De zwarte economie in de Belgische nationale rekeningen 1. Cijfers 2007 en evaluatie van de hogere ramingen gesuggereerd door andere studies



Vergelijkbare documenten
NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

2.1 Toegevoegde waarde niet--financiële vennootschappen (S.11)

De nationale rekeningen en het ESR 2010

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Persbericht. Herzien BBP 2001 ruim 18 miljard euro hoger. Centraal Bureau voor de Statistiek. Consumptie huishoudens ruim 11 miljard hoger

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN

Hoeveel verdienen de Belgen? Hoeveel geven ze uit?

Overzicht bijstellingen Sectorrekeningen 2012 Definitief, 2013 Nader voorlopig en 2014 Voorlopig

Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Methodologische nota

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

NATIONALE REKENINGEN Tweede kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid?

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Rekeningen van de overheid 2004

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN

BIJLAGE A bij het. voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Methodologische aspecten

Overzicht bijstellingen Sectorrekeningen 2011 Definitief, 2012 Nader voorlopig en 2013 Voorlopig

NAM-multiplicatoren: handleiding

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN. Historische reeksen Instituut voor de Nationale Rekeningen

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

Persbericht. Herzien BBP bijna 32 miljard gulden hoger

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2014-I

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen

Consumptieve bestedingen van de particulieren Consumptieve bestedingen van de overheid Bruto vaste kapitaalvorming

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

Multiplicatoren: handleiding

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Bronnen en overgang naar het ESR (Waalse provincies)

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Bronnen en overgang naar het ESR (Brusselse gemeenten)

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2016-I

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Methodologische nota. 1. Situering van de aanbod- en gebruikstabellen in de nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN. Kapitaalgoederenvoorraad en investeringen Instituut voor de Nationale Rekeningen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

Methodologische nota. 1. Situering van de aanbod- en gebruikstabellen in de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalaggregaten 2004-III

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Bronnen en overgang naar het ESR (Duitstalige gemeenten)

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-III

Bruto binnenlands product

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën

Statistisch bedrijvenregister

Bronnen en overgang naar het ESR (Vlaamse provincies)

Nationale Bank van België, Brussel in samenwerking met de drie gewesten

kennis en economie 2013 statistische bijlage

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

1 De economische kringloop

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent

Betalingsachterstand bij handelstransacties

Werking en stand van zaken van het bottom-upmodel

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-IV

Economie groeit met 0,7 procent

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

Type belastingen in het systeem van nationale rekeningen Curaçao, 2013

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Publicatieblad van de Europese Unie RICHTSNOEREN

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

Nieuwe versie van de satellietrekening van de IZW s

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Structurele ondernemingsstatistieken

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-II

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

ECONOMISCHE INDICATOREN VOOR BELGIE

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Structurele ondernemingsstatistieken

De boekhoudkundige ruggengraat van SAFFIER II: de GPS-matrix en het rekeningenstelsel

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

VBO-analyse. over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven

Transcriptie:

De zwarte economie in de Belgische nationale rekeningen 1 Cijfers 2007 en evaluatie van de hogere ramingen gesuggereerd door andere studies Belangrijkste elementen In de Belgische nationale rekeningen beloopt de ophoging voor zwarte economie 3,7 pct. à 3,9 pct. van het bruto binnenlands product (bbp). Nationale rekeningen zijn een complex systeem waarin basisinformatie vanuit quasi alle grote dimensies van de economie met elkaar in overeenstemming worden gebracht en dus een deugdelijk referentiekader vormt. In de productieoptiek worden de officiële aangiften van de zelfstandigen excl. bestuurders en zaakvoerders en van de niet-financiële Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO) opgehoogd met ongeveer 25 pct. Die productie-entiteiten vertegenwoordigen evenwel minder dan 20 pct. van de totale toegevoegde waarde. De notie 'zwarte economie' mag niet verward worden met de notie 'fiscale fraude'. De zwarte economie toegerekend in de nationale rekeningen bestaat uit verborgen of deels verborgen transacties/activiteiten die tot het bbp dienen te worden gerekend (bv. transacties met onderfacturatie). De fiscale fraude daarentegen omvat ook activiteiten die zelf geen impact hebben op het bbp maar die wel leiden tot fiscale minderontvangsten in hoofde van de overheid (bv. BTW-carrousel). Volgens bepaalde studies zou de zwarte economie in België 4 à 5 keer hoger liggen dan wat is verwerkt in de nationale rekeningen (ordegrootte van 60 mrd. EUR i.p.v. 13 mrd. EUR). Mochten dergelijke cijfers worden verwerkt in het referentiekader van de nationale rekeningen dan zou blijken dat de administratieve data en statistieken, waarop de nationale rekeningen zich steunen niet voldoen aan minimale kwaliteitsnormen. Integratie van die grote bedragen aan zwarte economie in nationale rekeningen zou impliceren dat bv. de ophoging voor zwarte economie bij zelfstandigen en KMO niet 25 pct. (zoals nu van toepassing) maar wel 100 pct. dient te bedragen en dat het gezinsgebruik zou toenemen met ruim 20 pct. Niettegenstaande de onzekerheden die er bestaan omtrent informatie die verder zou kunnen bijdragen tot de exhaustieve raming van het bbp, verricht het Instituut voor de nationale rekeningen elk jaar aanvullend onderzoek naar verbetering van de methoden waarover en de resultaten, via methodologische revisies, in de officiële cijfers worden geïntegreerd. 1 Voorlopig werkdocument opgesteld door de Nationale Bank van België, september 2010

