Kinderen en de gezinsvorm waarin ze opgroeien: een schets van de veranderingen tussen 1990 en 2008



Vergelijkbare documenten
Demografische evoluties in Vlaamse gezinnen vanaf 1970

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Een analyse op basis van Rijksregistergegevens

Hoofdstuk 2 KINDEREN IN HUN GEZINSCONTEXT: EEN BLIK OP DE DIVERSITEIT

Gehuwd of ongehuwd samenwonen met een partner en/of kinderen. Trends, vooruitzichten en beleidsimplicaties in het Vlaamse Gewest

De stad maakt het verschil

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Bevolkingsstatistieken geven een eerste beeld van de levensloop en de levensomstandigheden van vrouwen en mannen in België.

Familiecomplexiteit in Nederland

De tabellen geven de private huishoudens van het Vlaams Gewest.

Veranderende leefvormen in het Vlaamse Gewest, (en 2021)

De start van de gezinsvorming bij de Turkse en Marokkaanse tweede generatie in het Vlaamse Gewest

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

De leefvorm van moeders bij de geboorte van een kind: evolutie in het Vlaamse Gewest tussen 1999 en 2007

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Nog steeds liever samen

Ontwikkelingen van gezinsdiversiteit in Nederland. KNAW-seminar Wie is de familie doorsnee? 10 september Ruben van Gaalen

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België

Gezinsenquête. 1. Situering

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

KLEEF EEN FOTO Aanvraag tot inschrijving in de consulaire bevolkingsregisters van een meerderjarig persoon

2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur

Ruimtelijke spreiding van het ongehuwd samenwonen in Europa, België en het Vlaamse Gewest

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Ouders en hun partnerrelaties

BIJ PERSONEN VAN TURKSE EN MAROKKAANSE HERKOMST.

DE GENKSE BEVOLKING OP

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Artikelen. Empty nest-moeders. Ingeborg Deerenberg en Anouschka van der Meulen

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

HUISHOUDENS EN FAMILIES:

Huishoudens en families:

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag

Gegevens uit het Rijksregister (1 januari 1993 t.e.m. 30 juni 2013)

2012/3 D/2012/3241/061

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Gegevens uit het Rijksregister (1 januari 1993 t.e.m. 30 juni 2012)

De samenstelling van het gezin

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

2. De niet-westerse derde generatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Transgender personen in België die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2015

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Marriages and births in the Netherlands/nl

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

2012/4 D/2012/3241/075

2013/3 D/2013/3241/056

Transgender personen in België. die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2016

Familiecomplexiteit Over nieuwe gezinsstructuren en veranderde relaties

In wat voor gezin worden kinderen geboren?

De demografische levensloop van jonge Turken en Marokkanen

Transgender personen in België die officieel van geslacht veranderden 2014

Demografie SAMENVATTING

Transgender personen in België. die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2018

Statistieken. De combinatie gezin & arbeid volledig ontrafeld. Gezinsposities in de nieuwe basistoepassing

Monitoring asiel: profiel asielzoekers in het opvangnetwerk van Fedasil op 31 maart 2016

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Mannen en vrouwen in Nederland

van Caroline Gennez en Rob Beenders

Profiel van de asielzoekers in opvang op 31 december 2015

Uit huis gaan van jongeren

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

verbeelding werkt Stadsmonitor 2014 Kerncijfers steden

In te vullen in HOOFDLETTERS en te ondertekenen IN ZWARTE INKT

Wie wil gaan samenwonen heeft twee keuzes: feitelijk of wettelijk samenwonen.

Samenwoonrelaties stabieler

Deel 5 Administratieve schoolfiche (blijft in de school)

Inschrijvingsaanvraag

Projectie private huishoudens

Programma. AD Statistiek.

Belangrijkste conclusies

Evolutie 0-19-jarigen en evolutie 65-jarigen en ouder in de gemeente Grimbergen

ONDERZOCHT. Welke gevolgen kan een (echt)scheiding hebben voor kinderen?

Huishoudens,

Vrije Basisschool de Bron Bloemenstraat1, 3830 Wellen. Deel 4 Administratieve schoolfiche

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Een terugblik op vijf decennia

Arbeidsdeelname van paren

Belgen en niet-belgen

Workshop Gedeeld ouderschap na scheiding Inzichten uit het onderzoek Scheiding in Vlaanderen. 20 maart 2013 Raadzaal Faculteit Sociale Wetenschappen

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Het gezin van morgen. Rood of blauw?

