Onderhandelaarsakkoord CAO RDW 2010-2011 Oktober 2010



Vergelijkbare documenten
3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

IKAP-Regeling rijkspersoneel

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

Partijen komen een looptijd overeen van 36 maanden, te weten: 1 januari 2018 tot 1 januari 2021.

BEZOLDIGINGSREGELING

Onderhandelingsakkoord CAO RDW Oktober 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Hoofdstuk 6 Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

CVDR. Nr. CVDR19688_5

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

Bezoldigingsbesluit gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

OUDER SCH APSVERLOF Artikel 1. Begripsbepaling Artikel 2. Recht op ouderschapsverlof Artikel 3. Aanvraag van verlof

22 REGELS BIJ REORGANISATIE

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

Betaald ouderschapsverlof voor het primair onderwijs schooljaar

Aanvullende TiU-regeling Bijzonder Verlof

nummer 10 van 2005 Vaststelling Regeling opleiding en ontwikkeling

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg. Nieuwe versie, februari 2015

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra.

Onderhandelingsakkoord CAO CAOP (looptijd: t/m )

Wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de gewijzigde garantieregeling(3b, 2015, 108)

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

provinciaal blad maken bekend dat in hun vergadering van 3 juni 2008, nr. B.4, is vastgesteld hetgeen volgt:

Regeling bezoldiging gemeente Nieuwkoop 2011

Onderhandelaarsresultaat Cao-Onderzoekinstellingen 2017

Bezoldigingsregeling gemeente Hoogeveen I Begripsbepalingen

HOOFDSTUK 5 - VAKANTIE

Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Universitair Medische Centra (BWUMC)

95e Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Regeling Generatiepact Noord-Hollands Archief

i. betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Technische wijzigingen Cao SW 2019

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

Hoofdstuk 17 wordt inclusief koptekst gewijzigd en komt als volgt te luiden

Vakantieregeling TU Delft 1

Regeling bezoldiging. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Agendapunt het Dagelijks Bestuur van de BWB 12. CAR-UWO deel 1 jaar december 2014 Wijzigingen CAR-UWO en salarismaatregelen

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

Onderhandelingsresultaat CAO

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

hoofdstuk 15 Bijzondere bepalingen voor academisch medisch specialisten

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

GEMEENTEBLAD. Nr Regeling generatiepact gemeente Veere 2019

6 VAKANTIE, VAKANTIETOELAGE EN (ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGS)VERLOF/

Rechtspositieregelingen. Taakafbakening Georganiseerd Overleg en Ondernemingsraad & Regeling Personele jaarcyclus

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

REGELING KEUZEMODEL ARBEIDSVOORWAARDEN UNIVERSITEIT MAASTRICHT

Bijlage A behorende bij artikel 17 van de Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Bijlage bij onderhandelingsresultaat CAO-OI

Omvang van het verlof Iedere ouder heeft éénmaal recht op 26 weken ouderschapsverlof voor elk kind onder de 8 jaar.

Cao Openbare Bibliotheken Gewijzigde artikelen per 1 januari 2017

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

: aan medewerkers die 72 maanden of minder voor het behalen van hun AOW leeftijd zijn

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

AFSPRAKEN TUSSEN DE ONDERNEMER FOM EN DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD FOM

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

B&W-Aanbiedingsformulier

Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

CVDR. Nr. CVDR133971_1. Regeling ouderschapsverlof

GEMEENTEBLAD. Officiële uitgave van de gemeente Maassluis. Nummer: 76 Datum bekendmaking: 24 december 2014

Transcriptie:

