DS 7 CROSSBACK VOORDAT U GAAT RIJDEN EXTERIEUR. Elektronische sleutel. Handsfree achterklep. Keyless entry and start. Elektrische bediening

Vergelijkbare documenten
IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

F I A T NL S N E L G I D S

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Automatische transmissie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

M{ZD{ _14R1_MAZ6_V2_COVERS.indd /03/ :59:20

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE

NL ESP-Systeem

De nieuwe Combo. veiligheids- EN ASSISTENTIEsystemen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Quick GUIDE Web edition

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

M{ZD{ CX _15R1_CX3_V3_COVERS.indd /05/ :22:22

Verkorte gebruiksaanwijzing

M{ZD{ CX _14R1_MAZ_CX5_V2_COVERS.indd /02/ :50:14

Het instructieboekje online

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het online-instructieboekje

Uw auto komt tot leven op internet!

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

LCD scherm va LCD scherm

FORD MONDEO Korte beschrijving

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

FORD C-MAX Korte beschrijving

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008

Verkorte gebruiksaanwijzing

Lampen en waarschuwingslampjes

OPEL INSIGNIA Gebruikershandleiding

QUICK GUIDE VOLVO XC60 WEB EDITION GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO!

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER

Verwarming en ventilatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

LCD scherm ve LCD scherm

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

De voorkant. De zijkant. De banden

FORD FIESTA Korte beschrijving

1

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD ECOSPORT Korte beschrijving

druk 1 1TH NSN PROJECTNUMMER TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB TAKEL

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed

Overzicht bestuurdersplaats

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Het online-instructieboekje

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Toegang tot het instructieboekje

Quick GUIDE Web edition

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

1

Vergelijk uitvoeringen

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Quick GUIDE Web edition

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN DS5 HYBRIDE

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

ROOD Niet goed, zet uw auto op een veilige plaats stil en bel de mobiliteitsservice!

FORD FIESTA Korte beschrijving

Quick GUIDE Web edition

Quick GUIDE Web edition

Vergelijk uitvoeringen

Renault TRAFIC. Instructieboekje

INHOUD. Plug-in Hybrid EV Systeem EV Systeem/Drive Selector Aandrijfaccu opladen Rond het stuurwiel... 10

Starten, schakelen & wegrijden:

GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW NIEUWE VOLVO!

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING MET 2 KNOPPEN (elektronische sleutel) Centrale vergrendeling (kort drukken). Centrale ontgrendeling (kort drukken).

Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier aan uw nieuwe Volvo te beleven. Zie voor meer informatie het instructieboekje.

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

M{ZD{ CX _15R1_CX3_V3_COVERS.indd /05/ :22:22

ŠKODA SUPERB MODELJAAR 2011

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Pagina. Paragraaf. 1.1 Openen. 1.2 Starten. 1.3 Uitschakelen. 1.4 Afsluiten. 2.1 Tanken. 3.1 Openen kap. 3.2 Sluiten kap. 1.

QUICK GUIDE WEB EDITION GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V60

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

PEUGEOT PK ALLURE

gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw VOLVO XC90 quick guide

Verkorte gebruiksaanwijzing

Vergelijk uitvoeringen

Het instructieboekje online

DS 7 CROSSBACK TECHNISCHE KENMERKEN EN UITRUSTING

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

xc60 Quick GUIDE Web Edition

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Transcriptie:

DS 7 CROSSBACK VOORDAT U GAAT RIJDEN EXTERIEUR Elektronische sleutel A. Ontgrendelen van de auto. B. Inschakelen van de verlichting via de afstandsbediening Handsfree achterklep ontgrendelen openen/sluiten. C. Vergrendelen van de auto. D. Uitklappen van de sleutel. F Druk, als de elektronische sleutel zich in de detectiezone A bevindt, met een vinger op de portiergreep (bij de merktekens) van een van de vier portieren op de schakelaar voor het vergrendelen van de achterklep. De auto kan niet worden vergrendeld als een van de elektronische sleutels is achtergebleven in het interieur van de auto. Handsfree achterklep Controleer er voldoende ruimte is om de elektrisch bedienbare achterklep te openen. Elektrische bediening Keyless entry and start Systeem waarmee de auto ontgrendeld (geopend), vergrendeld (gesloten) en gestart kan worden zonder dat u de elektronische sleutel tevoorschijn hoeft te halen. Ontgrendelen van de auto F Zorg dat de elektronische sleutel zich in de detectiezone A bevindt en breng uw hand achter de portiergreep van één van de vier portieren druk op de vergrendelknop op de achterklep. Vergrendelen van de auto Openen/Sluiten F Houd de middelste knop A van de elektronische sleutel ingedrukt. F Druk op de knop B aan de buitenzijde van de achterklep terwijl u de elektronische sleutel bij u hebt. F Druk op de knop C aan de binnenzijde van de achterklep (alleen voor sluiten). F Druk twee keer kort achter elkaar op de bedieningsknop D op het dashboard. F Bedien de handsfree achterklep E door een snelle voetbeweging te maken onder de achterbumper bij de kentekenplaat terwijl u de elektronische sleutel bij u hebt. Maak geen andere voetbeweging nadat u een bevestiging heeft gekregen. 1

U kunt het openen sluiten van de achterklep op elk moment onderbreken. Als u nogmaals op een van deze knoppen toetsen drukt, wordt de beweging onderbroken. Als u na het onderbreken van de beweging weer op een van de knoppen toetsen drukt, wordt de beweging omgekeerd. INTERIEUR Voorstoelen Handmatig verstelbare stoelen Brandsttank Inhoud brandsttank: ongeveer 55 liter (uitvoeringen met dieselmotor) 62 liter (uitvoeringen met benzinemotor). Elektrisch verstelbare stoelen F Als de auto is ontgrendeld, drukt u op de achterzijde van de tankklep om deze te openen (de tankdop is in de klep ingebouwd). Bij PureTech 180- en PureTech 225-motoren wordt het gebruik van RON98 loodvrije benzine aanbevolen voor een optimale werking van de motor. Onder de motorkap Openen Hodsteunen vóór A. Hoogte afstellen en verwijderen/aanbrengen. B. Hoogte en hoek aanpassen. F In het interieur: trek de handgreep links onder het dashboard naar u toe. F Aan de buitenzijde: beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op. Een gasdemper opent de motorkap en houdt deze omhoog. Panoramisch schuif-/kanteldak Achterbank Rugleuninghoek Neerklappen van de rugleuningen A. Schakelaar van het schuif-/kanteldak. B. Schakelaar van het zonnescherm. Controleer de op de allesdragers gemonteerde accessoires vervoerde lading de beweging van het dak niet kunnen hinderen. Leg geen zware voorwerpen op het vaste en beweegbare deel van het schuif-/kanteldak. Beide delen van de rugleuning kunnen op twee manieren worden ontgrendeld: - met een hendel 1 aan de buitenzijde van de rugleuning, - met een hendel 2 op het zijpaneel van de bagageruimte. 2

Stuurwielverstelling Mechanische kinderbeveiliging Vergrendelen F Trek bij stilstaande auto aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. F Duw tegen de hendel om het stuurwiel te vergrendelen. Deze afstellingen mogen om veiligheidsredenen alleen worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Buitenspiegels Instellingen F Draai met de geïntegreerde sleutel de rode knop tot de aanslag: - naar rechts bij het linker achterportier, - naar links het rechter achterportier. Elektrische kinderbeveiliging (Afhankelijk van de uitvoering.) De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten. Inschakelen 1. Selecteren van de linker rechter buitenspiegel. 2. Verstellen van de buitenspiegel. 3. Deselecteren van de buitenspiegel. 4. Inklappen van de buitenspiegel. Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde F Druk op deze toets. Het rode lampje van de toets gaat branden en er verschijnt een melding ter bevestiging dat de functie is ingeschakeld. Zolang de kinderbeveiliging actief is, blijft dit rode lampje branden. Lichtschakelaar Automatische verlichting/dagrijverlichting. Alleen parkeerlichten. F Zet het contact af, open het dashboardkastje en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde. F Draai deze in de stand OFF. F Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Bij het aanzetten van het contact brandt dit waarschuwingslampje in het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels. Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld. Dimlicht grootlicht. Mistlichten Mistachterlichten. Mistlampen vóór en het mistachterlicht. 3

