GROTE WOONONDERZOEK 2013 Transitie en continuïteit in het Vlaamse woonmodel. Trends in woningtypologie, grootte en -bezetting tussen 2001 en 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GROTE WOONONDERZOEK 2013 Transitie en continuïteit in het Vlaamse woonmodel. Trends in woningtypologie, grootte en -bezetting tussen 2001 en 2013"

Transcriptie

1 GROTE WOONONDERZOEK 2013 Transitie en continuïteit in het Vlaamse woonmodel. Trends in woningtypologie, grootte en -bezetting tussen 2001 en 2013 Lieve Vanderstraeten, Dominique Vanneste & Michael Ryckewaert

2

3 GROTE WOONONDERZOEK 2013 Transitie en continuïteit in het Vlaamse woonmodel. Trends in woningtypologie, grootte en bezetting tussen 2001 en 2013 Lieve Vanderstraeten, Dominique Vanneste & Michael Ryckewaert Leuven, januari 2016

4 Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen en de Afdeling OTB Onderzoek voor de gebouwde omgeving van de TUD (Nederland). Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid. Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid, binnen het programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek De gegevens van de Sociaal-Economische Enquête 2001 vloeien voort uit het onderzoeksproject Monografie huisvesting en leefomgeving dat gefinancierd werd door Federaal Wetenschapssbeleid in het kader van het onderzoeksprogramma ATLAS: Valorisatie van de resultaten van de Sociaal-Economische Enquête Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Vanderstraeten L., Vanneste D. & Ryckewaert M. (2016), Grote Woononderzoek Transitie en continuïteit in het Vlaamse woonmodel. Trends in woningtypologie, grootte en -bezetting tussen 2001 en 2013, Steunpunt Wonen, Leuven, 81 p. Voor meer informatie over deze publicatie In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/2016/4718/002 ISBN STEUNPUNT WONEN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher. p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Deze publicatie is ook beschikbaar via

5 Inhoud Inleiding 1 1. Het Grote Woononderzoek 2013 (GWO2013) en de Sociaal Economische Enquête 2001 (SEE2001) Algemene duiding bij de Sociaal Economische Enquête 2001 en het Grote Woononderzoek De Sociaal Economische Enquête 2001 (SEE2001) Het Grote Woononderzoek 2013 (GWO2013) Duiding bij (de dataset van) de woningscreening De vergelijkbaarheid tussen de Sociaal Economische Enquête 2001 en het Grote Woononderzoek 2013: algemene gelijkenissen en verschillen tussen beide databanken Een woning wordt gelijkgeschakeld met een huishouden Steekproef versus populatie Objectieve informatie/interpretatie versus interpretatie door bewoner Duiding bij de gebruikte en aangemaakte variabelen in dit rapport De variabele woningtypologie De totale woonoppervlakte De woningbezetting Het ruimtelijk analysekader: de verschillende graden van verstedelijking volgens de stadsgewesten De andere variabelen Algemene evoluties inzake woningtypologie, woninggrootte en woningbezetting De evolutie van de woningtypologie De oppervlakte van de individuele ruimtes anno De evolutie van de woonoppervlakte De evolutie van het aantal kamers en leefruimtes in de woning De evolutie van de woningbezetting, Analyse van een aantal specifieke trends en hypothesen Verklarend maatschappelijk kader inzake gekozen tendensen Toename van het aandeel meergezinswoningen Heroriëntering van de woningbouw in Vlaanderen: de toenemende bouw van meergezinswoningen Veranderend profiel van de bewoners: wie woont anno 2013 in de meergezinswoningen? Veranderende ruimtelijke spreiding: waar vinden we anno 2013 de meergezinswoningen terug? Toename van het aandeel middelkleine woningen Toename van het aandeel middelkleine woningen: impact nieuwbouw, verbouwingen en afbraak/vervangbouw Enkele woning en bewonerskenmerken van de middelkleine woningen Ruimtelijke spreiding van de middelkleine woningen Toename van het aandeel grote eengezinswoningen De bouw van grote eengezinswoningen De toename van de grote eengezinswoningen in ruimtelijk perspectief Het aandeel private huurwoningen daalt in het woningbestand van de grote eengezinswoningen Grootte beleving van de eigenaars van de grote eengezinswoningen, de twee gezichten van de grote eengezinswoningen? 43 Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001. v

6 3.5 Toename van het aandeel onderbezette woningen Woningkenmerken van de onderbezette woningen Bewonersprofiel van de onderbezette woningen Het aandeel onderbezette woningen stijgt voornamelijk buiten de verstedelijkte gebieden van de Vlaamse stadsgewesten Evolutie van het aandeel overbezette woningen Co housing met vrienden, kennissen of andere niet familieleden Evolutie van de diversiteit van het aanbod van de woningen Woningen bewoond door eigenaars Private huurwoningen Conclusies 56 Bijlagen 63 Bibliografie 74 Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001. vi

7 Inleiding In voorliggend rapport gaan we dieper in op een aantal trends die we vaststelden in het kader van de ontwikkelingen omtrent woningtypologie, woninggrootte en woningbezetting. Om een evolutieschets te maken, koppelen we terug naar de cijfers van de Sociaal Economische Enquête van 2001, de meest recente bron die ons soortgelijke informatie verschaft over de woninggroote en bezetting. In het eerste hoofdstuk van dit rapport schetsen we de gebruikte databanken. Omdat beide databanken vanuit een andere setting ontwikkeld zijn, gaan we in het eerste hoofdstuk dieper in op deze verschillende achtergrond om zo conclusies te trekken over de vergelijkbaarheid tussen beide databanken. Ook geven we in het eerste hoofdstuk methodologische achtergrondinformatie over de verschillende gebruikte variabelen in het rapport. In het tweede hoofdstuk analyseren we de algemene evoluties inzake woningtypologie, woninggrootte en woningbezetting om in het derde hoofdstuk dieper in te gaan op een aantal specifieke trends: de toename van het aandeel meergezinswoningen, de toename van het aandeel middelkleine woningen, de toename van het aandeel grote eengezinswoningen en de toename van het aandeel onderbezette woningen. Verder kijken we in het derde hoofdstuk ook naar de evolutie van het aandeel overbezette woningen en de evolutie van de diversiteit van het woningaanbod. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

