Analyse ontwikkelingen in de afgelopen jaren en scenario s voor de ontwikkelingen tot 2020



Vergelijkbare documenten
32 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

College bouw ziekenhuisvoorzieningen

Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Opzet van het gezondheidszorgsysteem (paragraaf 1) Ziekenhuiszorg aanbod en productie (paragraaf 2) Ziekenhuiszorg prestaties (paragraaf 3)

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Sterfte aan hart- vaatziekten in dertig jaar gehalveerd Minder sterfte vooral door betere diagnostiek en behandeling

College bouw ziekenhuisvoorzieningen

BELEIDSREGEL BR/CU Verrichtingenlijst ten behoeve van DBC s

cijfers en feiten Hart- en vaatziekten bij vrouwen en mannen Uitgave van de Nederlandse Hartstichting februari 2011

Scenariostudie kanker in de eerstelijnszorg. De vraag naar zorg in 2010 en 2020

Wat kunnen we straks verwachten

Werkloosheid in de Europese Unie

Ziekteverzuimcijfers sector gemeenten 2008

2011D04279 LIJST VAN VRAGEN TOTAAL

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

HSMR: doorontwikkeling en interpretatie. Agnes de Bruin (CBS), 11 oktober 2016 Themabijeenkomst Van getal naar patiëntveiligheid DHD, Utrecht

FACTSHEET. Voorlegger bij rapport Schaal- en synergieeffecten bij de spoedeisende hulp, IPSE studies, juli 2013

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Analyse Patiëntenstromen Het aandeel van ouderen in de instroom bij algemene ziekenhuizen.

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-april

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Presentatie van OPTA s jaarverslag 2011

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-augustus

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juni

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

WMO-huishoudelijke hulp in natura Ontwikkelingen in Nijmegen. Analyse en vooruitblik

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

61 Statistisch Jaarboek 2003 volksgezondheid volksgezondheid 4 Onderzoek & Statistiek gemeente Hengelo

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Inhoud. Doel en uitgangspunten Aanpak en gegevensverzameling Resultaten Tot slot

Bijlage 1. Kernactiviteiten

HSMR: doorontwikkeling en interpretatie. Agnes de Bruin (CBS), 11 oktober 2016 Themabijeenkomst Van getal naar patiëntveiligheid DHD, Utrecht

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

2/13/2012. Incentives in the Diagnosis Treatment Combination payment system for specialist medical care

Een blik op zorgstromen in en uit Zeeland

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

De arbeidsmarkt in april 2015

Marktontwikkelingen varkenssector

Monitor. alcohol en middelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Cijfers over dementie

B-segment Onderzoek naar de belangrijkste ontwikkelingen 1

Goede gegevensvastlegging voor een betrouwbare HSMR

Gegevens uitwisseling van informatie over rulings met een internationaal karakter

12 Ziekenhuissterfte, dossieronderzoek en onverwacht lange opnameduur

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Samenvatting van het Nederlandse rapport over het PISAonderzoek 2003 uitgevoerd door het CITO, Arnhem

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

Bekostiging & financiering in de cure

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Reële krimp bij algemene ziekenhuizen

Stefan Teeling Leeuwarden, november 2015 FACTSHEET METSLAWIER

De arbeidsmarkt in maart 2015

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 mei 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Tabellen bij hoofdstuk 10. Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Facts & Figures Dementie

Bevolkingsprognose Purmerend

Toekomstprojecties voor vier kernindicatoren voor de Sport Toekomstverkenning. Onderdeel van Sport Toekomstverkenning Trendscenario

Sterftecijfers (HSMR & SMR) 2012 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

Ecbo-donderdagmiddaglezing. Rekenniveaus op het mbo. Marieke Buisman

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014

Enige prognoses betreffende dementie in de jaren 2007 tot 2030 in Amsterdam

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

1. Levensverwachting: realisatie ten opzichte van verwachting

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Factsheet 1: Hulpvraag - aanbod vanwege psychische en sociale problematiek in de huisartspraktijk

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004

Aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden,

Microdataservices. Documentatierapport Diagnosen behorend bij ziekenhuisopnamen Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZDIAGNOSENTAB)

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Wat als varianten in de VTV-2018

Bronnen: Bedrijfsenquête revalidatiecentra 2014/2015 en Open DIS data

Effectonderzoek optimalisatie zorgpad chronisch hartfalen met telemonitoring

Samenvatting rapport 'De brede betekenis van acute zorg' 5 augustus 2013 Pagina 1/4

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

De arbeidsmarkt in mei 2015

CBS: Steeds minder mensen overlijden aan een acuut hartinfarct

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

Gemiddeld kindertal per vrouw,

Transcriptie:

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research Centrum Zorg en Bouw Churchilllaan 11 Utrecht TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236 rpt-czb DE VRAAG NAAR ZORG IN ZIEKENHUIZEN www.tno.nl T 030 2983111 F 030 2983131 info-beno@tno.nl Analyse ontwikkelingen in de afgelopen jaren en scenario s voor de ontwikkelingen 2020 Datum april 2009 Auteur(s) Aart van de Vijsel 1 Projectnummer 034.20608 / 01.01 Trefwoorden Opdrachtgever - ziekenhuiszorg - scenario s - ontwikkelingen zorgvraag Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Directie Markt en Consument Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Aantal pagina's 55 (incl. bijlagen) Bijlagen 3 1 College bouw zorginstellingen Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. 2009 TNO

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236 rpt-czb 2 / 49 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1 Inleiding... 1.1 Achtergrond... 1.2 Relatie met eerdere onderzoeken, de actualiteit van een actualisatie... 1.3 Opzet van dit onderzoek en deze rapportage... 11 1.4 Gegevensbronnen... 12 1.5 International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation (ISHMT)... 13 2 De vraag in 2007 en de ontwikkelingen daarheen... 14 2.1 De vraag in 2007... 14 2.2 Ontwikkeling van het aantal polikliniekbezoeken... 15 2.3 Ontwikkeling van het aantal opnamen en van de verpleegduur... 15 2.4 Ontwikkeling van het aantal benodigde bedden... 16 3 Hoe scoort Nederland internationaal?... 19 3.1 Inleiding... 19 3.2 Klinische opnamen... 19 3.3 Verpleegduur... 20 3.4 Chirurgische verrichtingen in dagopname... 21 3.5 Conclusie... 22 4 Nadere analyse ontwikkeling van de vraag... 23 4.1 Inleiding... 23 4.2 De betekenis van de verandering in de leeftijdssamenstelling van de bevolking... 23 4.3 Ontwikkelingen per diagnosegroep... 27 4.3.1 Inleiding... 27 4.3.2 Klinische opnamen... 27 4.3.3 Dagopnamen... 29 4.4 Wat voor soort verrichtingen ondergaan patiënten met een dagopname?... 30 4.5 Conclusies... 32 5 Analyse verpleegduur... 33 6 Scenario's voor de mogelijke ontwikkelingen in de vraag 2020... 38 6.1 Vraag, aanbod en capaciteitsbenutting in 2006... 38 6.2 Scenario s voor de mogelijke ontwikkeling van het aantal (dag) opnamen en de verpleegduur... 39 6.3 Consequenties voor het benodigde aantal bedden... 42 6.4 Consequenties voor de leeftijdverdeling van de patiënten (scenario voortgaande groei)... 44 6.5 Mogelijke toekomstige ontwikkeling van de soort verrichtingen bij dagopnamen... 47 6.6 Consequenties voor de organisatie van de dagopnamen... 47 7 Verantwoording... 49 Bijlagen: I (Dag)opnamen per 1.000 inwoners per 5 jaarsleeftijdsklasse in 2007 II Verpleegduur OECD landen 2001-2006 III Opnamen en verpleegduur voor geselecteerde diagnosen in OECD landen

