2003 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Vergelijkbare documenten
in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2).

Mycoplasma pneumoniae

Bordetella pertussis

Respiratoir Syncytiaal Virus

in vergelijking met 2002 en 2003, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden (tabel 2).

Chlamydia trachomatis

Bordetella pertussis

Respiratoir Syncytiaal Virus

Haemophilus influenzae

in vergelijking met 2002, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2).

Influenza B. Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk. Peillaboratoria. 1. Doelstellingen. 2. Representativiteit in 2004

Respiratoir Syncytiaal Virus

Streptococcus pyogenes

in vergelijking met 2002, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Wallonië (2002 : N=19, 2003 : N=14; tabel 2).

Respiratoir Syncytiaal Virus

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j.

Chlamydia trachomatis

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Oostende Waremme

Philippeville

Respiratoir Syncytiaal Virus

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2010

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2011

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % N %

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2007

2005 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in Belgie in 2002

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2009

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2012

2006 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2013

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE AFDELING BACTERIOLOGIE

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2014

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Hommes - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

SALMONELLA EN SHIGELLA STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE IN 2000

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2015

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Statistiques Médecins - Geneesheren Statistieken toetreding akkoord , 2/3/2016, geografisch

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Hommes - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Chômeurs complets dispensés d'inscription (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Total des attributaires sur base de prestations de travail - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Streptococcus pneumoniae

N A T I O N A A L R E F E R E N T I E C E N T R U M S A L M O N E L L A & S H I G E L L A

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriën in België: 01/01/ /10/2012

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

SURVEILLANCE VAN ANTIBIOTICARESISTENTIE IN VOEDINGSWAREN (RESULTATEN 2018)

Streptococcus pneumoniae

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

Haemophilus influenzae

Humane salmonellose overgedragen door reptielen

Streptococcus pneumoniae

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

MANDATARISSEN PER PE 40 ZETELS MANDATAIRES PAR EP 40 SIEGES Berekening van het aantal zetels Mode de calcul du nombre de sièges (art.

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) en aanbevelingen in België:

Statistiques Médecins - Artsen Statistieken 19/3/2018 (eindtabel akkoord )

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae

Raadgevend Comite FAVV. Voorstelling jaarverslag Hormonencel

ASIELSTATISTIEKEN 2008

Resultaten resistentiesurveillance voor E. coli: periode

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2007

2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS

THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

ASIELSTATISTIEKEN Overzicht 2009

Vastgoed is een bron van een kapitaalstroom met een jaarlijks debiet van vermoedelijk omtrent 1/3 BBP Vastgoed is zowel voor particulieren als voor

Analyse van de uitgaven

REGIONALE PATENTACTIVITEIT VLAANDEREN EN BELGIË

TOEZICHT OP ANTIMICROBIËLE RESISTENTIE (AMR) IN LEVENSMIDDELEN (2017)

NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE, IN 2002

ASIELSTATISTIEKEN Overzicht 2010

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) in België:

Dossiers illegale tewerkstelling van vreemdelingen bij de arbeidsauditoraten van het ressort Gent

Het referentielaboratorium voor rabiës is gevestigd op het WIV-Departement Pasteur Instituut te Brussel.

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Verslag Operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten Wetenschappelijke dienst Voedselpathogenen

Transcriptie:

http://www.iph.fgov.be/bacterio 2003 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA JAARVERSLAG SALMONELLA EN SHIGELLA STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIË IN 2003 AFDELING BACTERIOLOGIE WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID

Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2003 Het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella Afdeling Bacteriologie Departement Microbiologie - Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) Bronnen : Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella (NRSS), klinische laboratoria, Nationaal Referentiecentrum voor lysotypie van het departement Pasteur Instituut van het WIV. Verslag : opgemaakt door Dr. Sc. J.M.Collard en door Dr. Sc. S. Bertrand. Met de technische medewerking van L. Willems, D. Baeyens, F. De Cooman, H. Steenhaut en J. Mojet (NRSS, Brussel). Secretariaat, vertaling en lay-out: C. Hemmerijckx; M. Vrints. Kwaliteitscoördinator : E. Mairiaux Met de externe medewerking van Dr. C. Godard en C. Wildemauwe (Referentiecentrum voor lysotypie) Realisatie van de kaarten: Y. Dupont (Afdeling Epidemiologie, WIV). Site Web : http://www.iph.fgov.be/bacterio Financiering: FOD Volksgezondheid,Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu In het verslag kunnen gedeelten van de tekst geciteerd worden met een referentie. Voorbeeld van een citaat : National Reference Centre for Salmonella and Shigella. Annual Report on Human Salmonella and Shigella in Belgium 2003, Institute of Public Health. Depotnummer: D/2004/2505/27 Kopieën kunnen gevraagd worden aan : Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella/Shigella W.I.V. /Afdeling Bacteriologie J. Wytsmanstaat, 14 B-1050 Brussel Tel : 02/642 50 82 Fax : 02/642 52 40 Het verslag is ook beschikbaar in pdf formaat op internet: http://www.iph.fgov.be/bacterio 1/44

Inhoudstabel HOOFDPUNTEN VOOR DE HUMANE SALMONELLA STAMMEN... 3 HOOFDPUNTEN VOOR DE SHIGELLA STAMMEN... 3 1. Inleiding... 4 1.1. Doelstelling... 4 1.2. Kwaliteit... 4 2. Materiaal en methoden... 4 2.1. Definitie van een geval... 4 2.2. Verzameling van de stammen... 4 2.3. Taxonomie van de genus Salmonella en Shigella... 5 2.4. Serotypering... 5 2.5. Gevoeligheidsbepaling voor antibiotica... 5 2.6. Faagtyperingen... 6 3. Resultaten... 7 3.1. Salmonella van humane oorsprong... 7 3.1.1. Salmonella: Verzameling van de isolaten... 7 3.1.2. Salmonella: Aantal stammen en oorprong van isolatie... 7 3.1.3. Salmonella: Verdeling per serogroep en de belangrijkste serovars... 7 3.1.4. Salmonella: Verdeling en incidentie per arrondissement... 12 3.1.5. Salmonella: Verdeling per leeftijdsgroep en per geslacht... 14 3.1.6. Salmonella: Seizoensgebonden voorkomen... 15 3.1.7. Salmonella: Bacteriëmie... 17 3.1.8. Salmonella: na verblijf in het buitenland... 18 3.1.9. Salmonella: Evolutie (1983-2003)... 20 3.1.10. Salmonella: Resistentie tegen antibiotica... 23 3.1.11. Salmonella: Faagtypering... 29 3.1.12. Salmonella Typhi... 32 3.1.13. Salmonella: Speciale episodes in 2003... 33 3.2. Salmonella : Niet-humane oorsprong... 35 3.3. Shigella... 37 3.3.1. Shigella: Verzameling isolaten... 37 3.3.2 Shigella: Stammen en oorsprong... 37 3.3.3. Shigella: Verdeling per serotype... 37 3.3.4. Shigella: Verdeling per geslacht en leeftijdsgroep... 38 3.3.5. Shigella: Isolatie per seizoen... 39 3.3.6. Shigella: Tendens (1990-2003)... 39 3.3.7. Shigella: Associatie met andere pathogene stammen... 41 3.3.8. Shigella: Na verblijf in het buitenland of bij migranten... 42 Referenties... 43 Bijlage 1. Formulier...44 2/44

HOOFDPUNTEN VOOR DE HUMANE SALMONELLA STAMMEN o o In 2003 werden in België 12894 humane Salmonella stammen door het NRSS geïnventariseerd. Een globale stijging van 27% t.o.v. 2002. Deze verhoging werd veroorzaakt door de stijging van serovar Enteritidis (+ 44% t.o.v. 2002). o Serovar Enteritidis bleef de frequentste en vormde voor de eerste keer meer dan 70% van de humane Salmonella stammen. Verdere daling van het serovar Hadar (merkbaar sedert 1997) t.o.v. 2002 werd geobserveerd. o o o o Er werd in 2003 werd een piekperiode waargenomen voor Salmonella Enteritidis in augustus en september en voor Salmonella Typhimurium in augustus. In de maand april was er een belangrijke stijging van het aantal Salmonella Enteritidis gevallen. In 2003 werden 301 gevallen van bacteriëmie gerapporteerd. Als meest invasieve serovars werden Typhi, Paratyphi A, Paratyphi B en Dublin teruggevonden. De serovars Typhimurium, Virchow en Hadar vertoonden een verhoogde antibioticaresistentie: multiresistentie ( 4) werd waargenomen voor respectievelijk 29; 52,3 en 57% van de gevallen. Daarentegen is de overgrote meerderheid van de geteste isolaten van de serovars Enteritidis (95,9%), Brandenburg (93,5%) en Derby (93%) gevoelig gebleven voor al de geteste antibiotica. 18% van de isolaten van serovar Typhimurium vertoonden het R-type ACSSuT (met of zonder extra resistenties). Van deze stammen behoorden 73% tot het lysotype DT104. Drie Salmonella Typhimurium stammen vertoonden resistentie tegen ciprofloxacine (MIC 32µg/ml). Deze resistentie werd veroorzaakt door twee substituties in de gyrase A proteïne, Ser83 in Phe en Asp87 in Asn, en door één substitutie in de ParC proteïne, Ser80 in Arg. o In 2003 werd ook een opmerkelijke stijging van resistente Salmonella Virchow stammen waargenomen (100% in 2003 t.o.v. 85% in 2002). Een resistentie tegen cefotaxime werd teruggevonden in 14% van de multiresistente Salmonella Virchow isolaten. HOOFDPUNTEN VOOR DE SHIGELLA STAMMEN o o In 2003 werden 357 Shigella stammen geïnventariseerd door het NRSS in België. Shigella sonnei vormde 70% van de gevallen 3/44