8 1. Het Grote Woononderzoek 2013 (GWO2013) en de Sociaal Economische Enquête 2001 (SEE2001) 1.1 Algemene duiding bij de Sociaal Economische Enquête 2001 en het Grote Woononderzoek De Sociaal Economische Enquête 2001 (SEE2001) De Sociaal Economische Enquête uit 2001 was de laatste grootschalige volks en woningtelling waarbij de bevolking via het invullen van een vragenformulier werd bevraagd. De bedoeling van deze volkstelling was om grondige kennis te krijgen van de kenmerken van de bevolking, de huishoudens en de huisvesting. Voor het eerst werd er ook niet alleen naar feitelijke informatie gevraagd, maar ook naar meningen zoals het gezondheidsaanvoelen en de opinie over de kwaliteit van de leefomgeving. Het voegde een nieuwe dimensie toe aan de toenmalige stand van kennis. Op deze manier verzamelde de Sociaal Economische Enquête gegevens die elders niet beschikbaar waren, zeker niet op zo een volledig en fijnschalig niveau. Onderzoek was immers mogelijk tot op buurtniveau (statistische sector). De anonieme individuele gegevens zorgden, voor onderzoeksdoeleinden, voor quasi onbeperkte mogelijkheden bij het kruisen en combineren van variabelen. De rijkdom van gegevens omtrent huisvesting, getoetst aan socio economische en demografische kenmerken, was hiermee (zeer) groot. De databank werd aangeleverd door de diensten Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie. Het Steunpunt Demografie stond in voor de eerste kwaliteitscontrole van de data en leverde ook een aantal samengestelde variabelen aan zoals de LIPRO huishoudenstypes, het comfortniveau van de woning, het huishoudensinkomen, de nationaliteitsgroep, etc. Federaal Wetenschapsbeleid financierde en begeleidde de verwerking van de gegevens alsook de valorisatie onder de vorm van een aantal monografieën en atlassen. De Sociaal Economische Enquête was een populatiebevraging. Alle referentiepersonen van de huishoudens, 1 die als bewoner van België waren ingeschreven in het rijksregister op 1 oktober 2001, kregen een woningformulier in de bus. Dit betekent dat er geen informatie beschikbaar was over woningen waar niemand gedomicilieerd was in Langdurig leegstaande woningen, tweede verblijven, studentenkamers, woningen bewoond door personen zonder legaal verblijfstatuut, etc. werden dus buiten beschouwing gelaten. Gezien de enquête een bevraging betrof, betekent dit dat alle variabelen het resultaat zijn van de (subjectieve) inschatting van de referentiepersoon van het huishouden. 1 In elk particulier huishouden moet een referentiepersoon worden aangeduid, teneinde de plaats van elk lid binnen het huishouden te kunnen bepalen (verwantschap). In principe wordt als referentiepersoon de persoon genomen die werkelijk de belangen van het gezin behartigt of die voor het grootste deel in het onderhoud van het huishouden voorziet. Toch zal in werkelijkheid, de referentiepersoon degene zijn die zich in het huishouden bezighoudt met de administratieve zaken. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

9 De enquête kende over het algemeen een goede medewerking van de bevolking. 97% van de formulieren werd (gedeeltelijk) ingevuld teruggestuurd. De non respons bedroeg hiermee over het algemeen ongeveer 3%, al kan dit door de gedeeltelijke invulling van een aantal woningformulieren, (sterk) oplopen voor bepaalde vragen/variabelen (zie voor meer detail hieromtrent zie Vanneste et al., 2007, p26 27 & p191, Thomas et al., 2011, p. 3 4). In de groep non respons zitten zowel huishoudens waarvan het formulier onbesteld terug kwam omdat niemand bereikbaar was op het ogenblik van de enquête (gezinnen die tijdelijk in het buitenland verblijven, nepadressen, enzovoort), als huishoudens die het formulier wel ontvangen hadden maar bewust niet terugstuurden. De neerslag van de voornaamste resultaten omtrent de woningen, de woonsituatie van de Belgische huishoudens en de appreciatie van de woonomgeving anno 2001 kwam er enerzijds met de monografie Woning en woonomgeving in België (Vanneste et al., 2007) en anderzijds met de atlas Atlas van België. Wonen (Thomas et al., 2011). De publicaties waren het resultaat van het onderzoeksproject Monografie huisvesting en leefomgeving en de atlas Wonen dat gefinancierd werd door Federaal Wetenschapsbeleid in het kader van het onderzoeksprogramma ATLAS: Valorisatie van de resultaten van de Sociaal Economische Enquête Het Grote Woononderzoek 2013 (GWO2013) Het Grote Woononderzoek 2013 (GWO 2013) is een grootschalig onderzoek naar de woonsituatie van de Vlaamse huishoudens. Bij ongeveer huishoudens werd een interview afgenomen waarin gepeild werd naar diverse aspecten van de woonsituatie, de woonuitgaven en de financiering hiervan, de subjectieve beleving van de woningkwaliteit en de woonwensen en tevredenheid. Deze grootschalige bevraging leverde voor dit rapport de databank van de bevraging aan. Bij ongeveer huishoudens ging dit interview ook gepaard met een systematische screening van de volledige woning welke de databank van de screening opleverde. Daar de screening steeds werd uitgevoerd in een woning waarvan de bewoner ook geïnterviewd werd, is een koppeling tussen beide databanken mogelijk. Het veldwerk van het GWO 2013 werd uitgevoerd tussen september 2012 en december 2013 door IPSOS, een onderzoeksbureau dat hiervoor werkte in opdracht van de Vlaamse overheid. De inhoudelijke en wetenschappelijke vormgeving van de onderzoeksopzet en de controle van de datakwaliteit werden uitgevoerd door het Steunpunt Wonen, 2 een van de door de Vlaamse overheid aangestelde Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek Het onderzoeksbureau SumResearch stond als onderaannemer van het Steunpunt mee in voor de opleiding van de personen die de woningen inwendig screenden en voor de kwaliteitscontrole van deze data. Volgende rapporten brengen uitgebreid verslag uit over de uitvoering van het veldwerk, de kwaliteitscontrole en de databank: - Kristof Heylen, Lieve Vanderstraeten, Niels De Luyck & Brecht Vandekerckhove (2015), Grote Woononderzoek Veldwerk en kwaliteitscontrole. - Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert (2015), Grote Woononderzoek Kwaliteitscontrole van de in en uitwendige woningscreening, Leuven: Steunpunt Wonen 2 Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 3

