Hand-out COO Immunologie

Vergelijkbare documenten
Vragen bij de oefen- en zelftoetsmodule bij het eerstejaarsvak Biologie van dieren, februari 2013

Immunologie. Afweer. Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving

Nederlandse samenvatting

Afweer: 3 Barrières / Wat / Waar

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

[IMMUNOLOGIE PORTFOLIO]

Antwoorden Biologie Deel 1: Hoofdstuk 9, Afweer

Chapter 6. Nederlandse samenvatting

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 afweer

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 7 Bescherming

Nederlandse samenvatting

Samenvatting Biologie Thema 7, Bescherming

Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Samenvatting

DC-SIGN + cellen een rol spelen in de opruiming van dode thymocyten uit de cortex van de humane thymus (Hoofdstuk 2). De co-expressie van het

Het vaccin waarmee de meisjes worden geïnjecteerd, beschermt onder andere tegen HPV18.

1 De huid en bescherming Waar beschermt onze huid ons eigenlijk allemaal tegen?

Nederlandse samenvatting. Inleiding

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting. (voor iedereen dus )

Samenvatting door een scholier 2064 woorden 18 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 9 9.1

6,9. Praktische-opdracht door een scholier 1495 woorden 3 april keer beoordeeld

Appendices. Nederlandse samenvatting 148. Dit proefschrift op één pagina 152. Dankwoord 153. About the author 155. List of publications 156

Bloed, Afweer en Infectieziekten

OEFENEN EXAMENVRAGEN AFWEER VWO

biologie voor jouw ; klas 5 havo ; hoofdstuk 7 bescherming en evenwicht Hoofdstuk 7 paragraaf 1 de huid beschermd tegen invloeden van buitenaf en

Samenvatting Biologie H

Samenvatting. Figuur 1. Een T cel gemedieerde immuun response. APC: antigen presenterende cel; Ag: antigen; TCR: T cel receptor.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Afweer en Immuniteit

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Appendix. Nederlandse samenvatting voor niet-ingewijden

Inleiding. Chapter 11. Achtergrond en doel van het onderzoek

Nederlandse samenvatting

Nederlandse Samenvatting

Bescherming Evenwicht

Nederlandse samenvatting. Methodes van antilichaam therapie voor kanker

naast natuurlijke immuniteit ook techniek van kunstmatige immuniteit

6,7. Samenvatting door een scholier 2957 woorden 16 maart keer beoordeeld

Samenvatting voor niet-ingewijden

Samenvatting Biologie H7 Bescherming

Signaaltransductie versie

Nederlandse samenvatting. Baarmoederhalskanker en het humaan papillomavirus

Citation for published version (APA): de Wit, J. (2012). B and T cell crosstalk in anti-bacterial immune responses Amsterdam

HEMOPATHOLOGIE HFDST 1: NORMALE ARCHITECTUUR EN IMMUUNRESPONS IN HET LYMFOÏDE WEEFSEL 3

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Nederlandse Samenvatting

van het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit model wordt een primaire immuunrespons nagebootst. Daarbij wordt gebruik gemaakt van B

Samenvatting. Samenvatting

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6)

Immuunreactie tegen virussen

Samenvatting. Nederlandse samenvatting

Samenvating in het Nederlands

Nederlandse samenvatting Hexachloorbenzeen

Het HLA-systeem De relatie tussen HLA en bloedtransfusie

NEDERLANDSE SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN DE AFWEER TEGEN BACTERIELE ENDOTOXINE: DE ROL HIERIN VAN CD14, LBP EN BPI

hoofdstuk 11 9/21/00 1:12 PM Pagina 203 Samenvatting in het Nederlands

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Inhoud. Inleiding Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

4. Bereiden 49 - Rekenen 50 - Bereiden Persoonlijke groei 81 - Feedback 82

De immunologische achtergrond van orale tolerantie. Femke Broere Assistant professor

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

vwo bescherming van het interne milieu 2010

Inhoud. Inleiding Medische achtergrondkennis 9 - Virussen en bacteriën 10 - Het afweersysteem 14 - Ziektebeelden 19