1. Inleiding 1.1. Doelstelling De Afdeling Bacteriologie verzamelt epidemiologische gegevens over humane infecties te wijten aan Salmonella/Shigella spp. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor het detecteren van epidemieën, de opvolging ervan, het uitstippelen van preventieve acties en de evaluatie van de genomen maatregelen. De faagtyperingen werden uitgevoerd door het Nationaal Referentiecentrum voor faagtypering van het Department Pasteur Instituut van het WIV volgens de aanbevelingen van het PHLS (Public Health Laboratory Service London). Deze opdracht gebeurt in samenwerking met de Afdeling Epidemiologie van het WIV die maandelijks een lijst ontvangt van het Nationaal Referentiecentrum met de humane infecties van Salmonella en Shigella. Deze gegevens worden dan doorgegeven aan het netwerk Enter-Net 1 (Europese Organisatie voor infecties ondersteund door de Europese Commissie DG Sanco en gevestigd in London, PHLS).De epidemiologische gegevens zijn ook toegankelijk voor de Gezondheidsinspecteurs van de Gemeenschappen op de databank van het WIV met beperkte toegang. Bij een verdachte epidemie verwittigt het Centrum de Afdeling Epidemiologie. Deze zal dan het nodige doen om een onderzoek in te stellen bij de patiënten en zal het FAVV (Federaal Agenschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) verwittigen in geval van noodzaak voor een onderzoek van de besmette eetwaren. In de praktijk worden gegevens bekomen door de serotypering van de betreffende klinische stammen die ons opgestuurd worden door de diverse klinische en hospitaallaboratoria. De gegevens laten ook een langetermijnevolutie zien van de verschillende serovars. Door het testen van de antibioticagevoeligheid op deze stammen kunnen ook tendensen met betrekking tot antibioticaresistentie worden afgelijnd. Salmonella stammen geïsoleerd uit dieren of voedingswaren worden ook onderzocht. Deze gegevens dragen bij tot de surveillance van zoönosen. De taken van de afdeling situeren zich volledig in het kader van de volksgezondheid en de bescherming van de consument. 1.2. Kwaliteit Sedert 40 jaar heeft het Centrum kwaliteit nagestreefd zowel op het vlak van de analysen en epidemiologische dataverspreiding als op het vlak van communicatie met de correspondenten en opdrachtgevers. In 2003 heeft het centrum een officieel kwaliteitssysteem, NBN en ISO/IEC 17025, geïntroduceerd om de kwaliteitsstandaard te officialiseren. Sinds 22 juni 2004 is het centrum geaccrediteerd. Dit systeem garandeert de nauwkeurigheid en geldigheid van het toegepaste protocol, de traceerbaarheid van de onderzoeksresultaten, de juistheid van de uitslagen en de technische zelfstandigheid van het laboratorium. Dit kwaliteitssysteem schept eveneens een gevoel van vertrouwen tussen het Centrum en zijn correspondenten en klanten. Behalve de invoering van dit officiële kwaliteitssysteem heeft het Centrum ook nieuwe technologieën ingevoerd (moleculaire biologie, communicatie netwerk). Deze laten het Centrum toe zijn nationale en internationale opdrachten in het kader van de volksgezondheid en de bescherming van de verbruikers met meer deskundigheid te kunnen uitvoeren. 2. Materiaal en methoden 2.1. Definitie van een geval Een geval van Salmonella of Shigella is een isolatie van Salmonella of Shigella bij een mens. Dit kan zowel een gezonde drager als een ziek persoon zijn. 2.2. Verzameling van de stammen Elke isolatie van humane Salmonella is op vrijwillige basis naar het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella opgestuurd. Het formulier (bijlage 1, p. 44) met inlichtingen over de stam en de epidemiologie moet hieraan toegevoegd worden. De reeds opgespoorde antigene kenmerken dienen eveneens vermeld te worden. In geval van 4/44

epidemie of collectieve voedselintoxicatie moeten slechts enkele stammen van verschillende patiënten verstuurd worden met de vermelding van het totaal aantal vastgestelde gevallen. 2.3. Taxonomie van de genus Salmonella en Shigella De genus Salmonella behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en bevat 2 species : S. enterica die onderverdeeld is in 6 subspecies : 1) S. enterica subspecies enterica (1504 serovars) of subspecies I 2) S. enterica subspecies salamae (502 serovars) of subspecies II 3) S. enterica subspecies arizonae (95 serovars) of subspecies IIIa 4) S. enterica subspecies diarizonae (333 serovars) of subspecies IIIb 5) S. enterica subspecies houtenae (72 serovars) of subspecies IV 6) S. enterica subspecies indica (13 serovars) of subspecies VI S. bongori (22 serovars) Bron aantal serovars : Antigenische formule van de Salmonella serovars (2001) 8 e uitgave 2 + bijvoegsel 2002 (no 46) 3. De genus Shigella behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en bevat vier species : S. dysenteriae, S. flexneri, S. boydii en S. sonnei. De identificatie van deze species is gebaseerd op het biochemisch en antigenisch karakter. Iedere species is verdeeld in serovars op basis van factor O, deze zijn aangeduid door arabische cijfers (soms gevolgd door een letter of simpelweg een letter bij sommige varianten van S. flexneri). 2.4. Serotypering Het serotype bij een Salmonella wordt gedefinieerd door een associatie van somatische O- antigenen, flagellaire H-antigenen en oppervlakte-antigenen (Vi) volgens het schema van Kauffmann en White 4. Indien noodzakelijk, worden er bijkomende testen uitgevoerd om de identificatie te bevestigen of om een onderscheid te maken tussen de verschillende subspecies. Voor de eerste gekarakteriseerde O-groepen gebruikte men de letters van het alfabet; nadat alle letters opgebruikt waren ging men verder met cijfers (van 51 tot 67). Thans raadt men het gebruik van cijfers aan; de letters worden voorlopig nog tussen haakjes geplaatst: voorbeeld. O:4(B); O:18(K) (Zie: Tabel 1) Tabel 1. Aanduiding 2 van O-groepen Alfabetisch Actueel Alfabetisch Actueel Alfabetisch Actueel A 2 G1-G2 13 Q 39 B 4 H 6,14 R 40 C 1 -C 4 6,7 I 16 S 41 C 2 -C 3 8 J 17 T 42 D 1 9 K 18 U 43 D 2 9,46 L 21 V 44 D 3 9,46,27 M 28 W 45 E 1 -E 2 -E 3 3,10 N 30 X 47 E 4 1,3,19 O 35 Y 48 F 11 P 38 Z 50 Het serotype van een Shigella wordt gedefinieerd door een combinatie van O-antigenen. Bijkomende biochemische testen worden eveneens uitgevoerd om de identificatie te bevestigen en de verschillende species en variëteiten te differentiëren 5. 2.5. Gevoeligheidsbepaling voor antibiotica Tijdens het jaar 2003 werden steekproeven genomen voor de 6 belangrijkste serovars van Salmonella isolaten van humane oorsprong. De steekproeven werden uitgevoerd volgens het schema in tabel 2. De gevoeligheid voor 13 antibiotica werd bepaald met de diffusiemethode volgens Kirby-Bauer aanbevolen door de NCCLS 6,7. 5/44

Tabel 2. Schema van de steekproeven voor de gevoeligheidsbepalingen in 2003. Serovar Weken 1-24 25-29 30-41 42-47 48-53 Enteritidis 1/week Typhimurium 5 10 10 5 5 Hadar 1/week Virchow 1/week Brandenburg 1/week Derby 1/week Voor de bepaling van de minimale inhibitorische concentratie voor ciprofloxacine en cefotaxime werd gebruik gemaakt van de Etest. Voor ciprofloxacine en cefotaxime kunnen we de isolaten als resistent (R) beschouwen bij respectievelijk MIC 4 en 64 µg/ml; intermediair (I) resistent bij respectievelijk MIC = 2 en gelegen tussen 16-32 µg/ml; gevoelig (S) bij respectievelijk MIC 1en 8 µg/ml. De kritische waarde gekozen voor een verminderde gevoeligheid voor ciprofloxacine (CIP lowr ) is 0,125µg/mL 8,9. Van alle isolaten resistent aan nalidixinezuur werd ook de MIC voor ciprofloxacine bepaald met Etest. Nalidixinezuur resistente isolaten kunnen een verminderde gevoeligheid vertonen voor ciprofloxacine, hetgeen een nadelig gevolg heeft voor de behandeling met ciprofloxacine 8. 2.6. Faagtypering De faagtypering werd uitgevoerd door het Nationaal Referentiecentrum voor faagtypering van het Departement Pasteur Instituut van het WIV volgens de aanbevelingen van het PHLS (Public Health Laboratory Service-London) 10. De stammen werden geselecteerd volgens het schema in tabel 3 Tabel 3. Schema van de stammenselectie voor faagtypering. Serovar Weken 1-24 25-29 30-41 42-47 48-53 Enteritidis 5 10 20 10 5 Typhimurium 5 10 10 5 5 Hadar 1/week Virchow 1/week 6/44

3. Resultaten 3.1. Salmonella van humane oorsprong 3.1.1. Salmonella: Verzameling van de isolaten In 2003 typeerde het Referentiecentrum humane Salmonella isolaten in opdracht van 188 laboratoria. Het gemiddelde van de opgestuurde isolaten naar het Referentiecentrum bedraagt 68 per jaar. Het aantal laboratoria is lichtjes gedaald in vergelijking met 2001 en 2002 toen respectievelijk 201 en 194 laboratoria humane Salmonella isolaten opstuurden naar het NRSS. 3.1.2. Salmonella: Aantal stammen en oorprong van isolatie In 2003 werden 12894 humane Salmonella stammen ontvangen door het Referentiecentrum. 12403 stammen werden geserotypeerd door het NRSS en 491 serotyperingen (3,8%) werden gemeld door 10 laboratoria. Het merendeel van de Salmonella stammen (96%) werd geïsoleerd uit faeces. De oorsprong van de overige 4% wordt voorgesteld in tabel 4. Tabel 4. Salmonella: Oorsprong van isolatie (N=12894) N % Faeces 12392 96,11 Bloed 255 1,98 Urine 110 0,85 Faeces + bloed 42 0,33 Etter 16 0,12 Faeces + andere 7 0,05 Andere 72 0,56 De meerderheid van de stammen zijn afzonderlijke gevallen. Het FAVV en de Gemeenschappen telden eveneens 63 gevallen van collectieve voedselintoxicatie, betreffende 696 personen (waarvan 83 gehospitaliseerd). In 2003 waren 136 van de opgestuurde stammen geen Salmonella spp. Deze werden gedetecteerd op basis van biochemische reacties (Kligler, urease). Sommige stammen konden geïdentificeerd worden als Escherichia coli (11, waarvan 4 H 2 S + ), Citrobacter (8), Enterobacter (3) en Hafnia alvei (3). 3.1.3. Salmonella: Verdeling per serogroep en de belangrijkste serovars In 2003 behoorden het merendeel van de stammen (72, 01%) tot serogroep D, welke de belangrijkste serogroep is. Het waren hoofdzakelijk Salmonella Enteritidis stammen (N=9201) die 99% van de serogroep D vertegenwoordigden (tabel 6). Salmonella van groep B vertegenwoordigen 22,27% van het totaal aantal Salmonella. De belangrijkste van deze groep was Salmonella Typhimurium (N=2512) gevolgd door Derby (N=100), Brandenburg (N=66) en een monofasische stam 4:i:- (N=59). De 4 voornaamste serovars uit groep C zijn Virchow (N=152), Hadar (N=60), Goldcoast (N=55) en Infantis (N=54). De andere serovars met meer dan 30 isolaten in 2003 zijn Livingstone (N=43), Bovismorbificans (N=35) en een onbeweeglijke stam 9:-:- (N=30). De tabel 5 en figuur 1 geven de frequentie van de 10 voornaamste serovars weer voor het jaar 2003. Tabel 5. Salmonella van humane oorsprong: De voornaamste serovars in 2003. 7/44

Serovar Aantal % Enteritidis 9201 71,4 Typhimurium 2512 19,5 Virchow 152 1,2 Derby 100 0,8 Brandenburg 66 0,5 Hadar 60 0,5 4:i:- 59 0,5 Goldcoast 55 0,4 Infantis 54 0,4 Livingstone 43 0,3 Andere 592 4,6 Totaal 12894 100 Figuur 1. De 10 voornaamste serovars van Salmonella van humane oorsprong voor het jaar 2003. De 10 voornaamste serovars van Salmonella van humane oorsprong voor het jaar 2003 Andere 4,6% Goldcoast 0,4% Infantis 0,4% Livingstone 0,3% 4:i:- 0,5% Hadar 0,5% Brandenburg 0,5% Derby 0,8% Virchow 1,2% Enteritidis 71,4% Typhimurium 19,5% 8/44