Sluiting en ontbinding van een eerste, tweede en derde huwelijk in het Vlaamse Gewest ( ) Een analyse op basis van Rijksregistergegevens

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Zorg voor hulpbehoevende ouders

Samenleven in Diversiteit in cijfers: Taalkennis, taalgebruik en taalbeleid

Gezinshereniging en gezinsvorming na immigratie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Transcriptie:

2/14 Kinderen en de gezinsvorm waarin ze opgroeien: een schets van de veranderingen tussen 199 en 28 Edith Lodewijckx D/2/3241/326 Vraagstelling Maatschappelijke en culturele ontwikkelingen hebben ingrijpende gevolgen voor de samenstelling en het functioneren van gezinnen. Het klassieke gezin een gehuwd paar met één kind of meer kinderen ruimt steeds vaker plaats voor alternatieve gezinsvormen zoals eenoudergezinnen, gezinnen waarvan de ouders ongehuwd samenwonen, stiefgezinnen, nieuw-samengestelde gezinnen... We beschrijven hier hoe de gezinsvormen veranderden over de laatste twee decennia. We vergelijken de gezinsvorm van de Vlaamse kinderen met het gezinstype van de kinderen uit de rest van het land. We gaan na of de gezinsvorm verschilt al naargelang van de leeftijd, de herkomst en de woonplaats van de kinderen. Statistieken over de gezinsvormen waarin kinderen opgroeien, zijn zelden opgemaakt vanuit de positie van de kinderen. In deze bijdrage zijn de kinderen - en niet de gezinnen - de eenheid van analyse. Gegevens en definities De bron van de gegevens is de officiële stand van de bevolking (situatie op 1 januari) zoals door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) wordt opgemaakt op basis van het Rijksregister van de natuurlijke personen en die jaarlijks door ADSEI wordt bezorgd aan de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR). Het Rijksregister bevat informatie over het gezinstype 1 waarin kinderen opgroeien. Belangrijk om weten is dat het Rijksregister de wettelijke situatie beschrijft. De feitelijke gezinsvorm kan hiervan afwijken. Zo kunnen kinderen afwisselend bij moeder en vader wonen, maar officieel bij de moeder geregistreerd staan waardoor ze worden geklasseerd als wonend bij een alleenstaande moeder. De groep van kinderen wordt afgebakend als de groep minderjarigen ( tot en met 17 jaar). 1. Resultaten 1.1. Veranderende gezinsvormen We bekijken eerst hoe de gezinsvorm voor de Vlaamse kinderen veranderde. Nadien vergelijken we de Vlaamse kinderen met hun leeftijdsgenoten uit het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. 1 Onze typologie van de huishoudens/gezinnen is gebaseerd op de lipro-classificatie. We onderscheiden zeven types van huishoudens: alleenwonenden, gehuwde paren zonder kinderen, gehuwde paren met kinderen, ongehuwd samenwonende paren zonder kinderen, ongehuwd samenwonende paren met kinderen, alleenstaande ouders en een restgroep andere huishoudens (Lodewijckx & Deboosere, 28). 1

Figuur 1 Kinderen naar gezinsvorm in 199, 2 en 28, naar leeftijd en per gewest (in %) % 9 8 7 6 5 4 2 Vlaams Gewest 2 4 6 8 12 14 16 % 9 8 7 6 5 4 2 Waals Gewest 2 4 6 8 12 14 16 % 9 8 7 6 5 4 2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2 4 6 8 12 14 16 bij alleenstaande ouder in 28 anders wonend in 28 bij een paar in 28 bij alleenstaande ouder in 2 anders wonend in 2 bij een paar in 2 bij alleenstaande ouder in 199 anders wonend in 199 bij een paar in 199 Figuur 2 Kinderen wonend bij een ongehuwd paar in 199, 2 en 28, naar leeftijd en per gewest (in %) 35 % 25 2 15 5 28 2 199 Vlaams Gewest 2 4 6 8 12 14 16 35 % 25 2 15 5 2 199 Waals Gewest 28 2 4 6 8 12 14 16 35 % 25 2 15 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 28 2 199 2 4 6 8 12 14 16 Het Vlaamse Gewest In de voorbije twee decennia woonden Vlaamse kinderen steeds minder vaak in een tweeoudergezin (figuur 1, grafiek links). In 199 woonde nog 89% van de Vlaamse kinderen bij een paar, in 28 is dit aandeel gedaald tot 83%. Doorheen de jaren veranderde ook het type van tweeoudergezin. Steeds vaker woonden de kinderen bij een ongehuwd paar (figuur 2, grafiek links): 2% in 199, 14% in 28. Kinderen groeiden alsmaar vaker op in een eenoudergezin (bij de Vlaamse kinderen was dit 8% in 199, en reeds 14% in 28), vooral vaker bij een alleenstaande moeder (een toename van 7% naar 12%). De toename van het aandeel kinderen samenlevend met een alleenstaande vader, was geringer (van 1,3% naar 1,9%). In de periode 199-28 woonde een vrij stabiel klein aandeel van circa 2% van de Vlaamse kinderen in een ander type huishouden, zoals bij de grootouders al dan niet samen met de ouder(s), of in een collectief huishouden. 2

