Les 35. Een nieuw paspoort



Vergelijkbare documenten
Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Thema In en om het huis.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Les 33. Zwangerschap

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Les 4. Naar de apotheek.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Lesbrief 38. Aangifte doen van geboorte

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 4. De fysiotherapeut.

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Thema In en om het huis

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Les 1. Bij de huisarts

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Les 5. In het ziekenhuis.

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

CP2. Documenten en andere zaken aanvragen

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema In en om het huis

Thema In en om het huis.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Thema In en om het huis

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 8. Een taxi bellen

Lesbrief 41. Verhuizen

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema Kinderen en school. Les 21. Herhaling thema

Herhalingsles van het thema Gezondheid

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Les 6. Herhaling thema.

Les 5. Tijd & het weer

Thema Gezondheid. Les 34. Een afspraak bij de GGD.

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Kinderen en school.

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Informatie vragen bij een instelling

Sterlessen Lesbrief 5. Naturalisatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school

Thema Informatie vragen bij een instelling

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket. Wat een identiteitsbewijs is. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. Let op! U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 1. Nadia gaat op reis. Ze kijkt in haar paspoort. Het is verlopen. Nu is het niet meer geldig. Ze gaat naar het stadhuis en praat met de man bij de receptie. Nadia: Dag meneer. Ik wil mijn paspoort verlengen. Receptionist: Dan moet u bij Burgerzaken zijn. Maar ze zijn nu gesloten. Morgen zijn ze weer open. Nadia: Gesloten? Wanneer zijn ze dan open? Het is pas kwart over drie! Receptionist: Tja, ze zijn open tot drie uur. U kunt er terecht vanaf half negen s morgens. Nadia: Elke dag? Receptionist: Ja, elke werkdag van 8.30 tot 15 uur. O ja, en donderdagavond van 17 tot 19 uur. Nadia: Nou ja, dan kom ik morgen. Receptionist: Ik zou niet te laat komen. Het is heel druk op het moment. Om half negen is het nog een beetje rustig. Nadia: Oké, bedankt voor de tip! Receptionist: En vergeet niet uw oude paspoort en een pasfoto mee te nemen! 2 2

DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De reis Als je op reis gaat, ga je naar een andere plaats. Voorbeeld: Ik ga een reis naar Turkije maken. Het loket Een loket is een kleine kamer die open is waar je iets kunt kopen of kunt regelen, bijvoorbeeld: een kaartje voor de film, of een nieuw paspoort. Voorbeeld: Voor een nieuw rijbewijs moet u bij loket drie zijn. Paspoort verlengen Als je je paspoort verlengt, is het weer geldig. Voorbeeld: Mijn paspoort is geldig tot 6 november 2013, ik moet het verlengen. Terecht kunnen Terecht kunnen is dat je naar een plaats kunt gaan waar je geholpen wordt. Je bent daar op de goede plek. Voorbeeld: Voor goed eten kun je bij mijn moeder terecht. Ze kookt zo lekker! De werkdag Een werkdag is een dag waarop mensen werken. Maandag tot en met vrijdag zijn de werkdagen. Voorbeeld: De afdeling Burgerzaken is op werkdagen open van negen tot drie uur. Tip woorden leren Onthoud woorden die bij elkaar horen ook samen. Dus: op reis en gaan zijn samen: op reis gaan. Paspoort en verlengen zijn samen: paspoort verlengen. 3 3

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. 1. Om een paspoort te verlengen moet u bij burgerzaken zijn. Goed Fout 2. Burgerzaken is alleen op maandag open. 3. Burgerzaken is elke avond open. 4. s Ochtends is het nog een beetje rustig bij burgerzaken. 5. Voor een nieuw paspoort heeft u een pasfoto nodig en uw oude paspoort. Bekijk de antwoorden op p. 22. 4 4

HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. Let op! U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 2. De volgende ochtend is Nadia bij Burgerzaken. Ze gaat naar het loket. Ambtenaar: Mevrouw, u moet eerst even een nummertje trekken, hoor! Nadia: O ja. Even later is Nadia aan de beurt. Nadia: Ik wil graag mijn paspoort verlengen. Ambtenaar: Dat kan, dan krijgt u een nieuw paspoort. Nadia: Hoe lang duurt het? Ambtenaar: Ongeveer een week. Nadia: Maar ik heb het over drie dagen nodig. Ambtenaar: Dat lukt niet. Het is erg druk. Op het moment duurt het echt vijf werkdagen. Reken dus een week. Nadia: Kan het niet sneller? Ik heb het écht nodig. Ambtenaar: Tja. Het kan met spoed. Maar dat kost wel wat extra. Nadia: Hoeveel dan? Ambtenaar: 39,50 euro. En de kosten van het paspoort zijn 38,80. Nadia: Dus dat komt erbij? Ambtenaar: Ja, het wordt dan 39 euro en 50 cent plus 38,80. Bij elkaar dus.. even kijken 78 euro en 30 cent. Nadia: Dat is wel duur! Nou ja het moet dan maar. Ambtenaar: Heeft u uw oude paspoort en een pasfoto meegenomen? Nadia: Ja. Alstublieft! 5 5

DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website. Een nummertje trekken Een nummertje trekken is een kaartje met een nummer pakken. Dan weet je wanneer je aan de beurt bent. Voorbeeld: Het is erg druk bij de apotheek. Vergeet niet een nummertje te trekken. Met spoed Met spoed is heel snel. Voorbeeld: Hij was heel ziek. Hij moest met spoed naar het ziekenhuis. De kosten De kosten is hoe duur iets is. Voorbeeld: Ga je helemaal naar Amerika? Wat zijn de kosten van die reis? 6 6

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Beantwoord de vragen. 1. Hoe lang duurt het om een nieuw paspoort te krijgen? 2. Wanneer heeft Nadia het paspoort nodig? 3. Wat zijn de kosten van als het met spoed gaat? 4. Wat zijn de kosten van het paspoort? Bekijk de antwoorden op p. 22. 7 7

HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 7. Twee dagen later is Nadia weer bij het loket. Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Nadia: Ambtenaar: Ik kom mijn nieuwe paspoort halen. Uw naam is? Kamoen heet ik, Nadia Kamoun Momentje Mevrouw Kamoun! Hier is uw nieuwe paspoort. Goede reis! Ik wil nog iets vragen. Ja? Mijn zoon is 14 jaar geworden. En nu moet hij altijd een identiteitsbewijs bij zich hebben, toch? Dat klopt. Heeft hij een paspoort? Ja, dat wel. Maar ik ben bang dat hij het verliest. Dan kan hij een identiteitskaart aanvragen. Hoe duur is dat dan? 31 euro 25. Iets voordeliger dan een paspoort. O ja. En dan heb ik nog een vraagje. Mijn neef wil een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanvragen. Kan dat ook hier? Nee dat kan niet hier. Dat moet bij de IND. 8 8

DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website. Inleveren Als je iets inlevert, breng je het waar het moet zijn. Als je bibliotheekboeken inlevert, geef je ze terug aan de bibliotheek. Voorbeeld: U moet het formulier inleveren bij het loket. Het rijbewijs (Let op, dit woord staat niet in de tekst, maar is wel belangrijk!) Een rijbewijs is een officieel papier dat je auto mag rijden. Voorbeeld: Ik heb 60 rijlessen gehad en nu heb ik mijn rijbewijs. Het identiteitsbewijs Een identiteitsbewijs is een officieel papier waarmee je kunt laten zien wie je bent. Voorbeeld: Hij moest zijn identiteitsbewijs aan de politie laten zien. Verliezen Als je je tas verliest, dan heb je je tas niet meer. Voorbeeld: Help! Ik heb mijn sleutels verloren, ik kan mijn huis niet in. De verblijfsvergunning Als je een verblijfsvergunning hebt, mag je in het land wonen. Voorbeeld: Hij heeft vijf jaar op een verblijfsvergunning gewacht, nu woont hij in Nederland. Voor onbepaalde tijd Voor onbepaalde tijd is voor altijd Na vijf jaar een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, kun je een vergunning voor onbepaalde tijd aanvragen. 9 9

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. 1. Een identiteitskaart kost 25,31. Goed Fout 2. De zoon van Nadia heeft een identiteitskaart. 3. Als je 13 jaar bent moet je een identiteitskaart hebben of een paspoort. 4. Een identiteitskaart kan je aanvragen bij burgerzaken. 5. Een verblijfsvergunning kan je aanvragen bij burgerzaken. Bekijk de antwoorden op p. 22. 10 10

Samenvatting Lees of beluister het hele gesprek nog een keer. Wat wordt er gezegd? Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op! 1 2 3 4 5 Bekijk de antwoorden op p. 22. 11 11

HET IDENTITEITSBEWIJS Opdracht 10. Wat is een identiteitsbewijs? Geef antwoord op de vragen. 1. Is een rijbewijs een identiteitsbewijs? 2. Is een verblijfsvergunning een identiteitsbewijs? 3. Is een paspoort een identiteitsbewijs? 4. Is een bibliotheekkaart een identiteitsbewijs? 5. Is een identiteitskaart een identiteitsbewijs? 6. Is een treinabonnement een identiteitsbewijs? Bekijk de antwoorden op p. 22. 12 12

SPREKEN Opdracht 11. Geef uw antwoord op de vragen. U wilt een document aanvragen, bijvoorbeeld een nieuw paspoort of een identiteitskaart. Praat hardop voor uzelf. U zegt: - Ik wil een identiteitskaart aanvragen. - Ik wil graag mijn paspoort verlengen. - Ik heb snel een nieuw paspoort nodig. - Ik heb het écht overmorgen nodig. - Kan ik binnen vijf dagen een nieuw paspoort krijgen? - Hoe kan ik binnen een week een nieuw paspoort krijgen? - Ik moet mijn verblijfsvergunning verlengen. Hoe moet ik dat doen? - Mijn dochter moet een identiteitsbewijs bij zich hebben. Wat voor document heeft zij nodig? 13 13

SCHRIJVEN Opdracht 12. Identiteitsbewijzen. Schrijf de goede woorden onder de plaatjes Welke van de vier is geen identiteitsbewijs?. Bekijk de antwoorden op p. 23. 14 14

DE WOORDEN Opdracht 13. Letters van het alfabet invullen. Vul op de stippels een letter van het alfabet in om zo het juiste woord te maken. Kijk naar het voorbeeld: v.. l i. z e. v e. l i. z e. v e r l i. z e. v e r l i e z e. v e r l i e z e n A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z Probeert u het nu zelf! 1. I. l e.. r e. 2. V e r.. i j. s v... u n.. n g 3. W e. k d.. 4. R.. b. w. j s 5. L o. e. 6. I.. n t i. e i... e w i.. Bekijk de antwoorden op p. 23. 15 15

SCHRIJVEN Opdracht 14. Wanneer is uw identiteitsbewijs klaar? Als u een nieuw identiteitsbewijs gaat aanvragen dan duurt dat een aantal werkdagen. Werkdagen zijn: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag De dagen in het weekend zijn geen werkdagen. Dus zaterdag en zondag zijn geen werkdagen. Kijk naar het voorbeeld. U vraagt een nieuw paspoort aan op woensdag 1 augustus, na 5 werkdagen kunt u het nieuwe paspoort ophalen. Wanneer kunt u het nieuwe paspoort ophalen? Ik kan mijn paspoort op woensdag 8 augustus ophalen. Nu u! 1. U vraagt een nieuw paspoort aan op maandag 1 augustus, na 2 werkdagen kunt u het nieuwe paspoort ophalen. Wanneer kunt u het nieuwe paspoort ophalen? 2. U vraagt een nieuw rijbewijs aan op vrijdag 1 augustus, na 8 werkdagen kunt u het nieuwe rijbewijs ophalen. Wanneer kunt u het nieuwe rijbewijs ophalen? 3. U vraagt een nieuwe identiteitskaart aan op donderdag 1 augustus, na 10 werkdagen kunt u de nieuwe identiteitskaart ophalen. Wanneer kunt u de nieuwe identiteitskaart ophalen? Bekijk de antwoorden op p. 23. 16 16

SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Opdracht 15. Lees samen met uw taalvriend: A Ik ga op reis. Wat moet er mee? Ik ga op reis. Wat moet er mee? B Een paspoort. Een paspoort, een geldig paspoort! A Waar kan ik dat dan halen? Waar kan ik dat dan halen? B Bij burgerzaken op het stadhuis Bij burgerzaken op het stadhuis A Wat moet ik dan meenemen? Wat moet ik dan meenemen? B Het oude paspoort, een pasfoto en geld Het oude paspoort, een pasfoto en geld A Wanneer is het klaar, Wanneer is het klaar? B Over vijf werkdagen. Over vijf werkdagen Reken maar een week. Reken maar een week A Kan het niet eerder, Kan het echt niet eerder? B Het kán met spoed, dat is wel wat duurder Het kán met spoed, dat is wel wat duurder A Dat moet dan maar Dat moet dan maar B Als het met spoed gaat, is het morgen klaar Als het met spoed gaat, is het morgen klaar 17 17

A Doe dat dan maar! Doe dat dan maar! 18 18

LEZEN Opdracht 16. Lees. DE INFORMATIE. Allemaal documenten! Reisdocumenten Als u op reis gaat, heeft u een reisdocument nodig: een paspoort of een identiteitskaart. Let op de datum in uw reisdocument. Als uw reisdocument verlopen is, kunt u er niet meer mee naar het buitenland reizen. Zorg dus voor een geldig reisdocument. Met een paspoort kunt u naar alle landen in de hele wereld reizen. Als u een identiteitskaart heeft alleen naar een aantal Europese landen. Een paspoort is dus overal geldig. Verder kunnen in een paspoort kinderen bijgeschreven worden. Op een identiteitskaart is dat niet mogelijk. U kunt kinderen in uw paspoort laten bijschrijven tot ze zestien jaar zijn. Voor sommige landen moeten kinderen al op jongere leeftijd een eigen paspoort hebben. Een kind kan op elke leeftijd een eigen paspoort hebben. Tot achttien jaar hebben kinderen schriftelijke toestemming nodig van beide ouders. Bij de aanvraag moet u zich legitimeren. Ook moet u een legitimatiebewijs van de andere ouder meenemen. Een paspoort of een identiteitskaart vraagt u aan bij de afdeling Burgerzaken van uw gemeente. U moet al uw reisdocumenten meenemen en één recente pasfoto. Let op dat u op tijd een nieuw paspoort aanvraagt. Meestal kunt u het reisdocument na drie tot vijf werkdagen ophalen. Het kan ook sneller, maar dat is veel duurder. Dan kunt u het document na één of twee dagen ophalen. Legitimatiebewijzen Tegenwoordig moet iedereen vanaf veertien jaar zich kunnen legitimeren. Er is legitimatieplicht. 14 jaar. Iedereen die ouder dan veertien jaar is, moet dus een geldig legitimatiebewijs laten zien als de politie dat vraagt. Het moet een origineel document zijn, dus geen kopie. Een legitimatiebewijs kan zijn: o een Nederlands paspoort, o een identiteitskaart, o een buitenlands paspoort, o een Nederlands of buitenlands rijbewijs.?? VRAAG VAN DE LES?? Wat is duurder een paspoort of een identiteitskaart? 19 19

PRAKTIJK Opdracht 17. Kijk in de praktijk. U moet veel met Nederlands oefenen in de praktijk. Luister goed naar de opdracht. Praat Nederlands. Zoek antwoord op de vragen: Vraag 1. Tot wanneer is uw paspoort geldig? Vraag 2. Hoe laat is Burgerzaken in het stadhuis open? Vraag 3. Bij welke loketten moet u zijn om een reisdocument aan te vragen? TIP VAN DE WEEK Tip 1. Schrijf het nummer van uw paspoort en dat van uw kinderen op. Tip 2. Let op de datum in uw paspoort: is het paspoort nog geldig? 20 20

HOE GAAT HET? Opdracht 18. Kent u de woorden? Kruis aan. de reis het loket paspoort verlengen terecht kunnen de werkdag een nummertje trekken met spoed de kosten inleveren verliezen het rijbewijs het identiteitsbewijs de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd Opdracht 19. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. U heeft geleerd om vragen te stellen bij het loket en wat een identiteitsbewijs is. En u? Weet u veel over het aanvragen en verlengen van een paspoort of identiteitskaart en weet u wat een identiteitsbewijs is? En hoe goed kunt u vragen stellen bij het loket? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Ik kan mijn paspoort of identiteitskaart aanvragen of verlengen. Ik kan vragen stellen bij het loket. Ik weet wat een identiteitsbewijs is. 21 21

ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Goed, om uw paspoort te verlengen moet u bij Burgerzaken zijn. 2. Fout. Burgerzaken is elke dag open. 3. Fout. Burgerzaken is alleen op donderdagavond open. 4. Goed, s ochtends is het nog een beetje rustig bij burgerzaken. 5. Goed, voor een nieuw paspoort heeft u uw oude paspoort en een pasfoto nodig. Opdracht 6. 1. Een week. 2. Over drie dagen. 3. 39, 50. 4. 38,80. Opdracht 9. 1. Fout. Een identiteitskaart kost 31,25. 2. Fout. De zoon van Nadia heeft nog geen identiteitskaart. 3. Fout. Als je 14 jaar bent moet je een identiteitskaart of paspoort hebben. 4. Goed. Een identiteitskaart kan je aanvragen bij burgerzaken. 5. Fout. Een verblijfvergunning kan je aanvragen bij de IND. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Nadia kan haar paspoort die dag niet verlengen. Burgerzaken is al gesloten. Ze kan de volgende dag weer komen. Ze zijn open van half negen tot vijf uur. Ze moet het oude paspoort en een pasfoto meenemen. Nadia vraagt een nieuw paspoort. Dat duurt ongeveer een week. Zij heeft het eerder nodig. Dat kan. Maar dat is wel duurder. Nadia haalt haar paspoort. Zij vraagt ook naar een identiteitskaart voor haar zoon. Die kun je ook op het stadhuis krijgen. Dan vraagt ze naar een verblijfsvergunning. Die kun je niet op het stadhuis aanvragen. Opdracht 10. 1. Ja. Een rijbewijs is een identiteitsbewijs. 2. Nee. Een verblijfsvergunning is geen identiteitsbewijs, een verblijfsvergunning is alleen geldig in combinatie met een paspoort. 3. Ja. Een paspoort is een identiteitsbewijs. 4. Nee, Een bibliotheekkaart is geen identiteitsbewijs. 5. Ja, Een identiteitskaart is een identiteitsbewijs. 6. Nee. Een treinabonnement is geen identiteitsbewijs. 22 22

Opdracht 12. 1. Paspoort 2. Identiteitskaart 3. Rijbewijs Opdracht 13. 1. Inleveren 2. Verblijfsvergunning 3. Werkdag 4. Rijbewijs 5. Loket 6. Identiteitsbewijs Opdracht 14. 1. Ik kan mijn paspoort ophalen op woensdag 3 augustus. 2. Ik kan mijn rijbewijs ophalen op woensdag 13 augustus. 3. Ik kan mijn identiteitskaart ophalen op donderdag 15 augustus. Vraag van de les: Een paspoort is duurder. 23 23

EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN Deze les over het verpleeghuis past in het thema 6 Instanties van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 11 en 15 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. 24 24

Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! Meer oefenen? Kijk naar films van ETV. Op ETV en de website www.etv.nl zijn veel programma s te vinden. Doe de extra opdrachten. 25 25

Opdracht 1. Bekijk de film van Wegwijs in Nederland op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&pid=81&aid=840 Opdracht 2. Beantwoord de vragen. 1. Moet je altijd een identiteitsbewijs bij je hebben in Nederland? 2. Waar kan je een identiteitsbewijs ophalen? 3. Welke drie documenten zijn in Nederland geldig als identiteitsbewijs? 4. Kan je een boete krijgen als je geen identiteitsbewijs bij je hebt? 5. Hoe kom je aan een paspoort? 26 26

Opdracht 4. Vul het paspoort in, gebruik uw eigen paspoort. Opdracht 5 Lees de tekst op p. 27 en kies het goede antwoord. 1. Hoe lang is een identiteitskaart geldig? a. De identiteitskaart is voor 3 jaar geldig. b. De identiteitskaart is voor 5 jaar geldig. c. De identiteitskaart is voor onbepaalde tijd geldig. 2. Wat moet je hebben om een identiteitskaart aan te vragen? a. Een oude pasfoto, een formulier en een oude identiteitskaart. b. Een nieuwe pasfoto, een formulier en contant geld. c. Een nieuwe pasfoto, een formulier en je oude identiteitskaart. 27 27

3. Wanneer kan je de nieuwe identiteitskaart ophalen? a. De volgende werkdag na 10:00. b. Een week later. c. Na drie maanden. Een legitimatiebewijs Voor wie? Mensen vanaf 14 jaar moeten een legitimatiebewijs hebben. Een legitimatiebewijs is goed voor kinderen vanaf 12 tot 14 jaar. Zij moeten ook vaak zich legitimeren, bij bijvoorbeeld op scholen, in de trein, bus of tram, bij banken, op postkantoren en het gemeentehuis. U kunt dan een paspoort of identiteitsbewijs gebruiken. Geldigheid De identiteitskaart is geldig in alle landen van de EU. Een identiteitskaart is 5 jaar geldig. Daarna moet u het identiteitsbewijs inleveren bij uw gemeente. Met een ongeldig identiteitsbewijs mag u niet reizen. Aanvragen van de identiteitskaart U moet zelf uw identiteitsbewijs aanvragen en ophalen bij de gemeente. Dit geldt ook voor kinderen. In het gemeentehuis gaat u naar het loket Burgerzaken. Daar vult een aanvraagformulier in en betaalt u voor de identiteitskaart. Een week later kan u de kaart ophalen op dezelfde afdeling. U moet het document binnen drie maanden ophalen. Heeft u met spoed een nieuw identiteitsbewijs nodig? Dat kan, maar dan zijn er extra kosten. Vraagt u voor 14:00 een identiteitskaart aan, dan kan u het de volgende werkdag na 10:00 ophalen. Meenemen Als u een identiteitskaart aanvraagt moet u een aantal dingen meenemen: - een goede pasfoto die niet gebruikt is en - uw oude of verlopen identiteitskaart De kosten van een nieuwe identiteitskaart zijn 41,90. Voor kinderen kost het 41,90. Kinderen tot 14 jaar betalen 31,85. Bij een spoedaanvraag zijn er extra kosten, deze zijn 46,60. Vanaf 1 september 2013 kunt u bij de gemeente alleen met PIN betalen. 28 28

ANTWOORDBLAD MEER OEFENEN Opdracht 2. 1. Moet je altijd een identiteitsbewijs bij je hebben in Nederland? Ja. 2. Waar kan je een identiteitsbewijs ophalen? Bij het gemeentehuis. 3. Welke drie documenten zijn in Nederland geldig als identiteitsbewijs? Rijbewijs Paspoort Identiteitsbewijs 4. Kan je een boete krijgen als je geen identiteitsbewijs bij je hebt? Ja. 5. Hoe kom je aan een paspoort? Een paspoort moet je aanvragen op het gemeentehuis. Opdracht 5 1 b. De identiteitskaart is voor 5 jaar geldig 2 c. Een nieuwe pasfoto, een formulier en je oude identiteitskaart 3 b. Een week later 29 29