Nederlandse Samenvatting

Inhoud. Inleiding Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

Chapter 9. Nederlandse samenvatting voor de leek

Nederlandse samenvatting, Dankwoord, Curriculum Vitae, List of publications

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Nederlandse samenvatting

Hoofdstuk 1: De geschiedenis van Aids

IMMUUN WORDEN EN BLIJVEN

College 15 Allergie

Cytokinen. door dr. A.J.M. van Oosterhout Farmacologie, Faculteit Farmacie Universiteit Utrecht

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Wat is een allergie? Afweersysteem

Afweer. 3.1 Afweer. BSL ID 1606_ ALG_A4_1KMM Anatomie en fysiologie niveau 4 Pre Press Zeist 04/09/2007 Pg. 126

Nederlandse samenvatting

HOMEOSTASE. Biologie Havo. Docent: A. Sewsahai HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL]

Samenvatting SAMENVATTING

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Leereenheid. Specifieke en Aspecifieke immuniteit

1 De afweer van de mens

in de route kunnen activeren. Een groep van enzymen die ook deel uitmaken van deze cascade zijn de mitogen-activated protein kinases (MAP kinases).

Samenvatting voor niet-immunologen

Naslagwerk VMBO. bloed en afweer

Bloed en Afweer. Naslagwerk

Immune activation and lineage fate decisions: Inducing a shift of program Libregts, Sten

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting

CHAPTER 10. Nederlandse samenvatting

Afweer en Samenwerking over samenwerkende afweercellen en problemen met het afweersysteem

Appendix. Nederlandse Samenvatting

6,9. Werkstuk door een scholier 1909 woorden 27 juni keer beoordeeld. Wat is Aids?

Transcriptie:

Hand-out COO Immunologie 26 oktober 2017 Zelfstudie bij hoofdstuk 47 en paragraaf 43.4 van 'Biology', Campbell (11e editie) Inhoud: dr. Adri Thomas en dr. Jan Bogerd Realisatie: CPIO (cpio@uu.nl) Deze module behandelt paragraaf 43.4 en hoofdstuk 47 van Unit 7 "Animals : Structure and Function" van Campbell's "Biology", elfde druk: 'Animal transport systems' - pagina 1008-1013, en 'Animal Defenses Against Infection' - pagina 1098 1122. Dit boek heb je ook nodig voor het beantwoorden van de vragen. Denk erom dat de COO ook TENTAMENSTOF is! Introductie 1. Elke dag van ons leven worden we blootgesteld aan allerlei lichaamsvreemde stoffen en (micro-)organismen. Deze proberen ons lichaam binnen te dringen en kunnen eventueel verstoringen van ons metabolisme en zelfs ziektes veroorzaken. Sommige stoffen of organismen zijn geen directe bedreiging, maar veroorzaken toch een immuunreactie. Hoe noem je zo'n reactie in dat geval? 2. Het afweersysteem biedt een goede bescherming tegen veel van deze lichaamsvreemde binnendringers. Het kan grofweg in twee delen worden opgesplitst. Hoe noemt men het deel dat altijd aanwezig is? 3. Hoe noemt men het deel dat in de loop van de tijd moet worden ontwikkeld?

Bloedcellen 1A. Wat zijn de karakteristieke kenmerken van lymfocyten? 1B. Erytrocyten behoren ook tot het steunweefsel. Wat zijn de karakteristieke kenmerken van erytrocyten? 1C. Bloedcellen behoren tot het steunweefsel. Lymfocyten en erytrocyten bevinden zich in het bloed en de extracellulaire matrix, en de lymfocyten produceren groeifactoren. Hoe verhoudt zich dat tot de gemiddelde steunweefselcel? Wat zijn de karakteristieke kenmerken van de gemiddelde steunweefselcel? 2. Vanuit de haematopoëtische stamcellen ontwikkelen zich verschillende typen bloedcellen, onder invloed van allerlei groeifactoren en hormonen. Waar in het lichaam bevinden zich deze haematopoëtische stamcellen?