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 3 / 49 Samenvatting Inleiding Voor ziekenhuisbesturen, zorgverzekeraars, de overheid en andere partijen is het van belang inzicht te hebben in de mogelijke veranderingen in de omvang en samenstelling van de vraag. Voor ziekenhuisbesturen is dit inzicht van belang voor het ontwikkelen van een strategisch huisvestingsbeleid. Gezien het complex van factoren dat bepalend is voor de veranderingen in de omvang en samenstelling van de vraag, is een prognose met onzekerheden omgeven. Daarom zijn scenario s uitgewerkt. Zij zijn gebaseerd op een analyse van de ontwikkeling in de vraag in de afgelopen jaren. Hiervoor ontwikkelen we een rekenmodel waarmee ontwikkelingen in de vraag naar diverse aspecten kunnen worden geanalyseerd en scenario s kunnen worden doorgerekend. Daarnaast spiegelen we Nederland aan andere geïndustrialiseerde landen en beschouwen we de verpleegduur nader. Het onderzoek is een actualisatie en verdieping van eerdere onderzoeken van het Bouwcollege, in het bijzonder de onderzoeken Ontwikkelingen bedgebruik: deel 1 (2003) en deel 2 mogelijkheden verkorting verpleegduur (2003) en Curatieve basiszorg (2005) 1. Ontwikkeling in de afgelopen jaren Aantal patiënten Na een periode van een afname neemt vanaf 2002 het aantal klinische opnamen per 1.000 inwoners toe. Deze toename wordt mogelijk gemaakt door een versoepeling van de budgettering van ziekenhuizen om de wachtlijsten weg te werken. De groei van het aantal klinische opnamen is echter niet tijdelijk, maar zet zich voort. Het aantal dagopnamen neemt al meer dan 20 jaar van jaar op jaar zeer sterk toe. De toename van het aantal (dag)opnamen is tussen 2004 en 2007 lager dan in de jaren 2001-2004. klin.opnamen dagopnamen 2001-2004 2004-2007 2001-2004 2004-2007 absoluut aantal 4,4 2,7 11,1 7,8 aantal per 00 inw. 3,9 2,5,5 7,6 gestand. omvang en leeft. bev. 3,6 2,2,0 7,0 Data: LMR, CBS. Eigen bewerking gemiddelde jaarlijkse toename aantal opnamen in %% Gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en de leeftijdssamenstelling van de bevolking (de laatste regel in de tabel) is de gemiddelde jaarlijkse toename van het aantal (dag)opnamen slechts weinig lager dan de toename per 1.000 inwoners. De toename van het aantal (dag)opnamen komt dus maar voor een klein deel direct voor 1 College bouw zorginstellingen: Ontwikkelingen bedgebruik ziekenhuizen, rapportnr. 545,13 januari 2003; College bouw zorginstellingen: Ontwikkelingen bedgebruik ziekenhuizen, deel 2: mogelijkheden voor verkorting van de verpleegduur, rapportnr. 552, 26 mei 2003. College bouw zorginstellingen: Curatieve basiszorg: vraag, aanbod en infrastructuur, rapportnr.585, 27 juni 2005.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 4 / 49 rekening van de verandering van de leeftijdssamenstelling (vergrijzing) van de bevolking. Het grootste deel van de toename is een gevolg van een toename van de prevalentie van ziekten in de bevolking los van de demografie, nieuwe behandel- en onderzoeksmogelijkheden, andere indicatiecriteria, een autonome groei en een (tijdelijke) inhaalvraag die samenhangt met het wegwerken van wachtlijsten. Het aantal polibezoeken vertoont een gematigde groei. In de afgelopen jaren nam het aantal eerste polibezoeken per 1.000 inwoners met gemiddeld nog geen 1,5% per jaar toe. Voor welke leeftijdsgroepen is de toename van het aantal (dag)opnamen het sterkst? Tussen 2004 en 2007 is bij de klinische opnamen de toename van de vraag per 1.000 inwoners het sterkst bij pasgeborenen, jonge kinderen en mensen van 85 jaar en ouder. Ondanks de daling van het aantal pasgeborenen en jonge kinderen neemt door deze stijging van de opnamecoëfficiënten, het aantal opnamen voor deze groepen toe. Voor de dagopnamen is in deze periode de toename per 1.000 inwoners gemiddeld per jaar voor alle leeftijdsgroepen, behalve die tussen 1 en 15 jaar, 6% of meer en het hoogst (het dubbele) voor de mensen van 85 jaar en ouder. Aan welke patiëntengroepen is groei van de (dag)opnamen voornamelijk toe te schrijven? Tot de top diagnosegroepen met de sterkste stijging van het aantal klinische opnamen tussen 2004 en 2006 behoren naast diagnosegroepen die vooral bij ouderen voorkomen en longontsteking (bij alle leeftijdsgroepen), diagnosegroepen die vooral bij kinderen opnamen leiden alsmede opnamen vanwege complicaties bij de zwangerschap. Opvallend is de sterke toename van opnamen voor symptomen en andere opnameredenen waarbij geen diagnose wordt gesteld. Voor de groei van het aantal dagopnamen speelt ook substitutie van klinische opnamen een rol. In de ale groei is de betekenis hiervan echter bescheiden. Met name de dagopnamen voor andere redenen dan een chirurgische ingreep zijn sterk gestegen. Het gaat om andere therapeutische verrichtingen, een diagnostische verrichting of andere zorg waarvoor de patiënt enige uren in het ziekenhuis verblijft. Een deel van deze zorg bevindt zich op het grensvlak van de poliklinische zorg. Tijdelijke toename van de vraag of trendbreuk? De ontwikkeling van de vraag tussen 2004 en 2006 wijst niet op een overheersend effect van een, (tijdelijke) inhaalvraag. Verpleegduur De gemiddelde verpleegduur blijft van jaar op jaar dalen. In 2007 is de gemiddelde verpleegduur 6,2 dag; in 2001 was ze nog 8,1 dag. Dit noemen we de administratieve verpleegduur. Hierin zit een dubbeltelling omdat in Nederland, binnen bepaalde grenzen, zowel de opname- als ontslagdag wordt geteld. De verpleegduur heeft een enorme spreiding rond het gemiddelde met lange uitlopers naar lange verpleegduren. In 2006 is de modale verpleegduur 2 dagen bij een gemiddelde verpleegduur van 6,5. Bijna de helft van de patiënten heeft een verpleegduur van 3 dagen of minder. Voor een deel zijn het potentiële dagopnamen. Uit zorginhoudelijk oogpunt en vanuit patiëntenperspectief kan substitutie naar dagopname de voorkeur hebben; qua capaciteitsbeslag zet het niet veel zoden aan de