Tabel 6 : Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per serogroep (N = 12894; 2003) Salmonella van menselijke oorsprong O:7 (C 1 ) Totaal aantal stammen in 2003 Serovar Aantal % 12894 Virchow 152 1,18 Infantis 54 0,42 O:2 (A) Livingstone 43 0,33 Serovar Aantal % Ohio 18 0,14 Paratyphi A 4 0,03 Rissen 15 0,12 Totaal 4 0,03 Montevideo 12 0,09 Braenderup 9 0,07 Thompson 7 0,05 Mbandaka 6 0,05 O:4 (B) Oranienburg 5 0,04 Serovar Aantal % Tennessee 4 0,03 Typhimurium 2512 19,48 Mikawasima 3 0,02 Derby 100 0,78 Grampian 2 0,02 Brandenburg 66 0,51 6,7:-:1,2 1 0,01 4:i:- 59 0,46 6,7:-:1,5 1 0,01 Bredeney 20 0,16 Bareilly 1 0,01 Agona 19 0,15 Georgia 1 0,01 Paratyphi B 18 0,14 II 6,7:m,t:- 1 0,01 Indiana 10 0,08 Kisii 1 0,01 Saintpaul 9 0,07 Oslo 1 0,01 4,5:-:- 7 0,05 Richmond 1 0,01 Schwarzengrund 6 0,05 Totaal 338 2,64 Heidelberg 5 0,04 4,5:b:- 4 0,03 Limete 4 0,03 O:8 (C 2 -C 3 ) 4:b:- 3 0,02 Serovar Aantal % 4:d:- 3 0,02 Hadar 60 0,47 Agama 3 0,02 Goldcoast 55 0,43 Reading 3 0,02 Bovismorbificans 35 0,27 4:-:- 2 0,02 Newport 29 0,22 Essen 2 0,02 Blockley 16 0,12 Gloucester 2 0,02 Muenchen 9 0,07 Stanley 2 0,02 Kentucky 8 0,06 Stanleyville 2 0,02 Manhattan 7 0,05 4:-:1,6 1 0,01 Bardo 4 0,03 4:-:e,n,z 15 1 0,01 Kottbus 4 0,03 Abony 1 0,01 Albany 3 0,02 Chester 1 0,01 Corvallis 2 0,02 Duisburg 1 0,01 Emek 2 0,02 Haifa 1 0,01 Litchfield 2 0,02 Hato 1 0,01 6,8:-:- 1 0,01 Kaapstad 1 0,01 8,20:i:- 1 0,01 Kisangani 1 0,01 Altona 1 0,01 Sandiego 1 0,01 Bonariensis 1 0,01 Tokoin 1 0,01 Brunei 1 0,01 Totaal 2872 22.32 Gatuni 1 0,01 9/44

Tabel 6 (vervolg 1) : Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per serogroep (N = 12894; 2003) Nagoya 1 0,01 O:13 (G) Takoradi 1 0,01 Serovar Aantal % Totaal 244 1,91 Poona 6 0,05 Durham 2 0,02 Kedougou 2 0,02 Worthington 2 0,02 O:9 (D 1 ) 13,23:-:e,n,z 15 1 0,01 Serovar Aantal % Agbeni 1 0,01 Enteritidis 9201 71,36 Cubana 1 0,01 9:-:- 30 0,23 Grumpensis 1 0,01 Typhi 14 0,11 Havana 1 0,01 Panama 13 0,10 II 13,23:z 29 :- 1 0,01 Dublin 11 0,09 Linton 1 0,01 Berta 6 0,05 Sanktjohann 1 0,01 9:l,v:- 5 0,04 Telelkebir 1 0,01 Javiana 2 0,02 Totaal 21 0,20 9(Vi):-:- 1 0,01 Eastbourne 1 0,01 II 9:z 29 :- 1 0,01 O:16 (I) Totaal 9285 72,03 Serovar Aantal % Hvittingfoss 3 0,02 Gaminara 1 0,01 O:3,10 (E 1 ) Salford 1 0,01 Serovar Aantal % Saphra 1 0,01 London 20 0,16 Totaal 6 0,05 Anatum 13 0,10 Weltevreden 8 0,06 Muenster 7 0,05 O:17 (J) Amsterdam 3 0,02 Serovar Aantal % Give 3 0,02 Matadi 2 0,02 Zanzibar 3 0,02 Jangwani 1 0,01 Amager 1 0,01 Totaal 3 0,03 Totaal 58 0,44 O:18 (K) O:1,3,19 (E 4 ) Serovar Aantal % Serovar Aantal % Cerro 8 0,06 Senftenberg 7 0,05 Totaal 8 0,06 Gnesta 1 0,01 Totaal 8 0,06 O:28 (M) Serovar Aantal % O:11 (F) Pomona 2 0,02 Serovar Aantal % 28:-:- 1 0,01 Rubislaw 3 0,02 Kibusi 1 0,01 11:-:e,n,x 1 0,01 Kitenge 1 0,01 Chandans 1 0,01 Totaal 5 0,05 Totaal 5 0,04 10/44

Tabel 6 (vervolg 2) : Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per serogroep (N = 12894; 2003) O:30 (N) O:45 (W) Serovar Aantal % Serovar Aantal % Landau 1 0,01 Apapa 1 0,01 Urbana 1 0,01 Dugbe 1 0,01 Totaal 2 0,02 Totaal 2 0,02 O:35 (O) O:48 (Y) Serovar Aantal % Serovar Aantal % Adelaide 2 0,02 II 48:d:z 6 1 0,01 Anecho 1 0,01 IIIb 48:k:z 35 1 0,01 IIIb 35:l,v:z 35 1 0,01 Totaal 2 0,02 Monschaui 1 0,01 Totaal 5 0,05 O:58 Serovar Aantal % O:39 (Q) II 58:l,z 13,z 28 :z 6 1 0,01 Serovar Aantal % II 58:-:1,6 1 0,01 Kokomlemle 3 0,02 Totaal 2 0,02 Champaign 1 0,01 Totaal 4 0,03 Niet geklasseerd Serovar Aantal % O:41 (S) Autoagglutinabel 16 0,12 Serovar Aantal % Totaal 16 0,12 IIIa 41:z 4,z 23 :- 2 0,02 Totaal 2 0,02 O:43 (U) Serovar Aantal % Mbao 1 0,01 Totaal 1 0,01 O:44 (V) Serovar Aantal % Fischerstrasse 1 0,01 Totaal 1 0,01 11/44

3.1.4. Salmonella: Verdeling en incidentie per arrondissement De figuren 2, 3 en 4 geven een overzicht van de incidentie van Salmonella (N/100.000 inwoners) per arrondissement. Dit voor alle serovars samen, Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium (de variant Copenhagen inbegrepen). De arrondissementen Veurne, Oostende, Eeklo, Brugge, Ieper, Diksmuide, Tielt, Gent, Dendermonde, Mechelen, Kortrijk, Turnhout, Roeselare, St Niklaas, Leuven, Dinant, Hasselt, Halle-Vilvoorde, Aalst, Tournai en Tongeren kennen een incidentie 103 gevallen per 100.000 inwoners en dit voor alle serovars samen. Vervolgens komen de arrondissementen Maaseik, Antwerpen, Oudenaarde, Nivelles en Namur met een incidentie tussen 89 en 103 gevallen per 100.000 inwoners. De incidentie van Salmonella Enteritidis (Fig. 3) is het grootst in de arrondissementen Diksmuide, Oostende, Halle-Vilvoorde, Mechelen, Leuven, Turnhout en Hasselt met 96 gevallen per 100.000 inwoners. Voor Salmonella Typhimurium vindt men de grootste incidenties in de arrondissementen Diksmuide, Roeselare, Oostende, Tielt, Kortrijk, Eeklo, Aalst en Ieper met waarden tussen 35 en 75 gevallen per 100.000 inwoners (Fig. 4). Figuur 2. Incidentie van humane Salmonella (alle serovars samen) per arrondissement (per 100.000 inwoners België, 2003). OS BG VR DK IP RS TL KR EK GT OD AW SN DM MH AL HV B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM WR HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR L: Aalst, AR: Arlon, AT: Ath, AW: Antwerpen, B: Bruxelles, BG: Brugge, BS: Bastogne, CR: Charleroi, DM: Dendermonde, DN: Dinant, DK: Diksmuide, EK: Eeklo, GT: Gent, HS: Hasselt, HV: Halle- Vilvoorde, HY: Huy, IP: Ieper, KR: Kortrijk, LG: Liège, LV: Leuven, MC: Mouscron, MH: Mechelen, MN: Mons, MR: Marche-en-Famenne, MS: Maaseik, NC: Neufchâteau, NM: Namur, NV: Nivelles, OD: Oudenaarde, OS: Oostende, PV: Philippeville, RS: Roeselare, SG: Soignies, SN: St Niklaas, TG: Tongeren, TH: Turnhout, TL: Tielt, TH: Thuin, TR: Tournai, VR: Veurne, VT: Virton, VV: Verviers, WR: Waremme. 12/44

Figuur 3 en figuur 4. Incidentie van humane Salmonella Enteritidis (Fig. 3) en Typhimurium (Fig. 4) per arrondissement (per 100.000 inwoners; België 2003) Fig. 3. OS BG VR DK IP RS TL KR EK GT OD SN DM AL HV AW B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR Fig. 4. OS BG VR DK IP RS TL KR EK GT OD AW SN DM MH AL HV B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM WR HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR 13/44

3.1.5. Salmonella: Verdeling per leeftijdsgroep en per geslacht. De grootste incidentie van salmonellose (tabel 7 en Fig. 5) vindt men terug bij kinderen jonger dan 5 jaar (40% van gevallen). De incidentie verschilt weinig tussen de geslachten (Tabel 7). 57,8% van alle Salmonella Typhimurium stammen werd geïsoleerd bij kinderen jonger dan 5 jaar oud; voor Salmonella Enteritidis echter 35,4%. Vanaf de leeftijd van 15 jaar neemt het incidentieverschil toe tussen Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium (Fig. 5). Salmonella Typhymurium komt veel minder frequent voor bij volwassenen dan Salmonella Enteritidis (Fig. 6). Tabel 7. Humane Salmonella: Verdeling van de types per leeftijd en per geslacht (2003) Salmonella spp. Enteritidis Typhimurium Leeftijdsgrenzen Totaal M V SR Totaal M V SR Totaal M V SR < 1 jaar 757 388 361 1,1 453 233 217 1,1 170 96 71 1,4 1 tot 4 jaar 4401 2187 2167 1,0 2805 1401 1375 1,0 1281 631 637 1,0 5 tot 14 jaar 2117 1044 1057 1,0 1612 806 797 1,0 407 191 209 0,9 15 tot 24 jaar 683 286 395 0,7 525 212 312 0,7 72 36 36 1,0 25 tot 44 jaar 1402 604 787 0,8 1130 483 637 0,8 102 43 58 0,7 45 tot 64 jaar 1026 446 570 0,8 809 343 457 0,8 117 62 55 1,1 65 jaar 1276 528 742 0,7 965 394 566 0,7 152 81 71 1,1 Onbekend 1232 443 440 1,0 902 324 326 1,0 211 77 72 1,1 Totaal 12894 5926 6519 0,9 9201 4196 4687 0,9 2512 1217 1209 1,0 M: Mannen, V: Vrouwen, SR: sex ratio [M/V] Figuur 5. Salmonella van menselijke oorsprong: Aantal gevallen per leeftijdsklasse (2003). Aantal gevallen Totaal Enteritidis Typhimurium 5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 0-11 maand 1-4 jaar 5-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar onbekend 14/44