3. Dit is de stamboom van de verschillende cellen in het bloed. Zet de namen bij de celtypen. 4A. Elke stap in het schema uit de vorige vraag wordt gestimuleerd door bepaalde groeifactoren of hormonen. Het hormoon dat betrokken is bij de ontwikkeling van de myeloïde voorlopercel in erytrocyten is berucht in de sportwereld. Welk hormoon is dit? 4B. Waar wordt dit hormoon aangemaakt? 4C. Hoe kun je (niet kunstmatig) je concentratie van dit hormoon (en dus je erytrocytengehalte) ook verhogen?

Lymfestelsel Het lymfestelsel is belangrijk voor zowel het cardiovasculaire systeem als het immuunsysteem. Voor het cardiovasculaire systeem is dit van belang omdat de vloeistof die uit de bloedbaan in de intercellulaire ruimte is gekomen, via een netwerk van lymfevaten teruggevoerd wordt naar het bloed. Vlak bij het hart komen de lymfevaten uit in de venen, die aansluiten op de bovenste holle ader, die vervolgens in de rechter boezem uitkomt. 1. Welke functie van de lymfevaten is onmisbaar voor het immuunsysteem? Het lymfestelsel bestaat uit twee min of meer onafhankelijk van elkaar opererende delen: een uitgebreid netwerk van lymfevaten diverse, verspreid gelegen, lymfoïde weefsels en organen De lymfoïde weefsels en organen liggen verspreid door het hele lichaam en bevatten grote aantallen macrofagen en lymfocyten. Deze zijn van belang voor een goed functionerend immuunsysteem. 2A. Zet in de afbeelding de juiste namen bij de onderdelen. De lymfoïde organen worden verdeeld in: primaire organen: de organen waar de immuuncellen worden gevormd of rijpen secundaire organen: deze bevatten rijpe immuuncellen die wachten op activatie door een lichaamsvreemde indringer. 2B. Geef in de afbeelding de twee primaire lymfoïde organen aan.

Aangeboren afweer, eerste linie De aangeboren afweer kan onderverdeeld worden in barrières en een interne defensie of afweer: de eerste en tweede verdedigingslinie. De eerste verdedigingslinie omvat allerlei externe barrières waardoor een pathogeen heen moet breken om in het organisme terecht te komen. 1A. Welke externe barrière beschermt een mens? 1B. Welke externe barrière beschermt een mens nog meer, behalve de huid? 2. In secreties kan ook een enzym afgescheiden worden dat de groei van bacteriën remt. Dit enzym komt voor in bijvoorbeeld speeksel en traanvocht. Welk enzym is aanwezig in zowel traanvocht, speeksel als mucus? 3A. Bacteriën en kleine stofdeeltjes worden ook opgevangen door mucus in de luchtpijp, neus en het spijsverteringskanaal. In de luchtpijp wordt de mucus met de daarin opgevangen ongerechtigheden naar boven gewerkt. Dit gebeurt door speciale structuren. Hoe heten deze structuren? 3B. Waaruit zijn deze structuren opgebouwd? Aangeboren afweer, tweede linie Organismen die toch kans zien door de eerste defensielinie heen te breken, worden geconfronteerd met de tweede verdedigingslinie. De tweede verdedigingslinie kent ook weer twee componenten. 1A. Eén component van de tweede verdedigingslinie bestaat uit een bepaald type cellen, die een organisme kunnen opnemen. Welke cellen zijn dit? 1B. Een andere component van de tweede verdedigingslinie bestaat uit bepaalde stoffen. Welke stoffen behoren tot de tweede verdedigingslinie? In werkelijkheid komen er 10 8 meer rode bloedcellen dan witte bloedcellen in het bloed voor.