Grootlichtassistent Dit systeem schakelt automatisch tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en de rijcondities met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit. Inschakelen/uitschakelen F Zet de lichtschakelaar in de stand "AUTO". F Selecteer "Adaptieve verlichting" in het menu Auto/ Rijden menu van het touchscreen. Ruitenwisserschakelaar Ruitenwissers vóór Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag). Inschakelen/uitschakelen F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO". DS Night Vision F Selecteer in het menu Auto/Rijden het tabblad "Snelkoppelingen" en dan "Automat. aan/uit grootlicht". Wissen op normale snelheid (matige regen). Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid). Uit. Eén keer wissen (de hendel omlaag duwen kort naar u toe trekken en vervolgens loslaten). Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten). Eén keer wissen (de hendel even naar u toe trekken). Door gebruik te maken van een infraroodcamera aan de voorzijde van de auto kan het systeem bij gering omgevingslicht de aanwezigheid van voetgangers en dieren in het zichtveld van de bestuurder vaststellen en signaleren. Selecteer de weergavemodus "Night Vision" door de knop links van het stuur te draaien, zodat het beeld van de infraroodcamera constant op het instrumentenpaneel wordt weergegeven. Er wordt een waarschuwing gegeven bij een kans op een aanrijding. Als de nachtzichtfunctie niet is geselecteerd, verschijnt de waarschuwing in het instrumentenpaneel. Ruitenwisser achter Uit. Intervalstand. Sproeien en wissen. Touchscreen Deze functie kan geactiveerd/gedeactiveerd worden via het menu Auto/Rijden van het touchscreen. Adaptive Front Light System (AFS) De AFS-functie schakelt de verschillende verlichtingsmodi in uit die bij bepaalde rijomstandigheden horen. De lichtsterkte en de richting van de koplampen en modules worden aangepast om het bereik van de verlichting te vergroten te verkleinen. Deze functie is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen. De bestuurder moet de verlichting van zijn auto aanpassen aan de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer. Gebruik de toetsen onder het touchscreen om de hodmenu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Bepaalde menu's kunnen op twee pagina's worden weergegeven: druk op de toets "OPTIES" om de tweede pagina te bekijken. Menu's De functie DS Sensorial Drive. 4

Radio Media. Airconditioning. Online navigatie. Rijden voertuig*. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd**. ** Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgencenoodoproep met lokalisering", "Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" en van de ficiële landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschikbare telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt opvragen op de internetsite voor uw land bekijken. DS ConnectedCAM Telefoon. Applicaties. * Volgens uitvoering. Informatiebalk(en) Toegang tot de instellingen voor het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel (datum/tijd, taal, eenheden enz.). DS Sensorial Drive-functie Met deze functie kunt u twee ambiances voor het rijden kiezen. Een ambiance wordt bepaald door de instellingen van de volgende uitrustingselementen: - sfeerverlichting van het interieur, (instellen van de lichtsterkte). - geluidssfeer, (selecteren van een vooraf bepaalde instelling van de equalizer van het audiosysteem). - meerkeuzemassagefunctie, (voor elke bestuurders- en passagiersstoel: inschakelen/uitschakelen, selecteren van het soort massage en de intensiteit van de massage). - rijstand, (standen ECO, Comfort, Sport Normal). Urgence-noodoproep Assistance-pechhulpoproep Urgence-noodoproep met lokalisering Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale "Urgencenoodoproep met lokalisering"*. * In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden, die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en de technische beperkingen van het systeem Assistance-pechhulpoproep met lokalisering Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto. 5 Inschakelen F Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de camera in te schakelen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden. Uitschakelen F Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de camera uit te schakelen. Het lampje van de toets gaat uit. De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact. Bluetooth -telefoon koppelen Activeer de Bluetooth -functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar" is (configuratie van de telefoon). Procedure via de telefoon Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten. Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken. Voltooien van het koppelen, ongeacht dit vanaf de telefoon het systeem wordt gedaan: controleer de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem. Procedure via het systeem Of Druk op Telefoon om de hodpagina weer te geven. Druk op "Telefoon koppelen". Selecteer "Zoeken". Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s). Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.

