. Ze willen een Eltern & Kleinkind Ticket kopen. Kan dat? 2. Waaruit blijkt dat dat (niet) kan? Noteer de Duitse tekst waaruit dat blijkt. (1 punt) 3. Hoeveel moeten je ouders nu aan de kassa voor het hele gezin (ouders, broertje, zusje en jou) betalen? 4. Wat zouden ze kwijt zijn geweest als ze de kaartjes via internet hadden besteld? 5. Over de avond voor fans wordt in de tabel geschreven: Der Eintritt ist nur 18 Jahren gestattet. Wat moet het woordje gestattet in deze zin betekenen? A en ouder B gratis C toegestaan D verboden VOKABELN A Vul de zin aan. Kies het goede woord uit de onderstaande lijst en vertaal dit woord naar het Duits. (8 punten) maart - familieleden - de school - zoons - auto s - de cursus - rijden - op tv 1. Digitale Fotografie beginnt um 18.30 Uhr. 2. Im besuche ich das Frühlingsfest in Berlin. 3. Wohin Sie in Urlaub, Frau Müller? 4. hat zu wenig Lehrer. 3
5. Stephan hat zwei neue gekauft. 6. Heute Abend ist der Film Honig im Kopf. 7. Auf dem Foto sind alle von Sasha zu sehen. 8. Meine Oma hat drei. B Maak de zinnen af met het juiste woord. (5 punten) 1. Ich wohne in Berlin, in der Jägerstraße 51. Meine ist 10119. 2. Was machst du in deiner? Dann spiele ich Fußball und Gitarre. 3. Mein Vater liest beim Frühstück immer eine. 4. Am Dienstag bin ich am Vormittag in der Schule, aber am habe ich frei. 5. Kinder, die eine Schule besuchen, nennt man. C Vertaal de onderstreepte woorden naar het Nederlands. (5 punten) 1. Meine Lieblingsfarbe ist grün. 2. Wie hat dir das Geschenk gefallen? 3. Frankfurt am Main ist ein schöner Ort. 4. Lieber Alfredo, wie geht s? 5. Ich sitze immer am Computer. GRAMMATIK A Wat is de Duitse vertaling van de Nederlandse vraagwoorden? (4 punten) hoe wat waar 4
wie waarheen wanneer waarom waarvandaan B Op welke klinkers komt de Umlaut voor? (1 punt) A Op de a, de u, de i en de o. B Op de u, de o, de e en de au. C Op de e, de u en de au. D Op de a, de u, de o en de au. C Vertaal de woorden die in de kantlijn staan naar het Duits. (14 punten) 1. Wie hat diesen leckeren Kuchen gebacken? 2. Waar ist das Phantasialand? 3. Heb du neue Schuhe? 4. heeft Wann Luise Geburstag? 5. Zijn ihr die neuen Schüler? 6. is Sven nicht zu Hause. 7. Wij essen am liebsten Kuchen. 8. jullie Wie lange wohnt schon in Deutschland? 9. Leren du für die Deutschprüfung? 10.luistert Ilana gerne Popmusik. 11.twaalf Mein Bruder ist Jahre alt. 12.zestig Ich muss noch Seiten lesen. 13.Een Bruder ist toller als eine Schwester. 14.Het Essen schmeckt mir gut! 5
D Vul in de volgende zinnen het juiste vraagwoord in. (5 punten) 1. heißt du eigentlich? Ich heiße Janosz. 2. kommst du? Ich komme aus Münster. 3. isst du keine Currywurst? Das ist nämlich mein Lieblingsessen. 4. Kleidung trägst du am liebsten? Ich liebe dieses T-Shirt. 5. wohnst du? Ich wohne in Flensburg. Vul de juiste vorm van haben of sein in. (5 punten) 6. Matthias morgen ein Prüfung. 7. Frau Cevlak, Sie eine Schere für mich? 8. Ich wirklich keine Ahnung. 9. Wer die neue Lehrerin? 10.Ich heute Abend nicht zu Hause. Schrijf hele zinnen met de volgende woorden. (5 punten) 11.nächste Woche - ich Thomas besuchen. 12.das Mädchen wohnen wo? 13.wie lange ihr im Sommer Ferien haben? 14.welche Sehenswürdigkeiten du besuchen in Trier? 15.meine Geschwister 10 und 15 Jahre alt sein. SCHREIBEN 6
Je hebt de volgende mail ontvangen. Beantwoord de mail. Gebruik ongeveer 30 woorden. (8 punten) Hi, wie geht es dir? Mir geht es gut Ich bin auf Rügen in Urlaub. Hier ist es sehr toll. Das Wetter ist schön. Wir sind in einem tollen Hotel. Das Frühstück schmeckt sehr gut. Morgen besichtigen wir Sehenswürdigkeiten. Wo bist du in Urlaub? Was machst du? Wie ist das Essen? Und wie ist das Wetter? Viele Grüße Lotte LANDESKUNDE (BONUS) A 1 B 6 Kruis het juiste antwoord aan. (0,3 bonuspunten op eindcijfer - 0,1 per goed antwoord) C 10 1. Welche Note (cijfer) ist in Deutschland die beste Note? 2. Auf welcher deutschen Insel befindet sich der bekannte Felsen Königsstuhl? A Auf der Insel Borkum. B Auf der Insel Fehmarn. C Auf der Insel Rügen. 7
3. In welchem deutschsprachigen Land wird das ß nicht benutzt? A In Deutschland. B In Österreich. C In der Schweiz. 8