De overgrote meerderheid (93%) van de kinderen die in 28 bij een gehuwd paar wonen, leeft met de beide biologische (of eigen) ouders samen (tabel 1, linker blok percentages die zijn berekend per subgroep). Twee op honderd kinderen bij een gehuwd paar wonen bij een ouder en een stiefouder. Bijna altijd gaat het dan om de moeder met een stiefvader. Voor de overige 5% van de kinderen is de verwantschap met één van de huwelijkspartners onduidelijk. Ze wonen bij hun beide ouders of zij wonen samen met een ouder en een stiefouder 2. De kinderen die bij een ongehuwd paar leven, wonen vaker samen met een stiefouder. Een kwart is zeker een stiefkind, van de man (21%) of van de vrouw (4%). Voor de overige kinderen bij een ongehuwd paar (75% in 28) is het onmogelijk om op basis van dit gegevensbestand met zekerheid te bepalen of ze met hun beide biologische ouders wonen. Als kinderen bij een alleenstaande ouder wonen, dan gaat het (bijna) altijd om hun eigen moeder of hun eigen vader. Van het totaal aantal (1.216.791) Vlaamse kinderen in 28 woont zeker 64% bij beide ouders (tabel 1, rechter blok percentages die zijn berekend op alle kinderen). Die 64% is een minimale schatting. Immers, nog eens 14% van alle kinderen woont bij een paar maar we weten niet welke verwantschap het kind heeft met één van de leden van het paar. Die kinderen wonen mogelijks met een stiefouder; maar het kan ook zijn dat ze bij de beide ouders wonen. Dit brengt de maximale schatting van het aandeel kinderen wonend bij beide ouders op 78%. Meer gedetailleerde analyses wezen uit dat de maximale schatting de meest realistische is (Lodewijckx, 25). Tijdens de voorbije twee decennia woonden kinderen steeds minder met hun beide ouders samen (figuur 3, grafiek links; tabel 1). Immers, in 199 schommelde het aandeel tussen 85% en 87%, in 2 tussen 77% en 82% en in 28 tussen 64% en 78%. De maximale schatting van het aandeel kinderen dat bij beide ouders woont in 28 (78%) is vergelijkbaar met de minimale schatting voor 2 (77%). En de maximale schatting voor 2 (82%) is kleiner dan de minimale schatting voor 199 (85%). Tussen 199 en 28 woonden kinderen steeds vaker bij een alleenstaande ouder (8% in 199, 11% in 2 en 14% in 28). Het aandeel kinderen wonend met een stiefouder steeg veel minder (van 3% naar 4% tot 5% in 28). Die toename was vermoedelijk wel groter omdat een deel van de groep kinderen waarvoor geen uitspraak mogelijk is, waarschijnlijk samenwoonde met een stiefouder. Tussen 199 en 28 steeg het aandeel kinderen dat met beide ouders of met een ouder en een stiefouder woonde van 2% naar 14%. Dit heeft vooral te maken met de toename van het aandeel kinderen dat bij een ongehuwd paar woont. Maar bovendien was in 199 bij 36% van de kinderen die samenwoonden met een ongehuwd paar, hun relatie met één van de samenwonende partners onbekend, terwijl dit gold voor 6% in 2 en voor 75% in 28 (tabel 1). Anders bekeken, in 199 woonde 64% van de kinderen bij een ongehuwd paar zeker met een stiefouder samen, in 28 nog slechts 25%. Die trend samen met het feit dat vooral de zeer jonge kinderen alsmaar vaker bij een ongehuwd paar wonen (figuur 2) wijst erop dat voor een toenemend aantal volwassenen huwen geen voorwaarde meer is 2 Het Rijksregisterbestand bevat voor elke persoon de verwantschap met de referentiepersoon van het huishouden. Dit betekent dat voor alle kinderen die bij een alleenstaande ouder wonen, hun verwantschapsrelatie met die ouder gekend is. Ze zijn een zoon of een dochter of een stiefkind van de alleenstaande ouder of ze hebben geen verwantschapsband met de alleenstaande ouder. Van een kind dat bij een gehuwd paar woont, is de verwantschap ten aanzien van de referentiepersoon van het huishouden gekend. In het klassieke gezin (een paar dat na het huwelijk samen kinderen heeft) is daarmee ook de verwantschap ten aanzien van de echtgeno(o)t(e) bekend. In hersamengestelde gezinnen (na hertrouw) is een kind een zoon/dochter van de ene huwelijkspartner en een stiefkind van de andere huwelijkspartner. Kinderen die bij een ongehuwd paar leven, kunnen het kind zijn van de beide partners of slechts van één van de partners. Sommigen zijn zeker een kind van beide partners. Dit is niet te achterhalen omdat er geen gegevens voorhanden zijn op basis waarvan we kunnen veronderstellen dat een zoon of dochter van de referentiepersoon ook een kind is van de partner van die referentiepersoon. Met andere woorden, deze kinderen worden noodgedwongen geklasseerd als wonend bij de beide ouders of bij een ouder en een stiefouder (Lodewijckx, 25). 3

