Personen en Familierecht

Vergelijkbare documenten
Personen en Familierecht

INHOUD. INLEIDING... 1 A. De wet... 3 B. De rechtspraak C. De rechtsleer D. De gewoonte E. De algemene rechtsbeginselen...

Tel.: 011/ Vrederechter Hasselt kanton 1 / 2 Fax: 011/ Naam:.. Voornaam:... Beroep: Adres:... Tel.:...GSM.:... .:...

Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek

INHOUD. WOORD VOORAF... v

De verzoekende partij is van mening dat, ten aanzien van de hiernagenoemde persoon, een rechterlijke beschermingsmaatregel moet worden bevolen.

Minderjarigheid in het recht

1 Tijdstip verwekking

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT OP AFBEELDING...33

LVAK, najaar 2017 Mr. Lydia Janssen. Beschrijft juridische banden tussen ouders en kinderen

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling. Artikel 1. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2

Vermoeden meemoederschap De persoon die als moeder in de ten opzichte van. ten opzichte van geboorteakte is vermeld de echtgenoot van de moeder

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

Gezagsdragers hebben (anders dan pleegouders) de plicht te voorzien in het levensonderhoud van het kind waarover zij het gezag uitoefenen.

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING Art 1241 BW TOT INSTELING VAN EEN GERECHTELIJKE BESCHERMINGSMAATREGEL

Wat is gezag? De ouder Gezag en erfrecht Wie heeft het gezag? de NOTARIS en. Gezag. en voogdij

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 33/2009 van 25 november 2009

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier...

Beknopte Inhoudstafel

Beknopte inhoudstafel

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

INHOUD. Voorwoord / 5. 1 Burgerlijk Wetboek Boek 1 (uittreksel) / 17. Titel 1 Algemene bepalingen / 17. Titel 2 Het recht op de naam / 17

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING 1 - Artikel 1240 Ger. W. tot instelling van een

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

OPLEIDING BEWINDVOERDERS MACHTIGINGEN. Walter Niewold Vrederechter Hasselt I

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

INHOUDSTAFEL. VOORWOORD... v

30 DECEMBER Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek.

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

Als ouders uit elkaar gaan

Deel 0 ALGEMEEN RECHT 13

t Zitemzo... met het informed consent & minderjarige patiënten

Een statuut voor pleegouders. april 2017

Afstamming. U hebt vragen over uw afstamming of over de afstamming van uw kind

Inhoud. INLEIDING... v

Inleiding. Nederlandse personen- en familierecht. Personen- en familierecht 9

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

Het nieuwe beschermstatuut

Rechterlijke beschermingsmaatregelen - bewindvoering. Wet van 17 maart2013

Geboorte, Huwelijk en Overlijden 07. GHO

Compendium van het personen- en familierecht

Verlies van een partner - Verwerking - Kinderen

UNIVERSELE VERKLARING van de RECHTEN van de MENS: De 30 artikelen:

Afstamming heeft alles te maken met welke bloedband je hebt met je voorouders (je ouders, grootouders, overgrootouders,...). Je afstamming bepaalt

Model A.1. Verzoekschrift bij toepassing van artikel 213 BW (onderhoudsgeld tussen echtgenoten) de artikelen 1034bis e.v. en 1320 e.v. Ger.W.

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

DEEL 3. Wettelijk samenwonen

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD

Uw rechten en plichten als 18-jarige

Gew. bij S.B no. 104.

EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag

Rolnummer Arrest nr. 134/2003 van 8 oktober 2003 A R R E S T

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

7 Inleiding / 11 8 Verkrijging, verlening, verlies en vaststelling van het Nederlanderschap / 12 9 Nationaliteit en internationaal privaatrecht / 16

DEEL I. DE HERVORMING VAN HET AFSTAMMINGSRECHT DOOR HET GRONDWETTELIJK HOF

Concubinaat. De buitenhuwelijkse tweerelatie. Patrick Senaeve (ed.) Acco Leuven / Amersfoort

Advies nr. 154 van 8 december 2017 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen over de verloven voor co-ouders in het

NIEUWSFLASH 6. v.u. Nadia Dekoning, A. Rodenbachstraat 20, 9470 Denderleeuw oktober 2015 IK WIL IK KAN IK MAG

Geregistreerd partnerschap

Inleiding tot de burgerlijke stand

Personen en Familierecht

Wat staat ons te wachten en waar dienen we straks rekening mee te houden. En soms even terug in de tijd!

Compendium van het personenen familierecht

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Het globaal beschermingsstatuut. Beatrijs Mevesen Vrederechter van het kanton Neerpelt-Lommel.

DEEL I. DE WETTELIJKE MOEDERLIJKE AFSTAMMING

BEWINDVOERING. Leerstoel Jules Knapen 2019 Walter Niewold Vrederechter Hasselt I

AMENDEMENTEN NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/0059(CNS) Ontwerpadvies Evelyne Gebhardt (PE v01-00)

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

INHOUD BW VW 3. BOEK I. PERSONEN art. (*1) Titel I. Genot en verlies van de burgerlijke rechten (K. VUYLSTEKE) 7-33

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

REGELINGSAKTE EN FAMILIERECHTELIJKE OVEREENKOMST VOORAFGAAND AAN ECHTSCHEIDING DOOR ONDERLINGE TOESTEMMING

Commentaar bij art BW

met minderjarige ouders

Compendium van het personenen familierecht

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

de hiernagenoemde plaatsvertrouwer (zijnde de lastgever volgens art. 490 BW) Naam en voornaam:... Straat & nr:... Postnummer...Gemeente:...

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD

HOOFDSTUK II. DE BETWISTING VAN DE WETTELIJKE MOEDERLIJKE AFSTAMMING 5

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

II. BURGERLIJK RECHT

Hof van Cassatie van België

Voorwoord... xv HOOFDSTUK II. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING... 5 HOOFDSTUK III. ARTIKEL 229 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK... 17

VERSLAG AAN DE KONING

WETTELIJKE SAMENWONING INFOBROCHURE

1. Een geldige wil = om een rechtshandeling te stellen, moeten de partijen hun volwaardige wil uiten

INHOUDSTAFEL. Voorwoord 5 Inhoudstafel 7 Korte inleiding 12

De zorgvolmacht als onderdeel van een tijdige zorgplanning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

4,8. Samenvatting door een scholier 1585 woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer

MEDEDELING AAN DE LEDEN

DEEL I. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING. DE ECHTSCHEI- DING OP GROND VAN ONHERSTELBARE ONTWRICHTING VAN HET HUWELIJK

Bureau M.F.J Bockstael Het auteursrecht is het recht dat een auteur heeft op zijn werk. De auteur beschikt over twee soorten rechten:

De nieuwe wet bestaat uit een gerechtelijk en een buitengerechtelijk luik.

Transcriptie:

1ste bach rechten Personen en Familierecht samenvatting boek, met verwijzing naar de wetten in codex Q uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be R R05 10,00

Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be

Diana Kaissi PERSONEN- EN FAMILIERECHT Samenvatting 2016-2017

Inhoudsopgave... 1 Hoofdstuk 2: Personen... 5 Afdeling 1: Waar gaat het over?... 5 Afdeling 2: Het begrip persoon... 5 Afdeling 3: Vanaf wanneer is iemand persoon?... 6 Afdeling 4 Tot Wanneer is iemand persoon?... 11 1 Tot aan zijn overlijden... 11 2 Tot aan de gerechtelijke verklaring van overlijden van vermisten (art. 126-135)... 13 3 Tot aan het alsof-overlijden van de afwezige (art. 112-125 BW)... 14 Hoofdstuk 3 Identiteit... 16 Afdeling 1. De feitelijke identiteit: de persoonlijkheidsrechten... 16 1. Waar gaat het over... 16 2. Kenmerken... 17 3. Overzicht... 19 Afdeling 2. De juridische identiteit... 22 1. De staat van de personen... 22 2 De vorderingen van staat... 25 3 Het bezit van staat... 27 Afdeling 3. De identificatie van de persoon... 29 1. Waar gaat het over?... 29 2. Namen... 29 3. Woonplaats en verblijfplaats... 33 4. Geslacht... 34 Hoofdstuk 4 Belgen en vreemdelingen... 38 Afdeling 1 Waar gaat het over?... 38 Afdeling 2. Kenmerken van het Belgische nationaliteitsrecht... 41 Afdeling 3. De algemene bepalingen van het WBN... 42 Afdeling 4. Verwerving van de Belgische nationaliteit... 42 1. Toekenning van de Belgische nationaliteit... 43 2 Verkrijging van de Belgische nationaliteit... 44 Afdeling 5 Het verlies van de Belgische nationaliteit... 48 1 Vrijwillige afstand... 49 2 Automatisch... 49 3 Op grond van vervallenverklaring... 50 Hoofdstuk 5 Onbekwamen en onder bewind gestelden... 52 Afdeling 2. Onbekwaamheid... 52 Afdeling 3 Bewind... 55 Hoofdstuk 6 Minderjarigen... 57 Afdeling 1: Inleiding... 57 Afdeling 2 Niet-ontvoogde minderjarigen... 57 1 De onbekwaamheid... 57 2 Het bewind... 59 Afdeling 3 ontvoogde minderjarigen... 69 Hoofdstuk 7: meerderjarige beschermde personen... 72 Afdeling 1: waar gaat het over?... 72 Afdeling 2: toepassingsgebied... 73 2

Afdeling 3 : buitenrechtelijke bescherming... 74 Afdeling 4: rechterlijke bescherming... 81 Hoofdstuk 8 Geesteszieken... 93 Afdeling 1. Waar gaat het over?... 93 Afdeling 2 Exclusief karakter van de wet... 94 Afdeling 3 Materiële toepassing voorwaarden... 94 Afdeling 4 Maatregelen... 96 Afdeling 5 De bekwaamheid van de opgenomen geesteszieke... 98 Hoofdstuk 9 Families... 99 Afdeling 1 Partners: horizontaal familierecht... 99 Afdeling 2 ouders en kinderen: verticaal familierecht... 101 Afdeling 4 Kruispunten... 101 Hoofdstuk 10 Echtgenoten... 103 Afdeling 1 Waar gaat het over?... 103 Afdeling 2 Aangaan... 103 2 Vormvoorwaarden en preventieve controle... 116 3 Nietigheid van het huwelijk... 119 Afdeling 3 Inhoud... 120 1 Algemeen... 120 2 Persoonsrechtelijke inhoud van het huwelijk... 123 3 Vermogensrechtelijke inhoud van het huwelijk... 125 4 Dringende maatregelen... 130 5 Nietigverklaring van handelingen... 135 6 De feitelijke scheiding... 136 Afdeling 4 Ontbinding... 137 1 ontbinding door overlijden... 138 2 Ontbinding door echtscheiding. Inleiding... 138 3 De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (EOO)... 139 4 Echtscheiding door onderlinge toestemming... 150 Hoofdstuk 11 Wettelijke samenwoners... 156 Afdeling 1 Waar gaat het over?... 156 Afdeling 2 Aangaan... 157 Afdeling 3 Inhoud... 158 Afdeling 4 ontbinding... 159 Hoofdstuk 12 feitelijke samenwoners... 160 Afdeling 1. Waar gaat het over?... 160 Afdeling 2 Aangaan... 160 Afdeling 3 inhoud... 160 Afdeling 4 Ontbinding... 161 Hoofdstuk 13 ouders... 162 Afdeling 1 Inkt, bloed, melk, water... 162 3 Melk: sociaal ouderschap... 167 4 Water: intentioneel ouderschap... 169 Afdeling 2. De afstamming... 171 2 Uitgangspunten in het afstammingsrecht... 172 3 De afstamming van rechtswege... 185 4 De erkenning... 191 5 Gerechtelijke vestiging... 195 Afdeling 3. De adoptie... 197 1 waar gaat het over?... 197 3 Grondvoorwaarde voor de adoptie... 199 4 Inhoud van de adoptie... 204 3

5 Einde van de adoptie... 206 Hoofdstuk 14 Opvoeders... 207 Afdeling 1 Gezag... 207 2 Andere gezag vormen... 211 3 Contact... 212 4 Handhaving van gezag en contact... 214 Afdeling 2. Levensonderhoud... 216 1. De ouderlijke onderhoudsplicht... 216 2 Andere onderhoudsvormen... 219 Afdeling 3. Overheidstoezicht... 222 1 Maatregelen over de ouder... 223 3 MOF: Maatregelen over minderjarigen wegens een als misdrijf omschreven feit... 226 4 IJ: Integrale jeugdhulp... 228 Hoofdstuk 15 Verwanten... 230 Afdeling 1 Wie zijn de verwanten?... 230 Afdeling 2 Algemene inhoud... 232 1 Huwelijksbeletselen... 232 2 Verbod tot tweezijdige vaststelling van de afstamming... 232 3 Familiale rechten en plichten... 233 4 Keuzeverwantschap... 234 Afdeling 3 Onderhoudsrecht... 234 1 Waar gaat het over?... 234 2 Beginselen... 235 3 Levensonderhoud bij leven... 237 4

Hoofdstuk 2: Personen Afdeling 1: Waar gaat het over? Op wie zijn rechtsregels van toepassing? Burgerlijk recht -> regelt verhoudingen tussen burgers onderling Afdeling 2: Het begrip persoon Persoon rechtspersoon subject o Persoon: elke entiteit die bestemmeling kan zijn van rechtsnormen die hem rechten toekennen dan wel verplichtingen opleggen -> actieve rol op uitoefening van de rechten en plichten -> subject -> rechtssubject o Rechtspersoon: juridische entiteit -> publiek, privaat of gemengd o Natuurlijke/ Fysieke personen: biologisch leven -> leven & dood In de aanloop naar en na de Franse revolutie -> veel aandacht naar algemene en gelijke toekenning van rechtssubjectiviteit aan alle mensen => De slavernij, de standenmaatschappij en de burgerlijke dood als straf zijn afgeschaft (art. 4, eerste lid EVRM en art. 10 en 18 Gw.) o Mens: wezen dat uit een mensenvrouw is geboren Vandaag is het verboden om menselijke chimaeren of hybride wezens te creëren, dit is de bevruchting to stand te brengen door een combinatie van menselijke en dierlijke gameten. art. 5, 1 Embryowet Rechtssubjecten en rechtsobjecten o Rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten o Rechtsobjecten: voorwerp van rechten en plichten van rechtssubjecten -> roerende en onroerende goederen Van de levende wezens wordt enkel de mens als rechtssubject beschouwd, de andere als roerende of onroerende goederen -> art. 517 e.v. BW Onderscheid tussen Rechtssubjecten en Rechtsobjecten è Draagwijdte beperkt Soms veel bescherming aan Rechtsobjecten, maar Rechtssubjecten krijgen veel plichten en belanghebbende kunnen aan rechtssubjecten de naleving van rechtsobject afdwingen 5

Afdeling 3: Vanaf wanneer is iemand persoon? Vraagstelling Vanaf wanneer kunnen wij echter spreken van menselijk biologisch leven, waardoor rechtspersoonlijkheid ontstaat? Het biologisch proces van ontwikkeling tot een mens vangt thans aan met de deling en ontwikkeling van een menselijke eicel, hetzij na bevruchting met een zaadcel waardoor een embryo ontstaat, hetzij na implantatie van een uitgerijpte menselijke eicel, hetzij na parthenogenese. -> de cel moet wel het vermogen hebben om zich tot een mens te ontwikkelen Basisregel Een natuurlijke persoon wordt naar huidig recht als regel rechtspersoon vanaf zijn geboorte als levende en levensvatbare mens Geboorte is geen rechtsbegrip, de gewone taalkundige betekenis van het bevallen of baren is van toepassing (art. 55 BW) o Levend: als hij enig teken van leven heeft gegeven, doorgaans als hij heeft in- en uitgeademd o Levensvatbaar: Als hij bij de geboorte de noodzakelijke menselijke eigenschappen heeft om minstens enig tijd zelfstandig in leven te blijven Hoe kan men in die gevallen bepalen of het alsnog overleden kind levensvatbaar was? (Want bv. Premature kindjes in leven houden door medische tussenkomst) è Soms wordt er in dat verband verwezen naar de wettelijke levensvatbaarheidsgrens van 180 dagen postconceptie -> art. 326 BW Bij gebrek van levensvatbaarheid -> geen akte van geboorte De levende en levensvatbare geboorte wordt vastgesteld in een verklaring door een arts of vroedvrouw/man. Art. 55, 4 BW Aangifteplicht De geboorte als levende en levensvatbare mens moet binnen de 15 dagen na bevalling worden aangegeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand -> art. 55-60 BW 6

Akte van aangifte van levenloos kind Een miskraam of doodgeboorte bleef juridisch volstrekt neutraal op personen- en familierechtelijk gebied è Geen akte met naam van het kind Vanuit juridisch standpunt is dat logisch want geen rechtspersoonlijkheid ontstaan die identificatie en vestiging van familierechtelijke betrekkingen tot gevolg kon hebben. Maar: harde regeling Dus -> oplossingen 1 Alle levenloos geboren kinderen op verzoek van de ouders worden begraven of gecremeerd. 2 MOET bij de ambtenaar van de burgerlijke stand een aangifte worden gedaan van de levenloze geboorte of het overlijden van een kind VOOR de vaststelling van de geboorte door de ambtenaar van de burgerlijke stand of arts of vroedvrouw/man -> art. 80bis BW Aangifteplicht om misdrijven te voorkomen is er vanaf 1806: zoals onderschuiving van een kind of abortus Een akte van overlijden kan enkel worden opgesteld met betrekking tot een overleden persoon -> terwijl bij levenloze geboorte of overlijden VOOR de vaststelling van de geboorte nooit rechtspersoonlijkheid is ontstaan De akte van aangifte van een levenloos kind -> ongeregeld 1 Toepassingsgebied van art. 80bis BW in omzendbrief -> beperkt tot geboorte na min 180 dagen postconceptie PROBLEEM: voorwaarden niet in de wet + omzendbrief kan geen voorwaarden aan de wet toevoegen 2 De akte vermeldt de gegevens van de moeder en vader of meemoeder. 3 Aangever kan verzoeken om voornamen te vermelden -> niet verplicht -> vermelding van achternaam nooit mogelijk want: naam is het gevolg van afstamming art. 335-335ter BW 7

Voor 2017 staat er een wijziging van art.80bis BW in het vooruitzicht 1 Wettelijke regeling over aangifte benden 180 dagen postconceptie in verband met de ratio legis en de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid verdient het aanbeveling om een algemene aangifteplicht te behouden ipv de aangifte facultatief te maken in een aantal gevallen 2 Vermelding van de ouders veralgemeend in overeenstemming met het afstammingsrecht 3 Naam van het kind ook vermeld ð Veel kritiek op 2 en 3 want vermeldingen doorgaans een gevolg zouden zijn van verwerving van rechtspersoonlijkheid en levenloze kinderen hebben dat niet verworven. Waarom is het kritiek onterecht? 1 Uit een regeling voor levenloze kinderen kan er geen regel over ongeboren kinderen worden afgeleid. 2 Argumentatiefout om te beweren dat als afstamming en naam een gevolg zijn van de rechtspersoonlijkheid De regels inzake afstamming en naam zouden inderdaad slechts per analogie worden toegepast alsof er een levend en levensvatbaar kind was -> is er niet dus FICTIE Context 2 Het biologische menselijke leven voor de geboorte Situering Welk is het juridische statuut van het biologische menselijk leven voor de geboorte binnen of buiten de baarmoeder? Met toepassing van de traditionele juridische taxonomie zou het biologisch menselijk leven in al die stadia voor de levende en levensvatbare moeten worden beschouwd als rechtsobject. 8

Fictiebepaling: rechtspersoonlijkheid vanaf de verwekking, onder opschortende voorwaarde van de geboorte In ons recht -> Romeins adagium Infans conceptus pro iam nato habetur quotiens de eius commodis agitur dat een kind vanaf de verwekking als reeds geboren (en dus als rechtssubject) wordt beschouwd telkens in zijn belang. De opschortende voorwaarde voor de toepassing van die fictiebepaling is dat kind het nadien daadwerkelijk levend en levensvatbaar wordt geboren. Art. 725, tweede lid, 2 & 906 BW Welke is de verwekking die is vereist voor de toepassing van de infans conceptus-regel? De onderbroken ontwikkeling tot de mens moet dan worden ingezet -> art. 326 BW Men kan nog steeds beroep doen op dat artikel bv als de vader is gestorven 299 dagen voor de geboorte, het moet het meest gunstig zijn voor het kind. è Het wettelijke vermoeden is echt weerlegbaar Het tegenbewijs mag worden geleverd dat een kind al meer 300 dagen voor de geboorte was verwerkt, of 180 dagen voor de geboorte nog niet was verwerkt. Infans conceptus-regel ruimer toepassen? o In de rechtsspraak: wrongful-life vorderingen -> vordering tot schadevergoeding gericht tegen degene die aansprakelijk is voor een fout waardoor een persoon me een functiebeperking ter leven is gekomen. HvC heeft wrongful-life verworpen want de vergelijking tussen de toestand van enerzijds het bestaan van een persoon met functiebeperking en anderzijds zijn niet-bestaan, niet tot schadevergoeding kan leiden. Maar Softenon schandaal è Men zou dan ook ouders moeten aanspreken die tijdens de zwangerschap roken of drinken => kind gehandicapt HvC verwerpt een algemene infans conceptus- regel De voorwaarde van verwekking Ook VOOR de innesteling in de baarmoeder kan er een cel zijn met het inherente vermogen om zich tot een mens te ontwikkelen, maar waarbij dit proces is onderbroken. -> wanneer embryo gecreëerd en gecryopreserveerd Wat is het statuut van zo n eicel? Is het een rechtsobject? EHRM zegt van niet. In verband met de economische en financiële invulling van het begrip eigendom in artikel 1 Eerste Protocol EVRM, kan een embryo in vitro niet als eigendom in de zin van dat artikel worden beschouwd. è Minstens een bijzonder beschermwaardig rechtsobject 9

De opschortende voorwaarde van levende en levensvatbare geboorte Moet het kind levend en levensvatbaar zijn geboren voordat het de fictie van de rechtspersoonlijkheid retroactief zou kunnen genieten? Die voorwaarde wordt alvast gesteld in art. 906, derde lid BW -> vermeden dat een nalatenschap, met daarin eventuele aansprakelijkheidsvorderingen, via een levenloos kind zou overgaan op de erfgenamen van dat kind. De opschortende voorwaarde heeft onder meer tot gevolg dat de infans conceptus-regel geen prenatale tussenkomst in het belang van het kind zou kunnen rechtvaardigen, met name in het raam van jeugdbescherming of jeugdhulp. Menselijk leven vanaf de verwekking of vanaf een later tijdstip tijdens de zwangerschap -> reeds rechtssubjectiviteit toe kennen. In 2 zaken over het recht op leven (art. 2 EVRM) weigert het EHRM een abstract antwoord te geven op de vraag naar de kwalificatie van een ongeboren vrucht als zelfstandige rechtspersoon 1 Bij gebrek van een Europees wetenschappelijke en juridische consensus over de materie, komt dit oordeel toe aan de lidstaten zijn 2 In een zaak over de bescherming van het privé- en gezinsleven (art. 8 EVRM) -> levenloos geboren kind geen recht op bescherming van zijn privé- en gezinsleven heeft verworven dat losstaat van dat van de moeder en bovendien dat familieleven met een kind de geboorte van dat levende kind veronderstelt. ð Het hof weigert dus blijkbaar de nadien levenloos geboren ongeboren vrucht als zelfstandige rechtspersoon te beschouwen. Oplossing: menswaardigheid? Dat het ongeboren menselijk leven volgens de voornoemde regels geen bescherming verwerft die losstaat van die van de moeder -> impliceert: dat dit wel een bescherming krijgt in samenhang met die van de moeder -> op grond van menselijke waardigheid Lopen de belangen van vrucht en moeder gelijk -> bescherming van de moeder Zo niet, dan belangenafweging In de wetgeving is abortus als regel strafbaar, zij het niet als doodslag (art. 350 Sw.) Doodslag pas sprake vanaf het ogenblik dat de bevalling is ingezet, ook al sterft het ongeboren kind in utero (art. 396 Sw.) 10

Afdeling 4 Tot Wanneer is iemand persoon? 1 Tot aan zijn overlijden Vraagstelling Ogenblik van dood: Klinische dood: eindigen van de zichtbare levenstekenen zoals de natuurlijke hartslag en de ademhaling Hersendood: eindigen van elke natuurlijke hersenfunctie Basisregel De vaststelling van het overlijden is uit handen gegeven: de ambtenaar van de burgerlijke stand kan slecht een akte van overlijden opmaken als hem een overlijdensattest wordt overhandigd waarin een arts het overlijden vaststelt art. 78, tweede lid BW -> voorbeeld van juridische afstand Vaststelling overlijden niet eenduidig -> art. 11, tweede lid Orgaantransplantatiewet Voor Post-mortem transplantatie moeten drie onafhankelijke geneesheren het overlijden vaststellen conform te laatste stand van de wetenschap. Overleden natuurlijk persoon = een lijk (art. 81 BW) Aangifteplicht è Aangeven bij ambtenaar van de burgerlijke stand akte wordt geregeld in art. 77 e.v. BW Het overlijden moet door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op basis van een overlijdensattest, worden vastgesteld opdat de begrafenis of crematie zou worden toegelaten en de akte van overlijden zou worden opgesteld. Gevolg De vermogensrechtelijke rechten en plichten van de overledene gaan over op diens wettelijke of aangeduide erfgenamen (art. 711 BW) In beperkte mate blijft de rechtspersoonlijkheid ook bestaan als nalatenschap Een persoon heeft een zekere zeggenschap over zijn overlijden heen, zowel wat betreft zijn vermogen (art. 767 e.v. BW) als over zijn persoon (art. 6, 15 en 25 Decreet Begraafplaatsen en lijkbezorging; art. 10 Orgaantransplantatiewet) en de persoon van bepaalde naasten (art. 392 en 496 BW betreffende de keuze van een voogd of bewindvoerder.) De zeggenschap over zijn persoon gebeurt in toepassing van de persoonlijkheidsrechten, die over andere personen in toepassing van het familierecht. 11

Context 3 Het menselijke leven na dood Situering De wet regelt niet systematisch de lotsbestemming van de rechten van een persoon op zijn fysieke, psychische en morele integriteit na zijn overlijden. -> enkel overgang van het vermogen systematisch georganiseerd Met toepassing van de juridische taxonomie zou het menselijke leven na het overlijden moeten worden beschouwd als een rechtsobject. Objectiefrechtelijke bescherming Op basis van het algemene rechtsgevoel komt aan doden enige bescherming toe op basis van het objectieve recht, dat daarin de tijdelijke en plaatselijke maatschappelijke opvattingen weergeeft. è Bescherming stoffelijk overschat bv. misdrijven graf- en lijkschennis (art. 453 Sw.) è Objectiefrechtelijke bescherming toe aan iemands morele nalatenschap bv. Misdrijf laster en eerroof tegen een overledene (art. 450 Sw.) Subjectiefrechtelijke bescherming Een lijk kan mijns inziens geen rechtssubject zijn, omdat dit complicaties oplevert wat betreft het vereiste subject, het vereiste belang en de vereiste hoedanigheid van rechtspersonen. è Geen afgebakende periode waarbinnen de bescherming nog zou moeten gelden. In Persoonlijke aangelegenheden -> geen rechtspersoonlijkheid toegekend aan de nalatenschap Als de overledene bepaalde persoonlijkheidsrechten al bij leven had uitgeoefend, vererven deze aan zijn rechtsopvolgers. Die kunnen ze, als afgeleid recht, in hun eigen belang uitoefenen. 12

2 Tot aan de gerechtelijke verklaring van overlijden van vermisten (art. 126-135) Situering Soms staat het vast dat een bepaalde persoon is overleden, maar is de aangifte van het overlijden onmogelijk omdat er geen lijk is of minstens geen identificeerbaar lijk. è Vermiste Rechtbank eerste aanleg, overlijden laten vaststellen via de procedure tot verbetering van akte van de burgerlijke stand, meer bepaald akte van overlijden. Art. 1383-1385 Toepassingsvoorwaarden De gerechtelijke verklaring van het overlijden kan worden gevorderd indien: - Er is geen akte van overlijden - Van een persoon die in levensbedreigende omstandigheden is verdwenen - Terwijl van hem geen lijk is teruggevonden - Het overlijden, gelet op de omstandigheden, als zeker kan worden beschouwd art. 126 BW Gevolgen Acht de familierechtbank het overlijden bewezen -> gerechtelijke vaststelling Beschikkend gedeelte van het vonnis als akte van overlijden art. 79, tweede lid; 133, eerste lid BW Datum overlijden art. 131, eerste lid BW gerechtelijke vaststelling uitwerking hebben art.133, tweede lid BW Terugkeer van de betrokkene De wetgever heeft de nodige voorzichtigheid in acht genomen voor het geval waarin een gerechtelijk overleden verklaarde persoon achteraf toch nog in leven blijkt te zijn. Bewijs dat betrokkene nog in leven -> akte van overlijden verbeterd volgens de procedure tot verbetering van een akte van de burgerlijke stand (art.133, derde lid BW) Een uittreksel van deze verbetering wordt bekendgemaakt in: - Het Belgisch Staatsblad - 2 lokale dagbladen - 1 nationaal dagblad art. 134 jo. 123 jo. 119 BW 13

3 Tot aan het alsof-overlijden van de afwezige (art. 112-125 BW) Situering Onzekerheid of iemand al dan niet nog in leven is -> afwezigheid Het statuut van afwezigheid is enkel van toepassing wanneer het onzeker is of een verdwenen persoon nog in leven is. A. Het vermoeden van afwezigheid Toepassingsvoorwaarden: Grondvoorwaarden Vermoeden van afwezigheid is van toepassing als: - Een persoon gedurende meer dan 3 maanden niet meer in zijn woon- of verblijfplaats is verschenen - Men van hem gedurende min 3 maanden geen nieuws meer heeft ontvangen - Onzekerheid of hij nog in leven is art. 112, 1 BW Gevolgen Overzicht Als aan de voorwaarden voldaan -> vermoeden van afwezigheid vastgesteld en moet in de behartiging van de belangen van de vermoedelijk afwezige worden voorzien. De goederen van de vermoedelijke afwezigen -> beheerd door algemeen gevolmachtigde art. 113, 1, eerste lid a contrario BW è Heeft hij zelf geen gevolmachtigde aangeduid -> gerechtelijke bewindvoerder aangewezen (art. 113 e.v. BW) De wetgever is vergeten een rechtelijke ontsnappingsclausule op te nemen ingeval er een weinig betrouwbare lasthebber werd aangeduid Wat betreft de kinderen wordt het voogdijrecht toegepast art. 125 BW - Was de vermoedelijke afwezige de enige overblijvende beschikbare ouder dan reorganisatie. - Nog 1 beschikbare ouder -> oefent het gezag alleen uit art. 375 BW De vermoedelijke afwezige man wordt niet meer automatisch vader van de kinderen van wie zijn echtgenote meer dan 300 dagen na zijn verdwijning bevalt art. 316 BW Het vermoeden van afwezigheid heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de huwelijks- of andere relatie van de vermoedelijke afwezige. è Wel bescherming achterblijvende echtgenoot art. 214 en 220 BW of wetttelijk samenwonen art 1477, 1 BW 14

Einde Overzicht Het statuut van vermoeden van afwezigheid komt in de volgende hypothesen tot een einde (art. 117 BW) 1 Mogelijkheid tot terugkeer van de vermoedelijke afwezige of nieuws van ontvangen -> geen onzekerheid over zijn leven 2 Het vermoeden van afwezigheid wordt verworpen door het overlijden of terugvinden van een lijk 3 Door verklaring van afwezigheid B. De verklaring van afwezigheid: het alsof-overlijden Toepassingsvoorwaarden Als de procedure bij overlijden of gerechtelijke verklaring van overlijden niet kan worden gevolgd, is de verklaring van afwezigheid mogelijk als alternatief indien art. 118, 1 BW Gevolgen Het beschikkende gedeelte van de beslissing tot verklaring van afwezigheid wordt opgesteld in de vorm van een overlijdensakte en geldt op alle vlakken als overlijden vanaf de datum van overschrijving in de registers van de burgerlijke stand. (Art 121 BW) Verklaring van afwezigheid = burgerlijke dood (art. 18 GW) Ivm met kinderen: voogdijrecht art. 125 BW Terugkeer van de betrokkene De wetgever heft er rekening mee gehouden dat een afwezige kan terugkeren of dat het bewijs van zijn bestaan kan worden geleverd Als dit het geval is -> verbetering van akte burgerlijke stand art. 121, 2, derde lid en 122 BW 15

Hoofdstuk 3 Identiteit Afdeling 1. De feitelijke identiteit: de persoonlijkheidsrechten 1. Waar gaat het over Ontstaan Elke mens probeert zich te onderscheiden van anderen op verschillende manieren -> zo vormt iedereen zijn persoonlijkheid. De persoonlijkheid is het geheel van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken, die de identiteit van een individu samenstellen. Indeling De bescherming van iemands persoonlijkheid in zijn verhouding met andere burgers, wordt in de rechtsleer gebracht onder het leerstuk van de persoonlijkheidsrechten. Persoonlijkheidsrechten vinden hun oorsprong in de grondrechten. è Voor elke burgerrechten ivm zijn persoonlijke ontwikkeling tegenover de overheid -> vrijheidsrechten voorkomen staatsinmenging + andere burgers De privaatrechtelijke constructie waarmee, in de verhouding tussen private personen onderling, de persoonlijkheid wordt beschermd, zijn de persoonlijkheidsrechten. Kwalificatie De kwalificatie als vrijheid of belang heeft de toepassing tot gevolg van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht in geval van schending van een persoonlijkheidsrecht. -> Slachtoffer moet dan fout, schade en oorzakelijk verband bewijzen Een subjectief recht biedt aan rechtssubjecten zeggenschap met betrekking tot een welomlijnd voorwerp, gekoppeld aan een bijzondere sanctie bij schending van het recht door derden. -> dit maakt het voor de titularis ervan veel gemakkelijker om zijn rechten te handhaven -> niet alle toepassingsvoorwaarden voor de buitencontractuele aansprakelijkheid te bewijzen. Men mag ervan uitgaan dat de kwalificatie van elk persoonlijkheidsrecht op zich evolueert tussen de twee uitersten van vrijheid en recht. Rechtsbronnen - 1 ste bron: rechtsleer -> concept van persoonlijkheidsrechten heeft ontwikkeld - 2 de bron: rechtsspraak -> De bescherming van persoonlijkheidsrechten - 3 de bron: wetgeving -> persoonlijkheidsrechten beschermd 16

2. Kenmerken 1 Algemeen 2 Tegenstelbaar 3 Extrapatriomoniaal 4 Geen algemene vertegenwoordiging 5 Onverjaarbaar Algemeen De persoonlijkheidsrechten zijn algemeen -> bescherming aan elke persoon è De persoonlijkheidsrechten gelden dus ook voor personen die wils- of handelingsonbekwaam zijn. Tegenstelbaar De persoonlijkheidsrechten zijn tegenstelbaar aan iedereen -> moet door iedereen worden gerespecteerd, ook zonder contractuele afspraak. - de persoonlijkheidsrechten verlenen een negatieve bescherming als AFWEERRECHT tegen ongewenste inmengingen -> dit soort bescherming sluit aan bij opvatting van persoonlijkheidsrechten als vrijheden è Sanctie bij inbreuk persoonlijkheidsrechten: (morele) schadevergoeding + stopzetting vd inbreuk of preventief het verbod om een bepaalde handeling te stellen bv. Antwoordrechtwet = recht van antwoord toestaat op persberichten betreffende een persoon - Elke individu heeft een positieve zeggenschap over zichzelf, op grond waarvan hij zich actief kan ontplooien -> ZELFBESCHIKKINGSRECHT Het absolute karakter van persoonlijkheidsrechten moet echter worden genuanceerd in het licht van de noodzakelijke belangenafweging. - Individuele belangen moeten van verschillende personen tegenover elkaar worden afgewogen. bv. De vrije meningsuiting van de één botst bijvoorbeeld soms met het recht op eer en goede naam of recht op eerbieding van het privéleven van de andere - Individuele belangen worden afgewogen tegenover het algemene belang Persoonlijkheidsvorming kan in een bepaalde richting worden verboden of in een andere richting worden opgelegd bv. Eindtermen in het onderwijs, verplichte inentingen tegen bepaalde kinderziekten 17

Extrapatrimoniaal Persoonlijkheidsrechten vallen met andere woorden buiten iemands vermogen. - Niet vatbaar voor beslag of voor een zijdelingse vordering door een schuldeiser - Niet overerfbaar en stopt de persoonlijkheidsbescherming in de regel bij het - Onvervreemdbaar -> de persoonswaarde kan niet worden vervreemd. Bv. Men kan niet overeenkomen dat iemand zijn stem nooit meer gaat gebruiken. -> anderzijds is met de onvervreemdbaarheid bedoeld dat het toegestane gebruik van een persoonlijkheidsbestanddeel kan worden herroepen bv. Dwanguitvoering van een operatie voor een patiënt is niet mogelijk. Het is geenszins onverenigbaar met de extrapatrimoniale aard van de persoonlijkheidsrechten dat de herroeping aanleiding kan geven tot de betaling van een schadevergoeding aan derde. Bv. Verplicht tot betaling van de consultatie aan de arts bij wie men een afspraak annuleerde omdat men zich bedacht over een ingreep. De extrapatrimoniale aard moet worden genuanceerd: - Er is de mogelijkheid om over persoonswaarden partimoniale overeenkomst te sluiten. Bv. Fotomodel, zanger - De schending van persoonlijkheidsrechten worden bestraft met geldelijke schadevergoedingen Geen algemene vertegenwoordiging De algemene vertegenwoordiging is uitgesloten. Een lastgeving in algemene bewoordingen is daarom niet mogelijk, een bijzondere en uitdrukkelijke lastgeving wel. Het verbod tot vertegenwoordiging kent uitzonderingen voor beschermde personen art. 497/2, 20 in fine BW Onverjaarbaar Persoonlijkheidsrechten zijn onverjaarbaar zowel door verkrijgende als door uitdovende verjaring. 18

3. Overzicht Indeling Een vaste nomenclatuur van beschermde persoonlijkheidsrechten of belangen bestaat niet. Het recht op eerbiediging van het privéleven (art. 8 EVRM) -> aanknopingspunt` Het EHRM legt dit recht uit en vindt dat een omvattende definitie onnodig en onmogelijk is. 1 Recht omvat een binnenste cirkel -> het individu kan daar zijn persoonlijke leven vormen en vervolgens beleven zoals hij het verkiest. Bv. Genderidentiteit, naam, seksuele geaardheid -> worden beschermd 2 Grens binnenste cirkel en buitenwereld -> recht van ieder individu beschermd om met eerbiediging van zijn integriteit en identiteit, in de buitenwereld te treden 3 Eerbiediging van het recht om relaties, met name van familie aard, met andere mensen en de buitenwereld aan te knopen, te ontwikkelen en te beëindigen. -> persoonlijke ontplooiing. Art 12 EVRM -> beschermt mannen en vrouwen van huwbare leeftijd om te huwen en een gezin te stichten. In de Belgische rechtsleer wordt elk beschermwaardig persoonlijkheidsbelang gekwalificeerd als een afzonderlijk persoonlijkheidsrecht. De fysieke persoonlijkheid - Beschermd voor de geboorte, bij leven en na het overlijden - Art 12 Gw. Beschermd de fysieke vrijheid - Art 23 Gw. Erkent een recht op menswaardig leven De fysieke integriteit bij leven wordt aan de ene kant met een afweerrecht strafrechtelijk beschermd tegen inbreuken. Bv. Via het misdrijf van slagen en verwondingen (art. 392-422quater Sw.) Positieve zeggenschap toegekend in verband met het lichaam -> zo heeft iedereen beslissings- en andere rechten over medische ingrepen met een therapeutish oogmerk art. 5-11 Wet Patiëntenrechten Voor de geboorte wordt de fysieke integriteit beschermd via een principieel verbod op abortus (art. 350 Sw.) & op de grens van leven: verbod op doodslag (art. 396 Sw.) Na iemands overlijden worden zijn lijk en lijkbestemming beschermd (art. 340 en 453 Sw.) 19

Context 4 Het recht op een waardig levenseinde Op de grens tussen leven en overlijden valt zonder twijfel ook een menswaardig levenseinde Soms kan iemand medisch tot over de grenzen van het natuurlijke tijdstip van overlijden worden geleid. Waar eindigt dan het recht op deze begeleiding? è Het staat vast dat de overheid als algemene maatregel de toegang tot bepaalde gezondheidszorgen kan beperken. Het EHRM heeft diverse procedure en inhoudelijke waarborgen geboden in verband met het recht om te sterven. Ze maken een onderscheid tussen passieve levensbeëindiging door het niet opstarten of stopzetten van een leven ondersteunende behandeling en anderzijds de actieve levensbeëindiging en de hulp bij zelfdoding. è In beide situaties moeten de staten procedurele waarborgen naleven. Passieve levensbeëindiging is verder mogelijk bij uitzichtloze situaties waar uit een afweging ten gronde blijkt dat behandelen therapeutische hardnekkigheid zou uitmaken. De individualiteit Sommige persoonlijkheidsbelangen betreffend de individualiteit van de persoon - Recht op een naam - De erkenning van het gender en van geslachtswijziging - De kennis over de eigen identiteit (voorgeschiedenis) - De vrijheid van beroep art.216 BW De psychische en morele integriteit De meeste persoonlijkheidsbelangen hebben betrekking op de psychische en morele integriteit van de individuele persoon. Belangrijkste -> eerbiediging van het privéleven (art. 8 EVRM en 22 Gw.) Onschendbaarheid van de woning (art. 15 Gw.), communicatiegeheim (art. 22 Gw.), beroepsgeheim (art. 458 Sw.) è Zo doende wordt niet alleen de inhoud van het privéleven beschermd maar ook de drager waarop die inhoud zich bevindt. HvJ heeft geoordeeld dat een persoon gerechtigd is dat Google ervoor zou zorgen dat bepaalde informatie niet in de resultatenlijst zichtbaar is als op zijn naam wordt gezocht, ook al is die informatie nog rechtmatig op verwijspagina s beschikbaar. Tot het privéleven behoren met name iemand affectieve en seksuele betrekkingen en de aard of geaardheid ervan. In naam van het algemeen belang kunnen bijvoorbeeld bepaalde vormen van seksualiteitsbeleving worden verboden: - Pedoseksualiteit (art. 372 e.v. Sw.) - Sadomasochisme - Seks in openbare plaatsen (art. 383 en 385 Sw.) 20

Het recht op eer en goede naam -> beschermd (art. 443 Sw.) Groepstoebehoren Iedereen vormt zijn identiteit door identificatie met referentiepersonen of groepen, waarmee men zich vereenzelvigt of van wie men zich afzet. Het groepstoebehoren is van toenemend belang in het recht over de identiteit, in het bijzonder van minderheden. -> niet strijdig met de vaststelling van een toenemende individualisering -> de toenemende individualisering heeft de opvatting over groepstoebehoren gewijzigd. Narratieve benadering van Natie en burgerschapen verwantschap Een narratieve benadering houdt in dat we in het heden toekomst geven aan een gedeeld verleden, waarop we verder bouwen. -> vormt een verbeelde gemeenschap waartoe wij ons voelen te behoren Collectieve persoonlijkheidsrechten Sommige persoonlijkheidsrechten beschermen het lidmaatschap van een groep. = Collectieve persoonlijkheidsrechten -> in onverdeeldheid aangehouden door een groep van personen, met concurrentiële bevoegdheid tot uitoefening ervan dwz elke lid staat vrij om zich al dan niet te beroepen op de collectieve identiteit zoals hij die invult. Van de Collectieve persoonlijkheidsrechten zijn de familiale persoonlijkheidsrechten best gekend. -> deze rechten beschermen: - Iemands belangen als lid van een familie. - Familiale rechten -> dit zijn de rechten om familiale relaties tot stand te brengen of te beëindigen - Recht op eerbiediging van het gezins- en familieleven. Collectieve persoonlijkheidsrechten bestaan ook voor ruimere groepen dan families. Het individuele recht op eerbiediging van de naam krijgt aldus een collectieve culturele dimensie. -> Collectieve persoonlijkheidsrechten kunnen niet worden opgevat als een recht om van een groep lid te worden of te blijven. Zo verhindert art. 20 VWEU in verband met het burgerschap van de Europese Unie niet dat een persoon zijn nationaliteit en daardoor ook zijn Europees burgerschap zou verliezen in geval van bedrog. Processuele persoonlijkheidsrechten Het grote belang dat tegenwoordig toekomt aan perceptie dan aan werkelijkheid, zal de nood aan bescherming van de persoonlijkheidsrechten tijdens het verloop van een gerechtelijke of administratieve procedure doen toenemen. Bv. Vermoeden van onschuld 21

Afdeling 2. De juridische identiteit 1. De staat van de personen A Waar gaat het over? Wat is de staat van de personen? Elke individu heeft een juridische identiteit. -> die identiteit of rechtstoestand bundelt het geheel van wat hij mag en wat hij heeft. Wat hij heeft = zijn vermogen Alle individuen worden ingedeeld in categorieën waarvoor vervolgens wordt bepaald in welke mate zij mogen deelnemen aan onze rechtsgemeenschap. -> niet iedereen mag dat in gelijke mate, de status of staat beslist in welke mate hij mag deelnemen aan het rechtsverkeer. Het geheel van de status als persoon en de plaats van die persoon binnen de samenleving en binnen familiale betrekkingen noemen we de staat van personen. (Art. 572bis, 1 Ger.W.) De indeling in categorieën gebeurt op basis van: - Natie -> nationaliteit - Persoonlijke eigenschappen -> elementen van staat - Familiale betrekkingen -> verhoudingen van staat De toevoeging van staat betekent telkens dat de eigenschap of verhouding een aanknopingspunt vormt voor categorisering op basis waarvan de status in het rechtskeer wordt bepaald. -> als het gaat om een CONCREET onderzoek naar de weerslag ervan op de rechtstoestand dan geen element van staat. Indeling van de staat van de persoon De elementen en verhoudingen van staat vormen bijgevolg een soort van heilige Drievuldigheid: De staat van de persoon in de natie, de staat van de persoon als enkeling en de staat van de persoon in de familie. - De Staat van de persoon in de natie: -> bepaalt iemands rechtstoestand tegenover de overheid. Relevante element: de nationaliteit of verblijfstitel De verblijfstitels van vreemdelingen in België en de rechtsgevolgen daarvan worden niet gerekend tot het personenrecht. - De staat van de persoon als enkeling: -> bepaalt iemand rechtstoestand in het rechtsverkeer in het algeem. Relevantie elementen: bepaalde fysieke, psychische of morele eigenschappen. Leeftijd -> minderjarigheid als categorie gezondheidstoestand -> beschermde personen als categorie - De staat van de persoon in de familie: -> bepaalt iemands rechtstoestand binnen persoonlijke verhoudingen in het bijzonder en in het rechtsverkeer in het algemeen Bv. Gehuwde zonder instemming -> niet beschikken over gezinswoning (art 215, 1 BW) 22

3 Levensonderhoud bij leven Tussen verwanten Bij gebreke van beschikbare en solvabele ouders à kan de kring van verwanten worden aangesproken voor levensonderhoud Oorspronkelijke verwanten in de opgaande en neerdalende rechte lijn zijn elkaar zonder beperking van graad levensonderhoud verschuldigd (art. 205-207 BW) In zijlijn hoogstens een natuurlijke verbintenis. Volle adoptie à zelfde gevolgen in de adoptieve verwanten groep Tussen aanverwanten Wederkerige onderhoudsrelatie tussen schoonouders en schoolkinderen (art.? 206 BW) Plicht enkel à schoonverwantschap wegens huwelijk De plicht houdt op in de volgende gevallen: - Zodra de verweduwde schoonouder hertrouwd kijk art? 301, 10, tweede lid BW - De onderhoudsrelatie vervalt wederzijds in geval van overlijden van het kind dat de aanverwantschap deed ontstaan tenminste als er geen nakomeling zijn uit het huwelijk met het schoonkind? - Bij ontbinding van het huwelijk tussen kind en schoonkind door echtscheiding 237