Verbinding delen Het systeem stelt 3 verbindingsprielen voor de telefoon voor: - "Telefoon" (handsfree set, uitsluitend telefoon), - "Streaming" (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon), - "Gegevens mobiel internet". Handbediende airconditioning Druk op de toets van het menu Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven. 3. Recirculatie van de interieurlucht. 4. Regeling van de temperatuur. 5. Regeling van de luchtverdeling. 6. Regeling van de luchtopbrengst. 7. Toegang tot de secundaire pagina. 8. Airconditioning aan/uit. 9. Automatisch comfortprogramma AAN/UIT. 10. Centrale regeling/gescheiden regeling. 11. Selectie van de instellingen voor het automatische comfortprogramma (St/Normal/Fast). 12. "AQS"-functie (Air Quality System) (afhankelijk van de uitvoering). 13. Voortemperatuurregeling interieur (afhankelijk van de uitvoering). 14. Functie "REAR" (afhankelijk van de uitvoering). 15. Vergrendelen van de afstandsbedieningsknoppen (afhankelijk van de uitvoering). Ontwasemen Ontdooien voorzijde Ontwasemen Ontdooien achterruit en buitenspiegels 1. Automatisch programma "zicht". 2. Regeling luchtopbrengst Uitschakelen van het systeem. 3. Recirculatie van de interieurlucht. 4. Regeling van de temperatuur. 5. Regeling van de luchtverdeling. 6. Airconditioning aan/uit. Automatische airconditioning met gescheiden regeling Druk op de toets van het menu Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven. Elektrische parkeerrem Handmatig vrijzetten Contact aan draaiende motor: F trap het rempedaal in, F houd het rempedaal ingetrapt en druk de hendel kort in. Handmatig aantrekken Stilstaande auto: F trek kort aan de hendel. Automatisch vrijzetten Controleer eerst de motor is gestart en het bestuurdersportier goed is gesloten. De elektrische parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden. Automatisch aantrekken Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem automatisch aangetrokken als u de motor afzet. 1. Automatisch programma "zicht". 2. Uitschakelen van het systeem. Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd door het verklikkerlampje remsysteem en het lampje P op de hendel in combinatie met de melding "Parkeerrem aangetrokken". 6

Starten/afzetten van de motor Starten van de motor F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand. F Houd, als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt, het koppelingspedaal volledig ingetrapt. F Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P N. F Houd, als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt, het rempedaal stevig ingetrapt. Afzetten van de motor F Druk op de knop "START/ STOP"; houd daarbij het pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen. Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt gestart. Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische transmissie (EAT6/EAT8) kan het stuurslot niet worden vergrendeld. F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien. F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand. F Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P N. F Druk terwijl de elektronische sleutel zich in de auto bevindt op de toets "START/STOP". De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld. In sommige gevallen is het nodig om aan het stuurwiel te draaien om het stuurslot te vergrendelen. Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische transmissie EAT8, wordt het stuurslot niet vergrendeld. Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de achteruitversnelling Impulsselectiehendel A. Toets P. Om de parkeerstand in te schakelen. B. Toets Unlock. Om de transmissie te deblokkeren en vanuit de stand P, met ingetrapt rempedaal, een andere stand in te schakelen, de stand R in te schakelen. Druk op deze toets voordat u de selectiehendel bedient. C. Toets M. Om vanuit de automatische stand D over te schakelen op de handbediende stand. (Afhankelijk van de uitvoering: met DS Park Pilot, kan toegang tot deze stand worden verkregen via de toets DRIVE MODE). D. Verklikkerlampjes voor de transmissiestand (P, R, N, D). Beweeg de impulsselectiehendel één twee keer naar voren (N R) naar achteren (N D), indien nodig tot voorbij het weerstandspunt. Schakelflippers aan de stuurkolom In stand M D: F Beweeg de rechter flipper "+" kort naar u toe om een hogere versnelling in te schakelen. F Beweeg de linker flipper "-" kort naar u toe om een lagere versnelling in te schakelen. Met de flippers is het niet mogelijk de neutraalstand de achteruitversnelling in te schakelen uit de achteruitversnelling te schakelen. F Trek de ontgrendelknop onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren. Automatische transmissie Standen van de transmissie P. Parkeerstand. R. Achteruitversnelling. N. Neutraalstand. D. Automatische stand. M. Handbediende stand. Rijstanden Er zijn diverse rijstanden beschikbaar. Ze komen overeen met de specifieke instellingen van de auto. Elke keer dat het contact wordt aangezet, wordt standaard "Normal" geselecteerd. 7