om kinderen te krijgen. Kinderen van een ongehuwd paar wonen dan ook steeds vaker bij beide ouders. Tabel 1 Kinderen wonend bij ouders en stiefouders, naar gezinsvorm in 199, 2 en 28 (in %), Vlaams Gewest in % van de subgroepen in % van alle kinderen 199 2 28 199 2 28 kind woont bij een gehuwd paar: beide ouders 96,8 95,2 92,6 84,6 77,1 64,4 ouder & stiefouder 1,5 2,1 2,2 1,3 1,7 1,6 moeder & stiefvader 1,5 2,1 2,2 1,3 1,7 1,5 vader & stiefmoeder,,,,,, ouder &?stiefouder? 1,4 2,4 4,7 1,2 1,9 3,2 moeder &?stiefvader?,1,4 1,3,,3,9 vader &?stiefmoeder? 1,3 2, 3,4 1,2 1,6 2,4 geen ouder, niet-verwant,3,3,5,3,3,4 subtotaal =%,,, kind woont bij een ongehuwd paar: ouder & stiefouder 63,8 39,9 25,3 1,5 2,2 3,5 moeder & stiefvader 1,5 2,4 21,3 1,3 1,9 2,9 vader & stiefmoeder,2,4 3,9,2,3,5 ouder &?stiefouder? 36,2 6,1 74,7,9 3,4,3 moeder &?stiefvader?,3 1,1 18,2,3,9 2,5 vader &?stiefmoeder?,7 3,1 56,6,6 2,5 7,8 subtotaal =%,,, kind woont bij een alleenstaande moeder: moeder 99,4 99,3 99,1 6,5 9,6 11,7 stiefmoeder,1,1,1,,, geen ouder, niet-verwant,6,6,8,,1,1 subtotaal =%,,, kind woont bij een alleenstaande vader: vader 95,4 97,2 97, 1,2 1,5 1,9 stiefvader 1,7,6,5,,, geen ouder, niet-verwant 2,9 2,2 2,5,,, subtotaal =%,,, kind woont in ander type huishouden 2,3 2,2 2,8 totaal aantal kinderen(=%) 1.25.12 1.221.662 1.216.791?stiefouder? = de verwantschap van het kind met één lid van het paar is onduidelijk. Het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest In de drie gewesten deden zich gelijkaardige veranderingen voor maar de snelheid van de verandering en de uitgangssituatie in 199 verschilden (figuren 1, 2 en 3). Vlaamse kinderen groeiden en groeien nog altijd vaker dan de kinderen uit de andere gewesten op in een klassiek gezin. Ze woonden en wonen vaker bij een gehuwd paar en vaker met beide ouders samen. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen kinderen het vaakst bij een alleenstaande ouder, in het Vlaamse Gewest het minst. In de jaren 9 was het aandeel kinderen dat bij een ongehuwd paar woonde, opmerkelijk hoger in het Waalse dan in het Vlaamse Gewest (figuur 2). Nadien verkleinde dit verschil maar Waalse kinderen wonen nog altijd vaker bij een ongehuwd paar dan Vlaamse kinderen. 4