Onderhandelaarsakkoord CAO RDW 2010-2011 Oktober 2010 Looptijd Partijen komen een looptijd overeen van 18 maanden, te weten: 1 juni 2010 tot 1 december 2011. Loonparagraaf Met ingang van 1 april 2011 vindt een algemene salarisverhoging plaats van 1,25%. De algemene salarisverhoging werkt door in de pensioenen en uitkeringen. Extra vrije dag Elke medewerker krijgt per 1-1-2011 jaarlijks een extra verlofdag (naar rato en met een maximum van 7,2 uur bij een volle werkweek). De extra vrije dag kan via de IKAR regeling verkocht worden (zie ook bijlage 4). Mocht de directie te zijner tijd besluiten de RDW te sluiten op 5 mei in het lustrumjaar (voor het eerst in 2015) dan dient deze extra verlofdag verplicht hiervoor ingezet te worden (en kunnen de uren niet verkocht worden). Loopbaan en scholing Persoonlijk budget Iedere medewerker in vaste dienst heeft vanaf 1-1-2011 iedere 3 jaar, aanspraak op een persoonlijk loopbaanbudget van 1000,- dat hij gedurende drie jaar op eigen initiatief kan besteden aan loopbaanadvies of andere activiteiten die bijdragen aan zijn loopbaanontwikkeling en zijn inzetbaarheid. De aanvraag en besteding van het budget blijft desgewenst vertrouwelijk. Medewerkers worden hiermee extra gestimuleerd om na te denken over de verdere ontwikkeling van hun loopbaan en de benodigde instrumenten hierbij. Scholing De medewerker kan op eigen initiatief een verzoek doen tot het mogen volgen van een opleiding. Na afsluiten van deze CAO worden de Beleidsregels scholing van juni 2002 herzien, met als doel duidelijke en navolgbare richtlijnen te formuleren om zodoende interpretatieverschillen tot een minimum te beperken. Hierbij wordt tevens gestreefd naar een eenduidige beoordeling van verzoeken tot toekenning van een vergoeding voor scholing. Indien de medewerker het niet eens is met het besluit van zijn leidinggevende kan hij de HR adviseur om advies vragen en desgewenst in bezwaar gaan. Ten behoeve van bovenstaande punten worden de artikelen 114, 114a en 117 in het Rechtspositiereglement RDW (RPR) aangepast. Zie hiervoor bijlage 1. Thuiswerken De RDW stelt in overeenstemming met de OR, uiterlijk 1 april 2011 een lijst met functies op divisie/afdelingsniveau op waarvoor thuiswerken niet mogelijk is. Voor functies waarvoor thuiswerken wel mogelijk is geldt dat minimaal 20% van de werktijd thuisgewerkt mag worden. Indien de medewerker de wens heeft thuis te werken dan maken medewerker en leidinggevende hierover nadere (werk)afspraken, voor de eerste maal uiterlijk 1 juli 2011. Indien de leidinggevende en medewerker niet tot overeenstemming komen in het maken van nadere (werk)afspraken brengt de afdeling HR advies uit aan de naast hogere leidinggevende. Uiterlijk 1 april 2011 wordt het protocol voor thuiswerken op bovenstaande aangepast. Uiterlijk eind oktober 2011 wordt bovenstaande met vakbonden en Ondernemingsraad geëvalueerd. De werkgever stelt hierover een rapportage op. RDW pag. 1 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Reorganisaties Partijen benadrukken het belang van duidelijkheid omtrent rechten en plichten van werkgever en werknemer bij reorganisaties. In een regulier Georganiseerd Overleg voor 1 juni 2011 wordt daarom een Leidraad Herplaatsing gepresenteerd die is opgesteld in overleg met de Ondernemingsraad. Uitgangspunten van deze Leidraad zijn de afspraken rondom reorganisaties zoals vastgelegd in hoofdstuk 7 van het RPR. Tevens is afgesproken dat er jaarlijks maximaal twee keer een Georganiseerd Overleg plaatsvindt met als vast agendapunt het informeren van vakbonden over de reorganisaties bij de RDW. Ten behoeve van bovenstaande punten worden de artikelen 79, 80, 84 en 88 in het RPR aangepast. Zie hiervoor bijlage 2. OR/Vakbondsuren Partijen hebben afgesproken dat voor wat betreft de tijdsbesteding voor ondernemingsraad- en vakbondswerk de anticumulatiebepaling in artikel 41, lid 4 van RPR komt te vervallen. Daarbij wordt tevens de bestaande faciliteitenregeling OR aangevuld met de volgende bepaling (onder Tijdsbesteding ): In aanvulling op voornoemde uren ter besteding voor de OR blijven OR-leden alsmede de OR-leden die zitting hebben in het dagelijks bestuur van de OR en die tevens actief kaderlid zijn, tenminste 40 % van zijn gemiddelde arbeidsduur per jaar inzetbaar voor zijn reguliere functie. Dit om binding te houden met het werk en de afdeling. Zie bijlage 3 voor het aangepaste artikel 41 van het RPR. Stageplaatsen/Wajongers De RDW zal met het UWV een afspraak maken om te onderzoeken of en waar binnen de RDW concrete mogelijkheden zijn om Wajongers aan een baan bij de RDW te helpen. Indien het onderzoek tot een positieve uitkomst leidt zal de RDW in overleg met het UWV of andere instanties één of meerdere vacatures beschikbaar stellen voor Wajongers. De RDW zal de vakbonden tijdens de reguliere GO overleggen op de hoogte houden van de status en voortgang. Ook heeft de RDW de intentie om het reeds gevoerde beleid rondom stageplaatsen voort te zetten. Flexibiliteit en duurzame inzetbaarheid Partijen erkennen het belang van duurzame inzetbaarheid. Onder duurzame inzetbaarheid wordt verstaan; de kennis, het vermogen en de bereidheid van medewerkers om een diversiteit aan taken en functies adequaat te vervullen en zich aan te kunnen aanpassen aan een veranderende omgeving, nu en in de toekomst (bron: strategisch HR plan 2007-2010). Duurzame inzetbaarheid is voor zowel de individuele medewerker als het management van RDW cruciaal om persoonlijke alsmede de strategische doelstellingen van RDW te kunnen realiseren. Beide partijen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. RDW wil de (arbeids)omstandigheden binnen haar organisatie zodanig vormgeven dat maximaal wordt bijgedragen aan de mogelijkheden voor medewerkers om hun verantwoordelijkheid voor hun eigen duurzame inzetbaarheid te kunnen dragen en deze daardoor te optimaliseren. Eén van de wegen die RDW hierbij voorstaat is haar medewerkers een flexibel arbeidsvoorwaarden pakket aan te bieden. Hiermee krijgen de medewerkers meer keuzevrijheid, keuzemogelijkheden en keuzemomenten ten aanzien van de behoeften en wensen die zij hebben als gevolg van hun persoonlijke levens- en werksituatie. Om een flexibel arbeidsvoorwaarden pakket te realiseren zal gedurende de looptijd van deze CAO een werkgroep onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om medewerkers een eigen budget te geven waarmee zij zelf het flexibele deel van hun arbeidsvoorwaardenpakket kunnen samenstellen. Hierbij wordt ook onderzocht hoe het financieel gerealiseerd kan worden. Gedacht wordt o.a. aan het omvormen van een RDW pag. 2 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

