Staat van Leiden 214 Hoofdstuk 7 Werk en inkomen 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Achtereenvolgens komen aan de orde: 7.2 Aanbodkant arbeidsmarkt 7.3 Werkloosheid in Leiden 7.4 Leidenaren met een bijstandsuitkering 7.5 Minderjarige kinderen in Leidse bijstandsgezinnen 7.6 Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering 7.7 Inkomens van Leidse huishoudens 7.8 Huishoudens met een inkomen tot 12% van het sociaal minimum Samenvatting De bruto arbeidsparticipatie in Leiden is 72%, van mannen 78% van vrouwen 67% Eind 213 stonden 5.629 Leidenaren als werkzoekende bij het UWV ingeschreven Vanaf eind 29 is het aantal Leidenaren met een bijstandsuitkering toegenomen van 2.899 tot 3.67 eind 213; 4,3% van de 18- t/m 64-jarigen. In 213 is ook het aantal minderjarige kinderen in bijstandsgezinnen toegenomen; eind 213 waren het er 1.596 ofwel 7,9% van alle minderjarige kinderen. Eind 213 hadden 4,8 duizend Leidenaren een arbeidsongeschiktheidsuitkering, 5,5% van alle 15- t/m 64-jarigen. Met de leeftijd neemt het percentage Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe. De huishoudeninkomens in Leiden zijn relatief wat hoger dan het gemiddelde van de middelgrote gemeenten (G32) en wat lager dan het gemiddelde van de overige gemeenten van Holland Rijnland. In 211 hadden in Leiden 8,1 duizend huishoudens een inkomen tot 12% van het sociaal minimum. Daarin wonen 13,3 duizend personen waarvan 2,7 duizend kinderen. \Ongeveer de helft van deze kinderen woonde in een eenoudergezin met enkel minderjarige kinderen (1,3 van de 2,7 duizend). Staat van Leiden 214 59
duizenden 7.2 Aanbodkant arbeidsmarkt In 213 had Leiden 86,6 duizend inwoners in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar: de potentiële beroepsbevolking, ofwel het arbeidspotentieel. Niet iedereen in de potentiële beroepsbevolking kan en/of wil werken. In 213 hebben ongeveer 62 duizend inwoners de intentie om te werken of ze werken al en vallen daarmee onder de feitelijke beroepsbevolking 7. De bruto participatiegraad in Leiden (= het percentage van alle 15- t/m 64-jarigen dat behoort tot de feitelijke beroepsbevolking) is 72%. De arbeidsparticipatie van mannen is hoger dan die van vrouwen en met het opleidingsniveau neemt de arbeidsparticipatie toe. (Potentiële) beroepsbevolking (* duizend) en arbeidsparticipatie in Leiden naar sekse en opleidingsniveau, 213 8 8% 6 6% 4 4% 2 2% totaal man vrouw laag midden hoog potentiële beroepsbevolking 86,6 42,4 44,2 16, 28, 39, waarvan beroepsbevolking 62 33 29 8 19 34 bruto arbeidsparticipatie 72% 78% 67% 5% 68% 86% % Bron: CBS, Enquête BeroepsBevolking Het opleidingsniveau van de Leidse beroepsbevolking 8 is duidelijk hoger dan de landelijke cijfers. Meer dan de helft (56%) in 213) heeft een hoog opleidingsniveau (hbo / universitair) terwijl dit landelijk ruim een derde is (36% in 213). In de Atlas voor Gemeenten staat Leiden wat betreft aandeel hoogopgeleiden in de beroepsbevolking jaar in jaar uit in de top-3. 