Bij een beschadiging van de huid geven de cellen een chemisch signaal af. In reactie hierop worden de nabijgelegen capillairen wijder en worden meer permeabel. Door de beschadiging kunnen ook pathogenen zoals bacteriën de huid binnendringen. Stollingsfactoren in het bloed worden ook aangetrokken door de chemische signalen. Ook vloeistof gaat vanuit het capillair naar de plek, die daardoor verdikt (zwelling). Fagocyterende cellen worden door de chemische signalen aangetrokken vanuit het capillair naar de wond om de binnengedrongen bacillen en celafval te verwijderen. Als alle pathogenen en afval is opgeruimd kan de huid helen, de zwelling verdwijnt en het capillair vernauwt weer. De permeabiliteit gaat ook weer naar een normale waarde. 3A. Wat zijn de drie meest karakteristieke bijwerkingen van de verhoogde bloedtoevoer? 1. 2. 3. 3B. Mestcellen zijn in het bindweefsel onder de huid aanwezig, en geven histamine aan de omgeving af op de plaats van de beschadiging. Waarvoor dient histamine? 3C. Waarvoor dient histamine nog meer? 3D. Bij een ontstekingsreactie zijn neutrofiele cellen en macrofagen betrokken. De neutrofiele cellen zijn als eerste aanwezig bij een ontsteking. Welke drie eigenschappen hebben neutrofiele cellen? 1. 2. 3.

3E. Later volgen de macrofagen. Welke vijf eigenschappen hebben macrofagen? 1. 2. 3. 4. 5. Beschadigde cellen, pathogenen en immuuncellen geven chemische signalen af die een rol spelen bij het initiëren van de ontstekingsreactie. Macrofagen en andere cellen signaleren aan endotheelcellen, de cellen van bloedvaten, waardoor de bloedstroom wordt bevorderd en herstel vergemakkelijkt. 4A. Histamine is zo'n chemisch signaal en induceert vaatverwijding. Hierdoor worden bloedvaten doorlaatbaarder of permeabeler. Welke cellen (behalve mestcellen) geven histamine af? 4B. Pyrogenen zijn ook chemische signaalstoffen en verhogen de lichaamstemperatuur. De effecten van koorts zijn nog niet duidelijk: betere pathogeen-opruiming, betere doorbloeding,... Welke cellen geven pyrogenen af? 4C. Chemokinen zijn immuunstoffen die de migratie van immuuncellen sturen. Hierdoor wordt de plaats van een beschadiging of infectie duidelijk, en kunnen immuuncellen helpen de schade te beperken, of genezing te induceren. Welke cellen geven chemokinen af? 5. Gedurende de ontstekingsreactie ontstaat er vaak pus. Pus wordt meestal binnen een aantal dagen opgenomen door het lichaam. Waaruit bestaat pus? Een ontstekingsreactie is een lokaal proces. Het lichaam kan echter ook een systemische niet-specifieke reactie op gang brengen om een infectie te lijf te gaan. Koorts is hier een voorbeeld van. Koorts ontstaat als zowel leukocyten als macrofagen pyrogenen uitscheiden in reactie op een pathogeen organisme. Deze pyrogenen verhogen het setpoint van de lichaamsthermostaat in de hypothalamus.

6. Hoe helpt koorts het lichaam bij het herstel? 7A. Virussen kunnen zichzelf niet vermenigvuldigen en zijn hiervoor dus afhankelijk van de gastheercellen. De cellen die geïnfecteerd raken met virussen gaan vaak hieraan ten gronde, maar kunnen nog wel naburige cellen waarschuwen. Wat geven deze geïnfecteerde cellen ter waarschuwing af? Dit is een schematische weergave van de werking van interferon. De eerste stap is een besmetting met een virus. Het virus begint zichzelf te vermenigvuldigen. Tegelijkertijd zorgt het voor activatie van de interferongenen van de cel, waardoor interferonmrna wordt gemaakt. Het interferon-mrna zorgt voor de productie van interferon. Dit wordt uitgescheiden en bereikt zo naburige cellen. Interferon bindt aan receptoren op buurcellen en induceert in de cel twee belangrijke reacties: 1. Interferon remt de eiwit- en RNA-synthese waardoor geen nieuwe virusdeeltjes kunnen worden gemaakt, en 2. Interferon induceert transcriptie van anti-virale genen Bij een infectie met het virus van de naburige cel zijn de antivirale eiwitten al aanwezig om de reproductie van het virus te blokkeren. De infectie kan zich niet verder verspreiden. 7B. Zijn interferonen virus-specifiek?