aantal regelingen die nu alleen voor een bepaalde groep medewerkers toegankelijk zijn, zoals de PAS regeling, de leeftijdsdagen en ouderschapsverlof naar een budget dat beschikbaar komt voor alle RDW medewerkers. Hierbij zullen ook overgangsmaatregelen worden voorgesteld. Bij dit onderzoek wordt een representatieve groep RDW medewerkers betrokken door middel van focusgroepen. Het resultaat van het onderzoek maakt onderdeel uit van de volgende CAO onderhandelingen. De werkgroep zal rapporteren aan een stuurgroep, waarin naast de directie o.a. beide vakbondsbestuurders zitting nemen. Op deze wijze blijven de vakbonden nauw betrokken bij dit proces en kunnen zij invloed uitoefenen op de uitkomsten ervan. Het doel dat door alle partijen onderschreven wordt is bij de volgende CAO onderhandelingen tot een akkoord te komen over de inhoud en invoering van een flexibel arbeidsvoorwaardenpakket. Vacatieregeling Partijen hebben afgesproken dat aan de vakbonden voor hun deelname aan de stuurgroep van het project flexibiliteit en duurzame inzetbaarheid een vaste onkostenvergoeding wordt toegekend. De onkostenvergoeding is vastgesteld op 350,- per keer per vakbondsbestuurder. Hiertoe wordt een regeling opgesteld. Technische wijzigingen Onderstaand zijn de overeengekomen technische wijzigingen op hoofdpunten weergegeven. Voor de volledige teksten wordt verwezen naar bijlage 5. Het bezoldigingsreglement is aangepast in verband met stimulering flexibele inzetbaarheid; De eindejaarsuitkering telt voortaan mee voor de ambstjubileumgratificatie; De IKAR regeling wordt uitgebreid met de mogelijkheid om: o een fiets voor woon/werkverkeer aan te schaffen; De overige wijzigingen zijn van regeltechnische aard en herstel van omissies in tekst. Ondertekening: Plaats: Zoetermeer Datum: 20 oktober 2010 Directie RDW: Vakbondsbestuurders: J.G. Hakkenberg M. Ouwehand, FNV Abvakabo H. van Santen A.A. van Voorden, CNV Publieke Zaak RDW pag. 3 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Bijlagen Bijlage 1: loopbaan en scholing Het Rechtspositiereglemenet RDW wordt als volgt gewijzigd: Aandacht voor de wijze van functievervulling en ontwikkeling Artikel 114 1. Aan de wijze van functievervulling van de medewerker wordt regelmatig aandacht besteed door middel van het houden van functionerings- gesprekken of het opmaken van beoordelingen, dan wel van beide. 2. Een beoordeling moet in elk geval worden opgemaakt wanneer het bevoegd gezag dit wenselijk vindt of de medewerker dit verzoekt. 3. Alvorens een beoordeling wordt vastgesteld, wordt deze met de medewerker besproken en wordt hem de gelegenheid geboden daarover zijn mening kenbaar te maken. 4. Aan de ontwikkeling van de medewerker wordt regelmatig aandacht besteed. Daartoe wordt een ontwikkelingsovereenkomst opgesteld. Een ontwikkelingsovereenkomst wordt in elk geval opgesteld wanneer een medewerker hierom verzoekt. In het kader van zijn persoonlijke ontwikkeling wordt de medewerker eens in de drie jaar in de gelegenheid gesteld loopbaanadvies in te winnen. 4. 5. De directie stelt kan nadere regels vaststellen omtrent het houden van functioneringsgesprekken, het opmaken en vaststellen van beoordelingen., het opstellen van ontwikkelingsovereenkomsten en het inwinnen van loopbaanadvies. Artikel 114a (nieuw) 1. Aan de ontwikkeling van de medewerker, die mede verantwoordelijk is voor zijn ontwikkeling en loopbaan, wordt regelmatig aandacht besteed. In de jaarlijkse functioneringsgesprekcyclus komt de ontwikkeling nadrukkelijk aan de orde en wordt in goed overleg een persoonlijk ontwikkelplan of ontwikkelovereenkomst opgesteld. 2. De RDW stimuleert de medewerker om actief na te denken over zijn ontwikkeling en loopbaan 3. Iedere medewerker in vaste dienst heeft iedere drie jaar aanspraak op een persoonlijk loopbaanbudget dat hij gedurende drie jaar op eigen initiatief kan besteden aan loopbaanadvies of andere activiteiten die bijdragen aan zijn loopbaanontwikkeling en zijn inzetbaarheid. 4. De besteding van dit budget vindt plaats in overleg met zijn leidinggevende. Indien de medewerker redenen heeft om zijn leidinggevende niet op de hoogte te brengen van de besteding van zijn budget, kan hij deze besteding ter instemming voorleggen aan de afdeling Human Resources. De aanvraag en besteding van het budget blijft in dat geval vertrouwelijk. 5. De inhoud van het loopbaanadvies is vertrouwelijk van aard en wordt alleen op eigen initiatief door de medewerker met zijn leidinggevende besproken. 6. De directie kan nadere regels vaststellen omtrent het opstellen van ontwikkelplannen en/of ontwikkelovereenkomsten. Scholing op eigen initiatief Artikel 117 1. Aan de medewerker die op eigen initiatief scholing gaat volgen kan op zijn verzoek een vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten worden toegekend of scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend, indien het belang van de RDW bij het volgen van de scholing is gebaat. 2. (vervallen) 3. (vervallen) 2. 4.De medewerker, bedoeld in het eerste lid, kan worden verplicht tot terugbetaling van de aan hem toegekende vergoeding van de scholingskosten: a. bij onvoldoende resultaat in de scholing en bij tussentijds afbreken van de scholing, indien dit aan eigen schuld of toedoen van de medewerker is te wijten; RDW pag. 4 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