7.3 Werkloosheid in Leiden Het CBS publiceert maandelijks cijfers over de ontwikkeling van de werkloosheid in Nederland. Die cijfers zijn gebaseerd op de Enquête BeroepsBevolking (EBB) en geven de landelijke ontwikkeling weer. De uitkomsten kunnen niet worden gebruikt om de ontwikkeling van de werkloosheid per gemeente te volgen, want per gemeente zitten er te weinig mensen in de steekproef van de EBB. Voor de ontwikkeling van de werkloosheid per gemeente wordt daarom gebruik gemaakt van cijfers van het UWV, het gaat dan om het aantal geregistreerde werkzoekenden. Bij het UWV geregistreerde werkzoekenden Het aantal bij het UWV geregistreerde werkzoekenden is in 213 sterk gestegen, landelijk gaat het om een toename van 568.696 eind 212 tot 762.469 een jaar later. In Leiden gaat het om 3.839 mensen eind 212 en 5.629 mensen een jaar later. De stijging is deels het gevolg van een betere registratie van 7 De omvang van de beroepsbevolking is een schatting op basis van de Enquête BeroepsBevolking (EBB) van het CBS, de gepubliceerde cijfers bevatten aantallen afgerond op een duizendtal en percentages. 8 In hoofdstuk 1 Onderwijs, staan gegevens over het opleidingsniveau van álle 15- t/m 64-jarigen 6 Staat van Leiden 214
mensen in de bijstand met arbeidsplicht; vanaf 213 wordt er overal in den lande beter voor gezorgd dat zij bij het UWV staan ingeschreven. Welk deel van de toename in 213 komt door de betere registratie van bijstandsgerechtigden met arbeidsplicht en welk deel door nieuwe werkzoekenden is niet te bepalen. Bij het UWV geregistreerde werkzoekenden eind jaar Leiden overig Holland Rijnland G32 Nederland 26 4.123 7.2 173.427 559.316 27 3.516 5.964 14.871 457.981 28 3.514 5.312 129.719 416.893 29 4.119 7.586 157.289 57.796 21 3.628 7.471 15.286 489.764 211 3.841 7.134 144.513 472.84 212 3.839 8.692 169.46 568.696 213 5.629 13.47 221.59 762.469 Bron: UWV Leidenaren met een WW-uitkering Van de 5.629 Leidenaren die eind 213 bij het UWV als werkzoekende stonden geregistreerd hadden 2.57 een WW-uitkering (voorlopig cijfer). In de periode van eind 24 tot eind 28 daalde het aantal WW-uitkeringen van 1.93 naar 1.7, vanaf eind 28 tot eind 213 is het aantal gestegen met vijftienhonderd mensen. Uitkeringen werkloosheidswet (WW) aan Leidenaren, ultimo jaar 2.5 2. 1.5 1. 5 23 24 25 26 27 28 29 21 211 212 213 totaal 1.81 1.93 1.74 1.4 1.12 1.7 1.55 1.68 1.67 1.98 2.57 mannen 1.6 1.14 1.2 77 63 61 92 99 97 1.1 1.43 vrouwen 75 8 72 64 49 47 63 68 7 88 1.15 Bron: CBS, eind 213 voorlopige cijfers (CBS rondt de aantallen af op een tiental) Staat van Leiden 214 61
7.4 Leidenaren met een bijstandsuitkering 9 Vanaf eind 29 is het aantal Leidenaren met een bijstandsuitkering elk jaar gestegen. In de periode van eind 24 tot eind 28 daalde het aantal Leidenaren in de bijstand 1 gestaag, van 3.624 tot 2.896. Vanaf 29 is dit aantal weer opgelopen tot 3.67 personen eind 213, dit is 4,3% van de 18- t/m 64-jarige Leidenaren. Leidenaren van 18 t/m 64 jaar met een bijstandsuitkering (WWB, IOAW/Z, BBZ), ultimo jaar 3. 2. 1. 24 25 26 27 28 29 21 211 212 213 totaal 3.624 3.45 3.34 3.171 2.896 2.899 2.99 3.233 3.371 3.67 BBZ 25 3 27 IOAW/Z 117 92 55 42 54 57 67 73 93 136 WWB 3.57 3.358 3.285 3.129 2.842 2.842 2.923 3.135 3.248 3.57 Bron: Gemeente Leiden Voor de uitkeringsbedragen in de bijstand is het relevant of men alleenstaand is, samenwoont met een andere volwassene of hoofd is van een eenoudergezin. Eind 213 ging het in Leiden om 2.25 alleenstaanden, 89 personen die samenwoonden met een andere volwassene en 656 hoofden van eenoudergezinnen. Van de eenoudergezinnen in de bijstand heeft het overgrote deel een vrouwelijk hoofd jonger dan vijfenveertig jaar: 462 van de 656. In de categorie alleenstaanden in de bijstand zitten relatief juist weinig vrouwen onder de vijfenveertig jaar: 275 van de 2.25. Leidenaren met een bijstandsuitkering (WWB, IOAW/Z, BBZ) naar gezinssituatie, ultimo 213 mannen vrouwen alleenstaand 623 684 alleenstaand 275 623 paar 118 284 paar 194 213 1-oudergezin 21 15 < 45 45+ 1-oudergezin 158 462 < 45 45+ 2 4 6 2 4 6 Bron: Gemeente Leiden 9 Het gaat hier om het totaal van alle soorten bijstandsuitkeringen: volgens wet WWB, IOAW/Z, BBZ 1 Opmerking: het gaat hier steeds om het aantal personen dat een uitkering ontvangt; (echt) paren in de bijstand worden als twee personen meegeteld hoewel ze samen maar één uitkering ontvangen. Het aantal bijstandsuitkeringen is dus lager dan het aantal hier genoemde personen. 62 Staat van Leiden 214