Verworven afweer: derde linie 1A. De derde linie van het afweersysteem is gericht tegen specifieke kenmerken van de vreemde binnendringer. Welke cellen zijn betrokken bij de specifieke afweer? B- en T-lymfocyten komen in grote hoeveelheden voor in het bloed en het lymfestelsel. Op hun celoppervlak zitten receptoren die een specifieke binding kunnen aangaan met macromoleculen van de indringers. Deze binding leidt tot stimulering van de lymfocyten. De lymfocyten stellen vervolgens een immuunreactie in werking om de pathogene organismen te doden. 1B. Hoe heten deze macromoleculen van de indringers, die de immuunreactie oproepen? Lymfocyten komen ook vele lichaamseigen antigenen tegen. Het is de bedoeling dat deze weliswaar worden herkend, maar niet leiden tot een immuunreactie. Gedurende de rijping van lymfocyten worden dan ook alle lymfocyten vernietigd die een reactie zouden kunnen opzetten tegen lichaamseigen genen. Een bepaalde groep van lichaamseigen membraaneiwitten is met name betrokken bij dit onderscheid tussen "self" en "non-self". Dit zijn de MHC-eiwitten: glycoproteïnen die voorkomen op lichaamseigen cellen (MHC = Major Histocompatibility Complex). In mensen worden deze eiwitten ook wel HLA-eiwitten genoemd (HLA = Human Leukocyt Antigen). 2A. Er zijn twee klassen MHC-eiwitten: klasse I en II. Klasse I komt op alle kernhoudende lichaamscellen voor. Op welke menselijke lichaamscellen komen geen MHC-Ieiwitten voor? 2B. Welke MHC-eiwitten komen voor op een B-lymfocyt? 3. Immuuncellen worden gevormd vanuit haematopoëtische stamcellen in het rode beenmerg. De meeste rijpen daar ook. In de thymus rijpen ook immuuncellen. Welke cellen rijpen niet in het rode beenmerg, maar in de thymus? Gedurende het rijpingsproces worden de lymfocyten immuuncompetent gemaakt: ze ontwikkelen receptoren op hun membraan waarmee ze één bepaald type antigen herkennen en binden. Ook moeten ze lichaamseigen antigenen herkennen en hier niet te

sterk aan binden. Lymfocyten die óf te sterk binden aan lichaamseigen antigenen óf deze te slecht herkennen ondergaan apoptose. 4A. Wat is een andere naam voor apoptose? 4B. Wat zou er gebeuren als al deze lymfocyten in leven bleven? De T-lymfocyten in de thymus splitsen zich tijdens de ontwikkeling in twee aparte populaties, gebaseerd op het type CD-receptor dat de T-cel tot expressie brengt. CD staat voor "cluster van differentiatie", en de oppervlakte-eiwitten die tot dit cluster behoren krijgen een volgnummer. CD4-receptoren binden aan het MHC-II-eiwit, en de CD4-positieve T-cellen worden T- helpercellen genoemd. Gedurende antigenherkenning fungeert de CD-receptor als een coreceptor door te binden aan een deel van het MHC-molecuul. 5A. Zet de juiste namen bij de onderdelen van deze T-helpercel. CD8-receptoren binden aan MHC-I-eiwit, en CD8-positieve T-cellen worden killer-t-cellen of cytotoxische T-cellen genoemd. Gedurende antigenherkenning fungeert de CD-receptor als een co-receptor door te binden aan een deel van het MHC-molecuul. 5B. Zet de juiste namen bij de onderdelen van deze cytotoxische T-cel.