b. bij ontslag tijdens het volgen van de scholing en in bijzondere gevallen bij ontslag binnen een termijn van maximaal drie jaren na het met voldoende resultaat afronden van de scholing, tenzij de medewerker aansluitend aan zijn ontslag recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen. 3. 5.De directie kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen. RDW pag. 5 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Bijlage 2: Reorganisaties: informatieplicht aan en overleg met ondernemingsraad en medewerkers Het Rechtspositiereglement wordt als volgt gewijzigd: Reorganisaties: informatieplicht aan en overleg met ondernemingsraad en medewerkers Artikel 79 1. Door de directie worden de ondernemingsraad en vakbonden tijdig geïnformeerd over een voorgenomen besluit tot reorganisatie en wordt conform de artikelen 23 en 25 van de Wet op de ondernemingsraden tijdig overleg gevoerd met de ondernemingsraad over een voorgenomen reorganisatie. 2. Door of namens de directie worden de betrokken medewerkers geïnformeerd over het plan van aanpak, de voortgang van de reorganisatie en over hun positie. Plan van aanpak reorganisaties Artikel 80 1. Door of namens de directie wordt voor elke reorganisatie een plan van aanpak opgesteld dat betrekking heeft op de diverse fasen van het reorganisatieproces 2. Het plan van aanpak geeft tenminste inzicht in: a. de planning van de momenten waarop overeenkomstig artikel 79 met de ondernemingsraad overleg wordt gevoerd en de momenten en de wijze waarop de betrokken medewerkers worden geïnformeerd; b. de planning van de momenten waarop overeenkomstig artikel 79 de vakbonden worden geïnformeerd; c. b.de reden van de reorganisatie, waaronder begrepen de geconstateerde knelpunten en de wijze waarop die knelpunten met de nieuwe organisatie zullen zijn opgelost; d. c.de bestaande organisatie, met de daarin opgenomen functies; e. d de nieuwe organisatie, met de daarin opgenomen functies; f. e.de bezetting van de oude en de nieuwe organisatie; g. f. de wijze waarop met individuele medewerkers wier functies overeenkomstig artikel 81 zijn opgeheven of die overeenkomstig artikel 82 als overtollig zijn aangemerkt, wordt omgegaan; h. g.de vraag of ten behoeve van de vervulling van vacatures in de nieuwe organisatie gebruik zal worden gemaakt van een belangstellingsregistratie als bedoeld in het tweede lid van artikel 89; i. h.de vraag of in het kader van de reorganisatie een plaatsings- of herplaatsingscommissie als bedoeld in artikel 86 wordt ingesteld; j. i.de financiële consequenties van de reorganisatie; k. j.de consequenties voor andere onderdelen van de RDW; l. k.de inrichting van een mobiliteitsbureau als bedoeld in artikel 84. 3. De directie evalueert de reorganisatie op basis van de daartoe met de OR gemaakte afspraken 4. Indien aan het gestelde in het tweede lid, sub d en e, niet kan worden voldaan, wordt aangegeven op welk moment het vereiste inzicht kan worden gegeven. Mobiliteitstraject Artikel 84 1. De directie kan een mobiliteitsbureau inrichten ten behoeve van de bemiddeling van herplaatsingskandidaten naar functies binnen en buiten de RDW; 2. Aanmelding van een medewerker bij het mobiliteitsbureau vindt plaats zodra de medewerker is medegedeeld dat hij zal worden aangewezen als herplaatsingskandidaat; 3. De medewerker is verplicht mee te werken aan het opstellen van een individueel begeleidingsplan, alsmede aan de uitvoering daarvan. In het individueel begeleidingsplan is onder andere de naar het oordeel van bevoegd gezag relevante informatie opgenomen ten behoeve van herplaatsing van de medewerker; RDW pag. 6 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