10 De steekproef werd getrokken uit de populatie van Vlaamse huishoudens. Het Rijksregister fungeerde als steekproefkader. Dit heeft tot gevolg dat enkel bewoonde woningen werden opgenomen in de steekproef. Het onderzoek, de resultaten en de uitspraken die op basis daarvan worden gedaan, hebben dus enkel betrekking op het deel van de woningvoorraad waar er huishoudens gedomicilieerd zijn. Langdurig leegstaande woningen, tweede verblijven, studentenkamers, woningen bewoond door personen zonder legaal verblijfstatuut, etc. zijn dus niet in het onderzoek opgenomen. Om de steekproeven te corrigeren voor selectieve uitval, werd na de afwerking van het veldwerk en de export van de data, zoals gebruikelijk bij dergelijk onderzoek, een non responsanalyse uitgevoerd. Om te corrigeren voor onder en oververtegenwoordiging van groepen en gebieden werden twee gecombineerde weegfactoren berekend: een voor de steekproef van de bevraging, een andere voor de steekproef van de woningscreening. De weegfactor van de steekproef van de bevraging is gebaseerd op woningtype, leeftijd, ruimtelijke eenheid en grootte van het huishouden. In de weegfactor van de steekproef van de woningopname werd hier bovenop ook nog voor het aandeel sociale woningen gecorrigeerd. Controle van de representativiteit van de gewogen steekproeven naar een hele reeks van populatiekenmerken, bevestigde steeds weer dat de steekproeven een representatief staal zijn van de populatie naar de gecontroleerde elementen en dat we bijgevolg de resultaten op basis van de steekproef mogen projecteren als resultaten voor de gehele populatie. Meer informatie over steekproefdesign, respons en non respons, weegprocedure en toegevoegde variabelen is te vinden in Vanderstraeten & Heylen (2015). In sommige tabellen in dit rapport worden extrapolaties weergeven, die een inschatting geven van de totale omvang van het woningpatrimonium. Ook bij deze extrapolaties moet er rekening gehouden worden met het feit dat het gaat om een extrapolatie voor de bewoonde woningen, en dit op basis van het aantal bij het rijksregister gekende huishoudens in Vlaanderen op 1 januari 2013, welke huishoudens bedraagt. 1.2 Duiding bij (de dataset van) de woningscreening In dit rapport werken we voor de situatieschets van 2013 voornamelijk met de databank van de woningscreening. Bij woningen heeft, in het kader van het Grote Woononderzoek 2013, een objectieve screening plaatsgevonden zowel binnenin de woning als aan de buitenzijde van het gebouw (in andere rapporten over het Grote Woononderzoek 2013 ook wel in en uitwendige woningopname genoemd). Het doel van deze objectieve screening was om een betrouwbaar en objectief beeld te krijgen van de kwaliteit van de woningen. Omwille van de beleidsrelevantie werd er voor geopteerd om deze methodiek nauw te laten aansluiten bij het woningkwaliteitsbeleid van de Vlaamse overheid. Naast de opname/controle van een heel aantal aspecten in verband met de kwaliteit van de woning, werden ook de oppervlaktes van de woonruimtes opgemeten aan de hand van een lasermeter. De screening werd uitgevoerd door opgeleide enquêteurs. Aanvankelijk werden zowel het interview als de screening door een en dezelfde enquêteur uitgevoerd. Naar het einde van het onderzoek werd beslist om met duo profielen te werken waarbij enerzijds enquêteurs ingezet werden voor contactname en/of het afnemen van de vragenlijst, en anderzijds aparte enquêteurs ingezet werden voor het afnemen van de vragenlijst en/of de technische screening. Sommige enquêteurs bleken immers meer Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 4

11 affiniteit te hebben met contactname en face to face bevraging terwijl andere vooral technisch sterker onderlegd bleken. In tegenstelling tot wat in de aanloop van het onderzoek voorop gesteld werd, bleek dit geen negatieve impact te hebben op de responsgraad (Heylen, Debusschere & Winters, 2010). Bij de opzet van de screening werd zeer grote aandacht besteed aan de kwaliteitscontrole, gegeven het een nieuwe en technisch relatief complexe methodiek betreft. Dit omvat zowel de opleiding van de enquêteurs, de opvolging en bijsturing tijdens het veldwerk en de kwaliteitscontrole en betrouwbaarheidsanalyse van de uitgevoerde screenings of woningopnames. Er werd een meerdaagse opleiding georganiseerd door SumResearch, waarbij slecht presterende enquêteurs extra scholing kregen of geweerd werden indien ze niet slaagden voor de opleiding. De eerste drie technische screenings van elke enquêteur werden door SumResearch gecontroleerd op enkele cruciale aspecten. Daarnaast voerde Ipsos ook nog controles uit om mogelijke fraude op te sporen. In de oorspronkelijke onderzoeksopzet was voorzien om het aantal interviews en screenings te beperken tot 100 per enquêteur. Gegeven de moeilijkheden om voldoende enquêteurs te rekruteren en op te leiden, werd dit aantal opgetrokken tot maximaal 200. Dit werd weliswaar beperkt tot enquêteurs die goed presteerden, waarvoor SumResearch nog 10 extra willekeurige controles van de screenings uitvoerde. Ongeveer halfweg de uitvoering van het onderzoek voerde SumResearch een controle uit op aangeleverde databestanden, op basis waarvan ondermaats presterende enquêteurs of onvolledige screenings werden geweerd. Ten slotte werd een bijkomende kwaliteitscontrole en betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd door OSA waarbij 300 woningen aan een hercontrole werden onderworpen. Dit betrof een extra screening voor een beperkter aantal elementen uit de volledige screening (de zogenaamde light woningopname ) door 3 supervisors of controle enquêteurs. Enquêteurs die meer dan 50 screenings uitvoerden werden in principe 4 maal gecontroleerd. De 3 controle enquêteurs werden op hun beurt gecontroleerd door de verantwoordelijke voor de opvolging van het veldwerk en opleiding van SumResearch. De gedetailleerde resultaten van deze bijkomende kwaliteitscontrole is besproken in Vanderstraeten & Ryckewaert (2015). Het doel van deze hercontroles was ten eerste om de betrouwbaarheid van het uitgevoerde veldwerk te kunnen inschatten, niet om enquêteurs bijkomend te weren. Dit gebeurde via verschillende statistische technieken van inter rater reliability. 3 Deze analyses werden reeds in de loop van het veldwerk uitgevoerd, zodat enquêteurs ook konden bijgestuurd worden. Het volledige verkregen databestand van de woningscreening werd, na aanlevering door Ipsos, op interne inconsistenties en correctheid gecontroleerd. Dit liet toe om screenings te weerhouden waarvoor uit de controle van het bestand geen enkele aanwijzing van inconsistentie bleek. Ten eerste werden de schriftelijke opmerkingen van de enquêteurs over fouten bij de screening of de invoer via de tablet gecorrigeerd in het databestand (477 screenings). Ten tweede werden op basis van een doorgedreven controle op inconsistenties (onvolledige opnames, onmogelijke combinaties van waarden, en dergelijke meer) in het databestand uiteindelijk woningscreenings of opnames van de weerhouden (of 94%) voor de analyses. 3 Deze technieken laten toe om de betrouwbaarheid in te schatten waarmee verschillende enquêteurs eenzelfde situatie beoordelen Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 5

12 1.3 De vergelijkbaarheid tussen de Sociaal Economische Enquête 2001 en het Grote Woononderzoek 2013: algemene gelijkenissen en verschillen tussen beide databanken Er zijn zowel gelijkenissen als verschillen op te tekenen tussen de databank van de Sociaal Economische Enquête 2001 versus de databanken van het Grote Woononderzoek We gaan hier kort in op de belangrijkste gelijkenissen en verschillen die relevant zijn voor dit rapport Een woning wordt gelijkgeschakeld met een huishouden Een belangrijke gelijkenis is dat beide databanken een woning gelijkschakelen aan een huishouden. De bron (in het geval van de SEE2001) en het steekproefkader (in het geval van het GWO2013) is in beide gevallen het rijksregister, welke alle huishoudens in België/Vlaanderen registreert. Een andere gelijkenis tussen beide is dat de referentiepersoon van het huishouden werd aangeschreven/aangesproken. In 2001 werd aan de referentiepersoon van het huishouden gevraagd om de vragenlijst in te vullen; in 2013 werd de enquête bij de referentiepersoon van het gezin afgenomen. Gevolg van het feit dat het rijksregister als bron/steekproefkader diende, is dat in geen van beide databanken gegevens beschikbaar zijn over langdurig leegstaande woningen, tweede verblijven, studentenkamers, woningen bewoond door personen zonder legaal verblijfstatuut, etc Steekproef versus populatie Een eerste verschil is dat er voor de Sociaal Economische Enquête 2001 populatiegegevens beschikbaar waren ( bewoonde privéwoningen) en dat het Grote Woononderzoek 2013 een steekproef van de Vlaamse huishoudens betreft ( voor de bevraging en voor de woningscreening). De populatiegegevens zijn in principe de perfecte weerspiegeling van de werkelijke situatie van de huishoudens op dat ogenblik. Doordat er ook bij de populatiegegevens non respons op te tekenen is, is dit niet volledig het geval. Toch maken we ons sterk dat de werkelijke situatie zeer sterk benaderd werd met de gegevens uit de databank van de Sociaal Economische Enquête De databanken van het Grote Woononderzoek 2013 zijn streekproeven. Daar steekproeven vaak te maken krijgen met selectieve uitval, werd een non responsanalyse uitgevoerd en werden de onderen oververtegenwoordiging van groepen en gebieden gecorrigeerd aan de hand van twee gecombineerde weegfactoren. Controle van de representativiteit van de gewogen steekproeven naar een hele reeks van populatiekenmerken, bevestigde steeds weer dat de steekproeven een representatief staal zijn van de populatie naar de gecontroleerde elementen. We mogen bijgevolg de resultaten op basis van de steekproeven projecteren als resultaten voor de gehele populatie. Dit gegeven maakt dat de vergelijkbaarheid tussen de databank van de Sociaal Economische Enquête 2001 en de databanken van het Grote Woononderzoek 2013 geen probleem vormt, zeker inzake relatieve aandelen en verhoudingen. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 6