Figuur 6. Salmonella van menselijke oorsprong: Incidentie per leeftijdsklasse (N/100.000; 2003). 1000 Incidentie 100 10 Salmonella spp. Enteritidis Typhimurium 1 0-11 1-4 jaar 5-14 maand jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar Totaal 3.1.6. Salmonella: Seizoensgebonden voorkomen Salmonella infecties hebben een sterk seizoensgebonden voorkomen (Tabel 8). De maanden januari tot maart vertoonden tussen 400 en 600 Salmonella isolaten per maand en er werd een verhoging van isolaten vastgesteld in de maand april. De piekwaarden waren gedurende de zomer (juli tot september) met meer dan 1500 stammen per maand (Fig.7). In 2003, was de piekwaarde het hoogst in de maanden augustus en september voor Salmonella Enteritidis terwijl voor Salmonella Typhimurium, de hoogste piek in de maand augustus lag. In vergelijking met de vorige jaren (Fig. 8) werd een belangrijke stijging van Salmonella Enteritidis gevallen geconstateerd vanaf de maand april. In mei 2003 was er een verdubbeling van het aantal gevallen ten opzichte van 2002 en 2001. Deze situatie is vergelijkbaar met deze van het jaar 2000 maar echter met een vroegere toename van het aantal gevallen (april 2003). Tabel 8. Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per maand (2003). Totaal Enteritidis Typhimurium Andere N N N N Januari 632 392 144 96 Februari 475 268 115 92 Maart 545 341 124 80 April 703 453 166 84 Mei 1083 805 190 88 Juni 1273 982 197 94 Juli 1569 1188 274 107 Augustus 1832 1353 357 122 September 1791 1354 294 143 Oktober 1259 912 261 86 November 710 469 176 65 December 599 366 152 81 Niet geklasseerd 423 318 62 43 Totaal 12894 9201 2512 1181 15/44

Figuur 7. Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per maand (2003). Aantal gevallen 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Seizoensgebonden voorkomen (2003) Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Onbekend Maand Totaal Enteritidis Typhimurium Andere Figuur 8. Salmonella van menselijke oorsprong (minder frequente serovars): Verdeling per maand (2003). Seizoensgebonden voorkomen (2000-2003) Aantal gevallen 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Maand 2000 2001 2002 2003 16/44

3.1.7. Salmonella: Bacteriëmie In 2003 werden 301 Salmonella bacteriëmie gevallen gerapporteerd. De meerderheid van deze isolaten behoren tot de serovars Enteritidis en Tyhimurium (samen 87%) (tabel 9). Van de invasieve serovars werden ook Typhi, Paratyphi A, Paratyphi B en Dublin aangetroffen. Van de serovars zoals Sandiego, Telelkebir, 9(Vi):-:-, werden te weinig isolaties verricht om hierover een toelichting te maken. Tabel 9. Salmonella, gevallen van bacteriele infecties: frequentie van serovars (N=301; 2003) % van het totaal aantal Totaal aantal ontvangen isolaten % t.o.v bacteriëmie stammen Serovar Aantal bacteriëmie isolaten bacteriëmie per serotype totaal aantal isolaten Enteritidis 222 73,8 9201 2,4 Typhimurium 39 13,0 2512 1,6 Typhi 7 2,3 13 53,8 Virchow 5 1,7 152 3,3 Paratyphi A 4 1,3 4 100 Paratyphi B 4 1,3 18 22,2 Dublin 3 1,0 11 27,3 Autoagglutinabel 2 0,7 16 12,5 Derby 2 0,7 100 2,0 Goldcoast 2 0,7 55 3,6 Brandenburg 1 0,3 66 1,5 Infantis 1 0,3 52 1,9 Livingstone 1 0,3 43 2,3 Montevideo 1 0,3 12 8,3 Oranienburg 1 0,3 5 20,0 Panama 1 0,3 12 8,3 Sandiego 1 0,3 1 100 Telelkebir 1 0,3 1 100 9(Vi):-:- 1 0,3 1 100 4,5:b:- 1 0,3 4 25,0 4:i:- 1 0,3 59 1,7 Totaal 301 100% 17/44

3.1.8. Salmonella: na verblijf in het buitenland Bij 0,6% van de gevallen werd een recent verblijf in het buitenland vermeld. We merken op dat voor Paratyphi A 75% en voor Typhi 50% van de gevallen vermeld werden als geïmporteerd (Tabel 10a en b). Tabel 10. Salmonella na een verblijf in het buitenland (N=73, 2003). a : per serovar 1 4:i:- Thailand 1 3 Paratyphi A Bangladesh 1 1 Anatum Cuba 1 India 2 3 Blockey Kameroen 1 1 Paratyphi B Turkije 1 Dominicaane Republiek 1 1 Richmond Kenia 1 Egypte 1 1 Rissen Thailand 1 1 Braenderup Tunesië 1 1 Rubislaw Ghana 1 1 Brunei Thailand 1 7 Typhi Kameroen 1 20 Enteritidis Duitsland 1 India 1 West Afrika 1 Marokko 2 Afrika 2 Nepal 1 Kroatië 2 Pakistan 1 Egypte 2 Sri Lanka 1 Spanje 2 9 Typhimurium Bulgarije 1 Griekenland 1 Burundi 1 India 1 Ivoorkust 1 Ierland 1 Spanje 1 Marokko 1 Marokko 1 Potugal 1 Polen 1 Thailand 3 Dominicaanse 1 Republiek Tunisië 1 Togo 1 Turkije 1 Zambia 1 Fischerstrasse Senegal 1 4 Typhimurium var. Congo 1 Copenhagen 1 Gatuni Brazilië 1 Ethiopië 1 1 Gnesta Afrika 1 Frankrijk 1 1 Hato Burkina Faso 1 Guinea 1 2 Kentucky Egypte 1 1 Urbana Senegal 1 Thailand 1 3 Virchow India 1 1 Kisangani Congo 1 Mali 1 1 Limete Togo 1 Turkije 1 1 Manhattan Marokko 1 3 Weltevreden Malawi 1 1 Montevideo Ethiopie 1 Sri Lanka 1 2 Muenster Benin 1 Vietnam 1 Burkina Faso 1 18/44

b: per land (of continent) 3 Afrika (niet Gnesta 1 2 Kroatië Enteritidis 2 geïdentificeerd land) Enteritidis 2 1 Malawi Weltevreden 1 1 Bangladesh Paratyphi A 1 1 Mali Virchow 1 1 Benin Muenster 1 5 Marokko Enteritidis 1 1 Brazilië Gatuni 1 Manhattan 1 1 Bulgarije Typhimurium 1 Typhi 2 2 Burkina Faso Hato 1 Typhimurium 1 Muenster 1 1 Nepal Typhi 1 1 Burundi Typhimurium 1 1 Pakistan Typhi 1 1 Cuba Anatum 1 1 Polen Typhimurium 1 2 Dominicaanse Blokley 1 1 Portugal Enteritidis 1 Republiek Typhimurium 1 2 Senegal Fischerstrasse 1 1 Duitsland Enteritidis 1 Urbana 1 4 Egypte Blokley 1 3 Spanje Enteritidis 2 Enteritidis 2 Typhimurium 1 Kentucky 1 2 Sri Lanka Typhi 1 2 Ethiopië Montévidéo 1 Weltevreden 1 Typhimurium var Copenhagen 1 7 Thailand Brunei 1 1 Frankrijk Typhimurium var 1 Enteritidis 3 Copenhagen 1 Ghana Rubislaw 1 Kentucky 1 1 Griekenland Enteritidis 1 Rissen 1 1 Guinea Typhimurium var 1 4:i:- 1 Copenhagen 1 Ierland Enteritidis 1 2 Togo Typhimurium 1 5 India Paratyphi A 2 Limete 1 Enteritidis 1 2 Tunesië Braenderup 1 Typhi 1 Enteritidis 1 Virchow 1 3 Turkije Paratyphi B 1 1 Ivoorkust Typhimurium 1 Enteritidis 1 2 Kameroen Blokley 1 Virchow 1 Typhi 1 1 Vietnam Weltevreden 1 1 Kenia Richmond 1 1 West-Afrika Enteritidis 1 2 Kongo Kisangani 1 1 Zambia Typhimurium 1 Typhimurium var Copenhagen 1 19/44

3.1.9. Salmonella: Evolutie (1983-2003) De toename van Salmonella infecties vanaf eind jaren 80 tot 1999 is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van Salmonella Enteritidis (Tabel 11). In 2003 werden er 9201 Salmonella Enteritidis stammen geserotypeerd wat een verhoging is met 44% t.o.v. vorig jaar. Voor het eerst in de geschiedenis is de frequentie van dit serovar boven de 70% (Tabel 12). Het aantal Salmonella Typhimurium isolaten blijft stabiel (± 2500) in vergelijking met de twee laatste jaren. Het aantal Salmonella Hadar isolaten bereikte een maximum in 1997 (670) en daalde in 2003 tot 60 humane isolaten (Tabel 11). Dit is een gunstige evolutie gelet op het antibioticaresistentiekarakter van Salmonella Hadar. De isolatie van serovar Infantis verminderde gedurende de periode 1983-2003. De maximale frequentie in 1983 (5,9%, 427 gevallen) zakte naar een drempel van 1% (54 gevallen) in 1998 (Fig. 11). Een omgekeerde beweging wordt waargenomen voor serovar Virchow. De dalende trend sedert 1994 (2,7% in 1994; 0,5% in 1999) is in 2000 omgeslagen (1,3% in 2001 en 2002, en 1,2% in 2003).. Tabel 11. Salmonella van menselijke oorsprong: Evolutie van het aantal gevallen van de 10 belangrijkste serovars tijdens 1983-2003. De hoogste waarde (in 1999) is grijs gearceerd. 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal 7237 6620 6803 6092 6360 8247 9752 11695 10891 10391 10840 11294 10754 12008 14239 14514 15774 14088 11065 10075 12894 Enteritidis 132 155 165 298 320 1163 2236 3382 4721 4084 5260 5700 5138 6145 8284 9003 10492 9503 7104 6398 9201 Typhimurium 4285 3825 3997 3512 3233 3699 4018 4756 3652 3835 3528 3418 3623 3522 3347 3221 3348 2799 2370 2438 2512 Virchow 145 206 216 152 170 235 293 302 224 295 273 308 245 178 114 115 86 147 142 132 152 Derby 127 130 163 131 169 168 177 161 134 139 103 113 107 118 157 162 138 169 158 92 100 Brandenburg 84 132 177 167 151 159 255 302 176 161 147 204 241 214 296 274 279 322 200 148 66 Hadar 34 16 21 39 115 255 183 100 143 126 155 403 417 601 670 459 237 178 143 74 60 Goldcoast 39 58 49 47 109 97 104 88 77 45 51 27 47 58 49 83 49 77 96 54 55 Infantis 427 248 146 168 173 168 275 249 224 225 160 150 174 267 263 180 169 120 126 74 54 Livingstone 22 30 36 70 49 93 119 157 166 111 52 52 47 53 54 107 83 109 62 47 43 Bovismorbificans 166 113 135 110 156 182 202 265 130 72 95 87 64 132 155 164 116 108 46 57 35 Tabel 12. Salmonella van menselijke oorsprong: Frequentie (percentage aantal gevallen/jaar) van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium tijdens de periode 1983-2003. 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Enteritidis 1,8 2,3 2,4 4,9 5,0 14,1 22,9 28,9 43,3 39,3 48,5 50,5 47,8 51,2 58,2 62,0 66,5 67,5 64,3 63,5 71,4 Typhimurium 59,2 57,8 58,8 57,6 50,8 44,9 41,2 40,7 33,5 36,9 32,5 30,3 33,7 29,3 23,5 22,2 21,2 19,9 21,4 24,2 19,5 Andere 39,0 39,9 38,8 37,5 44,1 41,0 35,9 30,4 23,1 23,8 18,9 19,3 18,5 19,5 18,3 15,8 12,3 12,7 14,3 12,3 9,1 20/44