2. ALGEMEEN Deze nota behandelt achtereenvolgens de notie van exhaustiviteit en het belang van de ophoging voor zwarte economie (per institutionele sector en per bedrijfstak) in de nationale rekeningen. De hier vermelde cijfers hebben betrekking tot het jaar 2007 (semidefinitieve ramingen zoals gepubliceerd in september 2009) 2. Meerdere auteurs hebben alternatieve ramingen van de zwarte economie gelanceerd met een waaier aan resultaten. Die alternatieven hanteren een invalshoek die afwijkt van de nationale rekeningen die conceptueel en qua aanwending van cijfermateriaal een integrerende visie hanteren bij de raming van de economische activiteit. Een recente alternatieve benadering komt uit op een bedrag van nagenoeg 60 mrd. EUR -dit is 17,9 pct. van het bbp van 2007- aan zwarte economie in België. Er wordt nagegaan of een dergelijk bedrag op een betekenisvolle manier kan worden ingepast in de drie optieken van de nationale rekeningen die hierbij als referentiekader fungeren. 1 EXHAUSTIVITEIT Eén van de doelstellingen van de nationale rekeningen is dat ze exhaustief zijn wat betekent dat alle transacties die zich in de beschouwde periode hebben voorgedaan er in verwerkt zijn. Niet alle transacties worden teruggevonden in administratieve en fiscale aangiften, die de voornaamste basis vormt van het cijfermateriaal voor de opmaak van de nationale rekeningen. Exhaustiviteit van het bbp wordt bekomen door: administratieve informatie en de resultaten van steekproef- en ander onderzoek zo correct mogelijk naar de populatie te extrapoleren aan de hand van een bedrijfsregister; de definities van het ESR 1995 zo nauwkeurig mogelijk toe te passen en, meer specifiek, de ondergrondse economie in de berekeningsmethodes op te nemen. 1.1 REPERTORIUM VAN PRODUCTIE-EENHEDEN Ten behoeve van de nationale rekeningen wordt jaarlijks een 'Repertorium van productieeenheden' gecompileerd waarin nog enkel de niet-btw-plichtige productie-eenheden zonder rechtspersoonlijkheid èn zonder personeel ontbreken. De aggregaten voor laatstgenoemde eenheden worden berekend via een ander register, met name het bestand met de aangiften in de personenbelasting (waaruit de informatie wordt geput voor de juridische beroepen, medische beroepen en zaakvoerders en bestuurders). Er kan dan ook gesteld worden dat de berekening van het bbp via de productieoptiek gebaseerd is op een exhaustief register. 1.2 NALEVING VAN DE ESR 1995- DEFINITIES De toepassing van ESR 3 1995-definities wordt in de productieoptiek gerealiseerd door een gedetailleerde raming te maken van alle overgangscomponenten tussen de administratieve aggregaten en de aggregaten volgens de concepten van de nationale rekeningen. In het kader van de problematiek rond de exhaustiviteit zijn de correcties voor lonen in natura, fooien en ondergrondse economie de meest relevante. Lonen in natura zijn door de ondernemingen zelf geproduceerde of aangekochte goederen en diensten die gratis of beneden de werkelijke waarde ter beschikking worden gesteld aan de werknemers. Het belangrijkste voorbeeld hiervan zijn bedrijfswagens. De registratie van lonen in natura heeft een positief effect op de toegevoegde waarde omdat de hiermee overeenstemmende 2 In juli 2010 werden herziene cijfers m.b.t. het bbp gepubliceerd. De revisie m.b.t. het jaar 2007 is evenwel slechts marginaal (bbp + 137 mln. EUR of + 0,04 pct.). 3 Europees Stelsel van Rekeningen.

3. productie wordt opgevoerd (P1+, D1+) of de door de ondernemingen aangekochte goederen en diensten worden gecatalogeerd als loon (P2-, D1+). In een aantal takken (horeca, taxi's) wordt rekening gehouden met het toekennen van fooien. De omzet wordt hiermee opgehoogd. Langs de kant van de inkomens komen deze fooien terecht in de lonen (S11-ondernemingen) en de inkomens van de zelfstandigen (S14-ondernemingen). Het bedrag aan uitgekeerde lonen in natura en fooien wordt geraamd op resp. 1.875 mln. EUR en 478 mln. EUR in 2007 (in totaal 0,7pct. van het bbp). De ondergrondse economie bestaat uit: de illegale economie en; de zwarte economie. Tot de illegale economie behoren activiteiten die volgens de concepten van de nationale rekeningen binnen de productiegrens vallen, doch wettelijk niet toegelaten zijn. Tot nu toe zijn deze activiteiten (productie en handel in drugs, prostitutie, smokkel van alcohol en sigaretten, illegale wapentrafiek etc.) niet opgenomen in de nationale rekeningen 4. Zwarte economie bestaat uit verborgen ondernemingen plus verborgen activiteiten. Hoewel het niet uitgesloten is dat er ondernemingen actief zijn die niet geregistreerd zijn bij de fiscale en sociale administraties gaan we ervan uit dat dit fenomeen niet wijdverspreid is in België. Het feit dat de werkgelegenheid zoals deze kan worden afgeleid uit de arbeidskrachtenenquête (gevoerd bij de gezinnen) statistisch niet significant verschilt van de werkgelegenheid die kan worden afgeleid uit de administratieve bronnen, is een indicatie dat het fenomeen van de verborgen ondernemingen/arbeid beperkt in omvang is. Vanuit statistisch oogpunt wordt er dan ook geen bijschatting gemaakt voor verborgen ondernemingen. Voor de verborgen activiteiten wordt wel een overgangscorrectie gemaakt van de administratieve aggregaten (omzet en aankopen van lopende goederen en diensten in de jaarrekeningen en de BTW-aangiften, baten van vrije beroepen en beroepskosten in de aangiften in de personenbelasting) naar de aggregaten ESR 1995. Het is de bedoeling om op die manier een raming te maken van de zwarte toegevoegde waarde. Een globale correctie per SUT-tak 5 wordt bekomen door toepassing van percentages op omzet en aankopen voor S11-KMO niet-financiële vennootschappen 6 en S14-ondernemingen (zelfstandigen) afzonderlijk, en dit volgens de NACE-indeling die binnen een SUT-tak relevant geacht wordt voor een gedifferentieerde correctie per activiteit (nace 3 of nace 4 digit). Er wordt hierbij van uit gegaan dat fiscale fraude met impact op het bbp niet voorkomt in de financiële sector (S12), de Instellingen zonder winstoogmerk (IZW's) ten behoeve van de huishoudens (S15) en de overheid (S13) 7. Zoals in de meeste andere Europese landen is de zwarte economie het sterkst ontwikkeld in de bedrijfstakken die het grootste gedeelte van hun productie aan particulieren leveren. Dit geldt onder meer voor de bouwnijverheid (in het bijzonder voor de bouwinstallatie en de afwerking van gebouwen), de detailhandel, het onderhoud en de reparatie van motorvoertuigen, hotels en restaurants, en andere diensten aan particulieren. De ophoging voor zwarte economie geraamd in het kader van de nationale rekeningen behelst in de praktijk de raming van niet gefactureerde omzet voor geleverde goederen en diensten en de hiermee samenhangende in het zwart aangekochte inputs. Omdat een deel van de zwarte activiteit wordt gerealiseerd via de inzet van niet aangegeven arbeid wordt er ook een schatting gemaakt van zwarte lonen en zwarte werkgelegenheid. 4 Volgens voorlopige ramingen zou het belang van drugs en prostitutie in België uitkomen op 0,6 pct. van het bbp. 5 Bedrijfstakindeling zoals gebruikt in de aanbod- en gebruikstabel (Supply and Use Tabel). Er worden in deze tabel 120 bedrijfstakken onderscheiden. 6 Er gebeurt geen ophoging voor grote vennootschappen die een volledig schema van de jaarrekening neerleggen en voor vzw's gesectoriseerd in S11. 7 In S13 en S15 is de toegevoegde waarde gelijk aan de loonmassa plus de (economische) afschrijvingen geraamd via de Perpetual Inventory Methode.