13 1.3.3 Objectieve informatie/interpretatie versus interpretatie door bewoner Een tweede belangrijk verschil tussen de Sociaal Economische Enquête 2001 en de woningscreening van het Grote Woononderzoek 2013, betreft het feit dat we de interpretatie van de bewoner (situatie 2001) vergelijken met de objectieve vaststelling/meting/interpretatie van een opgeleide enquêteur (situatie voor woningscreening 2013). 4 De gegevens uit het woningformulier van de Sociaal Economische Enquête 2001 zijn allemaal gebaseerd op een of meerdere vragen die gesteld werden aan de referentiepersoon van het huishouden wonende in de woning. Dit betekent dat de variabelen uit 2001 het resultaat zijn van de inschatting/interpretatie van deze persoon. De mogelijke marge voor interpretatie is afhankelijk van de aard van de gestelde vraag. Er kunnen in het algemeen twee groepen van vragen onderscheiden worden: vragen omtrent de feitelijke toestand van een woning en vragen die een opinie inhouden. Vragen omtrent de feitelijke toestand van een woning (bijvoorbeeld woningtype, aantal verdiepingen, aantal leefruimtes en slaapkamers, oppervlakte,...) hebben een objectief karakter en laten in principe weinig marge voor een subjectieve invulling. Vragen die een opinie inhouden (staat van de woning, appreciatie van de woonomgeving,...) laten meer marge voor een subjectieve invulling, welke hierbij sterk kan samenhangen met de noden en behoeften van de referentiepersoon. De inschatting van de oppervlakte kan gebeuren met wisselende graad van nauwkeurigheid. Daarom werd ook niet gevraagd naar de exacte oppervlakte, maar naar de aanduiding van een oppervlaktecategorie. Het Grote Woononderzoek 2013 bestaat uit twee luiken. Enerzijds is er het luik van de bevraging dat, net zoals de Sociaal Economische Enquête 2001, (1) vragen bevat omtrent de feitelijk toestand van de woning of de feitelijke socio economische toestand van het huishouden én (2) vragen die een opinie inhouden (analoog met de SEE2001 o.a. de staat van de woning, appreciatie van de woonomgeving,...). De manier waarop verschillende woningelementen bevraagd worden bij de bewoner zijn quasi identiek in beide databanken, de vergelijkbaarheid tussen beide is dan ook perfect mogelijk. Anderzijds is er het luik van de woningscreening, het luik waar in dit rapport hoofdzakelijk gebruik van wordt gemaakt. Dit luik is volledig gebaseerd op de objectieve beoordeling/meting van de opgeleide enquêteur. Er is bij elke beoordeling natuurlijk altijd een kleine marge van subjectiviteit welke bepaald wordt door het persoonlijke oordeel van de opgeleide enquêteur, maar in principe is deze marge klein. De opleiding en de uitgebreide handleiding die de enquêteurs ter beschikking kregen, bakenen duidelijke afspraken af omtrent de beoordeling van een bepaald element in het kader van de woningscreening. In dit rapport worden enkel variabelen vergeleken met een sterk objectief karakter. De vergelijkbaarheid tussen beide bronnen komt hiermee in principe niet in het gedrang. 4 Indien de Sociaal Economische Enquête 2001 wordt vergeleken met elementen uit de bevraging van het Grote Woononderzoek 2013, gaat dit verschil niet op. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 7

14 1.4 Duiding bij de gebruikte en aangemaakte variabelen in dit rapport Zoals hierboven aangehaald, gaat in het algemeen de vergelijkbaarheid tussen beide databanken op. In dit rapport behandelen we niet alle vergelijkbare variabelen, maar kiezen we voor informatie die niet in eerdere rapporten over het GWO werd behandeld en/of een trek afdekt die in de toekomst nog belangrijk kan zijn/worden. Hieronder gaan we nog even kort in op de vergelijkbaarheid van de voornaamste variabelen in dit rapport en schetsen we, indien nodig, een iets ruimer methodologisch kader omtrent de opbouw van de variabele De variabele woningtypologie Variabele woningtypologie anno 2013 De variabele woningtypologie is voor de situatie in 2013 een samenstelling uit de databank van de bevraging en de databank van de woningscreening van het Grote Woononderzoek Eerst werd op basis van een vraag uit de bevraging het onderscheid gemaakt tussen eengezinswoning versus meergezinswoning. De woningtypologie werd, voor de woningen waar ook een woningscreening werd uitgevoerd, verder verfijnd naar type eengezinswoning en type meergezinswoning op basis van de vaststellingen uit de woningscreening. 5 In de bevraging van het Grote Woononderzoek 2013 werd aan de bewoner volgende vraag gesteld: In welk type woning woont u? 1) Eengezinswoning 5) Serviceflat 2) Appartement 6) Andere 3) Studio 7) Weet niet 4) Kamer 8) Geen antwoord In een eerste stap werd op basis van deze vraag het onderscheid tussen eengezinswoning en meergezinswoning gemaakt. De meergezinswoningen zijn, naar analogie met de Woonsurvey 2005, het totaal van de appartementen, studio s, kamers en serviceflats. De categorie andere, weet niet en geen antwoord worden als onbekende gerekend. De variabele werd in een tweede stap voor de observaties uit de woningscreening verder verfijnd. Zowel de eengezinswoningen als de meergezinswoningen werden verder opgedeeld volgens een bepaalde typologie. Voor de eengezinswoningen werd het onderscheid gemaakt tussen viergevel, driegevel en rijwoningen. Voor de meergezinswoningen werd het onderscheid gemaakt naar aantal bouwlagen binnen de woning. Zo werden traditionele appartementen (met 1 bouwlaag) onderscheiden van duplexappartementen en maisonnettes (met meerdere bouwlagen). 5 De reden om in het kader van dit rapport deze werkwijze toe te passen is omdat we zo een grotere steekproef meergezinswoningen hebben om mee te nemen in onze analyses over de evolutie van de meergezinswoningen. Als we enkel de groep meergezinswoningen op basis van de woningscreening meenemen, waren de mogelijk uit te voeren analyses (veel) beperkter. We opteerden voor een ruime analyseschets van de evolutie van de meergezinswoningen in Vlaanderen en vertrokken daarom van de variabele uit de bevraging. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 8