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 5 / 49 dijk. Het vermijden van een lange verpleegduur is zowel uit zorginhoudelijke overweging als uit oogpunt van capaciteitsbeslag wenselijk. 12% van de patiënten heeft een verpleegduur van 14 dagen of meer. Deze patiënten nemen, gerekend vanaf de 14 e verpleegdag, 22% van de verpleegdagen voor hun rekening. Slechts 3% van de patiënten heeft een verpleegduur van 28 dagen of langer. De verpleegdagen van deze patiënten vanaf de 28 e dag omvatten 8% van het aal. De belangrijkste diagnosegroepen van zowel de patiënten met een verpleegduur tussen de 14 en 28 dagen als de patiënten met een verpleegduur van 28 dagen en langer zijn in volgorde van omvang: overige kankersoorten, CVA, overige hart en vaatziekten, complicaties, femur fractuur, overige symptomen, darmkanker, te korte zwangerschapsduur en te laag geboortegewicht, longontsteking en overige verwondingen De verpleegdagen van deze langliggers zijn voor een deel verkeerde beddagen en voor het andere deel complexere patiënten. De verkeerde beddagen, die het gevolg zijn van een stagnerende doorstroming naar vervolgzorg, zijn de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald: naar 2% van het aal aantal verpleegdagen. Een betere ontslagplanning en bijvoorbeeld meer verpleeghuisbedden liggen hieraan ten grondslag. De mogelijkheid om door een betere doorstroming naar vervolgzorg bedden vrij te maken om de toenemende zorgvraag op te vangen, zijn hiermee ook afgenomen. Het accent komt nu nog meer te liggen op de optimalisatie van de zorglogistieke processen in het ziekenhuis. Bezette bedden Ondanks de stijging van het aantal opnamen blijft het aantal bezette bedden, hoewel licht, dalen. Internationaal In vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen is de gemiddelde verpleegduur in ons land relatief lang. Tussen de diagnosen die we geselecteerd hebben voor een nadere vergelijking zijn de verschillen echter groot. Er zijn ook diagnosen waarvoor de verpleegduur relatief kort is. Ook voor deze diagnosen echter worden in andere landen kortere verpleegduren gerealiseerd. De gemiddelde verpleegduur is in alle geïndustrialiseerde landen afgenomen. De positie van Nederland is ten opzichte van 2001 nagenoeg gelijk gebleven. Het aantal klinische opnamen per 1.000 inwoners is in ons land relatief laag. Dit geldt voor alle opnameredenen samen en ook voor vrijwel alle geselecteerde diagnosegroepen. De toename van het aantal klinische opnamen die in Nederland wordt waargenomen is een internationale context uitzonderlijk. In Nederland worden chirurgische verrichtingen relatief vaak in dagopname gedaan. Dit verklaart slechts voor een deel het relatief lage aantal klinische opnamen en de relatief lange gemiddelde verpleegduur voor alle diagnosen samen. Bij de bestaande medische en verpleegkundige mogelijkheden is een aanzienlijk kortere gemiddelde verpleegduur niet onmogelijk. Met een verdere toename van het aantal opnamen schuift Nederland richting het gemiddelde (de mediaan) voor de geïndustrialiseerde landen.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 6 / 49 Scenario s voor de mogelijke toekomstige ontwikkelingen Een complex van factoren is bepalend voor de toekomstige vraag. De demografie is er één van en is relatief goed voorspelbaar maar, zoals in dit onderzoek gedemonstreerd, slechts van beperkte betekenis. De invloed van de andere factoren is onzeker. Voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de vraag hebben we daarom drie scenario s ontwikkeld. Zij gaan, evenals de scenario s uit ons onderzoek uit 2003, uit van de trends in de verandering van het aantal (dag)opnamen en verpleegdagen per leeftijdsgroep in de afgelopen jaren. In dit onderzoek gaan we uit van de trends na 2001 omdat we eerdere jaren met strakke budgettaire beperkingen geen goede basis voor actuele vooruitberekeningen achten. Tussen 2004 en 2007 is de jaarlijkse groei van het aantal (dag)opnamen lager dan de jaren 2001-2004. Voor de verpleegduur geldt het omgekeerde. In de beschouwde jaren blijkt een hoger stijgingstempo voor het aantal klinische opnamen samen te gaan met (heeft blijkbaar genoodzaakt ) een hoger dalingstempo voor de verpleegduur. Het scenario voortgaande groei gaat uit van de trends tussen 2004 en 2007. Dit scenario gaat ervan uit dat de hogere groei in de jaren ervoor veroorzaakt wordt door een inhaalvraag en dus tijdelijk is. Het scenario sterke groei gaat er daarentegen van uit dat de groei na 2007 weer toeneemt, door ondermeer de uitbreiding van het B- segment en de afschaffing van de lumpsum financiering voor de medisch specialisten, maar niet zo sterk als in de jaren 2001-2004. Voor dit scenario wordt uitgegaan van de gemiddelde groei per leeftijdsgroep over de hele periode 2001-2007. Daarnaast hebben we een scenario uitgewerkt, onder de naam afname groei. Hierin wordt ervan uitgegaan dat de jaarlijkse verandering per leeftijdsgroep geleidelijk daalt naar een halvering van de jaarlijkse groei uit de jaren 2004-2007. Aantal patiënten Het aantal dagopnamen blijft in alle scenario s explosief stijgen. In het scenario voortgaande groei is de toename 2020 cumulatief 195%. Zelfs in het scenario afname groei verdubbelt het aantal ruimschoots. Ook het aantal klinische opnamen blijft flink stijgen. In het scenario voortgaande groei 2020 met cumulatief 53%. Dit impliceert een gemiddelde jaarlijkse toename van 3,3% per jaar. Voor de eerste polikliniekbezoeken gaan we uit van één projectie omdat de groei betrekkelijk stabiel is. De prognose impliceert een groei van gemiddeld 2% per jaar (per 1.000 inwoners 1,7% per jaar). Onderstaande tabel geeft voor de opnamen de uitkomsten van de drie scenario s in termen van gemiddelde jaarlijkse veranderingspercentages. gemiddelde jaarlijkse toename aantal (dag)opnamen 2007-2020 in %% volgens de drie scenario's scenario sterke groei scenario voortg groei scenario afname groei klin. opn. dagopn. klin.opn. dagopn. klin. opn. dagopn. absoluut aantal 4,1,4 3,3 8,7 2,6 6,1 1.000 inwoners 3,8,1 3,0 8,3 2,3 5,7 gestand. omv. en leeft. bev. 3,0 9,1 2,2 7,4 1,5 4,9 Nu ligt het aantal dagopnamen landelijk gemiddeld nog net iets onder het aantal klinische opnamen.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 7 / 49 Tot 2020 kan het aandeel dagopnamen in het aal aantal opnamen stijgen naar 65% in het scenario voortgaande groei. Niet alleen het volume aan dagopnamen ook de samenstelling verandert aanzienlijk. In 2006 is het aandeel niet- chirurgische opnamen in het aal 57%. In het scenario voortgaande groei neemt dit aandeel toe ruim 70%. De verpleegduur In de scenario s sterke groei en voortgaande groei daalt de gemiddelde verpleegduur van 6,2 in 2007 naar 3,4 respectievelijk 3,9 (gecorrigeerd voor dubbeltellingen 2,6 respectievelijk 3,1) in 2020. Voor het scenario afname groei komt de verpleegduur in 2020 uit op 4,6 (gecorrigeerd 3,8). Voor de scenario s sterke en voortgaande groei schiet hiermee de verpleegduur mogelijk door de bodem heen. Hierbij is ook de genoemde spreiding van de verpleegduren rond het gemiddelde van belang: ook patiënten met een niet te vermijden lange verpleegduur moeten in het gemiddelde passen. Daarom hebben we varianten op de scenario s uitgewerkt waarbij de trendmatige daling van de verpleegduur stopt in 2015 en in de jaren daarna alleen door de leeftijdsverdeling van de patiënten verandert. Voor de genoemde twee scenario s komt de verpleegduur in 2020 uit op 4,4 respectievelijk 4,8 (gecorrigeerd 3,6 en 4,0) De benodigde bedcapaciteit; zijn capaciteitsknelpunten te verwachten? In deze varianten voor de scenario s sterke groei en voortgaande groei neemt het aal benodigde aantal bedden (dag en klinische opanamen) per 1.000 inwoners van 2,1 in 2007 naar 2,8 respectievelijk 2,7 per 1.000 inwoners in 2020. In het (basis)scenario afname groei neemt het aal benodigde aantal bedden per 1.000 inwoners toe naar 2,2 in 2020. Met grote nieuwbouwplannen wordt thans afgekoerst op ruim 2 2,5 bed per 1.000 inwoners. In de scenario s sterke groei en voortgaande groei blijft het benodigde aantal bedden in de jaren tussen 2015 en 20 onder deze capaciteit, hierna kunnen capaciteitsknelpunten ontstaan. In het scenario dat uitgaat van een afname van de groei van het aantal (dag)opnamen en een beperkte daling van de verpleegduur blijft de benodigde capaciteit wel onder de 2,5. benodigde bedden per 00 inwoners in 2007 en in 2020 volgens drie scenario's 2007 scenario scenario scenario sterke groei b voortg. groei b afname goei a klinische opnamen 1,9 2,0 2,0 1,7 dagopnamen 0,2 0,8 0,7 0,5 aal 2,1 2,8 2,7 2,2 verpleegduur (administratief) 6,2 4,4 4,8 4,6 a: verpl.duur trend 2020 b: verpl.d trend 2015 daarna op basis alleen leeftijd mix patiënten Doordat de verpleegduur in het scenario sterke groei sneller daalt dan in het scenario voortgaande groei, is het benodigd aantal bedden voor klinische patiënten nagenoeg gelijk.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 8 / 49 De verwachte verpleegduur voor 2020 op basis verandering leeftijdssamenstelling van de patiënten alleen is 6,6. Bij het scenario afname groei komt de gemiddelde de verpleegduur uit op 4,6 wat dus een reductie impliceert met 30%. Aandeel dagopnamen in (bed)capaciteit Door de toename van het aandeel dagopnamen in het aal aantal opnamen en de verkorting van de verpleegduur verandert de verhouding tussen klinische opnamen en dagopnamen drastisch. Het percentage van de bedden dat gebruikt wordt voor dagnamen neemt fors toe. In het scenario voortgaande groei b, dit is de variant met een beperkte verpleegduurdaling, van 11% in 2007 naar 24% in 2020. Leeftijdssamenstelling patiënten Voor de klinische opnamen wordt het effect van de vergrijzing van de bevolking op leeftijdssamenstelling van de patiënten ten dele gecompenseerd door de relatief sterke stijging van de opnamen voor jongere leeftijdsgroepen. Hoewel in 2020 ten opzichte van 2007 het aantal kinderen daalt, stijgt het aantal opnamen voor pasgeboren en kinderen. Het aandeel in de opnamen blijft in het scenario voortgaande groei gelijk: 11%. Voor de dagopnamen neemt door de vergrijzing van de bevolking en de toename van de opnamecoëfficiënten voor de betreffende leeftijdsgroepen het aandeel in de opnamen voor mensen 75 jaar toe. In het scenario voortgaande groei van 15% in 2007 naar 23% in 2020. Conclusies De conclusies ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen 2020 zijn op hoofdpunten: een aanzienlijke toename van het aantal (dag)opnamen en daarmee samenhangende activiteiten in het ziekenhuis; de toename is in hoofdzaak een gevolg van trendmatige zorgintensivering en zorgvernieuwing los van de demografische ontwikkeling; de trends hebben voor de mix van de klinische opnamen een effect dat ten dele tegengesteld is aan dat van de vergrijzing. Voor de dagopnamen daarentegen versterkt de trend het effect van de vergrijzing enigszins; een aanzienlijke verandering in de verhoudingen qua zorgsetting. Het aandeel van de dagopnamen in de aal benodigde (bed)capaciteit wordt substantieel; klinische opnamen en dagopnamen respectievelijk dagopnamen en polibezoeken lopen vloeiend in elkaar over; een veel grotere turn-over op de klinische afdelingen; in grote opstapel staande nieuwbouwplannen wordt uitgegaan van een daling van het aantal bedden naar 2 2,5 per 1.000 inwoners. Uit de scenario s volgt dat na 2015 capaciteitsknelpunten kunnen optreden. Gelet op deze onzekerheden is (uitbreidings)flexibiliteit in de bouw nodig; om de toename van de dagopnamen het hoofd te bieden is het te overwegen om de stroom te splitsen in gelijksoortige processen en ruimtelijk te decentraliseren. Dit biedt mogelijkheden om de processen logistiek te optimaliseren.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 9 / 49 Vervolgonderzoek Het is de bedoeling verschillende onderdelen van dit onderzoek in vervolgonderzoek, samen met anderen, nader uit te werken. De nader uit te werken onderdelen betreffen ondermeer de ontwikkeling van de verpleegduur en de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de vraag in termen van ziektebeelden.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb / 49 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Voor ziekenhuisbesturen, zorgverzekeraars, de overheid en andere partijen is het van belang inzicht te hebben in de mogelijke veranderingen in de omvang en samenstelling van de vraag. Voor ziekenhuisbesturen is dit inzicht van belang voor het ontwikkelen van een strategisch huisvestingsbeleid. Door ontwikkelingen in de medische technologie, verdergaande vergrijzing van de bevolking en, al dan niet in samenhang daarmee, veranderingen in de prevalentie van aandoeningen in de bevolking, gereguleerde marktwerking, alsmede meer consumentisme zal de vraag naar ziekenhuiszorg in de komende jaren naar verwachting blijven toenemen en qua samenstelling veranderen. Parallel hieraan ondersteunt de prestatiebekostiging op basis van dbc s, waarbij wordt uitgegaan van integrale kosten, een productietoename. Gezien het complex van factoren dat bepalend is voor de veranderingen in de omvang en samenstelling van de vraag, is een prognose met onzekerheden omgeven. Daarom werken we in dit onderzoek scenario s uit. Zij zijn gebaseerd op een analyse van trends in de vraag in de afgelopen jaren. Hiervoor ontwikkelen we een rekenmodel waarmee ontwikkelingen in de vraag naar diverse aspecten kunnen worden geanalyseerd en scenario s kunnen worden doorgerekend. Het onderzoek is een actualisatie en verdieping van eerdere onderzoeken van het Bouwcollege, in het bijzonder de onderzoeken Ontwikkelingen bedgebruik: deel 1 (2003) en deel 2 Mogelijkheden voor verkorting van de verpleegduur (2003) en Curatieve basiszorg (2005) 2. Reikwijdte Dit onderzoek richt zich op de vraag naar zorg door ziekenhuizen. Met de inwerkingtreding van de Wtzi en de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 is het begrip ziekenhuiszorg voor de zorgaanspraken vervallen. Hiervoor in de plaats komt het begrip zorg door instellingen voor medisch specialistische zorg; onder dit ruimere begrip vallen niet alleen de ziekenhuizen maar ook de, wat toen officieel heetten de zelfstandige behandelcentra (ZBC s). Deze centra kunnen zorg uit het B- segment en zorg zonder verblijf uit het A-segment leveren. Het aandeel van deze centra in de ale zorgvolume is (nog) gering. De NZa schat in de monitor uit 2007 dat in 2005 het aandeel in de ale omzet 0,8 % was (2 % B-segment en 0,8 % A- segment). Bijna de helft van de omzet betrof oogheelkunde en dermatologie. Vanwege het onvoldoende beschikbaar zijn van kwantitatieve gegevens en de geringe aandeel in het zorgvolume blijft de zorgproductie van de ZBC s hier buiten beschouwing. 1.2 Relatie met eerdere onderzoeken, de actualiteit van een actualisatie Achtergrond van ons onderzoek Ontwikkelingen bedgebruik uit 2003 was dat grote nieuwbouwplannen op stapel stonden. Hierbij werd, conform de beleidsvisie van de 2 College bouw zorginstellingen: Ontwikkelingen bedgebruik ziekenhuizen, rapportnr. 545,13 januari 2003; College bouw zorginstellingen: Ontwikkelingen bedgebruik ziekenhuizen, deel 2: mogelijkheden voor verkorting van de verpleegduur, rapportnr. 552, 26 mei 2003. College bouw zorginstellingen:curatieve basiszorg: vraag, aanbod en infrastructuur, rapportnr.585, 27 juni 2005.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 11 / 49 minister, uitgegaan van een daling van het beschikbaar aantal bedden van gemiddeld 3 per 1.000 inwoners op dat moment, richting 2 bedden per 1.000 inwoners in 2015. Uit scenarioberekeningen in het onderzoek uit 2003 bleek dat een aanzienlijke toename van het aantal ziekenhuispatiënten te verwachten is, maar dat een daling van het beschikbaar aantal bedden mogelijk is. Een voorwaarde bleek wel te zijn een verdere verkorting van de verpleegduur. In het tweede deel van het onderzoek Ontwikkelingen bedgebruik (mei 2003) onderzochten we de mogelijkheden verkorting van de verpleegduur. Het bleek dat door een betere zorglogistiek de vereiste verkorting van de verpleegduur mogelijk is. Kort na de publicatie van dit onderzoek ging het onderdeel van het Programma Sneller Beter van start dat zich richtte op een verkorting van de doorlooptijden. In het onderzoek Curatieve basiszorg (2005) gaven we ook een beperkte actualisatie van de scenario s uit deel 1 van het onderzoek Ontwikkelingen bedgebruik. Voor de scenario s gingen we uit van trends in de voorafgaande jaren. Voor de klinische opnamen impliceerde dat een voortgaande daling. Met ingang van 2002 stijgt het aantal opnamen echter na het beschikbaar komen van wachtlijstmiddelen. Bij de actualisatie van de scenario s in 2005, met 2003 als het meest recente jaar voor de gegevens, gingen we er vanuit dat ten dele sprake is van een inhaalvraag die samenhangt met het wegwerken van wachtlijsten. Onzeker was of sprake is van een trendbreuk. Nu zijn we 4 jaar verder en analyseren we de trends nader. 1.3 Opzet van dit onderzoek en deze rapportage Dit onderzoeksrapport is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 geven we een analyse van de ontwikkeling in de vraag in de afgelopen jaren op geaggregeerd niveau, dat wil zeggen zonder verbijzondering naar ziektebeelden. In hoofdstuk 3 gaan we na hoe Nederland in internationaal perspectief presteert voor het aantal opnamen per 1.000 inwoners, de verpleegduur en de mate waarin chirurgische verrichtingen in dagopname worden gedaan. We beschouwen voor het aantal opnamen en de verpleegduur ook de prestaties voor geselecteerde ziektebeelden. In hoofdstuk 4 analyseren we de ontwikkeling in de vraag nader. Waar komt de voortgaande groei van de vraag na 2002 vandaan? Allereerst gaan we na wat de betekenis van de verandering van de leeftijdsamenstelling van de bevolking (vergrijzing) is. Vervolgens analyseren we de vraagontwikkeling per leeftijdsgroep en voor de ziektebeelden van de ziekenhuispatiënten. De ziektebeelden volgens de ICD 3 zijn, evenals in de andere hoofdstukken, geclusterd op basis van de International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation (ISHMT). In paragraaf 1.5 wordt dit toegelicht. Voor de dagopnamen beschouwen we niet alleen de ziektebeelden, maar ook de vraag wat er met patiënt in het ziekenhuis is gebeurd (op basis van specialistische verrichtingen). Dit laatste kan mede gelet op het toegenomen en toenemend volume van belang zijn voor de huisvesting van de dagopnamen. 3 International Classification of Diseases