De humorale immuniteit speelt zich af in de lichaamsvloeistoffen (humor=vloeistof). Geactiveerde B-lymfocyten worden plasma- of effectorcellen genoemd, en produceren grote hoeveelheden antilichamen. Deze worden afgegeven in het bloed en de lymfe. Deze antilichamen binden aan bacteriën en virussen. De cellulaire immuniteit is het proces waarbij T-lymfocyten het lichaam verdedigen tegen intracellulaire pathogenen zoals virussen of parasieten. Ook kankercellen of getransplanteerde cellen behoren tot de doelwitten van de cellulaire immuniteit. 6. Geef van elke component een aantal karakteristieken. Humoraal Cellulair Cytotoxische T-cellen (T C -cellen) worden geactiveerd door lichaamsvreemde antigenen die gepresenteerd worden door een MHC-I molecuul. Meestal gaat het hierbij om viruspeptiden, maar ook cellen die geïnfecteerd zijn met intracellulaire parasieten, kankercellen en getransplanteerde cellen behoren tot het doelwit van T C -cellen. Co-stimulatie door cytokinen en de binding van CD8 aan het MHC-I-molecuul versnellen en versterken het proces. De geactiveerde T C -cel geeft het eiwit perforine af dat vervolgens in de membraan van de doelwitcel polymeriseert en transmembraanporiën vormt. Vervolgens stromen water en ionen de cel in en deze lyseert uiteindelijk. Naast de T-lymfocyten maken ook plasmacellen deel uit van de specifieke afweer. Plasmacellen produceren grote hoeveelheden antilichamen in reactie op een interactie met een antigen. 8A. Waaruit bestaat een antilichaam? 8B. Ze hebben een variabel deel waarmee ze specifieke antigenen herkennen. Op welke keten bevindt zich het variabele deel?

8C. Antilichamen hebben een Y-vorm. Schets hieronder de bouw van het antilichaam. 8D. Waar bevinden zich de zwavelbindingen? Geef dit hierboven aan. 9. Plasmacellen produceren grote hoeveelheden antilichamen in reactie op een interactie met een antigen. Op hoeveel verschillende antigenen kan het immuunsysteem reageren? Er zijn bepaalde antilichaamklassen, die worden bepaald door het constante deel van een antilichaam. Dit bepaalt de antilichaamklasse (Ig = immuunglobuline). 10. Vul de tabel hieronder verder aan. Antilichaamklasse Mono-, di- of pentameer Eigenschappen IgE IgA IgM IgG IgD

In de lymfoïde organen zijn vele immuuncompetente, maar naïeve B-cellen aanwezig. Deze B-cellen hebben membraanreceptoren waarmee ze slechts één type antigen kunnen binden. Indien er in het bloed of lymfe een lichaamsvreemd antigen aanwezig is, kan dit antigen dus slechts één van de vele B-cellen activeren. Wel kan het zijn dat één pathogeen meerdere antigenen of epitopen bezit, en dus meerdere naïeve B-cellen kan activeren. 11. Welk type antigenreceptoren zitten er op B-lymfocyten? In de lymfoïde organen zijn vele immuuncompetente, maar naïeve B-cellen aanwezig. Deze B-cellen hebben membraanreceptoren waarmee ze slechts één type antigen kunnen binden. De binding tussen de receptoren en antigenen leidt tot activatie van één type B-cel, die zich gaat delen zodat er een grote hoeveelheid identieke B-cellen ontstaat. Een aantal van deze cellen ontwikkelen zich tot B-geheugencellen. Andere cellen ontwikkelen zich tot effector-b-cellen. Dit proces van selectieve activatie en proliferatie wordt clonal selection genoemd. Effector-B-cellen worden ook wel plasmacellen genoemd, en produceren in korte tijd een grote hoeveelheid antilichamen. Het cytoplasma is gevuld met RER om deze enorme hoeveelheid antilichamen te kunnen produceren. De geproduceerde antilichamen worden uitgescheiden en circuleren vervolgens in de lymfe en het bloed. De antilichamen hebben dezelfde antigenspecificiteit als de B-celreceptoren en binden dus aan het betreffende antigen. Door deze binding worden de antigenen gemarkeerd voor destructie door zowel het niet-specifieke als het specifieke immuunsysteem. De eerste keer dat lymfocyten worden blootgesteld aan een bepaald antigen wordt de daarop volgende selectieve proliferatie en differentiatie de primaire respons genoemd. 10-17 dagen na de initiële blootstelling aan het antigen wordt de maximale hoeveelheid effectorcellen en antilichaamproductie bereikt. Bij een tweede ontmoeting met hetzelfde antigen is de reactie van het immuunsysteem echter veel sterker. Dit noemt men de secundaire respons. 12. In welk opzicht is de secundaire respons sterker? Het vermogen om een secundaire reactie op te zetten wordt omschreven als het immunologische geheugen. Dit principe geeft een levenslange bescherming tegen bepaalde pathogenen. Tevens ligt het ten grondslag aan de vaccinatieprogramma's die wereldwijd worden toegepast.