15 Volgende woningtypes worden dus op basis van het Grote Woononderzoek 2013 onderscheiden in het kader van dit rapport: (1) viergevelwoningen, (2) driegevelwoningen, (3) rijwoningen, (4) appartementen (met één bouwlaag binnen in de woning), (5) duplexappartementen en maisonnettes (zijnde meergezinswoningen met meerdere bouwlagen in de woongelegenheid) Variabele woningtypologie anno 2001 In de Sociaal Economische Enquête 2001 werd de woningtypologie bepaald op basis van volgende vraag die aan de referentiepersoon van het huishouden werd voorgelegd: In wat voor een woning woont u? 1) Eengezinswoning open bebouwing (4 gevels) 2) Eengezinswoning half open bebouwing (3 gevels) 3) Eengezinswoning gesloten bebouwing (2 gevels) 4) Appartement, studio, kamer, loft 5) Woonwagen, caravan 6) Overige (te omschrijven):... De categorie appartement, studio, kamer, loft vormt de groep van de meergezinswoningen, de categorieën eengezinswoning open bebouwing, eengezinswoning half open bebouwing en eengezinswoning gesloten bebouwing vormen samen de groep van de eengezinswoningen. De categorie woonwagen, caravan werd door de onderzoekers destijds uit de analyses geweerd en de categorie overige wordt samen met de woningen waarbij deze vraag niet werd ingevuld als onbekende gerekend. De verdere verfijning van de meergezinswoningen, zoals we deze maken in het kader van het Grote Woononderzoek 2013, is niet mogelijk met de data van de Sociaal Economische Enquête Bijgevolg worden volgende woningtypes op basis van de Sociaal Economische Enquête 2001 onderscheiden in het kader van dit rapport: (1) viergevelwoningen, (2) driegevelwoningen, (3) rijwoningen en (4) meergezinswoningen Vergelijkbaarheid 2001/2013 van de variabele woningtypologie Doordat de initiële indeling van het woningtype in 2013 gebaseerd is op een vraag aan de referentiepersoon, gaat de vergelijkbaarheid volledig op. De verdere verfijning is in 2013 wel gebaseerd op de objectieve beoordeling van de enquêteur, terwijl in 2001 deze het oordeel is van de referentiepersoon van het huishouden, maar doordat de woningtypologie een feitelijke toestand van de woning beschrijft en een sterk objectief karakter heeft, is er in principe weinig marge voor een foute interpretatie en vormt dit geen probleem voor de vergelijkbaarheid De totale woonoppervlakte Variabele totale woonoppervlakte anno 2013 In 2013 werden met de woningscreening van het Grote Woononderzoek 2013 verschillende primeurs afgeleverd. Zo ook de primeur dat de verschillende woonruimtes tijdens de screening werden opgemeten met een lasermeter. De opgeleide enquêteurs kregen een opleiding over het gebruik van de Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE2001 9

16 lasermeter en via de handleiding van De Luyck en Vandekerkhove (2012), werd een methode aangereikt over het verloop van de opname van de oppervlaktes. De opnames gebeurden, met andere woorden, nauwkeurig en op een (zeer) gelijkende manier over de verschillende woningen van de steekproef heen. De afbakening van de ruimtes die werden samengeteld voor de totale woonoppervlakte, gebeurde analoog aan de afbakening van Ook in 2013 is de totale woonoppervlakte de som van de oppervlakte van de living (leefruimte), (aparte) zitkamer, (aparte) eetkamer, keuken, bureau( s), slaapkamer(s), speelkamer(s) en ontspanningskamer(s). Als we in dit rapport spreken over de leefruimtes, bedoelen we het geheel van living/leefruimte, (aparte) zitkamer en (aparte) eetkamer. Als we het hebben over de kamers, dan verwijzen we naar de totaliteit van de slaapkamer(s), de bureau( s), de speelkamer(s) en de ontspanningskamer(s) Variabele totale woonoppervlakte anno 2001 In 2001 werd de totale woonoppervlakte aan de hand van volgende vraag bevraagd: Hoe groot is de totale oppervlakte van de in vraag 4a vermelde woonvertrekken? 1) Minder dan 35 m 2 4) Van 85 tot 104 m 2 2) Van 35 tot 54 m 2 5) Van 105 tot 124 m 2 3) Van 55 tot 84 m 2 6) 125 m 2 en meer NB: in vraag 4a werden volgende vertrekken vermeld: studio of loft, aparte keuken van minstens 4 m 2, keuken geïntegreerd in een ander vertrek, living (al dan niet met zitkamer en eetkamer), aparte zitkamer, aparte eetkamer, bureau voor privégebruik, speelkamer, ontspanningskamer (of soortgelijkend), slaapkamers (zolderkamers inbegrepen). De manier waarop de referentiepersonen van het huishouden deze oppervlakte hebben opgenomen, is niet geweten en zal vermoedelijk ook verschillend verlopen zijn. Sommige bewoners zullen, indien ze deze ter beschikking hadden, de totale woonoppervlakte berekend hebben op basis van de afmetingen van de verschillende ruimtes aangegeven op de bouwplannen, anderen zullen de verschillende oppervlaktes gemeten hebben aan de hand van een lasermeter of meetlint en deze opgeteld hebben, nog andere zullen de oppervlaktes geschat hebben op het zicht. Om de foutmarge te beperken, koos men ervoor om de referentiepersoon te laten kiezen uit categorieën. Op individueel niveau kan dit leiden tot (grotere) fouten, maar op een geaggregeerd niveau gebaseerd op de volledige populatie worden individuele fouten afgevlakt (Vanneste et al., 2007) Vergelijkbaarheid 2001/2013 van de variabele totale woonoppervlakte De totale woonoppervlakte is in 2013 op een andere manier geconstrueerd dan in De opname met een lasermeter door een opgeleide enquêteur gebeurt in principe nauwkeuriger dan de opname door de referentiepersoon waarbij de manier van opname niet gekend is. We moeten hierdoor met grote zekerheid stellen dat de verschillende meetmethode een impact heeft op de vergelijkbaarheid. De mate van impact is afhankelijk van de nauwkeurigheid waarmee de bewoners anno 2001 de totale woonoppervlakte van hun woning geschat hebben. Dit gegeven is niet geweten. We moeten er, net als de multidisciplinaire onderzoeksteams die in 2001 met deze variabele aan de slag gingen, vanuit Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