4. Die verborgen activiteiten geven aanleiding tot minderontvangsten in de directe belastingen (personenbelasting, vennootschapsbelasting), de sociale zekerheid (bijdragen van werknemers en werkgevers) en de BTW. Die correctie dekt dus zeker niet de totale fraude doch enkel het deel dat slaat op onderrapportering van inkomens verdiend in het kader van een productieactiviteit (door vennootschappen en zelfstandigen). Andere vormen van fraude zoals het opblazen van beroepskosten door loontrekkenden (waardoor er minderontvangsten zijn in de personenbelasting), de niet-aangifte van inkomens uit vermogen of de vermogens zelf (waardoor er minderontvangsten zijn in de roerende voorheffing of de successierechten), in het buitenland geparkeerde zwarte vermogens die via een eenmalige aanslag worden geregulariseerd, misbruiken in het kader van de notionele intrestaftrek, fiscale constructies met kasgeldvennootschappen of frauduleus gebruik van het systeem van "definitief belaste inkomsten" (die aanleiding geven tot minderontvangsten in de vennootschapsbelasting) enz. worden niet gecapteerd in de nationale rekeningen. 2 OPHOGING VOOR ZWARTE ECONOMIE IN DE NATIONALE REKENINGEN 1997-2007: SYNTHESE Tabel 1: Ophoging voor zwarte economie in de productieoptiek van de nationale rekeningen A. In mln. EUR 1997 2000 2003 2007 ophoging toegevoegde waarde voor zwarte economie 7.704 9.282 10.129 12.350 huishouddiensten 464 502 613 530 totaal 8.168 9.784 10.742 12.879 bbp 221.202 252.216 275.716 334.948 B. In pct.-bbp 1997 2000 2003 2007 ophoging toegevoegde waarde voor zwarte economie 3,48% 3,68% 3,67% 3,69% huishouddiensten 0,21% 0,20% 0,22% 0,16% totaal 3,69% 3,88% 3,90% 3,85% Het totaalbedrag van de ophoging van de toegevoegde waarde voor zwarte economie en de raming voor huishoudhulp in het zwart beloopt 12.879 mln. EUR (12.350 resp. 530 mln. EUR) of 3,85 pct. van het bbp in 2007 pct. Omdat de toerekeningspercentages i.v.m. de zwarte economie niet werden herzien sinds de invoering, 10 jaar geleden, van het ESR 1995 is het aandeel van de zwarte economie in het bbp weinig veranderd (3,7 pct. à 3,9 pct.). Wijzigingen in het gewicht van de verschillende bedrijfstakken hebben per saldo een klein effect op het totale procentuele aandeel van de zwarte economie in het bbp. Zo is door het succes van de dienstencheques het aandeel van de zwarte huishoudhulp de jongste jaren teruggelopen. Er kan worden overwogen om de ophogingcoëfficiënten te evalueren, en indien nodig aan te passen, als onderdeel van de occasionele herziening van de nationale rekeningen die zich om de 5 jaar voordoet.

5. 3 OPHOGING VOOR ZWARTE ECONOMIE IN DE NATIONALE REKENINGEN 2007: NAAR SECTOR Uit tabel 2 blijkt dat er 8.043 mln. EUR zwarte toegevoegde waarde wordt opgevoerd in S11 Nietfinanciële vennootschappen (ophoging van 4,5pct.) en 4.837 mln. EUR (incl. huishoudhulp) in S14 Huishoudens (ophoging van bijna 11 pct.). In S12 Financiële sector, S13 Overheid en S15 IZW's t.b.v. huishoudens gebeurt er geen ophoging. De instellingen uit de "non profit sector" (ziekenhuizen, rusthuizen, gehandicaptensector, jeugdzorg, enz.) zijn gesectoriseerd in S11 en worden, evenals de nutsbedrijven, niet door de ophoging beïnvloed. Tabel 2: Belang van zwarte economie in België volgens de nationale rekeningen (productieoptiek 2007) Toegevoegde waarde (mln. EUR) wit zwart totaal Niet financiële vennootschappen (S11) zwart/wit (%) volledige schema's (excl. energie) 115.050 0 115.050 0,0% verkorte schema's 38.781 8.043 46.823 20,7% ziekenhuizen 8.305 0 8.305 0,0% markt vzw's (a) 8.608 0 8.608 0,0% elektriciteit, gas en water 6.262 0 6.262 0,0% totaal 177.006 8.043 185.048 4,5% Huishoudens (S14) woningdiensten 24.226 0 24.226 0,0% huishouddiensten 0 530 530 overige (zelfstandigen) 20.093 4.307 24.400 21,4% zaakvoerders en bestuurders 8.429 0 8.429 0,0% overige zelfstandigen 11.664 4.307 15.971 36,9% totaal 44.319 4.837 49.156 10,9% Financiële instellingen (S12) S121+S122 8.202 0 8.202 S123+S124 4.652 0 4.652 S125 3.224 0 3.224 totaal 16.078 0 16.078 0,0% Overheid (S13)- totaal 44.974 0 44.974 0,0% Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S15) -totaal 3.007 0 3.007 0,0% Totale economie (S1) 285.384 12.879 298.263 4,5% Component met ophoging 50.445 12.879 63.324 25,5% Component zonder ophoging 234.939 0 234.939 0,0% productgebonden belastingen (D21) 39.180 productgebonden subsidies (D31) (-) -2.495 bbp 334.948 aandeel zwarte toegevoegde waarde in bbp 3,8% (a) maatschappelijke dienstverlening (rusthuizen, gehandicaptensector, jeugdzorg), sociale secretariaten, enz. De activiteit van ondernemingen met volledige schema's uit andere bedrijfstakken wordt evenmin opgehoogd 8. Er wordt van uit gegaan dat die vennootschappen hun belastbare basis niet 8 Tot deze groep van ondernemingen behoren ook enkele zeer grote door de overheid gecontroleerde ondernemingen (NMBS-de nationale spoorwegmaatschappij, De Post, Belgacom,...) waarvan men bovendien redelijkerwijs mag veronderstellen dat hun rekeningen exhaustief zijn.