Figuur 9. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium voor de periode 1982-2003: aantal gevallen/jaar. Aantal gevallen 18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Total Enteritidis Typhimurium Autres Figuur 10. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van Salmonella Brandenburg, Salmonella Virchow, Salmonella Derby en Salmonella Hadar voor de periode 1990-2003: aantal gevallen/jaar. Aantal gevallen 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1990 1991 1992 21/44 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Brandenburg Virchow Derby Hadar 2003

Figuur 11. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van Salmonella Infantis, Salmonella Bovismorbificans, Salmonella Goldcoast en Salmonella Livingstone voor de periode 1990-2003: aantal gevallen/jaar. 300 Aantal gevallen 250 200 150 100 50 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Infantis Bovismorbificans Goldcoast Livingstone 22/44

3.1.10. Salmonella: Resistentie tegen antibiotica Hoewel een antibioticum niet essentieel is voor de behandeling van een niet typhoïde Salmonella, kan een dergelijke behandeling in geval van een extra-intestinale Salmonella infectie noodzakelijk worden 11. De verhoging van antibioticaresistentie bij Salmonella is een reëel probleem geworden voor de volksgezondheid. Vooral de stijgende frequentie van pentaresistentie [R-type ACSSuT], in het bijzonder bij het serotype Typhimurium (opgedoken eind de jaren 80 in Engeland en Wales 12 ), alsook de vermindering van de gevoeligheid voor quinolone werden vastgesteld. Een permanent toezicht op de antibioticaresistentie is nodig om de tijdelijke variaties in de antibiogrammen te kunnen opvolgen. Vroeger gebeurde dit sporadisch, maar sinds 2000 wordt er door het Nationaal Referentiecentrum routinematig toezicht gehouden. Een eerste balans werd opgemaakt voor de jaren 2000, 2001 en 2002 voor een totaal van 1756 stammen 13. In het jaar 2003 werden 523 Salmonella stammen van het type Enteritidis, Typhimurium, Hadar, Virchow, Brandenburg en Derby onderzocht met de diffusiemethode van Kirby-Bauer volgens de NCCLS normen. De volgende antibiotica werden getest: ampicilline (AMP), amoxicilline + clavulaanzuur (AMX), cefotaxime (CTX), chloramfenicol (CHL), ciprofloxacine (CIP), gentamicine (GEN), kanamycine (KAN), nalidixinezuur (NAL), streptomycine (STR), sulfonamiden (SUL), tetracycline (TET), trimethoprim (TMP), trimethoprim + sulfamethoxazole (SXT). Voor de bepaling van de minimale inhibitorische concentratie (MIC) voor ciprofloxacine en cefotaxime werd gebruik gemaakt van de Etest. De steekproeven werden verricht volgens het schema voorgesteld in tabel 2 van het hoofdstuk: Materiaal en methoden. De frequentie van de resistente (resistent tegen 1 tot 3 antibiotica) en de multiresistente stammen (resistent tegen 4 antibiotica of meer) bij de zes meest frequente serovars in 2003 is samengevat in tabel 13. De individuele resistentie tegen ieder antibioticum voor 2001, 2002 en 2003 is weergegeven in tabel 14. Voor het jaar 2003 zijn de meest frequente resistenties tegen tetracycline (31,3%), ampicilline (29,9%), nalidixinezuur (29,5%) en in mindere mate tegen streptomycine (20,6%), sulfonamiden (17,2%) en trimethoprim + sulfamethoxazole (11,6%). Bij Salmonella Hadar waren alle isolaten (N=42) resistent tegen tenminste twee antibiotica (Tabel 20). Bij deze serovar worden de hoogste resistentiefrequenties waargenomen (Tabel 14). De resistenties tegen tetracycline, ampicilline, nalidixinezuur en streptomycine bereiken waarden van 71,4 tot 90,5%. Een multiresistentie van deze 4 antibiotica werd waargenomen bij 57% van deze isolaten (Tabel 14). Alle geteste isolaten blijven niettemin gevoelig voor cefotaxime, chloramfenicol en gentamicine (Tabel 19). Salmonella Typhimurium (N=314) vertoont eveneens veel resistentie tegen antibiotica, met multiresistentie bij 29% van de isolaten (Tabel 13). 18% van deze isolaten waren resistent tegen ampicilline, chloramphenicol, streptomycine, sulfonamiden en tetracycline (R-type ACSSuT) met of zonder aanvullende resistentie), en 73% van deze resistente stammen behoren tot faagtype DT104. Bij drie stammen werd resistentie tegen ciprofloxacine waargenomen met de diffusiemethode van Kirby- Bauer en bevestigd door Etest (MIC 32µg/ml). Moleculair onderzoek toonde voor deze drie stammen (alle van het faagtype 12) twee substituties aan: Ser83 door Phe (TCC TTC) en Asp87 door Asn (GAC AAC) in de gyrase A en één substitutie op Ser80 door Arg (AGC CGC) in ParC. Multiresistentie komt ook veel voor bij Salmonella Virchow (N=44; 52,3%van de isolaten tegenover 29,7 in 2002, Tabel 22). De hoogste resistentie werd waargenomen tegen nalidixinezuur (86,4%) (Tabel 14 en 21). Resistentie tegen ampicilline, tetracycline en trimethoprim + sulfamethoxazole waren frequent (> 50%). Een resistentie tegen cefotaxime werd in 14% van de multiresistente Salmonella Virchow isolaten teruggevonden (Tabel 22). 23/44

Desalniettemin blijft het grote aantal geteste isolaten bij Salmonella Enteritidis (95,9%), Salmonella Brandenburg (93,5%) en Salmonella Derby (93%) gevoelig voor alle geteste antibiotica (Tabel 13). De profielen en resistentieniveaus in 2003 zijn vergelijkbaar met deze van 2002 en 2001. Dit met uitzondering van het serovar Virchow welke een significante verhoging van resistentie vertoont tegen cefotaxime, tetracycline, sulfonamiden en de combinatie van trimethoprime + sulfamethoxazole (Tabel 14). Ook de resistentie tegen co-trimoxazole (trimethoprime + sulfamethoxazole) komt voor bij het serovar Hadar (Tabel 19). Tabel 13. Frequentie van resistente en multiresistente stammen bij Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Hadar, Salmonella Virchow, Salmonella Brandenburg en Salmonella Derby (2003). Serotype N % resistente stammen (afgezonderd) tegen n antibiotica (0 < n 13) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Enteritidis 49 95,9 4,1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Typhimurium 314 37 19,4 5,4 7,3 8,9 13,3 3,8 2,2 0,9 0,6 0,6 0,3 Brandenburg 31 93,5 3,2 0 0 0 3,2 0 0 0 0 0 0 Virchow 44 9,1 25 13,6 0 2,3 4,6 31,8 13,6 0 0 0 0 Derby 43 93 4,6 0 0 2,3 0 0 0 0 0 0 0 Hadar 42 0 0 14,3 0 40,5 16,7 0 2,4 0 0 2,4 0 Tabel 14. Frequentie van resistente stammen ten opzichte van elk antibioticum voor Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Brandenburg, Salmonella Derby, Salmonella Hadar en Salmonella Virchow (2003, 2002 en 2001). Serotype % resistente stammen N AMP AMX CTX NAL CIP TET CHL GEN KAN STR TMP SUL SXT Enteritidis 2003 49 4.1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2002 203 1.5 1.0 0 1.0 0 0.5 0.5 0 0 0.5 0 0 0 2001 197 2.5-0 1.0 0 1.0 0 0.5 0 0.5 1.5 2.5 1.5 Typhimurium 2003 314 43.6 6.1 0 2.5 1.0 41.7 20.5 1.6 2.2 34.1 9.6 40.4 9.9 2002 319 39.0 14.0 0 1.6 0.3 52.0 26 0.9 0.6 39.0 9.1 41.0 8.8 2001 308 50.0-0 3.2 0.6 59.1 39 0.6 1.3 46.8 12.0 52.3 12.3 Brandenburg 2003 31 3.2 0 0 0 0 3.2 3.2 0 0 6.5 0 3.2 0 2002 34 0 0 0 0 0 8.8 0 0 0 2.9 0 0 0 2001 38 5.3-0 0 0 18.4 2.6 2.6 0 5.3 5.3 7.9 2.6 Virchow 2003 44 52.3 15.9 13.6 86.4 0 50 0 2.3 4.5 9.1 52.3 52.3 52.3 2002 47 40.0 19.1 6.4 80.9 0 25.5 2.1 0 0 10.6 31.9 34.0 29.8 2001 51 19.6-3.9 47.1 0 15.7 3.9 0 0 11.8 15.7 15.7 8.0 Derby 2003 43 0 0 0 0 0 2.3 0 2.3 0 2.3 2.3 2.3 2.3 2002 34 0 0 0 0 0 2.9 2.9 0 0 17.6 2.9 2.9 2.9 2001 37 2.7-0 0 0 5.4 0 0 0 2.7 5.4 8.1 5.4 Hadar 2003 42 76.2 28.6 0 88.1 0 90.5 0 0 7.1 71.4 4.8 4.8 4.8 2002 44 80.4 56.5 0 93.5 0 97.8 0 0 2.2 95.7 2.2 2.2 0 2001 51 66.0-0 92.0 0 94.0 0 0 2 94.0 0 0 0 24/44

Salmonella Enteritidis Tabel 15. Salmonella Enteritidis (N=49): percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 4,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 I% 2,0 2,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,0 4,1 2,0 0,0 G% 93,9 98,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 98,0 95,9 98,0 100,0 Tabel 16. Salmonella Enteritidis. Antibiogrammen (N=49; 2003). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 47 95,9 Amp 1 2 4,1 Totaal 49 100,0 Salmonella Typhimurium Tabel 17. Salmonella Typhimurium (N=314): percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 43,6 6,1 0,3 41,7 1,0 9,6 2,5 20,7 1,6 2,2 34,1 40,4 9,9 I% 0,0 18,5 1,0 0,6 0,3 0,0 0,6 0,0 0,3 1,6 56,7 0,0 0,0 G% 56,4 75,5 98,7 57,6 98,7 90,4 96,8 79,3 98,1 96,2 9,2 59,6 90,1 25/44