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 12 / 49 Hoofdstuk 5 handelt over de verpleegduur. Centraal hierbij staat de spreiding van de verpleegduur voor de individuele patiënten rond het gemiddelde op landelijk niveau. Dit is ondermeer van belang voor de patiënten met lange verpleegduren (bedblockers). Om hoeveel patiënten gaat het? Hoeveel bedden bezetten deze patiënten? Wat voor soort patiënten zijn het? In aansluiting op de vorige hoofdstukken werken we in hoofdstuk 6 scenario s uit voor de mogelijke ontwikkeling in de vraag 2020. Hierbij gaan we, evenals in het onderzoek uit 2003, uit van trends in de vraag per leeftijdsgroep in de afgelopen jaren. De vraag wordt gevat in termen van dagopnamen, klinische opnamen, verpleegdagen en eerste polikliniekbezoeken. Een verdieping ten opzichte van genoemd eerder onderzoek is ondermeer dat we voor de dagopnamen ook nagaan wat de mogelijke verschuiving in de soort verrichtingen is. Hierop aansluitend gaan we na wat de gevolgen zijn voor het benodigd aantal bedden/ plaatsen voor klinische respectievelijk dagopnamen. We gaan ook na wat de consequenties zijn voor de leeftijdssamenstelling van de patiënten. Daarnaast beschouwen we de consequenties van het enorme volume aan dagopnamen voor de organisatie van de betreffende zorgprocessen. Het is de bedoeling verschillende onderdelen van dit onderzoek in vervolgonderzoek, samen met anderen, nader uit te werken. De nader uit te werken onderdelen betreffen ondermeer de ontwikkeling van de verpleegduur en de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de vraag in termen van ziektebeelden. 1.4 Gegevensbronnen In het onderzoek zijn door ons gegevens uit de volgende bronnen gebruikt: De Landelijke Medische Registratie (LMR) voor gegevens over (dag)opnamen, verpleegdagen, diagnosen en verrichtingen. De deelname aan LMR is voor de eerste drie genoemde onderdelen hoog. In ons onderzoek maken we voor één onderdeel ook gebruik van gegevens over verrichtingen. De deelname aan deze module is sinds 2005 lager dan voor de andere modules. Prismant heeft de verrichtingencijfers voor ons geëxtrapoleerd (voor de diagnose gebeurt dit standaard). De kwaliteit van de gegevens over dit jaar zijn daardoor mogelijk wat minder goed maar voor dit onderzoek voldoende; De Landelijke Ambulante Zorg Registratie (LAZR) voor de polikliniekbezoeken. De ziekenhuizen nemen in wisselende mate deel aan de voor dit onderzoek relevante items. De deelname is voldoende voor de eerste polikliniekbezoeken (EPB) inclusief SEH. Voor andere items zoals (aandeel) SEH en herhaalbezoeken is de deelname beduidend minder; De OECD HEALTHDATA voor gegevens over andere geïndustrialiseerde landen. In het betreffende hoofdstuk geven we aan welke voetangels en klemmen er zitten aan het gebruik van gegevens over andere landen en hoe we daar mee omgaan; Het CBS (statline) voor diverse gegevens; Andere (aanvullende) bronnen zoals Jaardocumenten Maatschappelijke Verantwoording.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 13 / 49 De gegevensset uit de LMR en de LAZR die bij de start van het onderzoek door Prismant geleverd is, heeft 2006 als meest recente jaar. Op kernpunten zijn de gegevens geactualiseerd naar 2007. Dit betekent ondermeer dat de analyse van de ontwikkeling van de vraag op geaggregeerd niveau (LMR data) en de hierop aansluitende scenario s 2007 als meest recent jaar hebben. Voor de analyses op het niveau van de diagnosegroepen en de verrichtingen is 2006 het meest recente jaar. Ook voor de gebruikte en meest recente OECD data (december 2008) is het meest recente jaar 2006. Voor dat jaar waren echter van een groot aantal landen de gegevens nog niet beschikbar, zodat we ook moeten teruggrijpen naar 2005. Voor de bevolkingsprognoses gaan we uit van de meest recente prognose van het CBS: die van december 2008. Psychiatrie en gezonde zuigelingen De analyse van de ontwikkeling in de vraag in de afgelopen jaren in hst 2 en de scenario s voor ontwikkeling vraag op geaggregeerd niveau in hst 6 betreffen evenals de analyses uit onze eerdere onderzoeken naar ontwikkelingen in het bedgebruik en conform de voormalige beleidsvisie ex Wtzi de opnamen exclusief psychiatrie en gezonde zuigelingen. Zo blijft er aansluiting met de eerdere onderzoeken. 1.5 International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation (ISHMT) De LMR data over (dag)opnamen en verpleegdagen naar diagnosegroepen op basis van de ICD 4 zijn voor dit onderzoek door Prismant geclusterd naar de groepen volgens de International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation (ISHMT). Met deze shortlist worden de duizenden diagnosecodes volgens zowel de ICD9 als de ICD gegroepeerd in een handzaam aantal van ongeveer 130 herkenbare groepen. De International Shortlist wordt gebruikt door internationale organisaties als OECD, de WHO en Eurostat en nationale instituten, in ons land het CBS. De koppeling aan de ICD is om twee redenen van belang. De eerste is dat ook Nederland binnenkort zal overgaan naar de ICD. De resultaten van dit onderzoek zijn dus tegen deze overgang naar een ander classificatiesysteem bestand. Toekomstige analyses voor recentere jaren kunnen daardoor aan de resultaten van dit onderzoek gerelateerd worden. De tweede is dat in de nieuwe DBC-structuur deze diagnosecode wordt opgenomen. 4 International Classification of Diseases