6. minimaliseren via het opzetten van zwarte omzet- en aankoopcircuits doch via (legale) fiscale optimalisatietechnieken. De administratieve gegevens van de KMO worden opgehoogd met bijna 21 pct. en is terug te voeren naar enkele specifieke bedrijfstakken (cf. punt 4). De helft van de toegevoegde waarde in S14 Huishoudens komt op rekening van de woningdiensten. Concreet gaat het hier over de effectieve huuropbrengsten van verhuurde huizen en de toegerekende huur van door de eigenaar zelf bewoonde huizen. Deze bedragen zijn fraudeongevoelig voor de nationale rekeningen ingevolge de gehanteerde methode prijs*hoeveelheidbenadering (in dit geval hier de gemiddelde huurwaarde*woningenstock). De vergoeding betaald aan huispersoneel slaat bijna uitsluitend op zwarte economie 9. Het deel van deze activiteit dat in het wit circuit is terechtgekomen (via het systeem van dienstencheques) duikt op in de bedrijfstakken die het personeel betaald via dienstencheques tewerkstellen. Het ophogingspercentage van de toegevoegde waarde bij zelfstandigen bedraagt iets meer dan 21 pct. In deze benadering bedraagt de component van de toegevoegde waarde met ophoging nagenoeg 50 mrd. EUR (toegevoegde waarde gerealiseerd door de niet-financiële KMO en toegevoegde waarde gerealiseerd door zelfstandigen m.u.v. de zaakvoerders en bestuurders) op een totaal van ongeveer 285 mrd. EUR of 17,6 pct.. De ophoging, met 12,9 mrd. EUR, van die relatief kleine component is evenwel vrij belangrijk (iets meer dan 25 pct.). Indien die ophoging gerelateerd wordt aan de totale witte toegevoegde waarde bedraagt ze slechts 4,5 pct.. De zwarte economie (de ophoging) uitgedrukt als aandeel van het bbp (witte toegevoegde waarde + zwarte toegevoegde waarde + netto productgebonden belastingen) bedraagt 3,8 pct. in 2007. 4 OPHOGING VOOR ZWARTE ECONOMIE IN DE NATIONALE REKENINGEN 2007: NAAR BEDRIJFSTAK In de landbouw, bosbouw en visserij ligt de ophoging voor zwarte economie zeer laag omdat de raming van de productie in deze tak uitgaat van de prijs*hoeveelheidbenadering gesteund op observeerbare geregistreerde prijzen en productievolumes. Zoals reeds gesteld is er evenmin een ophoging in de energiesector, de woningdiensten, de financiële diensten, de inkomens van zaakvoerders en bestuurders maar wordt het totaal van de huishouddiensten als zwart beschouwd. In S14 Huishoudens worden de bedragen uit de fiscale aangiften (BTW voor BTW-plichtigen, personenbelasting voor niet BTW-plichtigen) integraal opgehoogd. De ophogingspercentages zijn het laagst (23 pct. à 33 pct.) in de verwerkende nijverheid, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, overige persoonlijke diensten en vervoer, opslag en communicatie. In de takken garages en handel, horeca en zakelijke dienstverlening beloopt de ophoging tussen 41 pct. en 54 pct. en in de bouw is dit 100 pct. In S11 Niet-financiële vennootschappen hangt de ophoging voor zwarte economie af van het aandeel van KMO in de totale toegevoegde waarde - de toegevoegde waarde van grote vennootschappen en markt vzw's wordt immers niet opgehoogd - en van de ophogingspercentages per bedrijfstak (nace3 en/of nace4 niveau). De beperkte ophoging in de verwerkende nijverheid (0,6 pct.) en vervoer opslag en communicatie (1,5 pct.) hangt samen met het doorslaggevend belang van grote ondernemingen in de totale toegevoegde waarde (resp. 88 pct. en 83 pct.). In de andere bedrijfstakken is het belang van KMO groter wat tot uiting komt in hogere ophogingspercentages. 9 Een beperkt deel van het huispersoneel wordt officieel ingeschreven bij de RSZ, doch wordt hier als nul beschouwd.

7. Tabel 3.1: Zwarte toegevoegde waarde in S14 per bedrijfstak (2007) (mln. EUR) wit zwart totaal zwart/wit landbouw, bosbouw en visserij 1.937 14 1.951 0,7% verwerkende nijverheid (incl. winning van delfstoffen) 589 133 722 22,6% bouw 1.260 1.259 2.518 99,9% garages, groothandel en kleinhandel 1.896 782 2.678 41,2% hotels, restaurants en cafés 874 463 1.337 52,9% vervoer, opslag en communicatie 222 72 294 32,4% ondersteunende diensten i.v.m. financiële instellingen 528 0 528 0,0% exploitatie en handel in onroerende goederen 24.276 16 24.292 0,1% woningdiensten 24.226 0 24.226 0,0% overige 50 16 66 32,1% verhuur en zakelijke dienstverlening 10.056 890 10.947 8,9% zaakvoerders en bestuurders 8.429 0 8.429 0,0% overige 1.627 890 2.517 54,7% onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 2.066 509 2.575 24,6% overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten 615 169 784 27,4% particuliere huishoudens met werknemers 0 530 530 - totaal 44.319 4.837 49.156 10,9% Tabel 3.2: Zwarte toegevoegde waarde in S11 per bedrijfstak (2007) (mln. EUR) wit zwart totaal zwart/wit landbouw, bosbouw en visserij 645 0 645 0,0% verwerkende nijverheid (incl. winning van delfstoffen) 47.954 312 48.266 0,6% productie en distributie van elektriciteit, gas en water 6.262 0 6.262 0,0% bouw 10.659 2.450 13.109 23,0% garages, groothandel en kleinhandel 34.169 2.013 36.183 5,9% hotels, restaurants en cafés 3.296 223 3.519 6,8% vervoer, opslag en communicatie 19.442 287 19.729 1,5% exploitatie en handel in onroerende goederen 4.415 634 5.049 14,4% verhuur en zakelijke dienstverlening 28.738 1.277 30.016 4,4% onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 16.660 646 17.306 3,9% overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten 4.765 201 4.966 4,2% totaal 177.006 8.043 185.048 4,5% Tabel 3.3: Zwarte toegevoegde waarde in S11+S14 per bedrijfstak (2007) (mln. EUR) wit zwart totaal zwart/wit landbouw, bosbouw en visserij 2.581 14 2.596 0,6% verwerkende nijverheid (incl. winning van delfstoffen) 48.543 445 48.988 0,9% productie en distributie van elektriciteit, gas en water 6.262 0 6.262 0,0% bouw 11.918 3.709 15.627 31,1% garages, groothandel en kleinhandel 36.066 2.795 38.861 7,8% hotels, restaurants en cafés 4.170 686 4.856 16,4% vervoer, opslag en communicatie 19.665 359 20.023 1,8% ondersteunende diensten i.v.m. financiële instellingen 528 0 528 0,0% exploitatie en handel in onroerende goederen 28.691 650 29.341 2,3% woningdiensten 24.226 0 24.226 0,0% overige 4.465 650 5.115 14,6% verhuur en zakelijke dienstverlening 38.795 2.167 40.962 5,6% zaakvoerders en bestuurders 8.429 0 8.429 0,0% overige 30.365 2.167 32.533 7,1% onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 18.726 1.155 19.881 6,2% overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten 5.380 370 5.750 6,9% particuliere huishoudens met werknemers 0 530 530 - totaal 221.325 12.879 234.204 5,8%