17 gaan dat de aangegeven woonoppervlakte, vooral ook omdat met klassen werd gewerkt, toch voldoende de werkelijke woonoppervlakte benadert. Niettegenstaande moet dit verschil wel in het achterhoofd gehouden worden bij het lezen van dit rapport en het interpreteren van het cijfermateriaal De woningbezetting In het kader van dit rapport wordt bij de analyses van de woningbezetting een onderscheid gemaakt tussen overbezette woningen, aangepaste woningen en onderbezette woningen. Bij de onderbezette woningen wordt nog bijkomend een differentiatie gemaakt tussen niet structureel onderbezette woningen en structureel onderbezette woningen (zie ook bijlage 1) De verschillende vormen van woningbezetting en hun maatschappelijk en beleidsmatig belang Maatschappij en beleid zijn reeds decennialang overtuigd van de maatschappelijke problematiek van overbewoning. Een tekort aan (private) ruimte veroorzaakt gezondheids en veiligheidsproblemen en ontneemt de personen in het huishouden de kans zich te ontplooien (Vanneste & Vanderstraeten, 2014). Het aspect van overbewoning is dan ook vastgelegd in de normen van de Vlaamse Wooncode. Een van de voorwaarden van het Vlaamse kwaliteitsbeleid om op een kwaliteitsvolle manier te kunnen leven, is voldoende ruimte hebben voor de personen van het huishouden. Niettegenstaande de mindere aandacht voor het fenomeen van onderbezetting, pleiten, voornamelijk, het energiedebat en de spanningen op de woningmarkt toch voor een grotere beleidsaandacht. De reden voor de mindere aandacht is ongetwijfeld mede verbonden aan het feit dat dit fenomeen een zekere dualiteit met zich meebrengt: de dualiteit tussen individu en maatschappij. Een onderbezette woning wordt zelden als een probleem aangevoeld door de betrokken bewoner. Ruim wonen wordt veeleer als prettig dan als storend ervaren. Ook zijn er, niet te vergeten, een aantal maatschappelijke trends die een ruimere woning zelfs noodzakelijk maken. We denken hierbij aan fenomenen zoals co ouderschap, thuiswerken, een nog geplande gezinsuitbreiding (in de nabije en verdere toekomst), het opvangen van de kleinkinderen als de ouders uit werken zijn, enzovoort. Toch zijn er een aantal elementen die het aspect van onderbewoning problematisch maken. Het zijn hierbij voornamelijk zaken die de duurzaamheid van de woning en de (directe) omgeving aantasten. Daar de duurzaamheidsproblematiek vooral een maatschappelijk issue is, en de individuele bewoner van een onderbezette woning (nog?) niet wakker ligt van zijn suboptimale duurzaamheids consumptie, is er dus de dualiteit individu maatschappij. Een eerste, voor de maatschappij toch belangrijk, element dat de suboptimale duurzaamheidsconsumptie van een onderbezette woning beïnvloedt, is de residentiële energieconsumptie. Niet de gezinsgrootte maar wel het type en de grootte van de woning en de welvaartspositie van het huishouden bepalen het residentieel energieverbruik (Lenzen et al., 2006; Wilson et al., 2005). Dit betekent dat onderbezette woningen een hogere residentiële energieconsumptie ontwikkelen dan in principe nodig is voor het aantal huishoudleden dat er effectief woont. Hoe groter de woning en hoe meer vrije gevels, hoe groter vermoedelijk dus de verspilling. Anderzijds is er ook de omvang van de aangesneden landoppervlakte en dus het ruimtegebruik dat bij vele onderbezette woningen als suboptimaal bestempeld kan worden. Grote percelen grond met centraal een onderbezette viergevelwoning zouden toch een doorn in het oog moeten zijn van de beleidsmakers gezien de steeds schaarser wordende woonruimte in Vlaanderen. Het ruimtegebruik Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

18 voor wonen (het woongebied) in Vlaanderen bedraagt 12%, dit is dubbel zo hoog als in Nederland waar het 6% bedraagt De afbakening van de variabele woningbezetting a) Overbezette versus aangepaste en onderbezette woningen We gebruiken voor de afbakening van de verschillende categorieën van woningbezetting in dit rapport de afbakening van Vanneste en Vanderstraeten (2014). Deze afbakening bouwt voort op de afbakening van Laureys, Goossens en De Decker (2006) die in het kader van de monografie Woning en woonomgeving in België (Vanneste et al., 2007) was ontstaan. Vanneste en Vanderstraeten (2014) evalueerden kritisch de afbakening van Laureys, Goossens en De Decker (2006) en voerden, gesterkt door een internationale literatuurstudie en terreinwerk in Vlaanderen, enkele aanpassingen door (zie voor meer details Vanneste & Vanderstraeten, 2014). Het resultaat van hun onderzoek was een opdeling van het Vlaamse woningpatrimonium naar woningbezetting in 7 categorieën: extreem overbezet, sterk overbezet, matig overbezet, aangepast, matig onderbezet, sterk onderbezet en extreem onderbezet. Het groot aantal categorieën (7) was er om de relatie met de afbakening van Laureys, Goossens en De Decker (2006) nog te kunnen leggen. Vanneste en Vanderstraeten (2014) pleitten er voor om de categorieën matig overbezet en matig onderbezet niet mee op te nemen in de effectieve groepen van enerzijds overbezette woningen en anderzijds onderbezette woningen. Dit maakt dat we in het kader van dit rapport drie categorieën afbakenen: overbezette woningen, aangepaste woningen en onderbezette woningen. De groep van overbezette woningen bestaat uit de sterk en extreem overbezette woningen uit de afbakening van Vanneste en Vanderstraeten (2014), de groep van de aangepaste woningen bestaat uit de matig overbezette, aangepaste en matig onderbezette woningen uit de afbakening en de groep van de onderbezette woningen bestaat uit de sterk en extreem onderbezette woningen uit de afbakening. We voerden voor de categorisering van de verschillende graden van woningbezetting in dit rapport één wijziging door ten opzichte van de afbakening van Vanneste en Vanderstraeten (2014). We verhoogden in het geval van een eenpersoonshuishouden gehuisvest in een woning met een woonoppervlakte kleiner dan 84 m 2 het aantal slaapkamers per persoon naar 2 (de grens stond op 1 bij de afbakening van Vanneste & Vanderstraeten) zodat een kleine woning met 2 (slaap)kamers toch als aangepast en niet als onderbezet wordt beschouwd. Dit vanuit de stelling dat een kleine woning (<84 m 2 woonoppervlakte) van een alleenstaande met twee compacte (slaap)kamers, waarbij de tweede kamer in heel veel gevallen een noodzakelijkheid is en fungeert als bureau of dressing of multifunctionele ruimte niet als onderbezet kan worden bestempeld voor een alleenstaande. 6 Vlaanderen, cijfer 2011: doorhuishoudens/ruimtegebruik door wonen/ op basis van Kadaster/ASDEI; Nederland, cijfer 2010, Bodemgebruik in Nederland.html?i=15 18 Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