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 14 / 49 2 De vraag in 2007 en de ontwikkelingen daarheen In dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 analyseren we de ontwikkeling in de vraag in de afgelopen jaren. In dit hoofdstuk beschouwen we de vraag op geaggregeerd niveau, dat wil zeggen zonder verbijzondering naar bijvoorbeeld ziektebeelden. In hoofdstuk 4 gaan we verder de diepte in. Bij de ontwikkelingen in de vraag gaat het om veranderingen ten opzichte van een voorafgaand jaar. Om een beeld te geven van het absoluut aantal patiënten beginnen we dit hoofdstuk met een paragraaf over de vraag in 2007 in kerncijfers. De opnamen en daarbij behorende verpleegdagen zijn exclusief psychiatrie (PAAZ) en gezonde zuigelingen (zie par. 1.4). 2.1 De vraag in 2007 Tabel 1 Onderstaande tabel geeft het aantal (dag)opnamen, verpleegdagen en eerste polikliniekbezoeken (EPB) voor vijf leeftijdsgroepen en aal per 1.000 inwoners van de betreffende leeftijdsgroep, alsmede de gemiddelde verpleegduur voor de vijf leeftijdsgroepen en voor de hele bevolking. de vraag in 2007 in kerncijfers excl. psychiatrie en gez. zuigelingen eerste polibez. leeftijdsgr. klin. opnamen verpl.dagen klin.opn. gem. verpl.duur dagopnamen incl. SEH per 00 inw. per 00 inw. klin.opn. per 00 inw. per 00 inw* 0-14 65 330 5,1 64 374 15-44 67 270 4,0 61 429 45-64 6 604 5,7 128 675 65-74 217 1603 7,4 216 1135 75 e.o. 319 3038 9,5 239 1350 aal 6 658 6,2 3 599 * 2006 data: LMR en LAZR In 2007 is het aantal klinische opnamen, dagopnamen en eerste polibezoeken per 1.000 inwoners voor mensen van 75 jaar en ouder 3, 2,3 respectievelijk (ook) 2,3 maal zo hoog als gemiddeld. De gemiddelde verpleegduur voor deze leeftijdsgroep is 1,5 maal zo hoog. Het aantal verpleegdagen per 1.000 inwoners is ruim 4,5 zo hoog als gemiddeld door het gecombineerde effect van de hoger opname coëfficiënt en de langere verpleegduur. Het klinische aantal opnamen per 1.000 inwoners is het hoogst bij zieke pasgeborenen, gevolgd door mensen van 85 jaar en ouder. Kinderen tussen 5 en 15 jaar worden het minst opgenomen. Na de kinderleeftijd neemt de kans opgenomen te worden met het stijgen van de leeftijd toe. Ook voor de dagopnamen neemt de opnamecoëfficiënt na de kinderleeftijd toe de leeftijdsgroep 75 80 jaar. In de leeftijdsgroepen hierboven zijn de opnamecoëfficiënten lager. In bijlage I worden de opnamecoëfficiënten per 5 jaarsleeftijdsgroep getoond.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 15 / 49 2.2 Ontwikkeling van het aantal polikliniekbezoeken We gaan uit van de gegevens vanaf 1999 5. Het aantal eerste polikliniekbezoeken (EPB) inclusief SEH per 1.000 inwoners is tussen 1999 en 2006 met gemiddeld 1,4% per jaar gestegen. Het aantal SEH bezoeken per inwoner is vanaf 2001 betrekkelijk stabiel. 2.3 Ontwikkeling van het aantal opnamen en van de verpleegduur Het aantal (dag)opnamen De figuren 1 en 2 brengen de ontwikkeling van het aantal (dag)opnamen in de afgelopen 16 jaar in beeld. Figuur 1 klin. opnamen 1 0 90 80 70 60 50 ontwikkeling aantal (dag) opnamen/ 00 inwoners 1991 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 1 0 90 80 70 60 50 40 30 20 dagopnamen klin opnamen dagopnamen data: LMR, CBS Voor de ontwikkeling van het aantal klinische opnamen sinds 1991 blijken de volgende tijdvakken onderscheiden te kunnen worden: 1991-1995; 1996-2002; 2002-2007/ heden Van 1991 1995 neemt het aantal klinische opnamen per 1.000 inwoners heel licht toe. Hierna volgt het tijdvak 2002 waarin het aantal opnamen per 1.000 inwoners van jaar op jaar daalt. De invoering van de lumpsum financiering van de medisch specialisten in 1995 speelt hierbij naast zorginhoudelijke ontwikkelingen een rol. Vanaf 2002 stijgt het aantal klinische opnamen. De toename wordt mogelijk gemaakt door een versoepeling van de budgettering van ziekenhuizen voor het wegwerken wachtlijsten (de introductie van het boter bij de vis principe wat een volledige nacalculatie van de gerealiseerde productie impliceert). 5 In 1999 heeft een wijziging van de definitie van het eerste polikliniekbezoek plaatsgevonden waardoor de gegevens niet meer vergelijkbaar zijn met eerdere jaren.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 16 / 49 Tabel 2 De toename van het aantal opnamen per 1.000 inwoners was in de periode 2001-2004 groter dan in de periode 2004-2007, 3,9 respectievelijk 2,5% per jaar. De groei lijkt dus af te vlakken (zie tabel 2) De stijging van het aantal klinische opnamen per 1.000 inwoners was het grootst in 2003 en 2004 (respectievelijk 3,5 en 5%). Deze relatief sterke stijging van het aantal klinische opnamen werd gecompenseerd door een meer dan gemiddelde verkorting van de verpleegduur. gemiddelde jaarlijkse toename aantal opnamen in %% klin.opnamen dagopnamen 2001-2004 2004-2007 2001-2004 2004-2007 absoluut aantal 4,4 2,7 11,1 7,8 aantal per 00 inw. 3,9 2,5,5 7,6 Data: LMR, CBS. Eigen bewerking Het aantal dagopnamen per 1.000 inwoners blijft explosief stijgen, vanaf 2001 met gemiddeld 9% per jaar. Ook voor de dagopnamen is de stijging in de periode 2001-2004 hoger dan de periode 2004-2007. Verpleegduur De al vele jaren geleden ingezette daling van de gemiddeld verpleegduur zet zich voort. Was de gemiddelde verpleegduur in 1991 nog,4, in 2007 is zij gedaald 6,2. Figuur 2 11 ontwikkeling verpleegduur klinische opnamen 9 8 7 6 5 1991 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 data: LMR 2.4 Ontwikkeling van het aantal benodigde bedden Doordat de daling van de verpleegduur groter is dan de stijging van het aantal klinische opnamen blijft het aantal benodigde bedden voor klinische opnamen dalen. De toename van het aantal bedden voor dagopnamen zorgt ervoor dat het aal