8. 5 KAN EEN CIJFER VAN 60 MRD. EUR ZWARTE ECONOMIE OP EEN ZINVOLLE MANIER WORDEN GEÏNTEGREERD IN DE NATIONALE REKENINGEN? Volgens sommige studies zou de fraude in België ca. 60 mrd. EUR 10 bedragen (= 17,9 pct. van het bbp van 2007). Hierna wordt nagetrokken of een dergelijk bedrag op een zinvolle manier kan worden ingepast in de productie-, inkomens- en bestedingsoptiek van de nationale rekeningen. De uitvoering van dergelijke simulaties binnen het concept van de nationale rekeningen heeft zijn nut. Immers de simulatie wordt doorgevoerd in de 3 optieken (productie, inkomen en bestedingen) van de nationale rekeningen die geïntegreerd worden en die bovendien elk gevoed worden door cijfergegevens uit diverse autonome statistieken en administratieve bronnen en daardoor als referentiekader best aanvaardbaar zijn. 5.1 MOGELIJKE INPASSING VAN 60 MRD. EUR FRAUDE IN DE PRODUCTIEOPTIEK Ervan uitgaande dat enkel de toegevoegde waarde van KMO met een niet-financiële activiteit en zelfstandigen worden opgehoogd, zou de toerekening van 60 mrd. EUR zwarte toegevoegde waarde impliceren dat wat ze in het zwart genereren even groot zou zijn als wat ze officieel aangeven (zie tabel 4). Tabel 4: Alternatief scenario 1 waarbij de zwarte economie 60 mrd. EUR zou bedragen (*) (mln. EUR) wit zwart totaal Niet financiële vennootschappen (S11) zwart/wit (%) volledige schema's (excl. energie) 115.050 0 115.050 0,0% verkorte schema's 38.781 39.377 78.157 101,5% ziekenhuizen 8.305 0 8.305 0,0% markt vzw's (a) 8.608 0 8.608 0,0% elektriciteit, gas en water 6.262 0 6.262 0,0% totaal 177.006 39.377 216.382 22,2% Huishoudens (S14) woningdiensten 24.226 0 24.226 0,0% huispersoneel 0 530 530 overige (zelfstandigen) 20.093 20.093 40.186 100,0% zaakvoerders en bestuurders 8.429 overige zelfstandigen 11.664 totaal 44.319 20.623 64.942 46,5% Financiële instellingen (S12) S121+S122 8.202 0 8.202 0,0% S123+S124 4.652 0 4.652 0,0% S125 3.224 0 3.224 0,0% totaal 16.078 0 16.078 0,0% Overheid (S13) - totaal 44.974 0 44.974 0,0% Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S15) - totaal 3.007 0 3.007 0,0% Totale economie (S1) 285.384 60.000 345.383 21,0% component met ophoging 58.874 60.000 118.874 101,9% fraudeongevoelige component zonder ophoging 226.510 0 226.510 0,0% productgebonden belastingen (D21) 39.180 productgebonden subsidies (D31) (-) -2.495 bbp 285.384 60.000 382.068 21,0% aandeel zwarte B1g in bbp 15,7% (*) zwarte toegevoegde waarde wordt verdeeld over zelfstandigen en KMO. (a) maatschappelijke dienstverlening (rusthuizen, gehandicaptensector, jeugdzorg), sociale secretariaten, enz. 10 Schneider F. (2010), The influence of the economic crisis on the underground economy in Germany and the other OECD-countries in 2010: a (further) increase.

9. Men kan zich de vraag stellen wat de impact zou zijn van de verruiming van de component met ophoging tot de bestuurders en zaakvoerders in S14 (hypothese 15 pct. fraude en 60 pct. voor de overige zelfstandigen) een deel van S12 (hypothese 20 pct. in S123 en S124) en de grote ondernemingen in S11 (bij de KMO aanvaarden we maximaal 40 pct. fraude). In die hypothese komt bijna 35 mrd. EUR van het totaal bedrag aan ophoging voor zwarte toegevoegde waarde terecht bij de grote vennootschappen waardoor hun toegevoegde waarde met 30 pct. zou moeten worden opgehoogd (zie tabel 5). Dit zou dus impliceren dat er op een systematische manier belangrijke zwartgeld circuits (met impact op het bbp) worden opgezet door grote ondernemingen (een belangrijk deel van de omzet en de aankopen van goederen en diensten wordt niet gefactureerd en/of er worden op grote schaal fictieve aankoopfacturen geboekt). In deze hypothese zou de attestering van de jaarrekening door de bedrijfsrevisor ("true and fair view") en/of de fiscale controles te wensen overlaten. Tabel 5: Alternatief scenario 2 waarbij de zwarte economie 60 mrd. EUR zou bedragen (*) Toegevoegde waarde 2007 (mln. EUR) wit zwart totaal Niet financiële vennootschappen (S11) zwart/wit (%) volledige schema's (excl. energie) 115.050 34.778 149.828 30,2% verkorte schema's 38.781 15.498 54.278 40,0% ziekenhuizen 8.305 0 8.305 0,0% markt vzw's (a) 8.608 0 8.608 0,0% elektriciteit, gas en water 6.262 0 6.262 0,0% totaal 177.006 50.276 227.281 28,4% Huishoudens (S14) woningdiensten 24.226 0 24.226 0,0% huispersoneel 0 530 530 overige (zelfstandigen) 20.093 8.265 28.358 41,1% zaakvoerders en bestuurders 8.429 1.265 15,0% overige zelfstandigen 11.664 7.000 60,0% totaal 44.319 8.795 53.114 19,8% Financiële instellingen (S12) S121+S122 8.202 0 0 0,0% S123+S124 4.652 930 5.582 20,0% S125 3.224 0 0 0,0% totaal 16.078 930 17.008 5,8% Overheid (S13) - totaal 44.974 0 44.974 0,0% Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S15) - totaal 3.007 0 3.007 0,0% Totale economie (S1) 285.384 60.000 345.384 21,0% component zonder ophoging 178.576 60.000 238.576 33,6% component met ophoging 106.807 0 106.807 productgebonden belastingen (D21) 39.180 productgebonden subsidies (D31) (-) -2.495 bbp 285.384 60.000 382.068 21,0% aandeel zwarte B1g in bbp 15,7% (*) Maximaal 15pct. ophoging bij de zaakvoerders en bestuurders en 60 pct. bij de overige zelfstandigen, 40 pct. bij de kleine en middelgrote vennootschappen en 20 pct. bij de financiële hulpbedrijven. De overige zwarte toegevoegde waarde wordt toegekend aan de grote niet-financiële vennootschappen. (a) maatschappelijke dienstverlening (rusthuizen, gehandicaptensector, jeugdzorg), sociale secretariaten enz. De inpassing van een bedrag van 60 mrd. EUR fraude met bbp-impact (47 mrd. EUR meer dan actueel) stelt statistisch vraagtekens. Men kan zich ook de vraag stellen wat de inpassing langs de kant van de inkomens en de bestedingen teweeg zou brengen.