4. Tot vier maanden na de datum waarop de medewerker de mededeling als bedoeld in artikel 83 heeft ontvangen maar in ieder geval tot aan de datum van reorganisatie, zullen de activiteiten van het mobiliteitsbureau gericht zijn op het zoeken naar een passende functie binnen de RDW, tenzij de medewerker te kennen heeft gegeven direct extern een passende functie te willen zoeken; 5. Nadat, na afloop van de in het vorige lid bedoelde termijn, de directie vaststelt dat er intern geen herplaatsingsmogelijkheden zijn, is de herplaatsingskandidaat verplicht actief mee te werken aan externe herplaatsingsactiviteiten; 6. Bij externe herplaatsingsactiviteiten wordt de medewerker zo veel mogelijk desgewenst vrijgesteld van zijn werkzaamheden; 7. De kosten voor trainings- en scholingsactiviteiten die voortvloeien uit het individuele begeleidingsplan komen voor rekening van de RDW. Tevens zal de RDW, indien nodig, voorzieningen in tijd beschikbaar stellen. 8. De directie kan nadere procedures vaststellen omtrent de taken en werkwijze van het mobiliteitsbureau. Begrip passende functie Artikel 88 1. Van een passende functie in artikel 87 is sprake indien de herplaatsingskandidaat naar het oordeel van de directie beschikt over de kennis en kunde die noodzakelijk worden geacht om de functie naar behoren te kunnen uitoefenen, dan wel indien de herplaatsingskandidaat naar het oordeel van de directie binnen redelijke termijn om-, her- of bijgeschoold kan worden, en deze functie hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden opgedragen. 2. Bij het eerste lid geldt de beperking dat uitsluitend sprake kan zijn van een passende functie indien de voor de functie geldende salarisschaal niet meer dan één schaal lager is dan de salarisschaal die geldt voor de herplaatsingskandidaat. 3. De directie kan de herplaatsingskandidaat intern herplaatsen op een functie waarvan de geldende salarisschaal meer dan één schaal lager is dan de salarisschaal die geldt voor de herplaatsingskandidaat indien er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen en indien de herplaatsingskandidaat daarmee instemt. In dat geval zijn de artikelen 93 en 94 van overeenkomstige toepassing. 4. Onverminderd het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt, voor herplaatsingskandidaten die in een functie werkzaam zijn met daaraan verbonden een salaris van maximaal schaal 6, een functie als niet passend beschouwd wanneer de reisafstand woon/werk enkele reis 70 km of meer bedraagt, tenzij de herplaatsingskandidaat dit als een passende functie beschouwd. Bijlage 3: OR/Vakbondsuren Vergaderingen, kaderactiviteiten, cursussen met betrekking tot vakbondswerk en de commissie voor georganiseerd overleg RDW Artikel 41 1. Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt jaarlijks ten hoogste 120 uren buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend voor het bijwonen van vergaderingen van statutaire organen van verenigingen van ambtenaren, van centrale organisaties, waarbij deze verenigingen zijn aangesloten of van internationale ambtenarenorganisaties, mits de medewerker hieraan deelneemt: a. voor zover betreft vergaderingen van verenigingen van ambtenaren als bestuurslid van die vereniging dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een onderdeel hiervan; b. voor zover betreft vergaderingen van centrale organisaties, waarbij verenigingen van ambtenaren zijn aangesloten, als bestuurslid van die centrale organisatie dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een bij die organisatie aangesloten vereniging van ambtenaren; c. voor zover betreft vergaderingen van een internationale ambtenarenorganisatie als bestuurslid van deze organisatie dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een bij die organisatie aangesloten vereniging van ambtenaren. RDW pag. 7 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

2. Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt tot ten hoogste 208 uren per jaar buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend aan de medewerker, die door een centrale waarbij de bonden als bedoeld in artikel 150, tweede lid zijn aangesloten of een bond als bedoeld in artikel 150, tweede lid, is aangewezen om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of bond c.q. binnen de RDW, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale of bond te ondersteunen. 3. Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend aan de medewerker voor het - op uitnodiging van een organisatie van ambtenaren - als cursist deelnemen aan een cursus, met dien verstande dat dit verlof ten hoogste 48 uren per twee jaren bedraagt. 4. Het aantal uren dat op grond van het eerste, tweede en derde lid, alsmede op grond van artikel 18 van de Wet op de ondernemingsraden aan een medewerker mag worden verleend, bedraagt tezamen ten hoogste 240 uren per jaar, met dien verstande dat ten hoogste 320 uren worden verleend: a. aan leden van de hoofdbesturen van de centrale organisaties, waarbij de bonden genoemd in artikel 150, tweede lid zijn aangesloten en van de betreffende bonden genoemd in artikel 150, tweede lid; b. aan leden van het hoofdbestuur van de Centrale van Middelbare en Hogere functionarissen bij Overheid en Onderwijs (CMHF), alsmede aan de bestuursleden van de sectoren en secties van die organisatie. 5. Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend voor het bijwonen van een vergadering: a. ter voorbereiding van een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord t.b.v. de commissie voor georganiseerd overleg RDW; b. waarin het eindresultaat van het onderhandelaarsakkoord aan de leden wordt voorgelegd; c. ter voorbereiding van het verkiezingsprogramma ten behoeve van de OR verkiezing. Het buitengewoon verlof voor bovengenoemde vergaderingen kan 3 maal per jaar voor maximaal 4 uren per keer worden verleend. 6. Het verlof bedoeld in de vorige leden wordt slechts verleend aan medewerkers die lid zijn van centrales waarbij de bonden als bedoeld in artikel 150, tweede lid zijn aangesloten of van bonden die deel uitmaken van de commissie voor georganiseerd overleg RDW. 7. Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie voor georganiseerd overleg RDW. Dit geldt eveneens voor één voorvergadering per in de vorige volzin bedoelde vergadering. RDW pag. 8 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Bijlage 4: Extra vrije vakantiedag. De aanspraak op vakantie Artikel 31 1. De medewerker heeft jaarlijks aanspraak op vakantie met behoud van zijn volle bezoldiging. 2. De aanspraak op vakantie wordt uitgedrukt in hele uren. Zo nodig vindt afronding naar boven plaats. 3. De omvang van de aanspraak op vakantie is afhankelijk van: a. de leeftijd van de medewerker; b. de werktijd van de medewerker. 4. Voor de medewerker met volledige werktijd bedraagt de aanspraak op vakantie 172,8 uren per kalenderjaar. Onder volledige werktijd wordt verstaan een werktijd welke gemiddeld 36 werkuren per week omvat. RDW pag. 9 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Bijlage 5: Technische wijzigingen (definitieve versies, is overeenstemming over tussen partijen) 1. Bezoldigingsreglement en stimulering flexibele inzetbaarheid A. Medewerkers met een toelage onregelmatige dienst die vrijwillig van functie wijzigen Afbouwtoelage onregelmatige dienst Artikel 14 1. Aan de medewerker wiens bezoldiging, als gevolg van beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 13, een blijvende verlaging ondergaat, welke ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en een periodieke toeslag, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verlaging van de bezoldiging het gevolg is van een disciplinaire maatregel genoemd in artikel 123 van het Rechtspositiereglement RDW of een bepaling van dezelfde strekking in een soortgelijke regeling. 4. De directie stelt voor de toepassing van dit artikel nadere regels vast. B. Medewerkers die vrijwillig een functie met een lagere salarisschaal willen accepteren Indeling in salarisschaal Artikel 4 1. Voor de medewerker geldt een salarisschaal. 2. De salarisschaal die voor de medewerker geldt wordt, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, bepaald met inachtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere regelingen als bedoeld in artikel 15 van het Rechtspositiereglement RDW of van bepalingen van dezelfde strekking in een soortgelijke regeling. 3. De zwaarte van de functie wordt bepaald binnen de in de bijlage bij dit reglement aangegeven indelingsstructuur met inachtneming van het door de directie vastgestelde normeringsstelsel. 4. Indien de medewerker bij wijze van waarneming tijdelijk een andere functie uitoefent, blijft de voordien voor hem geldende salarisschaal van toepassing. 5. Voor de medewerker kan uitsluitend in de navolgende gevallen een salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de voor hem geldende salarisschaal: a. bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in artikel 123 van het Rechtspositiereglement RDW of in een soortgelijke regeling; b. indien hij in verband met ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte wordt herplaatst in een andere functie waarvoor een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris; c. bij de bepaling van de salarisschaal, bedoeld in het tweede lid, tevens is bepaald dat de functie van de medewerker een tijdelijk karakter heeft en de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden; d. indien hem op zijn verzoek een andere functie wordt opgedragen waarvoor een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris tenzij er sprake is van de omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 102a van het Rechtspositiereglement RDW. RDW pag. 10 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