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 17 / 49 aantal benodigde bedden voor klinische en dagopnamen samen per 1.000 inwoners slechts licht daalt. Figuur 3 laat dit zien. Figuur 3 3,5 ontwikkeling aantal benodigde bedden / 00 inwoners 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1991 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 bedden klin. opnamen bedden dagopnamen bedden aal Data: LMR, CBS. Eigen berekening benodigde bedden Voor de berekening van het benodigde aantal bedden zijn door ons de volgende uitgangspunten gehanteerd: correctie voor dubbeltellingen in de klinische verpleegdagen 6. Deze dubbeltelling komt doordat (in ons land) binnen bepaalde grenzen zowel de opname- als de ontslagdag wordt geteld ; twee patiënten per bed /plaats per dag voor de dagverpleging. Dit blijkt in de praktijk haalbaar, een hoger aantal patiënten per dag lijkt niet onmogelijk; en openstelling van het dagcentrum gedurende 250 dagen per jaar; haalbare bezettingsgraad van 85% voor de kliniek en 90% voor de dagverpleging. Het met deze uitgangspunten berekende benodigde aantal bedden is aan de veilige kant. De haalbare bezettingsgraad voor de klinische patiënten baseren we op een Engels simulatieonderzoek 7 waaruit blijk dat een bezettingsgraad van 85 % haalbaar is. Het percentage spoedpatiënten in de Engelse ziekenhuizen waarvan de data in de 6 7 De LMR definitie van verpleegdag: een in rekening te brengen kalenderdag die deel uitmaakt van de periode vanaf de opname en met ontslag, waarbij de dag van opname en de dag van ontslag beide aangemerkt worden als een in rekening te brengen kalenderdag. Verpleegdagen van patiënten in speciale units, zoals die voor intensive care e.d., worden meegerekend. Bij opnamen na 20.00 uur wordt de eerste dag niet meegeteld (behalve als de patiënt op dezelfde dag is ontslagen of overleden, of vertrok tegen het advies van de arts in). Bagust, A et al: Dynamics of bed use in accommodating emergency admissions: stochastic simulation model., BMJ 1999; 319; 155-158.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 18 / 49 simulatie werden gebruikt is hoger dan gemiddeld in Nederland zodat de 85% aan de veilige kant is. In het onderzoek uit 2003 pasten we de correctie voor dubbeltelling niet toe en gingen daarom uit van een hogere bezettingsgraad, namelijk 90%.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 19 / 49 3 Hoe scoort Nederland internationaal? 3.1 Inleiding OECD Health Data is voor dit onderzoek de beste bron voor een internationale vergelijking. De OECD gebruikt bovendien de in de Inleiding besproken International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation (ISHMT). Toch zijn er veel voetangels en klemmen door verschillen in definities, tel- en meetmethoden. Daarom moet een vergelijking met de nodige voorzichtigheid betracht worden. De mate waarin verrichtingen in dagopname worden gedaan bepaalt mede de klinische verpleegduur. Daarnaast zijn klinische opnamen soms vervuild doordat er ook dagopnamen inzitten. Daarom hebben we de (klinische) opnamen en verpleegduur niet alleen voor alle opnameredenen samen, maar ook voor diagnosegroepen (ISHMT groepen) beschouwd waar dagopnamen een zeer kleine of geen rol spelen. We hebben gekozen voor diagnosegroepen die verspreid zijn over de verschillende hoofdstukken van de internationale classificatie van ziekten (ICD). Het zijn: baarmoeder(hals)kanker; hartinfarct (Acuut Myocart Infarct), chronisch hartfalen (CHF), CVA, longontsteking (pneumonie), COPD, cholelithiasis ( galstenen ), versleten heup (heup artrose), versleten knie (knie artrose) en heupfractuur (femur fractuur). De gegevens komen uit de OECD Health Data 2008 waarin het meest recente jaar 2006 is. Over het meest recente jaar zijn echter voor veel landen de gegevens nog niet beschikbaar zijn. We vergelijken Nederland voor het aantal klinische opnamen per 0.000 inwoners, de verpleegduur en de mate waarin chirurgische ingrepen in dagopname worden gedaan. De cijfers in de OECD database zijn helaas niet per leeftijdsgroep of gestandaardiseerd. 3.2 Klinische opnamen Voor 27 van de 30 OECD landen waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn hebben we het aantal opnamen per 0.000 inwoners beschouwd. De verschillen tussen de OECD landen zijn zeer groot. Het aal aantal opnamen per 0.000 inwoners in Nederland is binnen de groep OECD-landen relatief laag. Alleen Mexico, Canada en Portugal hebben een lagere opnamecoëfficiënt. Tabel 3 laat een en ander zien. De in hoofdstuk 2 beschreven toename van het aantal klinische opnamen is in een internationale context uitzonderlijk. De geselecteerde diagnosegroepen Ook voor de geselecteerde diagnosegroepen is, met uitzondering van de heupartrose, het aantal opnamen laag. Het aantal landen met een lagere opnamecoëfficiënt is voor deze diagnosen, met uitzondering voor de pneumonie, wel groter dan voor het aal aantal opnamen. Het aantal opnamen voor pneumonie is opvallend laag. Alleen in Mexico is het aantal opnamen lager. Een opmerkelijke uitzondering op het algemene beeld is het relatief hoge aantal opnamen voor heupartrose.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 20 / 49 In bijlage III zijn de gegevens voor de geselecteerde diagnosen gegeven. Tabel 3 aantal klinische opnamen per 0.000 inwoners voor 27 OECD landen. alle opnamereden oplopend gesorteerd voor 2005 land 2005 2006 Mexico 5.241 5.486 Canada 8.716 Portugal 9.004.365 Nederland.414.697 Japan.550 Spanje.780.724 Verenigde Staten 11.925 Groot Britt (NHS) 12.723 12.540 Korea 13.216 Ierland 13.669 13.730 Italië 14.091 Zwitserland 15.898 16.3 Zweden 16.052 16.248 Australië 16.220 Denemarken 17.013 17.074 IJsland 17.244 16.005 Luxemburg 17.327 17.198 België 17.429 Noorwegen 17.519 17.653 Polen 18.599 18.429 Slowakije 19.804 19.942 Duitsland 20.035 20.212 Finland 20.131 19.621 Tsjechië 21.073 20.390 Hongarije 23.523 22.709 Oostenrijk 27.765 Frankrijk 27.924 28.440 blank voor 2006 betekent:(nog) niet beschikbaar data OECD Health Data 2008 3.3 Verpleegduur Voor 25 OECD landen waarvoor de gegevens beschikbaar zijn, hebben we de gemiddelde verpleegduur voor alle opnameredenen beschouwd. Ook voor deze parameter zijn de verschillen tussen de landen zeer groot. In vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen is de gemiddelde verpleegduur in ons land relatief lang. De gemiddelde verpleegduur is in alle geïndustrialiseerde landen afgenomen. In vergelijking met 2001, het basisjaar voor ons onderzoek uit 2003, is de positie van Nederland temidden van de andere OECD landen nagenoeg gelijk gebleven (zie bijlage II voor de vergelijking met 2001).