10. 5.2 MOGELIJKE INPASSING VAN 47 MRD. EUR EXTRA ZWARTE ACTIVITEIT IN DE INKOMENSOPTIEK 5.2.1 VERDELING OVER LONEN EN EXPLOITATIEOVERSCHOT/GEMENGD INKOMEN Actueel is 12,9 mrd. EUR zwarte toegevoegde waarde vervat in de nationale rekeningen. Een verrekening van 60 mrd. EUR betekent dat bijkomend 47,1 mrd. EUR moet verdeeld worden over de zelfstandigen (S14) en de vennootschappen (S11/S12). Omdat slechts een kleine minderheid van de zelfstandigen met personeel werkt, wordt slechts een zeer kleine fractie van de zwarte toegevoegde waarde als (zwart) loon uitgekeerd (0,1 mrd. EUR). De rest zijn zwarte inkomens van de zelfstandigen. Het aandeel van de aangegeven loonkosten in de aangegeven toegevoegde waarde bij de vennootschappen is nagenoeg 55 pct.. Omdat zwarte lonen netto worden uitgekeerd, kunnen deze laatste worden geschat op 45 pct. van de loonkosten. Derhalve kunnen de zwarte lonen uitgekeerd door de vennootschappen worden geraamd op ca. 1/4 van de zwarte toegevoegde waarde of 10,7 mrd. EUR (het saldo is zwart exploitatieoverschot waarvan het grootste deel vermoedelijk ook finaal zou terechtkomen bij de huishoudens als uitkering van 'zwart dividend'). Tabel 6: Verdeling van 47,1 mrd. EUR extra zwarte toegevoegde waarde over lonen en gemengd inkomen/exploitatieoverschot (mrd. EUR) B1g D1 B2g/B3g S14 Zelfstandigen 4,0 0,1 3,9 S11/S12 Vennootschappen 43,1 10,7 32,4 De verdeling van deze extra toegevoegde waarde over lonen en exploitatieoverschot/gemengd inkomen zou resulteren in de situatie B (relatief kleine toename van de lonen en grote stijging van de winsten/gemengde inkomens). Hierdoor zou het winstaandeel in het bbp (43,4 pct.) bijna even groot worden als het loonaandeel (46,8 pct.). De verhouding tussen beide zou leiden tot een ratio van 1,07 en dus fors afwijken van de ratio's in de ons omringende landen (1,24 tot 1,47). Tabel 7: Inkomensoptiek na integratie 47,1 mrd. EUR extra zwarte lonen en exploitatieoverschot/ gemengd inkomen (2007) Na extra (mln. EUR) Huidige nationale rekeningen (A) toerekening van 47.1 mrd. EUR (B) Variaties in pct. beloning werknemers 167.900 178.700 6,4% bruto exploitatieoverschot/gemengd inkomen 129.501 165.822 28,0% netto belastingen op productie en invoer 37.547 37.547 0,0% bbp 334.948 382.069 14,1% (aandeel bbp in %) A B B-A beloning werknemers 50,1% 46,8% -3,4% bruto exploitatieoverschot/gemengd inkomen 38,7% 43,4% 4,7% netto belastingen op productie en invoer 11,2% 9,8% -1,4% bbp 100,0% 100,0% 0,0%

11. 5.2.2 IMPACT OP HET FINANCIERINGSSALDO VAN DE HUISHOUDENS Er kan de vraag gesteld worden naar de impact van een eventuele sterke onderschatting van de zwarte inkomens van de huishoudens op hun financieringssaldo. Dit saldo wordt, op een autonome manier en gebruik makend van verschillend bronnenmateriaal, zowel in de reële rekeningen (verschil tussen middelen/ontvangsten en bestedingen/uitgaven) als in de financiële rekeningen (netto vorming van financiële activa) geraamd. Economische agenten waarvan de middelen (ontvangsten) groter zijn dan de bestedingen (uitgaven) zullen financiële activa opbouwen en/of financiële passiva aflossen. Dit is het geval voor de sector van de huishoudens die structureel een overschot aan middelen (positief vorderingensaldo) realiseren. Door particulieren verdiende witte en zwarte inkomens die niet worden geconsumeerd of geïnvesteerd duiken op in het financieel circuit. Indien de door de huishoudens verdiende zwarte inkomens - niet aangegeven inkomens van zelfstandigen, zwarte lonen, zwart exploitatieoverschot van KMO dat toevloeit aan de gezinnen - structureel zouden onderschat zijn in de reële rekeningen, zou een gevolg hiervan zijn dat het financieringssaldo geraamd in de financiële rekeningen (netto vorming van financiële activa) structureel boven het vorderingensaldo ligt in de reële rekeningen. In de periode 2001-2008 bedraagt de financiële spaarquote (vorderingensaldo/bruto beschikbaar inkomen) van de huishoudens gemiddeld 6.6%. Dit is het deel van het bruto beschikbaar inkomen dat niet wordt geconsumeerd of geïnvesteerd en dus aangewend wordt om netto financiële activa op te bouwen. Dit percentage is vermoedelijk een ondergrens voor zwarte inkomens omdat fraudeurs er geen belang bij hebben om er een exuberante levensstijl op na te houden (de fiscus kan immers ook een aanslag vestigen via "tekens en indiciën"). Een financiële spaarquote van 10% voor zwarte inkomens is vermoedelijk realistischer. Indien we veronderstellen dat het jaarlijks beschikbaar inkomen van de huishoudens structureel met gemiddeld 44 mrd. EUR zou onderschat zijn in deze periode dan zou het gevolg hiervan zijn dat het jaarlijks saldo in de financiële rekeningen 2.9 mrd. EUR (44*0.066) tot 4,4 mrd. EUR (44*0.1) hoger ligt dan in de reële rekeningen of cumulatief over de hele periode tussen de 23 tot 35 mrd. EUR. Uit tabel 8 blijkt dat het financiële sparen van de particulieren geraamd in de financiële rekeningen niet systematisch hoger ligt dan het vorderingensaldo in de reële rekeningen. De hypothese van een belangrijke onderschatting van de zwarte inkomens in de reële rekeningen tegenover de financiële rekeningen wordt alvast niet ondersteund. Tabel 8: Financieringssaldo van de particulieren (*) volgens de reële en financiële rekeningen (mrd. EUR) 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 cumul Financiële rekeningen 20,9 13,4 11,8 8,5 13,1 9,7 7,0 11,9 96,1 Reële rekeningen 15,4 15,4 13,6 10,4 7,5 9,2 10,7 12,2 94,4 verschil 5,5-2,0-1,9-1,9 5,6 0,5-3,7-0,3 1,8 (*) Huishoudens (S14) en IZW's t.b.v. huishoudens (S15). Het vorderingensaldo van S15 is verwaarloosbaar (+/- 0.1 mrd. EUR per jaar). FR: netto vorming van financiële activa zoals geraamd in de financiële rekeningen RR: vorderingenoverschot (middelen min bestedingen) in de reële rekeningen