Tabel 18. Salmonella Typhimurium. Antibiogrammen (N=314; 2003). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 116 37 Amp 1 30 9,5 Tet 1 24 7,6 Str 1 5 1,6 Sul 1 2 0,6 Amp Amx 2 1 0,3 Amp Chl 2 1 0,3 Amp Str 2 1 0,3 Amp Sul 2 5 1,6 Amp Tet 2 5 1,6 Str Sul 2 3 0,95 Tet Sul 2 1 0,3 Amp Amx Sul 3 3 0,95 Amp Amx Tet 3 1 0,3 Amp Tet Sul 3 1 0,3 Amp Tet Str 3 1 0,3 Amp Str Sul 3 1 0,3 Str Sul Stx 3 1 0,3 Tet Gen Str 3 1 0,3 Tet Str Sul 3 8 2,5 Tmp Sul Stx 3 6 1,9 Amp Chl Str Sul 4 2 0,6 Amp Tet Str Sul 4 17 5,4 Amp Tmp Sul Stx 4 1 0,3 Tet Chl Str Sul 4 2 0,6 Tet Gen Kan Sul 4 1 0,3 Tet Tmp Sul Stx 4 4 1,3 Tmp Str Sul Stx 4 1 0,3 Amp Amx Tet Str Sul 5 1 0,3 Amp Tet Nal Chl Kan 5 1 0,3 Amp Tet Chl Str Sul 5 35 11,1 Amp Tet Tmp Sul Stx 5 4 1,3 Amp Chl Kan Str Sul 5 1 0,3 Tet Tmp Nal Sul Stx 5 1 0,3 Amp Amx Tet Chl Str Sul 6 6 1,9 Amp Tet Nal Chl Str Sul 6 1 0,3 Amp Tet Tmp Str Sul Stx 6 1 0,3 Amp Tmp Chl Str Sul Stx 6 1 0,3 Amp Tet Nal Chl Str Sul 6 2 0,6 Amp Tet Tmp Chl Str Sul Stx 7 4 1,9 Amp Amx Tet Chl Gen Str Sul 7 1 0,3 Amp Amx Tmp Chl Str Sul Stx 7 2 0,6 Amp Amx Tet Tmp Chl Str Sul Stx 8 1 0,3 Amp Amx Tet Cip Nal Chl Str Sul 8 2 0,6 Amp Tet Tmp Chl Kan Str Sul Stx 8 1 0,3 Amp Amx Tet Tmp Kan Str Sul Stx 8 1 0,3 Amp Tet Tmp Nal Gen Kan Str Sul Stx 9 1 0,3 Amp Tet Tmp Chl Gen Kan Str Sul Stx 9 1 0,3 Amp Amx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Str Sul Stx 11 1 0,3 Totaal 314 100% 26/44

Salmonella Hadar Tabel 19. Salmonella Hadar (N=42): percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 76,2 28,6 0,0 90,5 0,0 4,8 88,1 0,0 0,0 7,1 71,4 4,8 4,8 I% 0,0 45,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,4 2,4 11,9 16,7 0,0 0,0 G% 23,8 26,2 100,0 9,5 100,0 95,2 11,9 97,6 97,6 81,0 11,9 95,2 95,2 Tabel 20. S. Hadar. Antibiogrammen (N=42; 2003). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 0 0 Str Sul 2 1 2,4 Tet Str 2 2 4,8 Tet Nal 2 1 2,4 Amp Nal 2 2 4,8 Tet Nal Str 3 5 11,9 Amp Amx Nal 3 1 2,4 Amp Tet Nal 3 4 9,4 Tet Kan Str 3 1 2,4 Amp Amx Tet Nal 4 3 7,1 Amp Tet Nal Str 4 13 30,9 Amp Amx Tet Nal 4 1 2,4 Amp Amx Tet Nal Str 5 6 14,3 Amp Tet Tmp Kan Str Stx 6 1 2,4 Amp Amx Tet Tmp Nal Kan Str Sul Stx 9 1 2,4 Totaal 42 100 Salmonella Virchow Tabel 21. Salmonella Virchow (N=44) : percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 50,0 15,9 13,6 47,7 0,0 50,0 84,1 0,0 2,3 4,5 9,1 50,0 52,3 I% 0,0 27,3 0,0 0,0 4,5 0,0 0,0 0,0 0,0 4,5 56,8 0,0 0,0 G% 50,0 56,8 86,4 52,3 95,5 50,0 15,9 100,0 97,7 90,9 34,1 50,0 47,7 27/44

Tabel 22. Salmonella Virchow. Antibiogrammen (N=44; 2003). Salmonella Brandenburg Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 4 9,1 Nal 1 9 20,5 Kan 1 1 2,3 Str 1 1 2,3 Amx Nal 2 4 9,1 Nal Str 2 1 2,3 Sul Stx 2 1 2,3 Nal Gen Str Sul 4 1 2,3 Amp Tmp Nal Kan Stx 5 1 2,3 Amp Tet Tmp NalStx 5 1 2,3 Amp Tet Tmp Nal Sul Stx 6 14 31,8 Amp Ctx Tet Tmp Nal Sul Stx 7 6 13,6 Totaal 44 100 Tabel 23. Salmonella Brandenburg (N=31): percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 3,2 0,0 0,0 3,2 0,0 0,0 0,0 3,2 0,0 0,0 6,5 3,2 0,0 I% 0,0 3,2 0,0 9,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 90,3 0,0 0,0 G% 96,8 96,8 100,0 87,1 100,0 100,0 100,0 96,8 100,0 100,0 3,2 96,8 100,0 Tabel 24. Salmonella Brandenburg. Antibiogrammen (N=31; 2003). Salmonella Derby. Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 29 93,5 Str 1 1 3,2 Amp Tet Chl Stre Sul 5 1 3,2 Totaal 31 100 Tabel 25. S. Derby (N=43): percentage van resistente, intermediaire en gevoelige stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2003). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 0,0 0,0 0,0 2,3 0,0 2,3 0,0 0,0 2,3 0,0 2,3 2,3 2,3 I% 0,0 0,0 0,0 4,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 97,7 0,0 0,0 G% 100,0 100,0 100,0 93,0 100,0 97,7 100,0 100,0 97,7 100,0 0,0 97,7 97,7 Tabel 26. Salmonella Derby. Antibiogrammen (N=43; 2003). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 40 93 Gen 1 1 2,3 Tet 1 1 2,3 Tmp Str Sul Stx 4 1 2,3 Totaal 43 100 28/44

3.1.11. Salmonella: Faagtypering Salmonella Enteritidis In 2003 werden 5,4% (N=492) Salmonella Enteritidis isolaten gelysotypeerd waarvan PT21 het meest voorkomende faagtype (34,1%) (Fig 12) en PT4 het tweede meest voorkomende faagtype (27,6%) was. Een lichte daling t.o.v. de jaren 2002 (41,6%), 2001 (45%) en 2000 (55%) werd waargenomen (Fig.13). Faagtypen PT14b (12,6%) en PT8 (9,8%) stegen in de periode 2000-2003 (Fig.13). Figuur 12. Salmonella Enteritidis: Distributie van de verschillende faagtypes in 2003 (N=492). 5,4% van de isolaten Salmonella Enteritidis werden getest. NT = Niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. % 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Faagtypes van Salmonella Enteritidis (N=492, 2003) 34,1 27,6 12,6 9,8 6,3 3,9 3,5 0,6 1,6 PT1 PT4 PT6 PT6a PT8 Faagtype PT14b PT21 Andere NT Figure 13. Salmonella Enteritidis. Verdeling van de belangrijkste faagtypes in de periode 2000-2003. % 60 50 40 30 20 10 0 PT1 PT4 PT6 PT6a PT8 PT14b PT21 Andere NT 2000 2001 2002 2003 29/44

Salmonella Typhimurium Zoals in de vorige twee jaren was het faagtype DT104 het belangrijkste faagtype (18,7%) in 2003. Hij is echter wel aan het dalen ten opzichte van 2001 en 2002 (Fig. 15). 69,5% van de stammen waren resistent tegen ampicilline, chloramfenicol, streptomycine, sulfonamiden en tetracycline (resistentietype [R-type] ACSSuT). Andere frequente faagtypen waren DT12 (6,7%), DT120 (14,6%), DT193 (16,5%) en DT208 (3,2%). Het voorlopige faagtype U302, welke sterk gelijkend is aan DT104, werd gevonden bij 5,4% van de geteste isolaten (Fig.14). Bij DT120 bleven 67,3% van de isolaten gevoelig voor alle geteste antibiotica. Bij DT193, waren 92,4% van de isolaten resistent tegen ten ministe 1 antibioticum. Figuur 14. Salmonella Typhimurium: verdeling van de faagtypes in 2003 (N=315). 12,5% van de stammen Salmonella Typhimurium werden gelysotypeerd. NT= Niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. % Faagtypes van Salmonella Typhimurium (N=315,2003) 25,0 20,6 20,0 18,7 16,5 14,6 15,0 10,0 6,7 7,0 5,4 5,0 2,2 2,5 2,5 3,2 0,0 104 12 120 185 193 194 195 208 U302 NT Andere Figuur 15. Salmonella Typhimurium. Verdeling van de belangrijkste faagtypes in 2001, 2002 en 2003. % 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 104 12 120 193 U302 NT Andere 2001 2002 2003 30/44

Salmonella Hadar In 2003 waren de belangrijkste faagtypen voor het serotype Hadar (N=42; Fig.16) de PT2 (19%) gevolgd door PT1 (16,7%), PT9 (9,5%), PT11 (7,1%) en PT4 (7,1%). In 2001 was PT1 het belangrijkste faagtype (42%), gevolgd door PT4 (16%) en PT2 (14%). In 2002 was het faagtype PT2 het frequentste type (30,4%), gevolg door PT9 (28,3%) en RDNC/P38 (13%). Dit geeft een beeld van de sterke variaties van faagtypen in functie van de tijd maar met een handhaving van PT1, PT2 en PT9. Figuur 16. Salmonella Hadar. verdeling van de belangrijkste faagtypes in 2001, 2002 en 2003. In 2003 werden 70 % van de Salmonella Hadar stammen getest. NT= niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. % 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 PT1 PT2 PT9 PT10 PT11 PT4 RDNC/P38 Andere NT 2001 2002 2003 31/44

Salmonella Virchow In 2003 werden 29% van de Salmonella Virchow isolaten gelysotypeerd (N=44). Hiervan bevatte 29,5% het faagtype PT21 en 27,3% het faagtype PT16-multiresistent. De andere aanwezige faagtypes waren PT4-multiresistent, en ESBL producent, (13,6%) en PT8 (11,4%). Tussen 2001 en 2003 werd een daling van PT8 en een stijging van PT4, PT16 en PT21 waargenomen. Figuur 17. Salmonella Virchow: Verdeling van de faagtypes in de periode 2000-2003 (N=44). 36 % van de stammen werden getest. NT= niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. % 60 50 40 30 20 10 0 PT4 PT8 PT16 PT21 PT26 PT31 PT34 Andere 2001 2002 2003 3.1.12. Salmonella Typhi In 2003 werden 13 serovar Typhi stammen opgestuurd naar het NRSS. 53,8% van deze stammen werden geïsoleerd uit hemoculturen van patiënten (Tabel 27). Voor 53,8% van de Salmonella Typhi gevallen is er sprake van een recent verblijf in het buitenland waarvan 2 gevallen (15,3%) uit Marokko (Tabel 10a en b). Tabel 27. Salmonella Typhi: Oorsprong van de staalname. (N=13; 2003) N % Bloed 5 38,5 Bloed + faeces 2 15,4 Faeces 6 46,1 Totaal 13 100 32/44