Selectie van de rijstand De selectie van een rijstand is afhankelijk van de uitvoering van de auto: Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remcircuit voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat af te remmen. De geselecteerde stand wordt direct geactiveerd. 1. ECO, Normal. 2. ECO, Normal, Sport. 3. ECO, Comfort, Normal, Sport. Druk op de toets om de standen op het instrumentenpaneel weer te geven. HULPSYSTEMEN BIJ HET RIJDEN De rijhulpsystemen zijn hulpmiddelen voor gemak; de bestuurder moet te allen tijde de snelheidslimieten en veilige afstanden in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen. De bestuurder moet daarom op elk moment weer de controle over de auto kunnen overnemen door het stuurwiel steeds met beide handen vast te houden en de voeten bij het rempedaal en het gaspedaal te houden. Slechte weersomstandigheden een slechte staat van het wegdek kunnen een negatieve invloed hebben op de werking van deze systemen. Bandenspanningscontrolesysteem Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden. Het systeem is actief vanaf een snelheid van 7 km/h en wordt gedeactiveerd als de snelheid daalt tot onder de 5 km/h. Het detecteert: - van een kentekenplaat voorziene voertuigen die in dezelfde rijrichting rijden staan, - voetgangers op de rijstrook (fietsen, motorfietsen, dieren en voorwerpen op de rijbaan worden niet altijd gedetecteerd). Uitschakelen/inschakelen Standaard wordt het systeem automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart. Dit systeem kan uit- ingeschakeld worden via het menu Rijden/Auto van het touchscreen. Advanced Traction Control Specifieke en gepatenteerde antispinregeling voor betere tractie (grip) op ondergronden met sneeuw, modder en zand. U kunt een van de drie standen selecteren met de toets DRIVE MODE. F Selecteer afhankelijk van de omstandigheden "Sneeuw", "Modder" "Zand". Opnieuw initialiseren Elke keer nadat u een meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een meer wielen, moet u het systeem resetten. Active Safety Brake met Distance Alert en Intelligente noodremassistentie Distance Alert: waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger een voetganger op de rijstrook. Intelligente noodremassistentie: vergroot het remvermogen wanneer de bestuurder het rempedaal niet ver genoeg intrapt. Active Safety Brake: treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt. Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen. 8 Snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem Met dit systeem kan de door de camera gedetecteerde snelheidslimiet worden weergegeven op het instrumentenpaneel. Het systeem maakt tevens gebruik van de informatie over snelheidslimieten die is opgeslagen in de kaartgegevens van het navigatiesysteem en van verkeersborden.

Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor vrachtwagens, worden niet weergegeven. De weergave van de snelheidslimiet in het instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als u een snelheidslimietbord bedoeld voor auto's (lichte voertuigen) passeert. Deze functie kan geactiveerd en gedeactiveerd worden via het menu Auto/Rijden van het touchscreen. Uitgebreide verkeersbordherkenning Adaptieve cruise control Dit systeem heeft de volgende functies: - Met behulp van dit systeem kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden. - Met een handgeschakelde versnellingsbak, automatische afstelling van de afstand tussen uw auto en de voorligger. - Met een automatische transmissie, automatische afstelling van de afstand tussen uw auto en de voorligger, wat ertoe kan leiden dat uw auto volledig tot stilstand kan worden gebracht. Het systeem versnelt de auto remt deze af door automatisch het motortoerental te regelen en het remsysteem te bedienen. Dit aanvullende systeem detecteert met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera de volgende vier verkeersborden en geeft ze op het instrumentenpaneel weer. Deze functie kan geactiveerd en gedeactiveerd worden via het menu Auto/Rijden van het touchscreen. Snelheidsregelaar De snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld. Daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden. Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde versnelling zijn ingeschakeld. Bij auto's met een automatische transmissie moet de stand D zijn geselecteerd moet, in de stand M, minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld. Stuurkolomschakelaars Dit systeem is hodzakelijk ontworpen voor snelwegen en autowegen. Het werkt alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde richting als uw auto rijden. Het systeem past automatisch de snelheid van uw auto aan die van de voorligger aan om een constante afstand te behouden. Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid rijden tussen: - 30 en 160 km/u (auto's met een handgeschakelde versnellingsbak). - 2 en 180 km/h (auto's met een automatische transmissie en de stopfunctie). - 0 en 180 km/u (auto's met een automatische transmissie en de functie Stop & Go). Selecteer bij een auto met een automatische transmissie de stand D M. Stuurkolomschakelaars 1. Selecteren van de snelheidsregelaar. 2. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid/verlagen van de ingestelde rijsnelheid. 3. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid/verhogen van de ingestelde rijsnelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling. 5. Gebruik de door het snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem (MEM) weergegeven snelheid. 1. Selecteren van de snelheidsregelaar. 2. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid/verlagen van de ingestelde rijsnelheid. 3. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid/verhogen van de ingestelde rijsnelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling/ bevestiging van het herstarten van de auto na een automatische stop (bij uitvoeringen met de functie Stop & Go). 5. Gebruik de door het snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem (MEM) weergegeven snelheid. 6. Weergeven en instellen van de opgeslagen afstand tot de voorligger. 9

Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden ingeschakeld. De ingestelde snelheid moet minimaal 30 km/h bedragen. Stuurkolomschakelaars Zodra het systeem signaleert dat ongewild een van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen bermranden van de weg overschreden dreigt te worden, corrigeert het de koers van de auto tot de auto weer netjes de rijstrook volgt. De bestuurder kan daarbij merken dat het stuurwiel wordt verdraaid. Dit lampje knippert gedurende de koerscorrectie. Uitschakelen/inschakelen 1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzer. 5. Gebruik de door het snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem (MEM) weergegeven snelheid. Vermoeidheidsherkenningssysteem Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur. De functie omvat het systeem "Driver Attention Warning" en het systeem "Driver Attention Alert", afhankelijk van de uitvoering aangevuld met de functie "DS Driver Attention Monitoring". DS Driver Attention Monitoring Bij uitvoeringen met deze functie is een extra (infrarood) camera achter het stuurwiel op de stuurkolom aangebracht om het gedrag van de bestuurder te controleren. F U kunt deze toets op elk willekeurige moment ingedrukt houden om het systeem uit in te schakelen. Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje in de toets en op het instrumentenpaneel. Elke keer als het contact wordt aangezet, wordt het systeem ingeschakeld. Lane Keeping System Deze functie helpt de auto bij het volgen van de rijstrook (lane assist) en is naast de Stop & Go adaptieve snelheidsregelaar geïntegreerd in het DS Connected Pilot-systeem. Met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera identificeert het systeem rijstrookmarkeringen en houdt het de auto in de door de bestuurder gekozen positie op de rijstrook. Deze functie is met name geschikt voor het rijden op snelwegen en autowegen. Deze functies worden ingeschakeld/ uitgeschakeld via het menu Auto/Rijden van het touchscreen. Lane Keeping Assist Het systeem detecteert met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit rijstrookmarkeringen en randen van de weg en corrigeert de koers van de auto door de bestuurder te waarschuwen zodra overschrijding van de rijstrookmarkering bermrand dreigt. Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en autowegen. F Druk op deze toets wanneer de adaptieve snelheidsregelaar met Stop & Start-functie is geactiveerd. Dit wordt bevestigd door: - Het branden van het groene lampje van de toets. De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact. 10