2. Doorwerking eindejaarsuitkering naar ambtsjubileumgratificatie Regeling gratificatie bij ambtsjubileum Gratificatiegrondslag Artikel 7 1. Voor de berekening van de gratificatie wordt onder bezoldiging verstaan: de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsreglement RDW, welke voor betrokkene op de datum van het ambtsjubileum geldt, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, zoals bedoeld in respectievelijk de artikelen 21 en 22 van het Bezoldigingsreglement RDW. 2. Bij wijziging van de arbeidsduur van de medewerker in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de dag van het ambtsjubileum, wordt de gratificatie berekend op basis van zijn gemiddelde arbeidsduur in die periode van vijf jaar. 3. Indien betrokkene een toelage geniet als bedoelde in de artikelen 13 en 17 van het Bezoldigingsreglement RDW, wordt dit bezoldigingsdeel vastgesteld op het bedrag dat betrokkene in de drie kalendermaanden voorafgaande aan zijn jubileum aan bedoelde toelage gemiddeld per maand heeft genoten. 3. Aanvullende uitkering bij herplaatsing ivm arbeidsongeschiktheid wegens ziekte Artikel 57a Rechtspositiereglement RDW 1. De medewerker die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is verplicht een andere functie te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid. 2. De medewerker die op grond van het eerste lid is herplaatst voordat de termijn van twee jaar bedoeld in artikel 140, eerste lid, onderdeel a, is verstreken, heeft tot het eind van genoemde termijn recht op een aanvullende uitkering indien zijn bezoldiging als gevolg van zijn herplaatsing vermindering ondergaat, ter grootte van het verschil tussen: a. het bedrag waarop de medewerker op grond van artikel 57 recht zou hebben gehad indien hem geen andere functie zou zijn opgedragen vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering; en b. zijn bezoldiging na herplaatsing, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. 3. De aanvullende uitkering, bedoeld in het tweede lid, eindigt in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de medewerker niet meer voldoet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden; b. met ingang van de dag waarop de medewerker ontslag is verleend; c. met ingang van de dag waarop de medewerker de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; of d. met ingang van de dag volgende op die waarop de medewerker is overleden. 4. Uitbreiding Regeling IKAR Artikel 3 Doelen Regeling IKAR De medewerker geeft op het aanvraagformulier zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, aan welk(e) doel(en) hij kiest. De medewerker heeft daarbij de keuze uit de volgende niet fiscaal gefaciliteerde doelen: a) minder werken dan het aantal uren als genoemd in artikel 26, tweede en derde lid Rechtspositiereglement RDW. Voor de medewerker met een onvolledige werktijd geldt een evenredig aantal uren als maximum; b) belaste uitbetaling van de vergoeding voor het aantal vakantie-uren waarmee de aanspraak op de vakantie wordt verlaagd; RDW pag. 11 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