Gezondheid en ziekte Antilichamen kunnen worden doorgegeven van het ene individu naar het andere en bieden daardoor passieve immuniteit. De overdracht kan op twee manieren: natuurlijk: van moeder op kind, via de placenta en de moedermelk kunstmatig: via een injectie 1A. Welke immuunglobulines worden via de moedermelk en de placenta doorgegeven? Via de moedermelk: Via de placenta: Passieve immuniteit verdwijnt na een paar maanden. Bij pasgeboren baby's is dat voldoende om het eigen immuunsysteem te ontwikkelen. Kunstmatige passieve immuniteit, door een injectie met antilichamen van een immuun persoon, biedt acuut, maar kortdurend, bescherming tegen een bepaalde ziekte. Actieve immuniteit ontstaat door reactie van het immuunsysteem op een pathogeen, en zo ontstaat natuurlijk verworven immuniteit. Kunstmatige actieve immuniteit kan worden verkregen door immunisatie of vaccinatie. 1B. Waaruit kan een vaccin bestaan? In de immuunreactie die een vaccin oproept, worden ook B- en T-geheugencellen geproduceerd. Deze zorgen ervoor dat er lange bescherming bestaat tegen de antigenen waartegen het vaccin moet immuniseren, soms zelfs levenslang. In de meeste geïndustrialiseerde landen worden kinderen via een vaccinatieschema ingeënt tegen ziektes als difterie, tetanus, kinkhoest, polio, bof, mazelen en rode hond. Een goed werkend immuunsysteem heeft ook nadelen. Zo kan voor bloedtransfusie niet het bloed van ieder willekeurig persoon gebruikt worden. 2A. Iemand met bloedgroep A maakt geen antilichamen tegen epitopen die op antigen A lijken omdat deze als lichaamseigen worden beschouwd, maar wel tegen epitopen van groep B. Welke antigenen dragen de rode bloedcellen van bloedgroepen A en AB? A: AB: 2B. Welke antilichamen bevat het serum van bloedgroepen A en AB? A: AB:

2C. Bloed met antilichamen tegen een antigen in het donorbloed agglutineert (klontert), omdat grote antigen-antilichaam-complexen gevormd worden. Welke combinaties van bloedgroep en donorbloed zullen agglutineren? Bloedgroep A met donorbloed van: Bloedgroep AB met donorbloed van: 2D. Met welke bloedgroep kun je elk soort bloed ontvangen? Met welke bloedgroep kun je aan iedereen bloed geven? Ook bij orgaantransplantaties of beenmergtransplantaties zorgt een goed werkend immuunsysteem voor problemen. Bij mensen bestaat het MHC-complex uit meer dan 200 genen, die dicht bij elkaar aanwezig zijn op choromosoom 6. Daarnaast kent ieder MHC-gen een groot aantal verschillende allelen. Hierdoor zijn een groot aantal verschillende MHCmoleculen binnen de menselijke populatie aanwezig. Het is daarom erg onwaarschijnlijk dat twee mensen exact dezelfde set van MHC-moleculen bezitten. 3A. Hoe groot is de overeenkomst in MHC-allelen tussen ouder en kind? 3B. Hoe groot is de overeenkomst in MHC-allelen tussen broer en zus? 3C. Hoe groot is de overeenkomst in MHC-allelen tussen eeneiige tweelingen? Sommige immuunreacties zijn helaas te sterk van aard. Het immuunsysteem reageert dan hypersensitief op het lichaamsvreemde antigeen, het allergeen, en dit heeft een allergische reactie tot gevolg. 4A. Welke cellen van het immuunsysteem zijn betrokken bij een allergische reactie? De typische allergische reactie bestaat uit niezen, een loopneus, tranende ogen en een moeizame ademhaling doordat de gladde spieren rondom de ademhalingswegen contraheren. Na een eerste contact met het allergeen ontstaan er plasmacellen, die IgE-antilichamen produceren tegen het allergeen. Deze IgE kunnen met hun Fc-gedeelte binden aan de membraan van mestcellen. Bij hernieuwd contact met het antigeen kunnen de IgE-moleculen aan het antigeen binden, maar de mestcel met het IgE kan ook binden aan het antigeen. Dit zet de mestcellen aan tot degranulatie: ze scheiden histamine en andere ontstekingsveroorzakende stoffen uit.