Figuur 3 Kinderen wonend bij ouders en stiefouders in 199, 2 en 28, per gewest (in %) % 9 8 7 6 5 4 2 Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk 199 2 28 199 2 28 199 2 28 beide ouders vader &?stiefmoeder? moeder &?stiefvader? ouder & stiefouder alleenstaande ouder ander type gezin?stiefouder? = de verwantschap van het kind met één lid van het paar is onduidelijk. 1.2. Differentiaties in het Vlaamse Gewest Er bestaat een verband tussen de leeftijd van het kind en de gezinsvorm. Hoe ouder het kind, hoe kleiner de kans om te wonen in een tweeoudergezin (figuur 1). Oudere kinderen wonen in vergelijking met jongere kinderen minder vaak bij een ongehuwd paar (figuur 2) en ze leven vaker bij een ouder en een stiefouder. Met de leeftijd stijgt de kans om in een eenoudergezin te wonen. De meeste kinderen in een eenoudergezin maakten een echtscheiding of een decohabitatie van hun ouders mee. Slechts een minderheid werd geconfronteerd met het overlijden van één van hun ouders. De risicoduur om een scheiding van de ouders mee te maken is groter voor oudere dan voor jongere kinderen, wat hun hoger aandeel wonend bij een alleenstaande ouder en ook hun hoger aandeel met een stiefouder verklaart. Er is geen verband tussen het geslacht van het kind en de gezinsvorm. Wel is er een significante differentiatie naar de (geografische) herkomst 3 van het kind inzake de gezinsvorm waarin kinderen opgroeien (figuur 4). In figuur 4 zijn de groepen gerangschikt volgens het (afnemende) aandeel kinderen wonend bij een alleenstaande ouder. De kinderen met Belgische herkomst nemen een middenpositie in, de kinderen van Turkse en Marokkaanse herkomst scoren het laagst inzake het wonen met een alleenstaande ouder. Voor alle herkomstgroepen geldt dat de overgrote meerderheid van de kinderen bij een paar woont, overwegend bij een gehuwd paar. Kinderen met een Belgische herkomst of uit de rest van de EU15 (de oude lidstaten van Europa) wonen het vaakst bij een ongehuwd paar (14%). Dit aandeel is zeer klein bij de kinderen met Marokkaanse of Turkse herkomst. Ongehuwd samenwonen zeker wanneer er kinderen binnen de relatie zijn - is voor die herkomstgroepen geen optie. Circa 1 op 7 kinderen met Turkse herkomst woont in een ander type huishouden. Turkse jonge koppels blijven vaak inwonen bij de ouders van de echtgenoot waardoor hun kinderen vaker tot meergeneratiegezinnen behoren. 3 Kinderen van vreemde herkomst hebben vaak de Belgische nationaliteit. Hun herkomst wordt bepaald aan de hand van de nationaliteit van de moeder (of van de vader als het kind bij een alleenstaande vader woont). Als de moeder genaturaliseerd is, dan is de herkomst van het kind niet te achterhalen en komt het kind in de groep met Belgische herkomst terecht. 5

Figuur 4 Kinderen naar gezinsvorm, per herkomstgroep (in %), Vlaams Gewest, 28 % 9 8 7 6 5 4 2 2,2 16,4 7,8 11,1 13,7 13,7 14,3 14,1 14,5,6 68,3 66, 69,6 69,9 73,7 rest EU12 België EU15 (-België) Turkije 7,3 87,6 Marokko bij gehuwd paar bij ongehuwd paar bij alleenstaande ouder anders In 28 bestaat er voor de gezinsvorm ook nog een differentiatie naar woonplaats. Kinderen uit de grootsteden, de regionale steden en uit het stedelijke gebied rond Brussel wonen verhoudingsgewijs vaker bij een alleenstaande ouder. In het overwegend meer traditionele West-Vlaanderen tekent de kuststrook zich duidelijk af met (zeer) hoge aandelen kinderen wonend in een eenoudergezin (kaart 1). Al in de jaren 9 waren de (groot)steden een aantrekkingspool voor alleenstaande ouders omwille van de grotere tewerkstellingsmogelijkheden, de ruimere opvangmogelijkheden voor de kinderen en een groter aanbod van goedkopere huurwoningen. Kaart 1 Aandelen kinderen wonend bij een alleenstaande ouder, per gemeente, Vlaams Gewest, 28 6