Het percentage Leidenaren in de bijstand neemt in grote lijnen toe met de leeftijd. Zo zit van de jongvolwassenen tussen de 18 en 27 jaar 1,1% in de bijstand, in de groep Leidenaren tussen de 55 en 59 jaar is dat 6,8%. Leidenaren met een bijstandsuitkering (WWB, IOAW/Z, BBZ) per leeftijdsgroep, ultimo 213 6 6% 4 4% 2 2% 18-26 27-34 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 met uitkering 26 626 48 46 547 499 482 388 totaal leeftijdsgroep 23.31 15.491 8.18 8.65 8.212 7.987 7.97 6.636 % met uitkering 1,1% 4,% 5,1% 5,7% 6,7% 6,2% 6,8% 5,8% % Bron: Gemeente Leiden Vrouwen in de bijstand zitten daar langer in dan mannen. Er is een rechtstreeks verband tussen leeftijd, sekse en duur dat mensen in de bijstand zitten. Van alle 3.67 Leidenaren met een bijstandsuitkering zit de helft korter en de andere helft langer dan 2,5 jaar in de bijstand. Van de mannen in de bijstand is dat 1,9 jaar, van de vrouwen 3, jaar. Dat is als je niet naar leeftijd kijkt, want met de leeftijd neemt de duur toe. Zo zit de helft van de 6- t/m 64-jarige mannen in de bijstand daar langer dan 3,7 jaar in; voor de vrouwen in de bijstand in die leeftijdsgroep is dat 1,6 jaar. Maar ook in de jongste groep is er al een verschil in duur: van de mannen van 18 tot 27 jaar zit de helft langer dan een,3 jaar in de bijstand, van de vrouwen in die leeftijdsgroep gaat het om een duur van,9 jaar. Middenduur* in jaren in de bijstand (WWB, IOAW/Z, BBZ) naar leeftijd en sekse, ultimo 213 1 5 middenduur allen in de bijstand: 2,5 jaar 18-64 18-26 27-34 35-39 4-44 45-49 5-54 55-59 6-64 totaal 2,5,5 1,2 2,2 2,9 3,1 3,8 4,9 5,5 mannen 1,9,3 1, 1,6 2,1 2,3 3, 4,4 3,7 vrouwen 3,,9 1,5 2,8 3,4 4,1 5,4 6,4 1,6 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 * Middenduur = mediane duur: de helft zit korter, de helft langer in de bijstand Bron: Gemeente Leiden Staat van Leiden 214 63
7.5 Minderjarige kinderen in Leidse bijstandsgezinnen Het aantal minderjarige kinderen in bijstandsgezinnen is in 213 voor het derde achtereenvolgende jaar toegenomen. Eind 213 hadden 3.67 Leidenaren van 18 t/m 64 jaar een bijstandsuitkering. Samen hadden zij 1.596 thuiswonende kinderen onder de achttien jaar, dat is 7,9% van alle thuiswonende minderjarige kinderen. Een jaar eerder waren het er 1.543, ofwel 7,6% van alle kinderen. Kinderen in eenoudergezinnen hebben een veel grotere kans om in een bijstandsgezin te wonen: van hen woont 14,7% in een bijstandsgezin, van kinderen in een gezin met twee ouders is dat percentage 3,8%. Waar de 1.596 kinderen in bijstandsgezinnen wonen is zeer ongelijkmatig verdeeld over de 54 buurten van Leiden: meer dan 7% van hen woont in slechts acht buurten. De Slaaghwijk heeft het hoogste aantal kinderen in bijstandsgezinnen: 272. Daarmee is de Slaaghwijk tevens de buurt met het hoogste percentage kinderen in bijstandsgezinnen, meer dan een vijfde (23,1%) van de minderjarige kinderen daar woont in een bijstandsgezin, bijna drie keer zoveel als het Leidse gemiddelde van 7,9%. Acht Leidse buurten met de meeste kinderen in bijstandsgezinnen, ultimo 