19 b) Onderbezette woningen: niet structureel versus structureel onderbezette woningen Onder zowel als overbezet zijn afhankelijk van de grootte van het huishouden dat er woont op het ogenblik van de bevraging. Dit impliceert een momentopname. Niettemin zijn er woningen die zo groot zijn dat ze in de meeste omstandigheden (tenzij bewoond door grote huishoudens) onderbewoond zullen zijn. Vanneste en Vanderstraeten (2014) bakenden daarom binnen de groep van de (sterk en extreem) onderbezette woningen een groep structureel onderbezette woningen af. Dit is de groep van onderbezette woningen waarvan de woning ook voor een huishouden van 4 personen onderbezet zou zijn. Dit betekent dat het (toekomstig) inwonende huishouden minstens uit 5 personen moet bestaan om de woning het label aangepast te kunnen geven. De groep van onderbezette woningen waarvan de woning niet onderbezet is voor een huishouden van 4 personen, vormt dan de groep niet structureel onderbezette woningen. Belangrijk om hierbij nog eens extra in de verf te zetten is dat de groep structureel onderbezette woningen enkel woningen bevat die op het ogenblik van de opname ook effectief onderbezet waren. Er is, met andere woorden, nog een bijkomende groep grote woningen op de woningmarkt, die op het moment van opname bewoond waren door huishoudens van 5 personen of meer, en die niet in deze groep vervat zitten. Het zijn woningen die in de categorieën aangepaste en zelfs soms overbezette woningen vervat zitten. Laat het duidelijk zijn, dit is ook niet de groep van woningen dat we willen viseren met de analyses over de structureel onderbezette woningen. Het is een groep woningen op de woningmarkt waar momenteel nood aan is voor de grotere gezinnen en waar de komende decennia ook nood aan zal blijven. Anderzijds, doordat het er volgens de studie van Willems en Lodewijckx (2011) niet naar uitziet dat het aantal grote huishoudens (van 5 of meer personen) zal toenemen de komende jaren, blijft een analyse van de structureel onderbezette woningen wel relevant. Het schetst een beeld van het deel van het Vlaamse woningpatrimonium waar marge is voor verbouwing en verdichting of het opdelen van de woning De variabele woningbezetting anno 2013 De variabele woningbezetting is een samengestelde variabele die volgende deelcomponenten in rekening brengt: de woonoppervlakte, het aantal woonvertrekken (som leefruimtes, keukens en kamers), het aantal kamers en het aantal personen in het huishouden. De woonoppervlakte werd voor 2013, zoals hoger reeds uitgelegd, opgemeten met een lasermeter en de afbakening van de ruimtes die werden samengeteld voor de totale woonoppervlakte verliep analoog met De woonvertrekken werden door de opgeleide enquêteur benoemd en geteld. Voor de benaming van de ruimtes kon de enquêteur op de tablet pc kiezen uit volgende: woonkamer, eetkamer, zitkamer, hobbykamer, bureau, speelkamer, slaapkamer, keuken, badkamer, leegstaande kamer, inkomhal, circulatieruimte (gang/overloop), berging, wasplaats, garage, veranda, toilet, kelder of zolder. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

20 Het aantal kamers was de som van, indien aanwezig, de bureaus, de hobbykamers, de speelkamers en de slaapkamers. Het aantal woonkamers, eetkamers, zitkamers en keukens werd erbij opgeteld om tot het totaal aantal woonvertrekken te komen. Het aantal personen in het huishouden werd via de bevraging aan de referentiepersoon gevraagd. De verschillende categorieën (overbezet, aangepast en onderbezet) werden op basis van de gegevens uit het Grote Woononderzoek 2013 geconstrueerd zoals aangegeven in bijlage De variabele woningbezetting anno 2001 In 2001 werd de totale woonoppervlakte aan de hand van volgende vraag bevraagd: Hoe groot is de totale oppervlakte van de in vraag 4a vermelde woonvertrekken? 1) Minder dan 35 m 2 4) Van 85 tot 104 m 2 2) Van 35 tot 54 m 2 5) Van 105 tot 124 m 2 3) Van 55 tot 84 m 2 6) 125 m 2 en meer NB: in vraag 4a werden volgende vertrekken vermeld: studio of loft, aparte keuken van minstens 4 m 2, keuken geïntegreerd in een ander vertrek, living (al dan niet met zitkamer en eetkamer), aparte zitkamer, aparte eetkamer, bureau voor privégebruik, speelkamer, ontspanningskamer (of soortgelijkend), slaapkamers (zolderkamers inbegrepen). Naar het aantal woonvertrekken werd op volgende wijze gepeild: Welke woonvertrekken zijn er in uw woning en hoeveel van elk? 1) Studio of loft (keuze uit: geen, 1) 2) Aparte keuken (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 3) Ingerichte keuken geïntegreerd in een ander vertrek (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 4) Living (zitkamer en eetkamer) (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 5) Aparte zitkamer (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 6) Aparte eetkamer (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 7) Bureau voor privégebruik (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 8) Speelkamer, ontspanningskamer, enzovoort (keuze uit: geen, 1, 2 of meer) 9) Slaapkamer (zolderkamer inbegrepen) (keuze uit: geen, 1, 2, 3, 4, 5 of meer) De samenstelling van het aantal leden in het huishouden gebeurde op basis van de gegevens uit het rijksregister. Ook voor 2001 werden de verschillende categorieën (overbezet, aangepast en onderbezet) geconstrueerd zoals aangegeven in bijlage Vergelijkbaarheid 2001/2013 van de variabele woningbezetting De verschillende categorieën van woningbezetting werden voor 2001 en 2013 op eenzelfde manier afgebakend. De opname van de verschillende deelcomponenten gebeurde op een verschillende wijze. Vooreerst werd de totale woonoppervlakte in 2013 op een andere manier gemeten dan in Op het verschil tussen de opname met een lasermeter door een opgeleide enquêteur in 2013 en de opname door de referentiepersoon in 2001 waarbij de manier van opname niet geweten is, is reeds in voorgaand stuk over de totale woonoppervlakte ingegaan. De opname van het aantal woonvertrekken verschilt in de zin dat voor 2013 de opgeleide enquêteur de ruimtes benoemde en telde en in 2001 aan de bewoner gevraagd werd over welke en hoeveel Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

21 woonvertrekken de woning beschikte. Doordat het begrip woonvertrek werd geëxpliciteerd, is er in principe weinig marge voor een foute interpretatie en vormt dit geen probleem voor de vergelijkbaarheid. Ook de bepaling van het aantal leden binnen het huishouden gebeurde op een iets andere wijze. In 2001 werden deze gegevens verzameld op basis van het rijksregister, in 2013 werd deze vraag gesteld aan de referentiepersoon van het huishouden. Dit zou voor een lichte afwijking kunnen zorgen doordat het aantal leden in 2001 op administratieve wijze zijn bepaald en in 2013 werd de feitelijke toestand aan de referentiepersoon gevraagd. Het grootste verschil in wijze van opname ligt bij de meting van de totale woonoppervlakte. De woonoppervlakten voor 2013 kunnen wel ondergebracht worden in dezelfde categorieën als in de SEE2001. Daar de woonoppervlakte voor de samenstelling van de woningbezetting een deelcomponent is, en de opnames van de andere deelcomponenten sterke gelijkenissen tonen tussen 2001 en 2013, gaan we ervan uit dat de vergelijkbaarheid 2001/2013 voldoende opgaat Verschil tussen de afbakening overbezet van Vanneste & Vanderstraeten (2014) en de afbakening overbewoning uit de Vlaamse Wooncode De afbakening van de categorie overbezet door Vanneste en Vanderstraeten (2014) en de afbakening overbewoning uit de Vlaamse Wooncode zijn verschillend. De afbakening van de categorie overbezet door Vanneste en Vanderstraeten (2014) is het resultaat van een internationale literatuurstudie gecombineerd met terreinwerk in Vlaanderen. In de internationale literatuur lijkt er consensus te heersen dat de woningoppervlakte, het aantal (slaap)kamers en de grootte van het huishouden een rol spelen om de bezetting van een woning te definiëren. Men is het echter wel niet eens over de concrete invulling en verhouding. Vandaag lijkt een vaak gebruikte norm het te houden op 1 persoon per kamer om de grens tussen overbezet en nietoverbezet af te bakenen, toch zijn er regelmatig stemmen die dit te simplistisch vinden (Stone, 2006). Vanneste en Vanderstraeten (2014) hebben op deze kritiek een antwoord willen bieden door voor de afbakening van de verschillende graden van de woningbezetting een combinatie samen te stellen van de woonoppervlakte, het aantal (slaap)kamers en het aantal huishoudleden. Bijlage 1 toont hoe de verhouding tussen deze drie deelcomponenten leidt tot de groep van overbezette woningen door een systematische verschuiving van de grenswaarden. De bezettingsnorm van de Vlaamse overheid kent een minder complexe samenstelling. Deze stelt enerzijds eisen omtrent de totale woonoppervlakte in relatie met het aantal personen in het huishouden en anderzijds omtrent het aantal woonlokalen (woonvertrekken) in relatie met het aantal personen in het huishouden. Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