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 21 / 49 De geselecteerde diagnosegroepen Voor de diagnosen baarmoeder(hals)kanker, heupartrose en knie artrose is de gemiddelde verpleegduur in Nederland korter dan de mediaan voor de 25 OECD landen waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Ook voor deze diagnosen worden in andere landen kortere verpleegduren gerealiseerd. Voor het hartinfarct, CVA en femur fractuur ligt de verpleegduur tegen de mediaan. Voor CHF, pneumonie en COPD is de gemiddelde verpleegduur in Nederland langer dan de mediaan. Tabel 4 gemiddelde verpleegduur alle opnameredenen voor 25 OECD landen oplopend gesorteerd voor 2005 2005 2006 Denemarken 3,5 Mexico 4,0 3,9 Zweden 4,6 4,6 Finland 4,8 Noorwegen 5,2 5,0 Frankrijk 5,4 5,4 IJsland 5,4 5,5 Verenigde Staten 5,6 5,6 Oostenrijk 5,9 5,8 Australië 6,0 Hongarije 6,3 6,1 Polen 6,5 6,1 Ierland 6,6 Italië 6,7 Spanje 6,7 Nederland 6,8 6,6 Portugal 7,1 Canada 7,2 Luxemburg 7,3 7,4 Slowakije 7,3 7,2 België 7,7 Groot Britt (NHS) 7,8 7,5 Tsechië 8,0 7,8 Zwitserland 8,5 8,2 Duitsland 8,7 8,5 data: OECD Health Data 2008 blank voor 2006: (nog) niet beschikbaar 3.4 Chirurgische verrichtingen in dagopname Voor de 16 OECD landen waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn, hebben we nagegaan in welke mate chirurgische verrichtingen in dagopname worden gedaan. In Nederland is het percentage chirurgische ingrepen dat in dagopname wordt gedaan relatief hoog (zie tabel 5).