213 2 23% 18% 16% 21% 14% 16% 15% 16% 25% 2% 15% 1 1% 272 27 149 135 127 116 83 56 5% % kinderen in bijstandsgezinnen % van alle kinderen in de betr. buurt Bron: Gemeente Leiden 7.6 Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering Eind 213 hadden 4,8 duizend Leidenaren een arbeidsongeschiktheidsuitkering (AO), ofwel 5,5% van alle 15- t/m 64-jarigen (= de potentiële broepsbevolking). Samenvatting: Het aantal Leidenaren met een WAO-uitkering daalde van eind 1998 tot eind 213 van 4,4 duizend naar 2,1 duizend. Het aantal Leidenaren met een Wajong-uitkering steeg in diezelfde periode van,7 naar 1,7 duizend; Daarnaast zijn er eind 213 duizend Leidenaren met een uitkering volgens de WIA, de wet die de WAO heeft vervangen. Tenslotte hebben afgerond vijftig Leidenaren een AO-uitkering op basis van de WAZ. 64 Staat van Leiden 214
(x duizend) (x duizend) Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, ultimo jaar 5 4 3 2 1 1998 1999 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21 211 212 213 5,3 5,2 5,5 5,7 5,8 5,7 5,7 5,4 WAO 4,4 4,4 4,6 4,8 4,9 4,8 4,7 4,3 3,8 3,5 3,3 3,1 2,8 2,5 2,3 2,1 Wajong,7,7,8,8,8,8,9,9 1, 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 WAZ,2,1,1,2,2,2,2,2,1,1,1,1,1,1,1,1 WIA,6,8,9 1, 4,9 4,7 4,6 4,5 4,9 4,8 4,8 4,8 Bron: CBS Er is een relatie tussen leeftijd en arbeidsongeschikheidsuitkeringen: met de leeftijd neemt het aantal Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe, zowel absoluut als relatief. Leidenaren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar leeftijd, ultimo 213 (aantallen * duizend) 1,7 1,5 aantal % in leeftijdsgroep 1,1 15% 1,,5,5,7,7 7% 12% 1% 5%, 4% 4% 2% < 25 25-34 35-44 45-54 55-64 % Bron: CBS 7.7 Inkomens van Leidse huishoudens Het gemiddeld besteedbaar inkomen (GBI) van alle Leidse huishoudens is al jaren zo n 1 à 11% lager dan het landelijk gemiddelde. Dat komt door het grote aantal studentenhuishoudens in de stad, en door het in verhouding met veel andere gemeenten grote aandeel eenpersoonshuishoudens 11 en tweepersoonshuishoudens. De grootte van een huishouden is relevant, immers een eenpersoonshuishouden heeft minder kosten dan een gezin met kinderen. Aan de andere kant heeft een huishouden met meer personen schaalvoordelen die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hiermee houdt het CBS rekening bij de bepaling van gestandaardiseerde huishoudinkomens, dat zijn de besteedbare inkomens herleid tot het inkomen van 11 Ook onder huishoudens van niet-studenten is het aandeel eenpersoonshuishoudens in Leiden hoog. Staat van Leiden 214 65
14% 18% 18% 19% 18% 21% 2% 22% 21% 2% 19% 18% 24% 22% 25% een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens van verschillende grootte onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gemiddelde gestandaardiseerde huishoudinkomen exclusief studentenhuishoudens is in Leiden al jaren zo n 2 à 3% hoger dan het landelijke cijfer. Gemiddelde inkomens van particuliere huishoudens GBI*, inclusief studenten Gestandaardiseerd inkomen, exclusief studenten 3 3 2 2 1 1 26 27 28 29 21 211 Nederland 3,4 32,6 33,3 33,5 33,3 33,3 Leiden 27,3 28,9 29,6 3,2 29,9 29,7 verschil -1% -11% -11% -1% -1% -11% 26 27 28 29 21 211 Nederland 21,8 23,3 23,9 24, 23,9 23,9 Leiden 22,3 23,8 24,3 24,8 24,7 24,7 verschil +2% +2% +2% +3% +3% +3% Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek, * GBI = gemiddeld besteedbaar inkomen Nu zegt een gemiddelde niets over de spreiding van inkomens, over hoeveel lage en hoge inkomens er zijn. In vergelijking met de landelijke cijfers heeft Leiden relatief wat meer huishoudens in de laagste en hoogste inkomensgroepen en wat minder in de middeninkomens. Leiden, gestandaardiseerde huishoudinkomens (excl. studenten) vergeleken, 211 2% landelijk 2% per groep % Leiden overige gemeenten Holland Rijnland G32 < 15.3 15.3-19.2 19.2-23.8 23.8-3.7 > 3.7 Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek 66 Staat van Leiden 214