3.1.13. Salmonella: Speciale episodes in 2003 3.1.13.1. Salmonella Virchow Gedurende het jaar 2003 werden in het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella/Shigella 7 multiresistente Salmonella Virchow isolaten getypeerd uit de stoelgang van patiënten. Deze stammen waren uitzonderlijk door hun bezit van een breed spectrum beta-lactamase (ESBL). De bekomen MIC s tegen verschillende cephalosporines en carbapenems waren: cefotaxime 256 µg/ml, ceftazidime tussen 4-16 µg/ml afhankelijk van het isolaat, cefepime 256 µg/ml en imipenem 0,38 µg/ml. De isolaten vertoonden ook een verminderde gevoeligheid tegen ciprofloxacine (MIC van 0.75 µg/ml) en additionele resistenties tegen cotrimoxazole, tetracycline en naladixinezuur. De oorzaak van de lage resistentie tegen ciprofloxacine was een substitutie van Ser83 in Phe (TCC TTC) in de gyrase A proteïne. Zes van deze zeven gevallen waren geografisch gegroepeerd (zone gelegen in de driehoek gevormd door de steden Antwerpen, Gent en Hasselt) (Fig. 18). Al deze stammen (welke een ESBL produceren) behoren tot het faagtype PT4 welke zeer zeldzaam was in 2002 (2,1%) (Fig. 17) Met behulp van moleculaire analyses kon aangetoond worden dat deze ESBL producerende stammen een breed-spectrum β-lactamase van type CTX-M2 en een β-lactamase van type TEM-1 produceren. Figuur 18. Salmonella Virchow, geografische ligging van de humane Salmonella Virchow isolaten van 2003 welke een resistentie tegen cefotaxime vertonen. Antwerpen Gent Hasselt Brussel 33/44

3.1.13.2. Salmonella Enteritidis Het Nationaal Referentie centrum voor Salmonella en Shigella nam sinds de maand april een opmerkelijke stijging waar van humane Salmonella Enteritidis gevallen (meer dan 40% t.o.v. 2002 tijdens de eerste 7 maanden van 2003) (Tabel 28). Tabel 28: Aantal geregistreerde Salmonella (alle serovars samen) en Salmonella Enteritidis gevallen tijdens de eerste 7 maanden van 2000, 2001, 2002 en 2003. 2000 2001 2002 2003 Totaal Enteritidis Totaal Enteritidis Totaal Enteritidis Totaal Enteritidis Januari 640 366 601 334 462 286 632 392 Februari 600 308 527 214 499 295 475 268 Maart 625 307 529 242 544 319 545 341 April 612 304 496 257 567 282 703 453 Mei 1098 655 705 411 692 388 1083 805 Juni 1510 1090 886 575 890 577 1273 982 Juli 1709 1280 1138 739 1177 851 1569 1188 Augustus 1835 1333 1600 1125 1307 952 1832 1353 Totaal 8629 5643 6482 3897 6138 3950 8112 5782 Parallel met deze stijging werd ook een variatie van het lysotype van Salmonella Enteritidis waargenomen. Namelijk een daling van lysotype 4, een stabilisatie van lysotype 21 en een stijging van lysotype 8 en 14b (Fig. 13). Het Europees Enter-Net netwerk (http://www.hpa.org.uk/hpa/inter/enter-net_menu.htm) signaleerde een stijging van hetzelfde serotype in Nederland. In Duitsland echter, werd een lichte daling van humane Salmonella gevallen gerapporteerd. 2003 was een zeer warme zomer, toch kan deze hoge temperatuur niet de enige verklaring zijn voor de stijging van het aantal S. Enteritidis gevallen. Zelfs als de Wereld Gezondheidsorganisatie aantoonde dat Salmonella Enteritidis gevoeliger is aan temperatuursveranderingen dan Salmonella Typhimurium of Campylobacter, moeten nog andere factoren een rol gespeeld hebben voor deze spectaculaire stijging van Salmonella Enteritidis. Immers werd er een verdubbeling van het aantal gevallen waargenomen in mei 2003 (388 in 2002 en 805 gevallen in 2003), terwijl er toen slechts een 0,8 C afwijking werd vastgesteld t.o.v. de gemiddelde temperatuur. Onze Nederlandse collega s van de RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) toonden aan dat deze stijging veroorzaakt werd door de vogelpest die in de lente van 2003 onze beide landen heeft besmet. Hierdoor onstond er een daling in de productie van eieren welke gecompenseerd werd door de import van eieren die meer gecontamineerd waren dan deze van de lokale markt 14. De spectaculaire stijging van de faagtypes PT8 en PT14b in België in 2003 pleit eerder voor een externe contaminatie op de Belgische markt. 34/44

3.2. Salmonella : Niet-humane oorsprong 3.2.1. Salmonella van niet-humane oorsprong: Voedingswaren voor menselijke consumptie; vers vlees (programma Zoönose) In 2003, werden 196 stammen (Tabel 29) geïsoleerd uit vers vlees en geserotypeerd in het kader van het programma Zoönose (richtlijn 2003/99/EEG). Deze stammen zijn afkomstig van laboratoria van de Universiteit van Luik (Prof.Dr.G.Daube), van de Universiteit van Gent (Prof. Dr. L. De Zutter) en van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (Dr. K. Dierick). Drie van deze stammen werden niet als Salmonella geïdentificeerd. Deze rapporten kan men raadplegen op de site van het Nationaal Referentielaboratorium voor Microbiologie van de Eetwaren [http://mda04.fmv.ulg.ac.be/lnr/lnr_fr/index.htm]. Tabel 29. Salmonella in eetwaren voor menselijk gebruik; onderdeel vers vlees van het programma Zoönose (N=196; 2003). Serovar N % 4:-:- 1 0,5 4:i:- 1 0,5 9:l,v:- 1 0,5 Aba 1 0,5 Abaetetuba 3 1,5 Agona 10 5,1 Anatum 3 1,5 Blockley 3 1,5 Brandenburg 9 4,6 Bredeney 16 8,2 Concord 1 0,5 Derby 24 12,2 Enteritidis 24 12,2 Give 1 0,5 Goldcoast 1 0,5 Hadar 9 4,6 Indiana 1 0,5 Infantis 3 1,5 Kedougou 1 0,5 Kottbus 1 0,5 Livingstone 4 2,0 London 1 0,5 Mbandaka 1 0,5 Paratyphi B 9 4,6 Rissen 1 0,5 Schwarzengrund 1 0,5 Tennessee 1 0,5 Typhimurium 23 11,7 Typhimurium var. Copenhagen 7 3,6 Virchow 21 10,7 Autoagglutineerbaar 10 5,1 Geen Salmonella 3 1,5 Totaal 196 100,0 35/44

3.2.2. Salmonella van niet-humane oorsprong: Dieren, eetwaren voor menselijke of dierlijke consumptie (met uitzondering van het onderdeel vers vlees v/h programma Zoönose) en leefmilieu In 2003 heeft het Nationaal referentie centrum 412 Salmonella stammen geserotypeerd welke geïsoleerd werden uit eetwaren (buiten het zoonose programma), veevoeder, milieu en ongekende origines (112/412) (Tabel 30) 9 van deze stammen werden niet als Salmonella geïdentificeerd. Tabel 30. Salmonella van niet-menselijke oorsprong: Dieren, eetwaren bestemd voor menselijke en dierlijke consumptie (met uitzondering van het onderdeel vers vlees van het programma Zoönose) en leefmilieu (N=412; 2003). Serovar N % Serovar N % 3,10:-:1,6 1 0,2 IV 51:z 4 z 23 :- 1 0,2 3,19:-:- 7 1,7 Kedougou 2 0,5 35:-:- 1 0,2 Kentucky 3 0,7 4:b:- 1 0,2 Kiambu 1 0,2 4:d:- 6 1,5 Kingston 1 0,2 4:i:- 1 0,2 Livingstone 35 8,5 6,7:-:- 1 0,2 London 1 0,2 6,8:-:1,2 1 0,2 Mbandaka 8 1,9 9:-:- 3 0,7 Meleagridis 2 0,5 Aberdeen 2 0,5 Mgulani 1 0,2 Adelaide 2 0,5 Montevideo 4 1,0 Agona 3 0,7 Muenchen 3 0,7 Albany 1 0,2 Newport 1 0,2 Anatum 15 3,6 Nottingham 13 3,2 Barranquilla 2 0,5 Oranienburg 1 0,2 Blockley 1 0,2 Orion 1 0,2 Bovismorbificans 2 0,5 Panama 2 0,5 Braenderup 1 0,2 Paratyphi B 9 2,2 Brandenburg 2 0,5 Pomona 5 1,2 Cerro 59 14,3 Rissen 1 0,2 Chester 2 0,5 Saintpaul 6 1,5 Cubana 5 1,2 Salford 1 0,2 Duisburg 1 0,2 Senftenberg 26 6,3 Eastbourne 1 0,2 species 9 2,2 Enteritidis 32 7,8 Stanleyville 1 0,2 Give 3 0,7 Szentes 2 0,5 Goldcoast 2 0,5 Tennessee 5 1,2 Hadar 1 0,2 Tsevie 1 0,2 Hithergreen 1 0,2 Typhimurium 7 1,7 IIIa 51:z 4,z 23 :- 1 0,2 Typhimurium var. Copenhagen 2 0,5 IIIb 50:l,v:z 35 2 0,5 Uganda 21 5,1 Indiana 29 7,0 Urbana 9 2,2 Infantis 7 1,7 Vinohradi 1 0,2 IV 43:z 4,z 23 :- 1 0,2 Virchow 13 3,2 IV 48:Z 4,Z 32 :- 2 0,5 IV 50:z 4,z 23 :- 2 0,5 Geen Salmonella 9 2,2 Totaal 412 100,0 36/44

3.3. Shigella 3.3.1. Shigella: Verzameling isolaten In 2003 werden door 86 verschillende medische laboratoria Shigella isolaten naar ons opgestuurd voor serotypering. Per jaar wordt er een gemiddelde van 4 isolaten per laboratorium opgestuurd naar het NRSS. 3.3.2 Shigella: Stammen en oorsprong In 2003 werden 357 Shigella stammen getypeerd door het referentiecentrum. Bijna alle stammen (98,9%) waren afkomstig uit faecesstalen. De overige specimen zijn vermeld in tabel 31. In 2003 werden 26 stammen opgestuurd voor serotypering die niet als Shigella werden geïdentificeerd: deze werden afgezonderd op basis van biochemische reacties (Kligler-Hajna, urease,...) en/of door afwezigheid van agglutinatie bij serotypering. Enkele van deze stammen werden geïdentificeerd met meestal Escherichia coli (13 stammen/26) als resultaat. Tabel 31. Shigella: aard van de specimen (N=357, 2003) N % Faeces 353 98,9 Colon biopsie 1 0,3 Bloed 1 0,3 Urine 1 0,6 Onbekend 1 0,3 Totaal 357 100 3.3.3. Shigella: Verdeling per serotype Tabel 32. Shigella: verdeling per serotype (N=357, 2003). Serotype N % Shigella dysenteriae: 6 1,7 2 3 3 1 4 1 12 1 Shigella flexneri: 79 22,1 1 1 1a 4 1b 11 2a 18 2b 6 3a 12 4 5 4a 1 6 16 x 4 Niet typeerbaar 1 Shigella boydii: 17 4,7 1 5 2 6 4 3 10 1 18 2 Shigella sonnei: 251 70,3 Shigella autoagglutinerend: 2 0,5 Shigella (niet typeerbaar) 2 0,5 Totaal 357 100 37/44