Bezoldigingsreglement c) belaste uitbetaling van de vergoeding voor meer te werken uren als genoemd in artikel 4, lid b. Voor de medewerker met een onvolledige werktijd geldt een evenredig aantal uren als maximum; De medewerker heeft verder de keuze uit de volgende fiscaal gefaciliteerde doelen: a) een belastingvrije vergoeding van vakliteratuur en/of een opleiding of studie voor een beroep; b) aanvulling ouderdomspensioen of ABP extra pensioen. c) afdracht van contributie aan de werknemersorganisatie waarvan de medewerker lid is. d) een fiets voor het woon-werkverkeer, voor zover de medewerker niet reeds deelneemt aan de Regeling Cadeaufiets. In de Toelichting op de Regeling IKAR wordt de volgende tekst opgenomen: Voor het fiscaal gefaciliteerde doel van een fiets voor woon-werkverkeer moet rekening worden gehouden met de volgende voorwaarden: Er moet op meer dan de helft van het aantal dagen waarop de medewerker naar het werk reist gebruik worden gemaakt van de fiets. Hiervoor hoeft niet de hele afstand woning-werk met de fiets worden afgelegd. Als de fiets voor een gedeelte van het traject bijvoorbeeld van of naar het station wordt gebruikt kan ook een belastingvrije vergoeding worden verstrekt. Er mag niet vaker dan eenmaal per drie jaar een belastingvrije vergoeding voor een fiets worden verstrekt. Op grond van deze voorwaarden kunnen medewerkers die al gebruik maken van de Regeling Cadeaufiets RDW niet in aanmerking komen voor dit doel uit de IKAR regeling. 5. Herinvoeren van de meldingsplicht voor ziektes waarvoor krachtens de Wet publieke gezondheid een nominatieve aangifteplicht geldt. UArtikel 119a Melding in het kader van de Wet publieke gezondheid ( RPR RDW) 1. De medewerker, die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet publieke gezondheid bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn dienst niet verrichten en heeft geen toegang tot dienstgebouwen, - lokalen en terreinen dan met toestemming van het bevoegd gezag, dat deze toestemming slechts kan verlenen na positief medisch advies van de arbodienst, bedoeld in hoofdstuk 6. 2. De medewerker, die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan de arbodienst, bedoeld in hoofdstuk 6. Hij is gehouden zich te gedragen naar de vanwege de arbodienst gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek. 3. Gedurende de periode dat de medewerker ingevolge het bepaalde in dit artikel zijn dienst niet verricht, geniet hij zijn volle bezoldiging. 6. Vergoeding voor overwerk in het weekend in het buitenland voor medewerkers met salarisschaal 11 en 12. Vergoeding voor overwerk in het buitenland UArtikel 30 (U RDW) 1. Aan de medewerker die in opdracht van het bevoegd gezag overwerk verricht in het buitenland wordt een vergoeding toegekend conform artikel 25 van dit reglement. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 25 eerste lid komt ook een medewerker voor wie salarisschaal 11 of 12 geldt in aanmerking voor vergoeding voor overwerk indien hij in opdracht van het bevoegd gezag in het weekend overwerk heeft verricht in het buitenland. De vergoeding wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in artikel 25 van dit reglement. RDW pag. 12 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

7. Wijzigingen in het Rechtspositiereglement in verband met wijzigingen van de Wet arbeid en zorg (WAZO) en het Belastingplan 2009 A. Verlengen van de duur van het ouderschapsverlof B. Opschorting van het verlof in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof C. Vervallen hoofdstuk 7 van de WAZO Buitengewoon verlof in verband met ouderschap Artikel 45 1. De medewerker, die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind, heeft aanspraak op verlof. Indien de medewerker met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof. 2. De medewerker die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft aanspraak op verlof. Indien de medewerker met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof. 3. Geen aanspraak op verlof bestaat na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt. 4. Het verlof wordt uitsluitend verleend aan de medewerker wiens dienstbetrekking ten minste een jaar heeft geduurd. Indien de dienstbetrekking buiten Nederland wordt vervuld bestaat aanspraak op verlof tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten. 5. Het aantal uren verlof waarop de medewerker ten hoogste aanspraak heeft bedraagt zesentwintig maal de gemiddelde arbeidsduur per week in het kalenderjaar waarin het verlof aanvangt uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. Indien de arbeidsduur van de medewerker gedurende het verlof wijzigt, wordt de aanspraak op het verlof opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin de arbeidsduur is gewijzigd en de mate waarin de periode gedurende welke het verlof wordt genoten is verstreken. 6. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week. In afwijking van de eerste volzin kan de medewerker het bevoegd gezag verzoeken om: a) verlof voor een langere periode dan twaalf maanden, of b) het verlof op te delen in ten hoogste zes perioden, waarbij iedere periode ten minste een maand bedraagt, of c) meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich daar tegen verzetten. 7. Over de uren waarop verlof is verleend behoudt de medewerker 75% van zijn bezoldiging echter tot ten hoogste 13 maal de gemiddelde arbeidsduur per week indien de medewerker een salaris heeft dat gelijk is aan of lager is dan het maximumsalaris van schaal 3, verminderd met de ouderschapsverlofkorting waarop over die uren maximaal recht kan bestaan. De medewerker die een salaris heeft dat hoger is dan het maximum salaris van schaal 3 behoudt over de uren waarop verlof is verleend 50% van zijn bezoldiging tot ten hoogste 13 maal de gemiddelde arbeidsduur per week, verminderd met de ouderschapsverlofkorting waarop over die uren maximaal recht kan bestaan. Indien aan de medewerker een ouderschapsverlofkorting is toegekend, heeft de medewerker op zijn aanvraag tevens recht op het verschil tussen de maximale ouderschapsverlofkorting, bedoeld in de voorgaande volzinnen, en de toegekende ouderschapsverlofkorting. De medewerker dient zijn aanvraag in binnen zes maanden nadat de ouderschapsverlofkorting is toegekend. Een salarisverhoging met terugwerkende kracht of tijdens de ouderschapsverlofperiode heeft geen gevolgen voor het vastgestelde percentage bij aanvang van de periode. Indien het ouderschapsverlof in perioden wordt opgenomen, is steeds het salaris bij aanvang van de betreffende periode bepalend. RDW pag. 13 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