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 22 / 49 Tabel 5 % chirurgische verrichtingen in dagopname in 16 OECD landen in 2005. Aflopend gesorteerd land Canada 65,4 Groot Brittanië 55,8 Nederland 49,0 Denemarken 48,9 Australië 47,1 België 42,9 Finland 39,1 Ierland 37,8 Italië 35,9 Nieuw Zeeland 34,9 Luxemburg 34,1 Spanje 31,4 Duitsland 21,9 Zwitserland 16,8 Mexico 14,6 Portugal 14,4 data: OECD Health Data 2008 3.5 Conclusie In vergelijking met andere OECD-landen is in Nederland de gemiddelde verpleegduur relatief lang, het aantal klinische opnamen relatief laag en het percentage in dagopname uitgevoerde chirurgische opnamen relatief hoog. Het hoge aandeel chirurgische verrichtingen dat in dagopname wordt gedaan verklaart slechts voor een deel het relatief lage aantal klinische opnamen en de relatief lange gemiddelde verpleegduur voor alle diagnosen samen. Bij de bestaande medische en verpleegkundige mogelijkheden is een aanzienlijk kortere gemiddelde verpleegduur niet onmogelijk. Met een verdere toename van het aantal opnamen schuift Nederland richting het gemiddelde (de mediaan) voor de geïndustrialiseerde landen.

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 23 / 49 4 Nadere analyse ontwikkeling van de vraag 4.1 Inleiding In aansluiting op hoofdstuk 2 analyseren we in dit hoofdstuk de ontwikkeling van de vraag nader. Wat is de betekenis van de verandering van de leeftijdssamenstelling van de bevolking, bijvoorbeeld de vergrijzing, voor de waargenomen toename van de vraag? In samenhang met het vorige punt: wat zijn de ontwikkelingen per leeftijdsgroep? Waar komt de verandering van het aantal klinische opnamen en dagopnamen vandaan in termen van diagnosegroepen? Gelet op de explosieve groei van het aantal dagopnamen analyseren we nader welke soort verrichtingen bij deze patiënten gedaan worden. 4.2 De betekenis van de verandering in de leeftijdssamenstelling van de bevolking Groei gecorrigeerd voor verandering leeftijdssamenstelling van de bevolking Een deel van de jaarlijkse verandering van de vraag komt voor rekening van de omvang en leeftijdssamenstelling van de bevolking. Het andere deel komt voor rekening van een verandering in de prevalentie van ziekten in de bevolking los van de demografie, nieuwe behandel- en onderzoeksmogelijkheden, een autonome groei en een inhaalvraag die samenhangt met het wegwerken van wachtlijsten. Door uit te gaan van de vraag per 1.000 inwoners corrigeren we voor veranderingen in de omvang van de bevolking. Hiernaast hebben we voor veranderingen in de leeftijdssamenstelling van de bevolking gecorrigeerd door hiervoor te standaardiseren (2001 is hierbij de standaard). Onderstaande tabellen geven de resultaten. Het blijkt dat de gemiddelde jaarlijkse waargenomen toename van het aantal (dag)opnamen per 1.000 inwoners slechts weinig verschilt van de voor de omvang en leeftijdssamenstelling van de bevolking gestandaardiseerde toename. De directe bijdrage van de veranderingen in de leeftijdssamenstelling van de bevolking aan de toename is klein. Tabellen 6 en 7 gemiddelde jaarlijkse toename klinische opnamen in %% 2001-2004 2004-2007 2001-2007 absoluut aantal 4,4 2,7 3,6 per 00 inw. 3,9 2,5 3,2 gestand. omvang en leeft. bev. 3,6 2,2 2,9 gemiddelde jaarlijkse toename dagopnamen in %% 2001-2004 2004-2007 2001-2007 absoluut aantal 11,1 7,8 9,5 per 00 inw.,5 7,6 9,1 gestand. omvang en leeft bev.,0 7,0 8,6 Data: LMR, CBS. Eigen berekeningen

TNO-rapport TNO-034-UT-2009-01236-rpt-czb 24 / 49 Ontwikkelingen in de vraag per leeftijdsgroep In deze paragraaf worden de ontwikkelingen in de vraag per leeftijdsgroep van 5 jaar (0 jaar, 1 5 en vervolgens leeftijdsgroepen van 5 jaar) beschouwd in de periode 2001-2004 respectievelijk 2004-2007. We signaleerden al dat in de eerstgenoemde periode de jaarlijkse toename groter is dan in de tweede. Klinische opnamen Tussen 2004 en 2007 neemt voor de klinische opnamen voor alle leeftijdsgroepen de vraag per 1.000 inwoners toe. De toename is het sterkst voor de kinderen van 1 5 jaar, gevolgd door mensen van 85 jaar en ouder en 0 jarigen (figuur 4). Een opmerkelijk relatief lichte stijging is te zien bij de leeftijdsgroepen 55 70 jaar. Ondanks de daling van het aantal geboorten en kleuters neemt door de stijging van de opnamecoëfficiënten, het aantal opnamen voor deze groepen toe (figuur 5 ). De sterkere groei van het aantal opnamen in de jaren tussen 2001 en 2004 ten opzichte van 2004-2007 heeft betrekking op de mensen van 35 jaar en ouder. De vraag door pasgeborenen en kinderen is in deze jaren lager. Dagopnamen In de periode 2004-2007 vertoont het aantal dagopnamen per 1.000 inwoners voor alle leeftijdgroepen behalve tussen 1 en 15 jaar een gemiddelde jaarlijkse stijging van 6% of meer. De sterkste toename is te zien bij de mensen van 85 jaar en ouder: maar liefst 12 % per jaar (figuur 6) De sterkere groei van het aantal opnamen in de jaren tussen 2001 en 2004 ten opzichte van 2004-2007 treedt op bij alle leeftijdsgroepen behalve de leeftijdsgroep 85 jaar en ouder. Poli consulten Voor de eerste polikliniekbezoeken is de toename per 1.000 inwoners hoger bij een hogere leeftijdsgroep. Het aantal bezoeken voor 0-15 jarige per inwoner uit die leeftijdgroep is nagenoeg gelijk gebleven.