(x duizend) Het CBS publiceert de gegevens over spreiding van inkomens ook voor de tien Leidse districten. Het Bos- en Gasthuisdistrict heeft in absolute zin het grootste aantal huishoudens in de laagste van de vijf inkomensgroepen (2,1 duizend huishoudens). Het Roodenburgerdistrict heeft het grootste aantal huishoudens in de hoogste van vijf inkomensgroepen (2,9 duizend). Aantal huishoudens (exclusief studenten) naar gestandaardiseerd inkomen, 211 2,9 2 2,1 1 Leiden Noord Bos- en Gasthd. Binnenstad-Z Binnenstad-N Stationsdistrict Roodenburgerd. Morsdistrict Boerhaaved. Merenwijkd. Stevenshofd. < 15.3 15.3-19.2 19.2-23.8 23.8-3.7 > 3.7 Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek Bij de inkomensverdeling in vijf groepen zit landelijk twintig procent in elke groep. Kijk je naar de percentuele verdeling per district dan springt voor de laagste inkomens Leiden Noord eruit: 33% van de huishoudens daar heeft een inkomen in de laagste van de vijf inkomensgroepen. Voor de hoogste inkomens valt het Boerhaavedistrict op: daar heeft 48% van de huishoudens een inkomen in de hoogste van de vijf groepen. Percentuele verdeling huishoudens (exclusief studenten) naar gestandaardiseerd inkomen, 211 48% 4% 33% 2% % Leiden Noord Bos- en Gasthd. Binnenstad-Z Binnenstad-N Stationsdistrict Roodenburgerd. Morsdistrict Boerhaaved. Merenwijkd. Stevenshofd. < 15.3 15.3-19.2 19.2-23.8 23.8-3.7 > 3.7 Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek Staat van Leiden 214 67
7.8 Huishoudens met een inkomen tot 12% van het sociaal minimum In Leiden geldt als inkomensgrens voor het minimabeleid 12% van het sociaal minimum 12. In 211 hadden in Leiden 8,1 duizend huishoudens een inkomen tot deze grens. Daarin wonen 13,3 duizend personen waarvan 2,7 duizend kinderen. Ongeveer de helft van deze kinderen woonde in een eenoudergezin met enkel minderjarige kinderen (1,3 van de 2,7 duizend). Als je kijkt naar wáár in Leiden deze kinderen wonen, dan springen Leiden Noord en het Bos- en Gasthuisdistrict eruit: in beide districten wonen ongeveer zeshonderd minderjarige kinderen in een gezin met een inkomen tot 12% van het sociale minimum. Personen en kinderen in huishoudens tot 12% van het sociaal minimum per district, 211 (* duizend) 2 2,6 2,6 1 1,6 1,7 1,4 1,5,6,1,3,1, Binnen stad-z Binnen stad-n Stations district,6 Leiden Noord,3 Rooden burgerd.,6 Bos- en Gasthuisd. Mors district,8,3,2,,4,2 Boer haaved. Meren wijkd. Stevens hofd. personen waarvan minderjarige kinderen Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek Meer informatie? bijvoorbeeld Meer informatie over Werk en Inkomen vindt u op www.leiden.nl/statistiek Voor rapporten: klik op Onderzoeksbank Voor tabellen: klik op Leiden in cijfers Feitenbladen over inkomens in Leiden Feitenbladen over minimuminkomens Stadsenquête over financiële situatie Tabellen met bijstandsgegevens 12 Het sociaal of beleidsmatig minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Het sociaal minimum betreft normbedragen die verschillen per huishoudenstype en die jaarlijks worden aangepast 68 Staat van Leiden 214