8. De medewerker is verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging over de genoten verlofuren wanneer hem tijdens de verlofperiode of binnen een jaar na afloop van het verlof ontslag wordt verleend op verzoek danwel niet op verzoek op grond van aan de medewerker te wijten feiten of omstandigheden. De verplichting tot terugbetaling wordt beperkt tot een bedrag dat evenredig is aan het aantal maanden dat ontbreekt aan de periode van één jaar. 9. De medewerker meldt het voornemen verlof te nemen ten minste twee maanden voor het door hem gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan het tot verlening van het verlof bevoegde gezag onder opgave van: d) de aaneengesloten periode van het verlof; e) het aantal uren verlof per week; f) de spreiding van de verlofuren over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging. 10. Het bevoegd gezag is verplicht in te stemmen met een aanvraag van de medewerker het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten in het geval dat zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof als bedoeld in de artikelen 43a, onderscheidenlijk 45a wordt opgenomen. In het geval dat het verlof niet wordt voortgezet, wordt het recht op het overige deel opgeschort. 11. Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek van de medewerker om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten. Het bevoegd gezag hoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan een maand na het verlof. In het geval het verlof met toepassing van de eerste volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt de aanspraak op het overige deel van het verlof. 12. Het bevoegd gezag kan, na overleg met de medewerker, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen van dienstbelang wijzigen en wel tot een maand voor het door de medewerker opgegeven tijdstip van ingang van het verlof. Adoptieverlof Artikel 45a 1. De medewerker heeft in verband met de adoptie van een kind aanspraak op verlof met behoud van bezoldiging. 2. De aanspraak op verlof in verband met adoptie van een kind bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken. De aanspraak bestaat gedurende een tijdvak van achttien weken vanaf twee weken vóór de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de medewerker aan het bevoegd gezag overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen. 3. Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen. 4. De medewerker meldt aan het bevoegd gezag het opnemen van het verlof in verband met adoptie zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de dag van ingang van het verlof onder opgave van de omvang van het verlof. Bij de melding worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen. 5. Voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de medewerker die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d van de Wet arbeid en zorg. Voorwaarden van buitengewoon verlof van lange duur Artikel 46 RDW pag. 14 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

1. Buitengewoon verlof van lange duur kan aan de medewerker op zijn verzoek worden verleend door het gezag, dat bevoegd is hem ontslag te verlenen, al dan niet met behoud van bezoldiging en al dan niet onder bepaalde voorwaarden. 2. Het verlof, bedoeld in het eerste lid, gaat niet in dan na aanvaarding van dat verlof met de daaraan verbonden voorwaarden door de medewerker. Artikel 116 1. De medewerker kan in het belang van de RDW worden verplicht om scholing te volgen, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. 2. Aan de medewerker, bedoeld in het eerste lid, wordt een volledige vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten toegekend. De directie kan in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in de vorige volzin. 3. Aan de medewerker, bedoeld in het eerste lid, kan scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend. 4. De medewerker, bedoeld in het eerste lid, kan worden verplicht tot terugbetaling van de aan hem toegekende vergoeding van de scholingskosten: a) bij onvoldoende resultaat in de scholing en bij tussentijds afbreken van de scholing, indien dit aan eigen schuld of toedoen van de medewerker is te wijten; b) bij ontslag tijdens het volgen van de scholing en in bijzondere gevallen bij ontslag binnen een termijn van maximaal drie jaren na het met voldoende resultaat afronden van de scholing, tenzij de medewerker aansluitend aan zijn ontslag recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen. 5. De directie kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen. Scholing op eigen initiatief Artikel 117 1. Aan de medewerker die op eigen initiatief scholing gaat volgen kan op zijn verzoek een vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten worden toegekend of scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend, indien het belang van de RDW bij het volgen van de scholing is gebaat. 2. De medewerker, bedoeld in het eerste lid, kan worden verplicht tot terugbetaling van de aan hem toegekende vergoeding van de scholingskosten: a) bij onvoldoende resultaat in de scholing en bij tussentijds afbreken van de scholing, indien dit aan eigen schuld of toedoen van de medewerker is te wijten; b) bij ontslag tijdens het volgen van de scholing en in bijzondere gevallen bij ontslag binnen een termijn van maximaal drie jaren na het met voldoende resultaat afronden van de scholing, tenzij de medewerker aansluitend aan zijn ontslag recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen. 3. De directie kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen. 8. Ontslag op eigen verzoek in verband met ABP keuzepensioen Artikel 132a Ontslag in verband met ABP Keuzepensioen.(RPR RDW) RDW pag. 15 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010

1. Aan de medewerker die ontslag vraagt om eerder zijn ouderdomspensioen in te laten gaan dan op 65 jarige leeftijd op grond van het ABP keuzepensioen wordt ontslag verleend, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 60 jaar bereikt wordt. 2. Op aanvraag van de medewerker kan het in het eerste lid bedoelde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte van de arbeidsduur waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op ouderdomspensioen heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10% van de oorspronkelijke arbeidsduur. 3. Artikel 132, tweede tot en met vijfde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. RDW pag. 16 van 16 Versie:Definitieve tekst/datum:20-10-2010