Dodehoekbewaking Park Assist DS Park Pilot Deze functies bieden hulp bij de volgende manoeuvres: Dit systeem waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden. De snelheid van de auto moet liggen tussen 12 en 140 km/h. Deze functie kan geactiveerd/gedeactiveerd worden via het menu Auto/Rijden van het touchscreen. Indien een persoon, een fietser een voertuig zich in de dode hoek van het voertuig bevindt, zal er een lampje gaan branden in de linker- rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie). Actieve dodehoekbewaking Als aanvulling op het permanent branden van het lampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met het voertuig in de dode hoek te voorkomen. De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 en 140 km/h. - Fileparkeren. - Uitparkeren na fileparkeren. - Haaks inparkeren. Afhankelijk van de uitvoering, kan de functie worden uitgeschakeld via het menu Auto/Rijden van het touchscreen en/ door op de bedieningsknop op de selectiehendel te drukken. De Park Assist detecteert een parkeervak en neemt vervolgens het sturen over bij het inparkeren, terwijl de bestuurder zich bezig houdt met rijrichting, schakelen, accelereren en remmen. De DS Park Pilot detecteert een parkeervak en neemt vervolgens het het inparkeren over zonder tussenkomst van de bestuurder. Achteruitrijcamera 360 Vision Bij een draaiende motor kunnen met deze systemen twee beelden van de directe omgeving van de auto worden weergegeven op het het touchscreen met behulp van één camera bij achteruitrijcamera, en twee camera s bij 360 Vision. De bestuurder moet tijdens de gehele manoeuvre op de bestuurdersstoel blijven zitten met de vinger op de bedieningsknop van de functie. Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld: links wordt de omgeving weergegeven zoals die door de camera('s) wordt geregistreerd en rechts wordt een samengesteld beeld van bovenaf van de directe omgeving van de auto weergegeven. De informatie van de parkeerhulpsensoren wordt ook weergegeven op het beeld van bovenaf van de auto. In het venster links kan de omgeving op verschillende manieren worden weergegeven: - standaardweergave, - 180 -weergave van de omgeving achter de auto 360 -weergave van de omgeving voor en achter de auto, - ingezoomd beeld Standaard is de stand AUTO geactiveerd. In deze stand kiest het systeem de beste weergave (standaard ingezoomd) afhankelijk van de informatie die door de parkeerhulp wordt doorgegeven. U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst moment de weergave wijzigen door op de toets in de hoek linksonder van het touchscreen te drukken. De veiligheidsgordel van de bestuurder moet zijn vastgemaakt en gedurende de hele manoeuvre op zijn plaats blijven. MOTOREN Stop & Start Overgang naar de STOP-stand van de motor Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt automatisch in de STOP-stand gezet: - als u bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij een snelheid lager dan 3 km/h, de versnellingshendel in de neutraalstand zet en vervolgens het koppelingspedaal loslaat, - als u bij een automatische transmissie, bij een snelheid lager dan 20 km/h (bij BlueHDi 180 uitvoeringen) lager dan 3 km/h (bij PureTech 180 en PureTech 225 uitvoeringen), het rempedaal intrapt de stand N selecteert. 11

Overgang naar de START-stand Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, het koppelingspedaal volledig intrapt, - Bij een automatische transmissie: als u, terwijl de stand D M is geselecteerd, het rempedaal loslaat, als u, terwijl de stand N is geselecteerd en het rempedaal is losgelaten, de stand D M selecteert, als u de achteruitversnelling inschakelt. Reservewiel PRAKTISCHE INFORMATIE Toegang tot het reservewiel AdBlue (BlueHDi-motoren) Toegang tot het reservoir Bij het gebruik van een noodreservewiel is het raadzaam bepaalde rijhulpsystemen uit te schakelen en de maximaal toegestane snelheid van 80 km/h niet te overschrijden. Bandenreparatieset Toegang tot de set De AdBlue bevindt zich in een specifiek reservoir van ongeveer 17 liter. AdBlue -actieradiusindicatoren Zodra de reservevoorraad van het AdBlue -reservoir is aangesproken een storing in het SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Toegang tot aanvullende video's bit.ly/helppsa Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waar uw auto verkocht is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingselementen zijn voorzien. Dit document is geen vervanging van het volledige instructieboekje en maakt het lezen ervan niet overbodig. *17DS7.P071* 12 NE. 17DS7.P071