Let op: je maakt Opdracht 1 Met hulp óf Opdracht 1 Zonder hulp Met hulp: vragen over de tekst bedenken en beantwoorden 1. Lees de tekst in drietallen. Zet een vraagteken in de kantlijn bij de dingen waar je een vraag over hebt. 2. Lees de uitleg. Als je een tekst leest, probeer je de tekst zo goed mogelijk te begrijpen. Je controleert of je snapt wat je leest. Je stopt dan even met lezen en staat stil bij wat je leest. Je bedenkt: of de informatie klopt met wat je al wist; of de schrijver zichzelf niet tegenspreekt (wat staat er later in de tekst en klopt dat met wat er daarvoor staat). Ook denk je na over de verbanden in de tekst: wat hebben de zinnen met elkaar te maken? Het is goed om tijdens het lezen vragen te stellen. Vragen die beginnen met waarom, of hoe komt het dat helpen je om de tekst goed te begrijpen. 3. Bedenk vijf vragen over de tekst die in de tekst worden beantwoord. Kijk hiervoor ook naar de vraagtekens die je bij de tekst hebt gezet. Schrijf alleen de vragen op. Vragen 4. Wissel je vragen uit met een andere leerling. Beantwoord de vragen van de ander. Antwoorden 5. Lees de antwoorden. Kon de andere leerling jouw vragen beantwoorden? Had je goede vragen bedacht? CED-Groep wwww.nieuwsbegrip.nl Pagina 1 van 5
Zonder hulp: Quizvragen bedenken 1. Maak met elkaar een quiz over de eikenprocessierups. Zet de vragen eventueel in een Kahoot of andere online quizmaker. Bedenk bij elk stukje van de tekst minstens twee vragen. Let op: het antwoord moet in de tekst staan! 2. Wissel jullie vragen uit met een ander groepje of laat een ander groepje jullie quiz spelen. Wie kan de quizvragen het snelst goed beantwoorden? 3. Hadden jullie ongeveer dezelfde vragen bedacht? CED-Groep wwww.nieuwsbegrip.nl Pagina 2 van 5
Een cirkeldiagram maken In de tekst heb je gelezen dat de eikenprocessierups de larve is van een nachtvlinder. Wat gebeurt er tijdens dat proces? Vul het cirkeldiagram in. Gebruik de volgende zinnen: De nachtvlinder legt eitjes. (al ingevuld) De rupsen komen bij elkaar en vormen nesten. De rupsen gaan in processie op zoek naar voedsel. De rups vervelt een aantal keer. De rups verandert in een nachtvlinder. De larve komt uit het eitje. De eitjes liggen in de toppen van de eikenbomen. van eikenprocessierups tot nachtvlinder De nachtvlinder legt eitjes. CED-Groep wwww.nieuwsbegrip.nl Pagina 3 van 5
Vragen beantwoorden over de tekst 1. a. Waar komt de naam eikenprocessierups vandaan? b. In welke zinnen heb je daar aanwijzingen voor gevonden? 2. In regel 22-23 staat: Het venijn van de eikenprocessierups zit in de brandharen van de rups. Wat betekent het venijn? A. het bijzondere B. het gemene C. het mooie D. het unieke 3. Wat kun je afleiden uit de laatste zin van het stukje Jeuk en irritatie? Als je contact hebt gehad met de haartjes van de eikenprocessierups, dan A. hoef je niet naar de dokter als je last hebt van jeuk. B. hoef je niet naar de dokter als je ontstoken ogen hebt. C. hoef je niet naar de dokter als je kortademig bent. D. hoef je niet naar de dokter als je opgezwollen ogen krijgt. 4. a. Lees regel 39-40. Waarom moet je de rupsen niet zelf doodmaken of opzuigen met een stofzuiger, denk je? b. Wat betekent fixeren? A. proberen of iets een andere kleur en vorm kan krijgen B. weten dat het nog steeds kan bewegen of veranderen C. zeggen dat het niet meer kan vliegen of verspreiden D. zorgen dat het niet meer kan bewegen of veranderen c. Waarom is fixeren wel een goede oplossing? 5. Lees regel 41-42. Wat betekent verdelgen? Heb je wel eens eikenprocessierupsen gezien in de natuur? Ga je rekening houden met wat je erover gelezen hebt, als je de natuur in gaat? CED-Groep wwww.nieuwsbegrip.nl Pagina 4 van 5
Rupsje Nooitgenoeg (extra opdracht) Je kent vast het kinderboek Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle. Het is een leuk verhaal over een rupsje dat altijd honger heeft. Ken je het niet? Je kunt er een filmpje over vinden op YouTube. Bedenk een verhaaltje of stripverhaal over de eikenprocessierups. Gebruik de tekst als bron. Denk eerst na over de volgende vragen: 1. Hoe ga je de hoofdpersoon (de eikenprocessierups) van je verhaaltje noemen? 2. Wat wil jouw hoofdpersoon bereiken in het verhaaltje? 3. Welk probleem komt de hoofdpersoon tegen? 4. Hoe loopt het verhaaltje af? Wat gebeurt er met de hoofdpersoon? Hoe wordt het probleem opgelost? Als je deze vragen hebt beantwoord, weet je ongeveer wat er in je verhaal gaat gebeuren. Schrijf het verhaaltje in eenvoudige zinnen op, alsof het een kinderboek is. Je mag er ook tekeningen bij maken. CED-Groep wwww.nieuwsbegrip.nl Pagina 5 van 5