4B. Noem een aantal bekende allergenen. 4C. Een acute allergische reactie kan bij sommige mensen een anafylactische shock veroorzaken. Dit treedt op als meerdere mestcellen tegelijkertijd histamine afgeven. Wat is het grootste gevaar van een anafylactische shock? 4D. Welk medicijn kan dit effect weer teniet doen? Een andere ontsporing van het immuunsysteem is de ontwikkeling van een autoimmuunziekte. Het immuunsysteem verliest dan de mogelijkheid om lichaamseigen antigen te herkennen en valt vervolgens bepaalde lichaamseigen moleculen of cellen aan. Hoe autoimmuunziektes precies ontstaan is nog onbekend. Wel is ontdekt dat bepaalde MHC-allelen geassocieerd zijn met het optreden van bepaalde auto-immuunziektes. 5. Welke ziektes zijn auto-immuunziektes? Het ontbreken van maar één component kan al leiden tot een niet functioneel immuunsysteem. De immuundeficiëntie die zo ontstaat kan zowel aangeboren als verworven zijn. Meestal is dan òf de humorale òf de cellulaire respons verstoord. Bij SCID-patiënten (Severe Combined ImmunoDeficiency) zijn echter beide responses afwezig. Een kleine infectie kan dan al levensbedreigend zijn. 6. Welke behandelingsmethoden zijn er mogelijk voor patiënten met SCID? Verworven immuundeficiëntie kan onder andere ontstaan door: ondervoeding (komt het meeste voor) ziekte van Hodgkin (kanker van de lymfeknopen) AIDS (meest bekend) AIDS (acquired immune deficiency syndrome) werd voor het eerst ontdekt in de jaren '80 bij homosexuele mannen in Amerika. 7A. Welke cellen van het immuunsysteem zijn met name aangetast in patiënten met AIDS? 7B. Bij de infectie van T-cellen door HIV zijn membraanreceptoren betrokken. (Zie de paragraaf "Membrane proteins and their functions" in hoofdstuk 8 van Campbell.) Welke receptoren is/zijn dat?

Het virus dat AIDS veroorzaakt noemt men HIV (human immunodeficiency virus). Dit kan T- helpercellen en macrofagen binden en infecteren, en zich vervolgens vermenigvuldigen met behulp van eigen enzymen en enzymen van de gastheercel. In het begin van de infectie met HIV lijkt het alsof het immuunsysteem in staat is om een effectieve reactie te starten. Het virus neemt in aantal af en er worden antilichamen tegen het virus gemaakt. Bij het vermoeden op een HIV-infectie test men het bloed op deze antilichamen: indien deze aanwezig zijn is de persoon HIV- of sero-positief. Gedurende 3-10 jaar neemt de hoeveelheid virussen toe en treedt er langzamerhand een verlies van functionele immuuncellen op. Uiteindelijk ontwikkelt de HIV-positieve persoon AIDS en is zowel de humorale als de cellulaire respons verloren gegaan. 8. Waarom is het zo moeilijk een vaccin te maken tegen HIV?