12. 5.3 MOGELIJKE INPASSING VAN 47 MRD. EUR EXTRA ZWARTE ACTIVITEIT IN DE BESTEDINGSOPTIEK Tabel 9: Bestedingsoptiek vóór en na integratie van 47,1 mrd. EUR extra zwarte activiteit (2007) (mln. EUR) Huidige nationale rekeningen (A) Aanpassing zwart Na extra toerekening van 47.1 mrd. EUR (B) Variatie in pct P3 245.442 37.500 282.942 15,3% P3S13 74.659 0 74.659 0,0% P3S14 167.110 37.500 204.610 22,4% exogeen 62.093 0 62.093 0,0% overige componenten 105.018 37.500 142.518 35,7% P3S15 3.673 0 3.673 0,0% P51 72.753 2.500 75.253 3,4% P51S11 43.420 1.000 44.420 2,3% P51S12 2.609 0 2.609 0,0% P51S13 5.384 0 5.384 0,0% P51S14 20.814 1.500 22.314 7,2% investeringen zelfstandigen (incl. originelen) 2.459 0 2.459 0,0% registratierechten 3.245 0 3.245 0,0% investeringen in woongebouwen 15.110 1.500 16.610 9,9% P51S15 526 0 526 0,0% P52 3.848 621 4.469 16,1% P61 223.489 2.500 225.989 1,1% P62 55.947 1.000 56.947 1,8% P71 218.153-2.000 216.153-0,9% P72 48.379-1.000 47.379-2,1% P6-P7 12.905 6.500 19.405 50,4% bbp 334.948 47.121 382.069 14,1% met ophoging 186.004 47.121 233.125 25,3% zonder ophoging (P3S13+P3S15+P51S12+P51S13+P51S15+partP3S14) 148.944 0 148.944 0,0% Net zoals in de productieoptiek is een belangrijk deel (ca. 45 pct.) van de bestedingsoptiek fraudeongevoelig: de overheidsbestedingen (consumptieve bestedingen en investeringen: P3S13+P51S13); de consumptieve bestedingen en investeringen van de izw's: P3S15+P51S15; de investeringen in de financiële sector (hiervoor beschikken we over exhaustieve informatie); een belangrijk deel (37 pct.) van de consumptieve bestedingen van de gezinnen 11. Eventuele ophogingen zouden dus moeten gebeuren op de fraudegevoelige component van het gezinsverbruik, de netto uitvoer en de investeringen. Hierbij worden de onderstaande cijfermatige hypothesen gehanteerd die puur illustratief zijn bij het presenteren van mogelijke gevolgen van de extra toerekening van 47,1 mrd. EUR : de netto uitvoer wordt actueel met 50 pct. onderschat (hiervoor zijn in de praktijk geen indicaties); het prijsniveau van de nieuw gebouwde woningen wordt met 10 pct. onderschat (hiervoor zijn in de praktijk geen indicaties); 11 De bestedingscomponenten die langs de kant van de productie fraudeongevoelig zijn (werkelijke en toegerekende huur, uitgaven voor water, elektriciteit en gas, uitgaven voor ziekenhuizen en maatschappelijke dienstverlening, verzekeringen en financiële diensten) of geraamd worden via administratieve informatie die als betrouwbaar wordt beschouwd (aankoop van particuliere voertuigen, posterijen, onderwijs).

de voorraadwijzigingen worden met 0,6 mrd. EUR onderschat (hiervoor zijn in de praktijk geen indicaties); de verkopen van bestaande investeringsgoederen in S11 zijn met 1 mrd. EUR overschat (hiervoor zijn in de praktijk geen indicaties). Er is geen reden om te veronderstellen dat de aanschaffingen van vaste activa in de administratieve aangiften (jaarrekeningen en BTW) zouden onderschat zijn omdat op basis hiervan de fiscale afschrijvingen worden bepaald. Onder die hypothesen zouden de totale consumptieve bestedingen van de huishoudens met ongeveer 22 pct. moeten worden opgehoogd; omdat enkel de component met ophoging hiervoor in aanmerking komt zou de ophoging van dit deel uiteindelijk 36 pct. bedragen. De gezinsbudgetenquête is de belangrijkste bron die wordt gebruikt bij de raming van dit deel van het gezinsverbruik. De uitgaven die de huishoudens in die enquête rapporteren hebben betrekking op zowel in het officiële als in het zwarte circuit aangekochte goederen en diensten en de financiering van deze uitgaven gebeurt zowel door officieel aangegeven inkomens als door inkomens verdiend in het zwart. Er is dus geen reden om te veronderstellen dat de totale consumptieve uitgaven van de huishoudens zoals deze kunnen worden afgeleid uit de gezinsbudgetenquête structureel vertekend (onderschat) zouden zijn ten gevolge van fraude. De extra integratie van 47 mrd. EUR fraude (met impact op het bbp) zou aanleiding geven tot vrij verrassende gevolgen in de bestedingsoptiek, waarbij de impact op de private consumptie zeer opvallend is en vragen oproept inzake plausibiliteit. 13. Tabel 10: Synthetische bestedingsoptiek vóór en na integratie van 47,1 mrd. EUR extra zwarte activiteit 2007 (mln. EUR) Huidige nationale rekeningen (A) Na extra toerekening van 47.1 mrd. EUR (B) overheidsconsumptie 74.659 74.659 0,0% consumptieve bestedingen particulieren (S14 en S15) 170.784 208.284 22,0% overheidsinvesteringen 5.384 5.384 0,0% overige investeringen in vaste activa 67.369 69.869 3,7% voorraadwijzigingen 3.848 4.469 16,1% netto uitvoer 12.905 19.405 50,4% bbp 334.948 382.069 14,1% B/A (procentueel aandeel in bbp) A B B-A overheidsconsumptie 22,3% 19,5% -2,7% consumptieve bestedingen particulieren 51,0% 54,5% 3,5% overheidsinvesteringen 1,6% 1,4% -0,2% overige investeringen in vaste activa 20,1% 18,3% -1,8% voorraadwijzigingen 1,1% 1,2% 0,0% netto uitvoer 3,9% 5,1% 1,2% bbp 100,0% 100,0% 0,0%

14. 6 HET BELANG VAN DE ZWARTE ECONOMIE VOLGENS DE NATIONALE REKENINGEN EN VOLGENS F. SCHNEIDER De EU-lidstaten zijn verplicht om een gedetailleerde beschrijving te maken van de bronnen en methodes gebruikt bij de raming van het bbp en het bruto nationaal inkomen. Op basis hiervan kan voor een aantal onder hen de ophoging voor zwarte economie worden afgeleid. Ook F. Schneider publiceert ramingen over het belang van de "shadow economy" in verschillende OESO-landen. In onderstaande tabel worden deze cijfers voor een aantal landen met elkaar vergeleken. Tabel 11: Raming van de zwarte economie Nationale Schneider (b) (in pct. van bbp) Rekeningen (a) 1999-2000 2008-2009 1 2010 1 België 3,9 22,2 17,7 17,9 Oostenrijk ca. 3 9,8 8,3 8,7 Denemarken 0,8 18,0 14,1 14,4 Frankrijk 3,4 15,2 11,4 11,7 Noorwegen 2,4 19,1 15,0 15,4 Nederland 2 à 3 13,1 9,9 10,3 Slovenië 6,2 n.b. n.b. n.b. Tsjechië 6,9 n.b. n.b. n.b. Estland 7,4 n.b. n.b. n.b. Letland 10,1 n.b. n.b. n.b. Polen 12,1 n.b. n.b. n.b. Italië n.b. 27,1 21,7 22,2 Duitsland n.b. 16,0 14.4 14,7 OESO (c) n.b. 16,8 13,6 14,0 1 Voorlopige cijfers (a) Bedragen die kunnen worden afgeleid uit de bni-inventarissen van de verschillende EU- lidstaten. Veelal betrekking tot de periode 2001-2004. Verborgen ondernemingen plus verborgen activiteiten (excl. illegale economie). (b) Schneider F. (2010), The influence of the economic crisis on the underground economy in Germany and the other OECD-countries in 2010: a (further) increase. (c) Ongewogen gemiddelde voor 21 OESO-landen. De bedragen van de zwarte economie volgens de nationale rekeningen liggen voor de oude EUlidstaten tussen de 1 à 4 pct. wat opvallend lager is dan de cijfers van F. Schneider (10 à 20 pct. rond 2000). Het belang van de zwarte economie in de nieuwe EU-lidstaten - waarvoor Schneider geen raming heeft gemaakt - zou aanzienlijk hoger liggen dan in de oude EU-lidstaten (6 à 12 pct.). De ophoging puur uit hoofde van niet geregistreerde (verborgen) ondernemingen situeert zich in Estland, Letland en Polen tussen de 4 en de 6 pct.. De zwarte economie zou de voorbije 10 jaar in belang zijn afgenomen volgens F. Schneider, maar is vanaf 2010 opnieuw toegenomen.

15. 7 CONCLUSIE In de nationale rekeningen kan per definitie enkel de fraude met impact op het bbp worden verrekend. De overige fraude, die eveneens kan resulteren in fiscale minderontvangsten, is er onbekend. De fraude met impact op het bbp wordt door de nationale rekeningen geraamd op een kleine 12,9 mrd. EUR of 3,8 pct. van het bbp. Die benadering voert een ophoging toe (in functie van sector en bedrijfstak) voor de vennootschappen met beperkte jaarrekeningen en voor zelfstandigen (m.u.v. bestuurders en zaakvoerders). Er circuleert eveneens een cijfer van 60 mrd. EUR fraude voor België (bron: F. Schneider). Een dergelijk hoog cijfer van zwarte economie met impact op het bbp is moeilijk verzoenbaar met het systeem van nationale rekeningen dat als complex stelsel als benchmark kan gelden: dit cijfer impliceert zwarte activiteiten die even groot zijn als de officiële voor de zelfstandigen en de KMO of, wanneer de zwarte activiteit bij die producenten zou worden beperkt tot meer realistische proporties, zeer belangrijke fraudecircuits bij grote ondernemingen (systematische en significante onderrapportering van de toegevoegde waarde); het winstaandeel zou bijna even groot worden als het loonaandeel; de consumptieve bestedingen van de huishoudens zouden structureel fors hoger liggen. Bovendien wijst de exogene raming van de netto vorming van financiële activa door de gezinnen uit de financiële rekeningen alvast niet op een divergentie met het vorderingensaldo van de gezinnen volgens de reële rekeningen. Indien de zwarte economie 18 pct. zou bedragen van het bbp (of 60 mrd. EUR) zou er zich een totale ontkoppeling voordoen tussen de administratieve, fiscale en statistische bronnen (jaarrekeningen, fiscale aangiften, RSZ-aangiften, statistieken buitenlandse handel en betalingsbalans, gezinsbudgetenquête,...) en de economische realiteit. De omvang van 12,9 mrd. EUR (2007) in de Belgische nationale rekeningen steunt op gedetailleerde ophogingscoëfficiënten per institutionele sector en bedrijfstak die de jongste 10 jaar evenwel ongewijzigd zijn gebleven.

16. Bijlage: classificaties ESR 1995 Sectoren S11 S12 S121 S122 S123 S124 S125 S13 S14 S15 Niet-financiële vennootschappen Financiële vennootschappen Centrale bank Overige monetaire financiële instellingen Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Financiële hulpbedrijven Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Overheid Huishoudens Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens Transacties P1 productie P2 intermediair verbruik P3 consumptieve bestedingen P5 Investeringen (bruto) P51 Investeringen in vaste activa P52 Voorraadwijzigingen P6 uitvoer van goederen en diensten P61 uitvoer van goederen P62 uitvoer van diensten P7 invoer van goederen en diensten P71 invoer van goederen P72 invoer van diensten D1 beloning van werknemers Saldi B1g B2g B3g toegevoegde waarde (bruto) exploitatieoverschot (bruto) (vennootschappen) gemengd inkomen (bruto) (zelfstandigen)