In 28 wonen de kinderen in de grootsteden en in de centrumsteden niet vaker bij een ongehuwd paar, wat nog wel het geval was in 1995 (Lodewijckx, 2). In Limburg en in West-Vlaanderen wonen minder kinderen bij een ongehuwd paar dan in de rest van Vlaanderen. De kuststrook tekent zich af met vaak hoge aandelen kinderen bij een ongehuwd paar (kaart 2). Kaart 2 Aandelen kinderen wonend bij een ongehuwd paar, per gemeente, Vlaams Gewest, 28 Besluit Analyses van de Rijksregistergegevens, opgezet vanuit het perspectief van het kind, geven onmiskenbaar aan dat er veranderingen in de gezinsvorm van de kinderen optreden. Kinderen groeien steeds vaker op in alternatieve gezinsvormen, maar het merendeel van de kinderen woont nog altijd bij beide ouders. Wel zijn er verschillen naar leeftijd, herkomst en woonplaats van de Vlaamse kinderen. De veranderingen in de gezinsvorm verlopen niet helemaal op dezelfde manier in de drie gewesten. In 28 wonen de Vlaamse kinderen nog steeds minder in alternatieve gezinsvormen dan de kinderen in de andere gewesten. Reeds geruime tijd wordt er onderzoek verricht naar de sociale, emotionele, psychologische, medische en culturele gevolgen van de diversiteit in gezinsvormen voor de kinderen. Er zijn aanwijzingen dat kinderen uit eennouder- en stiefgezinnen het minder goed doen dan kinderen die bij hun beide ouders opgroeien. Onderzoeken naar effecten op korte en op lange termijn maken gewag van een lager psychisch welbevinden, een lagere graad van levenssatisfactie, meer gedragsproblemen, meer relationele problemen, ook op latere leeftijd, slechtere schoolprestaties, minder goede beroepsloopbanen, meer gezondheidsproblemen, andere levenslopen, enz De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat er (weliswaar soms kleine) verschillen bestaan tussen de diverse gezinstypen, maar zij zijn het minder eens over het waarom daarvan en over het aandeel kinderen in niet-klassieke gezinnen dat schadelijke gevolgen ondervindt. Momenteel loopt er in Vlaanderen een grootschalig onderzoek over echtscheiding dat zal aantonen op welke domeinen er gevolgen zijn voor de kinderen en welk aandeel kinderen echt tot een problematische minderheid kan worden gerekend (www.scheidinginvlaanderen.be). 7

Van ongehuwd samenwonende paren is bekend dat de inhoud van hun relaties dikwijls anders wordt ingevuld dan door gehuwde paren. Vrouwen hebben een grotere economische zelfstandigheid, er bestaat een grotere behoefte aan individuele zelfontplooiing, er worden andere eisen gesteld aan de partner, de economische afhankelijkheidsrelatie verschuift naar een emotierelatie, en permanente onderhandeling en verhoogde scheidingskansen horen bij de nieuwe leefvorm. Kinderen van een ongehuwd paar groeien vaak in een andere gezinscultuur op dan veel kinderen van gehuwde paren. Het is van groot belang dat het beleid op al deze belangrijke veranderingen voor kinderen inspeelt. Literatuur Lodewijckx, E. (25). Kinderen en scheiding bij hun ouders in het Vlaamse Gewest. Een analyse op basis van Rijksregistergegevens. CBGS-Werkdocument, 25/7. Lodewijckx, E. (2). Leefvormen in de centrumsteden, 1995-27. Een analyse van gegevens uit het Rijksregister. In: Bral, L. & Schelfaut, H. (red.). De stad maakt het verschil! Analyses op de Stadsmoniotor 28. SVR-Studie 2/1, 41-72. Lodewijckx, E. & Deboosere, P. (28). LIPRO: een classificatie van huishoudens. SVR- Technisch rapport 28/2. 8