3.3.4. Shigella: Verdeling per geslacht en leeftijdsgroep Het grootste aantal shigellose gevallen, welke bevestigd werden na serotypering, komen voor bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar (31%) (Tabel 33). De incidentie is echter het hoogst voor de leeftijdscategorie van 1 tot 4 jaar (Fig. 19). Tabel 33. Shigella: verdeling van de gevallen per leeftijdscategorie en per sex (N=357, 2003). Leeftijd Totaal M V ND SR < 1 jaar 7 4 3 0 1,33 1 tot 4 jaar 57 34 23 0 1,48 5 tot 14 jaar 58 26 28 4 0,93 15 tot 24 jaar 44 16 28 0 0,57 25 tot 44 jaar 111 45 66 0 0,68 45 tot 64 jaar 37 20 16 1 1,25 65 jaar 8 5 3 0 1,67 Onbekend 35 15 12 8 Totaal 357 165 179 13 0,92 M: Mannen, V: Vrouwen, ND: niet gedefinieerd, SR: sex ratio [M/V] Figuur 19. Shigella: Verdeling en incidentie per leeftijd (N/100.000; 2003). 16 14 12 Incidentie (N/100000 inw.) 10 8 6 4 2 0 0-11 maand 1-4 jaar 5-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar Totaal M V 38/44

3.3.5. Shigella: Isolatie per seizoen De verdeling van de shigellose gevallen per seizoen zijn aangegeven in figuur 20. De piekperiode is, zoals vorig jaar, in september met 61 gevallen (2 S. boydii, 12 S. flexneri, 1 S. dysenteriae, 45 S. sonnei en 1 Shigella spp. isolaten). Figuur 20. Shigella: Verdeling per maand (N=357, 2003). 70 60 61 Aantal gevallen 50 40 30 20 10 0 31 Jan Feb Maa Apr 18 10 26 17 Mei Jun Juli Aug 11 23 42 Sep Okt Nov Dec 49 21 27 Onbekend 21 3.3.6. Shigella: Tendens (1990-2003) Het totaal aantal shigellose gevallen is stabiel gebleven voor de periode 1990 1994 (tussen 375 en 429). Vervolgens werd er een verhoging van shigellose gevallen waargenomen tot in 1999 (tot 500 gevallen). In 2000, 2002 en 2003 is het aantal teruggevallen tot onder de 400 gevallen. Deze variaties zijn zeker te wijten aan de variaties van het aantal Shigella sonnei en Shigella flexneri stammen met 140 gevallen in 1997 en slechts 79 in 2003 (Tabel 34, Fig. 21). Tabel 34. Shigella : Evolutie van de 4 species tijdens de periode 1990-2003 (Aantal gevallen/jaar) 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 S. dysenteriae 8 7 9 7 9 6 18 17 18 15 9 7 5 6 S. flexneri 104 123 91 119 136 125 112 140 116 100 105 100 93 79 S. boydii 23 8 8 18 10 9 10 10 15 21 14 8 14 17 S. sonnei 294 272 272 231 243 341 279 292 303 362 243 343 213 251 Autoagglutinatie 1 2 2 6 23 1 2 Shigella sp. 8 21 2 Totaal 429 410 380 375 398 482 419 459 454 500 377 489 347 357 39/44

Figuur 21. Shigella : evolutie sinds 1990. 600 500 aantal gevallen 400 300 200 100 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 S. flexneri S. sonnei Andere Totaal 40/44

3.3.7. Shigella: Associatie met andere pathogene stammen Bij 1,9% (N=7) van de shigellose gevallen was er een associatie met een andere pathogene stam. Tableau 36. Shigella: co-isolatie met een andere pathogene stam (N=7; 2003). 2 Campylobacter + Shigella sonnei 2 1 Aeromonas caviae + Shigella sonnei 1 2 Salmonella spp. + Shigella sonnei 2 1 Salmonella Typhimurium + 1 Shigella boydii 18 1 Salmonella Enteritidis + Shigella sonnei 1 Totaal 7 41/44

3.3.9. Shigella: Na verblijf in het buitenland of bij migranten In 16% van de shigellose gevallen was er melding van een recent verblijf in het buitenland. De meest voorkomende ( 4) zijn Egypte, Marokko en Senegal. Tabel 37. Shigella: Melding van een recent verblijf in het buitenland (N=58; 2003) 6 Shigella boydii 2 Shigella boydii 1 1 Egypte 1 Senegal 2 Shigella boydii 2 1 Afrika 1 Shigella boydii 10 1 Mali 2 Shigella dysenteriae 1 Shigella boydii 4 1 Verenigde Staten van Amerika 1 Shigella dysenteriae 2 1 India 1 Shigella dysenteriae 3 1 Marokko 19 Shigella flexneri 1 Shigella flexneri 1a 1 Madagascar 4 Shigella flexneri 1b 1 Benin 1 Dominicaanse Republiek 1 West-Afrika 1 Kongo 7 Shigella flexneri 2a 2 Marokko 1 Gambia 1 Peru 1 Kenia 1 Tunesië 1 Mali 1 Shigella flexneri 2b 1 Marokko 1 Shigella flexneri 3a 1 Afrika 3 Shigella flexneri 6 1 Ghana 1 Afrika 1 Senegal 1 Shigella flexneri 1 Mexico 1 Shigella flexneri x 1 Madagascar 29 Shigella sonnei 29 Shigella sonnei 7 Egypte 8 Marokko 2 Senegal 1 Peru 1 Kongo 1 Benin 1 Bolivië 1 Brazilië 1 Burundi 1 Chili 1 Cuba 1 India 1 Guatemala 1 Kenia 1 Vietnam 2 Shigella spp. 1 India 1 Brazilië Totaal 58 42/44

Referenties 1 Fisher, I.S.T. (1999). The Enter-net international surveillance network - how it works. Euro Surveill. 4(5):52-55. 2 Popoff M.Y. (2001). Formules antigéniques des sérovars. 8 ème éd. Institut Pasteur de Paris, WHO Collaborating Centre for Reference and Research on Salmonella. 3 Popoff, M.Y. J. Bockemühl, L.L. Gheesling. 2004. Supplement 2002 (no. 46) to the Kauffmann- White scheme. Res. Microbiol. 155:568-570. 4 Kauffmann F. (1966). The bacteriology of Enterobacteriaceae. Munksgaard, Copenhagen. 5 Ewing W.H. October (1971). Biochemical Reactions of Shigella, méthodes de laboratoire pour l identification des Entérobactéries. Institut Pasteur, Le Minor L., Richard C. 6 NCCLS, Performance Standards for Antimicrobial Disk Susceptibility Testing: Eight International Supplement. M2A6, Table 2A, Vol. 18, NO. 1, 1998, pp.10-13. 7 Zone diameter interpretative standards and equivalent minimum inhibitory concentration (MIC) breakpoints for Enterobacteriaceae (NCCLS, Performance Standards for Antimicrobial Disk Susceptibility Testing: Eight International Supplement. M2A6, Table 2A, pp.10-13,vol. 18, NO. 1, 1998. 8 Threlfall E.J., I.S.T. Fisher, L.R. Ward, H. Tschäpe, and P. Gerner-Smidt. (1999). Harmonization of antibiotic susceptibility testing for Salmonella: results of a study by 18 national reference laboratories within the European Union-funded Enter-Net group. Microbial Drug Resistance 5(3):195-200. 9 Aarestrup, F. M., Wiuff, C., Mølback, K., & Threlfall, E. J. (2003). Is it time to change fluoroquinolone breakpoints for Salmonella spp.? Antimicrobial Agents and Chemotherapy 47, 827-9. 10 Threlfall, E. J., & Frost, J. H. (1990). The identification, typing and fingerprinting of Salmonella : laboratory aspects and epidemiological applications. Journal of Applied Bacteriology. 68, 5-16. 11 Moss, P.J., and R.C. Read. (1995). Empiric antibiotic therapy for acute diarrhea in the developed world. J. Antimicrob. Chemother. 35:903-913. 12 Threlfall, E. J. (2000). Epidemic Salmonella Typhimurium DT104- a truly international multiresistant clone. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 46, 7-10. 13 Wybo, I., C. Wildemauwe, C. Godard, S. Bertrand and J.-M. Collard. (2004). Surveillance of antimicrobial drug resistance in nontyphoid human Salmonella in Belgium: Trends for the period 2000-2002. Acta Clin. Belgica 59(4):152-160. 14 Van Pelt, W., D. Mevius, H.G. Stoelhorst, S. Kovats, A.W. van de Giessen, W. Wannet, and Y.T.H.P. Duynhoven. (2004). A large increase of Salmonella infections in 2003 in the Netherlands: hot summer or side effect of the avian influenza outbreak? Euro Surveill. Jul 1;9(7). http://www.eurosurveillance.org/em/v09n07/0907-222.asp 43/44

Referentienummer van het Centrum WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONHEID Departement Microbiologie Afdeling Bacteriologie NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA 14, Juliette Wytsman straat 1050 Brussel Centrum (rechtstreeks): 02/642 50 82 FAX: 02/642 52 40 Naam en adres van het laboratorium dat de stam opstuurt Leesbaar in te vullen voor het verzenden van het resultaat GEGEVENS OVER DE STAM Uw referentienummer en/of naam patiënt Datum van isolatie:. Uw eigen identificatie: Stam afgezonderd uit Faeces Urine Bloed Etter Galvocht Peritoneaal vocht Onbekend Ander, te preciseren:...... Associatie met andere pathogene kiem.. Klinische gegevens Gastro-enteritis Septikaemie Urinaire infectie Asymptomatische drager Ander, te preciseren. Onbekend EPIDEMIOLOGISCHE GEGEVENS Geslacht: M V Onbekend Leeftijd of geboortedatum:... Postnummer van de patiënt:... Nationaliteit:... Beroep:... Afzonderlijk geval Contact met ander geval (*) Verband met voedselintoxicatie Recent verblijf buitenland Land of streek:... Uw opmerkingen: Antibiogram: (*) preciseer in geval van epidemische opflakkering (=2 of meer gevallen) het aantal klinische gevallen en de eventuele bevestigingen door het laboratorium RESULTAAT: Dr J.M. Collard Datum:

NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA JAARVERSLAG 2003 AFDELING BACTERIOLOGIE DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE WIV, September 2004 Uit gever : J. M. Collard J. Wytsmanstraat 14, B-1050 Brussel WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID