Centraal Bureau voor de Statistiek



Vergelijkbare documenten
Uitgaven per diploma gedaald

Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven

Toelichting op revisie onderwijsuitgaven 2012

Uitkomsten BPV Monitor 2017

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Groot Amsterdam - Gooi en Vechtstreek

Achteraf. Elektronisch aanvraagformulier PRAKTIJKLEREN t/m

Opleiden in de beroepspraktijk Appendix Sector Cultuurtechnische werken en grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische sector

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Doetinchem

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Breda Bergen op Zoom

Erkend leerbedrijf. dáár wordt het vak geleerd. horeca bakkerij reizen recreatie facilitaire dienstverlening

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Dordrecht-Gorinchem-Zwijndrecht

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Gouda

index Technocentrum Kwantitatieve regioanalyse technisch beroepsonderwijs Provincie Noord-Brabant

Advieswijzer. Scholing en personeel

Overschot overheid in 2018 gestegen naar 1,5 procent

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Den Haag

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Arnhem

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Noord-Holland Zuid

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Zuid-Limburg

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Eindhoven

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Noord-Holland Noord

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Flevoland

Het middelbaar beroepsonderwijs

Inleiding. In deze rapportage staan de belangrijkste uitkomsten uit de landelijke BPV Monitor 2018.

Informatieblad. Afdrachtvermindering onderwijs. Nr Afdrachtvermindering onderwijs algemeen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Opleiden in de beroepspraktijk Appendix Sector Hoveniers en Groenvoorzieners

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Rotterdam

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Uitkomsten BPV Monitor 2016

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Groningen

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem

5. Onderwijs en schoolkleur

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Checklist WVA-Onderwijs Versie door [ naam]

Advieswijzer. Scholing en personeel 2016 De overheid betaalt mee! Denk ondernemend. Denk Bol.

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Jongeren op de arbeidsmarkt

Bijna 3 miljard euro begrotingsoverschot in 2016

behorend bij de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II

Factsheet Onderwijs Mobiliteitsbranche vmbo/mbo

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

3 De situatie in de bbl

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Navigatie techniekpact

Subsidieregeling Praktijkleren

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Statistisch Bulletin. Jaargang

Ontwikkeling aantal leerlingen Reclame, Presentatie en Communicatie 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Van mbo en havo naar hbo

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Centraal Bureau voor de Statistiek

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer

Vragen en antwoorden. Stagefonds Zorg

OOM Onderwijsinformatie. cijfers en trends 2009/2010

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Scholing en personeel De overheid betaalt mee! whitepaper

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Gediplomeerden 2015 SOMA College

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar , voorlopige cijfers Landelijk pagina: 2

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Scholing en personeel De overheid betaalt mee! whitepaper

M Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

Toelichting tijdelijke erkenning leerbedrijven

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

beleid BEROEPSPRAKTIJKVORMING (BPV)

Subsidieregeling Praktijkleren

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Decompositie onderwijsuitgaven

OOM Onderwijsinformatie Cijfers en trends Onderwijs

P e r s b e ri c h t

Middelbaar beroepsonderwijs (zie verder uitleg na dit schema) Beroeps Opleidende Leerweg (zie verder uitleg na dit schema)

Langdurige werkloosheid in Nederland

Ontwikkeling en regionale verdeling van de vmbo-leerlingen elektro-, installatie- en metaaltechniek ( )

Servicedocument urennormen van de Wet BIG en WEB

Eindexamen economie havo I

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Noord-Holland

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Zicht op de Mobiliteitsbranche. Een overview van cijfers over bedrijven, werknemers en het onderwijs

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Transcriptie:

Centraal Bureau voor de Statistiek Uitgaven van bedrijven aan beroepspraktijkvorming sinds 1995 verdrievoudigd Uitgaven bpv vooral aan mbo ers De totale uitgaven in 211 van leerbedrijven aan beroepspraktijkvorming bedroegen 2,5 miljard euro. In 1995 was dat ruim,7 miljard euro. In 211 gaven de leerbedrijven,7 miljard euro (1995: ruim,2 miljard euro) uit aan de begeleiding van mbo-leerlingen van de beroepsopleidende leerweg (bol). Aan mbo-leerlingen van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) spendeerden de leerbedrijven in 211 bijna 1,3 miljard euro (1995:,4 miljard euro). Ook aan hbo ers werd meer uitgeven:,1 miljard euro in 1995 en,5 miljard euro in 211. Dit artikel bevat een toelichting op de nieuwe methode om uitgaven van leerbedrijven aan beroepspraktijkvorming te ramen. De belangrijkste reden voor de methodewijziging is gelegen in de beschikbaarheid van nieuwe broninformatie over de aantallen deelnemers aan de beroepspraktijkvorming (bpv) en de tijd die zij aan daaraan besteden. Grafiek 1: Uitgaven aan beroepspraktijkvorming Totaal mbo hbo 5 1. 1.5 2. 2.5 3. mln euro 1995 211V Stijging uitgaven door deelnemers, begeleiding en loonkosten Het aantal deelnemers aan de bpv is tussen 1995 en 211 gestegen. In het hbo nam het aantal stagedeelnemers met ruim 5 procent toe. In de bbl van het mbo was de stijging bijna 4 procent en in de bol 25 procent. Het aantal begeleidingsuren steeg over de hele linie, en hetzelfde gold voor de loonkosten.

De uitgaven aan bpv voor hbo ers hebben voor het overgrote deel betrekking op stages. Deze uitgaven zijn per deelnemer lager dan voor iemand die duaal onderwijs volgt, zoals een deelnemer aan de bbl. Daardoor nam het aandeel van het hbo in de totale bpv-uitgaven slechts toe van 16 procent in 1995 tot 2 procent in 211. Groeipatroon bol en bbl niet gelijk De uitgaven voor begeleiding van bol ers stijgen sinds 1995 vrijwel voortdurend, terwijl de uitgaven voor bbl ers meer fluctueren. Dit komt door de wisselende aantallen mbo ers die de bbl volgden. Die fluctuaties houden verband met de conjunctuur: wanneer in perioden van laagconjunctuur banen verloren gaan, daalt ook het aantal leerwerkplaatsen. Sinds 29 daalt het aantal bbl ers licht. Toch stijgen de uitgaven aan beroepspraktijkvorming, omdat zowel de begeleidingsuren per deelnemer als de loonkosten van de begeleiders toenamen. De daling concentreert zich vooral in de groep deelnemers jonger dan 25 jaar. Voor het overige fluctueren leerlingaantallen van jaar tot jaar, maar die zijn het gevolg van demografische ontwikkelingen, effecten van beleid (zoals tegengaan voortijdig schoolverlaten, verlenging van leerplicht) en de veranderende voorkeuren van leerlingen. Grafiek 2: Uitgaven aan beroepspraktijkvorming, mbo 1.4 mln euro 1.2 1. 8 6 4 2 1995 1997 1999 21 23 25 27 29 211V MBO-bol MBO-bbl Bpv-uitgaven groeien het snelst in de mbo-sector Zorg De sector Techniek heeft sinds 1995 procentueel steeds het grootste aandeel gehad in de uitgaven aan beroepspraktijkvorming, De uitgaven in de zorgsector zijn het sterkst gestegen. Ten opzichte van 1995 zijn de begeleidingsuitgaven in deze sector bijna vervijfvoudigd. In de sector Techniek waren de uitgaven in 211 tweeënhalfmaal zo hoog. Over de hele linie verdriedubbelden de uitgaven. De belangrijkste verklaring voor de stijging van de uitgaven in de zorgsector is de groei van het aantal leerlingen. Een tweede reden voor de stijging van de bpvuitgaven is de toename van de tijd die leerbedrijven besteedden aan de begeleiding van de bpv ers. De lagere stijging in de sector Techniek ( 2 procent) is het gevolg van het lagere aantal bpv ers. Het aandeel van de bpv-uitgaven in de sectoren Economie en Landbouw is door de jaren heen vrij constant, het aandeel van de sector Techniek is afgenomen. In 1995 1

was het aandeel nog 56 procent van de bpv-uitgaven in het mbo. In 211 is dit teruggelopen tot 45 procent. Ook hier is de verklaring te vinden in de deelnemersaantallen. Ten opzichte van 1995 lag het aantal bpv ers in 211 ruim 2 procent lager. Grafiek 3: Uitgaven aan beroepspraktijkvorming, mbo-sector (mln euro) Grafiek 3a: 1995 (,6 mld euro) Grafiek 3b: 211V (2 mld euro) 11 133 563 446 26 1 345 899 Economie Landbouw Techniek Zorg Economie Landbouw Techniek Zorg Aantal bpv-uren licht gestegen De informatie over deelname en kosten van de beroepspraktijkvorming is niet meer gebaseerd op peildatumgegevens maar op integrale waarneming. Daardoor kunnen we nauwkeuriger de stromen volgen in de bpv. Voor de beroepspraktijkvorming in de bol betekent dit dat ook in de berekening wordt meegenomen wat de effecten zijn van deelnemers die na 1 oktober aan een stage begonnen, of een tweede stage zijn gaan doen. Daarnaast is met vrij grote precisie aan te geven wat de gemiddelde duur van de stages is geweest. Voor de beroepspraktijkvorming in het kader van de bbl geldt hetzelfde. Zo kunnen we er ook rekening mee houden dat een deel van de bbl ers niet de volledige bpvperiode volmaakt, onder andere doordat er ook na de peildatum nog instroom plaatsvindt. Het is mogelijk om nauwkeurig te bepalen hoeveel uren een mbo-leerling in een jaar beroepspraktijkvorming heeft gevolgd. De uitkomst is berekend per sector: economie, landbouw, techniek en zorg. Voor de jaren waarover geen nieuwe broninformatie beschikbaar is gekomen, is in overeenstemming met de vorige opzet van de rekenmethode verondersteld dat het aantal bpv-uren per deelnemer niet is veranderd. Meer begeleidingsuren per deelnemer Het aantal uren die leerbedrijven besteden aan de begeleiding van mbo ers werd in het verleden geraamd op basis van externe bronnen. Inmiddels doet het CBS zelf onderzoek met de CVTS-enquête i. Grafiek 4 laat zien dat de hoeveelheid begeleidingsuren per deelnemer in 21 flink is toegenomen ten opzichte van 1995. In de nieuwe tijdreeks is rekening gehouden met het door leerbedrijven geconstateerde gegeven dat de begeleidingstijd sinds 1995 over de hele linie is toegenomen. ii 2

Grafiek 4: Uren beroepspraktijkvorming per deelnemer 12 1 8 6 4 2 Economie Landbouw Techniek Zorg Economie Landbouw Techniek Zorg mbo-bol mbo-bbl 1995 211V Grafiek 5: Begeleidingsuren per deelnemer 25 2 15 1 5 Economie Landbouw Techniek Zorg Economie Landbouw Techniek Zorg mbo-bol mbo-bbl 1995 211V Loon- en materiaalkosten Bij de berekening van de uurloonkosten is in de nieuwe methode uitgegaan van de loonkostengegevens die op StatLine staan. Leerbedrijven zijn volgens internationale voorschriften te beschouwen als onderwijsinstellingen. Omdat het CBS de juiste gegevens over de materiële-kostenstructuur van de bedrijven in alle sectoren van de economie niet gedetailleerd kent, is gekozen voor de structuur die bij de regionale opleidingscentra (roc s) wordt toegepast. De uitgavencategorieën hebben betrekking op administratie- en beheerslasten, inventaris, apparatuur en leermiddelen. Zelfde methodiek voor hbo en vmbo De begeleidingsuitgaven voor bpv worden niet alleen gedaan in het kader van een mbo-opleiding, maar hebben ook betrekking op hbo-opleidingen en op het leerwerktraject binnen het vmbo. Van deze opleidingen zijn echter (nog) geen verbeterde bronbestanden aanwezig. 3

Grafiek 6: Uitgaven aan beroepspraktijkvorming naar leerplaats 14 mln euro 12 1 8 6 4 2 1995 1997 1999 21 23 25 27 29 211V Stages Duaal Het verbeterde bronmateriaal bracht deelname-effecten aan het licht in het mbo waarmee geen rekening werd (en kon worden) gehouden. Het is niet onwaarschijnlijk dat soortgelijke effecten zich voordoen in het hbo en het vmbo. Omdat de veranderingen zijn omgerekend naar effecten per deelnemer, kunnen deze uitkomsten van toepassing worden geacht op de bpv-deelnemers in hbo en vmbo. De totale uitgaven van leerbedrijven voor de bpv zijn in grafiek 6 gesplitst in uitgaven voor stages en voor de andere leerwerkplaatsen (voornamelijk bezet door bbl ers). In vergelijking met de uitgaven in grafiek 1 valt in grafiek 6 op dat de invloed van het hbo en vmbo zich concentreert op de uitgaven voor stages. De uitgaven voor stagebegeleiding van hbo ers stegen van 118 miljoen euro in 1995 naar 459 euro in 211, een verviervoudiging. 4

Toelichting: Beroepspraktijkvorming Leren in de praktijk maakt deel uit van iedere opleiding in het beroepsonderwijs. Dit praktijkgedeelte wordt beroepspraktijkvorming genoemd en vindt plaats in de vorm van een stage of een leerwerktraject bij bedrijven. Bij een stage is een leerling voor maximaal zes maanden werkzaam bij het leerbedrijf. Bij een leerwerktraject gaat een leerling gedurende de hele studie één of twee dagen in de week naar school. De overige dagen werkt hij. Stages komen voor in de beroepsopleidende leerweg (bol) van het mbo en in de voltijdopleidingen van het hbo. Duaal onderwijs heeft betrekking op de leerwerktrajecten van het vmbo, de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van het mbo en de duale opleiding van het hbo. Leerbedrijven zitten zowel in de private als in de publieke sector van de economie. Vijf componenten Het rekenmodel voor de bpv-uitgaven bevat de volgende componenten: Bpv-uren per deelnemer x aantal deelnemers per jaar x percentage begeleidingstijd x uurloonkosten begeleiding x opslag materiële kosten. De gegevens waarmee in het rekenmodel wordt gewerkt, zijn door het CBS verzameld of uit registers verkregen en bewerkt tot statistisch bruikbare data. Verder is aangesloten bij de internationale regelgeving over de aard en omvang van de in acht te nemen uitgavensoorten. Internationale vergelijkbaarheid Vanwege Europese verplichtingen dient het CBS jaarlijks een internationale vragenlijst in te vullen ten behoeve van Unesco, OECD en Eurostat, de zogenoemde UOEvragenlijst. Hierin worden de financiële stromen binnen het Nederlandse onderwijssysteem beschreven. Omwille van de internationale vergelijkbaarheid staat in de UOE-richtlijnen aangegeven welke kosten dienen te worden meegenomen. Welke kosten wegen mee Eurostat en Oeso hebben aangegeven welke soort kosten in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitgaven die leerbedrijven doen in het kader van de bpv. Dit bevordert de internationale vergelijkbaarheid van de uitkomsten. De bedoeling is dat alleen kosten worden meegenomen die in direct verband staan met de begeleiding van een deelnemer. Het gaat om de loonkosten van de directe begeleider(s) en van andere bij de begeleiding betrokken functionarissen. Materiële kosten worden alleen meegenomen voor zover ze direct verband houden met de begeleiding zelf. De opbrengsten die bpv ers genereren met hun werkzaamheden blijven, net als het loon en de stagevergoeding, buiten de berekeningen. Het spreekt voor zich dat de in verband met die werkzaamheden door de bedrijven gemaakte kosten niet meegenomen worden. Dit is in overeenstemming met de internationale handleidingen. Zouden die kosten hoger zijn dan van een al ingewerkte medewerker en de productie lager, dan staat daar tegenover dat ook het loon lager is. Dit geldt juist voor een bol-leerling omdat een stagevergoeding niet verplicht is en niet altijd wordt betaald. Er is dus geen redelijk argument om kosten mee te tellen die worden gemaakt tijdens uren die weliswaar in het kader van de bpv binnen bedrijven worden doorgebracht, maar die buiten de begeleidingstijd vallen. 5

Alleen uitgaven, geen inkomsten De uitgaven aan beroepspraktijkvorming bestaan voor het grootste deel uit de personeelskosten van de praktijkbegeleiders. Deze kosten zijn afgeleid van het aantal uren dat besteed wordt aan de begeleiding van leerlingen en de gemiddelde loonkosten van een praktijkbegeleider. Daarnaast heeft een deel van de uitgaven betrekking op materiële kosten: administratie- en beheerslasten, inventaris, apparatuur en leermiddelen. De vergoedingen en salarissen aan de leerlingen zelf worden niet in de uitgaven meegerekend. Volgens de UOE-richtlijnen worden deze terug verdiend in de vorm van de marktwaarde van productieve arbeid van de leerlingen. Tot slot is de belastingkorting niet in mindering gebracht op de totale uitgaven aan beroepspraktijkvorming aangezien dit een inkomstenpost betreft. Inkomsten blijven bij de berekening van de uitgaven buiten beschouwing. Er wordt dus ook niet gesaldeerd. Belastingkorting Via de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen onderwijs (afgekort: WVA-onderwijs) wordt het onderwijs voor medewerkers van bedrijven en organisaties bevorderd. In eerste instantie had de wet vooral betrekking op leerwerktrajecten in het mbo. Al jaren is de wet ook op stages en andere onderwijsniveaus van toepassing. i CVTS-enquête: Continuing vocational training survey. Wordt elke vijf jaar gehouden onder bijna 5,5 duizend bedrijven. ii Dijk, 26: Opleiden in de beroepspraktijk, hoofdstuk 1, Conclusies punt 12. E.e.a. meer uitgebreid weergegeven in hoofdstuk 3.5. 6