22 Als toelichting bij de berekening staat volgende te lezen in het technische verslag: 7 Bij de berekening wordt uitgegaan van het aantal woonlokalen (leefruimte(s), keuken en slaapkamer(s)) en de totale nettovloeroppervlakte ervan. Bij een woning gebouwd of vergund vóór 01/02/2008 wordt de oppervlakte van de aparte badkamer meegeteld voor maximaal 3 m 2. De nettovloeroppervlakte wordt gemeten in de zone met een plafondhoogte van minsten 220 cm. Bijkomend wordt bij hellende plafonds de nettovloeroppervlakte meegerekend met een vrije hoogte groter dan 180 cm. Met de volgende lokalen wordt geen rekening gehouden: Lokalen waarvan de in aanmerking te nemen nettovloeroppervlakte kleiner is dan 4 m 2 Lokalen die nergens een plafondhoogte van minstens 220 cm hebben. De berekening van de bezettingsnorm gebeurt aan de hand van volgende tabellen: Ondanks de andere samenstelling komen beide afbakeningen van overbezet wonen wel een zeer gelijkend aandeel overbewoonde woningen in Vlaanderen uit (zie verder) Het ruimtelijk analysekader: de verschillende graden van verstedelijking volgens de stadsgewesten Het werken met de populatie bij de SEE2001 laat een analyse tot op een zeer fijnmazige ruimtelijke eenheid, namelijk de buurt of statistische sector, toe. Het Grote Woononderzoek 2013 laat dit niet toe gezien de steekproef geen representativiteit garandeert op buurt of gemeentelijk niveau. Daarom wordt voor de vergelijkingen in ruimtelijk perspectief, gewerkt met de ruimtelijke verdeling volgens de stadsgewesten die gehanteerd werd in de onderzoeken van Vanneste et al. (2007) en Thomas et al. (2011). Het beperkte tijdskader van het onderzoek liet niet toe om de ruimtelijke variabele zoals geconstrueerd in het kader van het Grote Woononderzoek 2013, ook voor de situatie in 2001 samen te stellen. Daarenboven blijft de verdeling van de (woon)ruimte in Vlaanderen naar graad van verstedelijking volgens de stadsgewesten en stedelijke leefcomplexen een interessant ruimtelijk studiekader. 7 Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) betreffende de kwaliteits en veiligheidsnormen voor woningen van 12 juli 2013, van toepassing vanaf begin Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

23 Een analyse in ruimtelijk perspectief levert vitale beleidsinformatie. Het brengt ruimtelijke verschuivingen binnen de woningvoorraad in beeld. Het Grote Woononderzoek 2013 (en de vergelijking met de Sociaal Economische Enquête) biedt de mogelijkheid om interessante socio economische informatie aan deze ruimtelijke verschuivingen te koppelen. De omvang van de steekproef van de woningscreening, en vooral de ruimtelijke spreiding ervan, heeft, om toch representatieve uitspraken te kunnen doen voor de verschillende ruimtelijke eenheden, voor een fusie gezorgd van twee ruimtelijke eenheden die gehanteerd werden in de onderzoeken van Vanneste et al. (2007) en Thomas et al. (2011). De kleine steden gelegen buiten de stedelijke leefcomplexen konden niet apart worden genomen als representatieve categorie en zijn voor de analyses in dit rapport samengevoegd met de landelijke gemeenten gelegen in dit gebied tot een groot ruimtelijk gebied: het gebied buiten de stedelijke leefcomplexen. In de wetenschappelijke wereld, en dan vooral binnen de geografie, worden veel fenomenen bestudeerd in het kader van de stadsgewesten en de stedelijke leefcomplexen. Het Instituut voor Sociale en Economische Geografie (ISEG) zorgde in de jaren 1970 voor een eerste operationalisering van de afbakening van stadsgewesten en stedelijke leefcomplexen (Van der Haegen et al., 1979) en hebben deze telkens geactualiseerd, een laatste maal in het kader van de SEE2001 (Van Hecke et al.,2009). In beleidsmatig onderzoek in Vlaanderen wordt de indeling minder gebruikt. In functie van de Vlaamse overheid wordt vaak gewerkt met de VRIND classificatie, welke overeenkomt met de (geactualiseerde) afbakeningen van de stedelijke hiërarchie van Van Hecke en Van der Haegen (Van Hecke & Van der Haegen, 1997). Ook het onderscheid centrumsteden versus de niet centrumsteden wordt vaak gemaakt. Om met deze laatste indeling toch grotendeels de link te kunnen leggen vanuit de verschillende graden van verstedelijking van de stadsgewesten, hebben we ervoor geopteerd om de centrale steden van de stadsgewesten apart van hun (geoperationaliseerde) agglomeratie te bestuderen. De centrale steden van de Vlaamse stadsgewesten komen namelijk overeen met 11 van de 13 centrumsteden. Enkel Aalst en Roeselare zitten niet mee in deze groep. De reden hiervoor is dat deze twee steden geen eigen stadsgewest hebben weten te ontwikkelen en hierdoor geen centrale stad zijn van een stadsgewest. Aalst ligt in de forenzenwoonzone van Brussel, Roeselare behoort tot het gebied buiten de stedelijke leefcomplexen. Voor dit rapport is de keuze gemaakt voor de afbakening van de stadsgewesten om de vergelijking met 2001 te maken. Indien echter cijfers voor 2005 worden gebruikt, hanteren we de ruimtelijke indeling die ook in de andere rapporten over het Grote Woononderzoek 2013 is gebruikt in ruimtelijk perspectief. Figuur 1 toont de ruimtelijke spreiding van de afbakening van de stadsgewesten op Vlaams grondgebied. Figuur 2 geeft de ruimtelijke indeling weer die gebruikt wordt om de vergelijking met 2005 te maken De andere variabelen Voor de methodologische omkadering van de andere gebruikte variabelen in dit rapport, verwijzen we naar het methodologische rapport van het Grote Woononderzoek 2013 (Vanderstraeten & Heylen, 2015). Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

24 Figuur 1 De verdeling van de Vlaamse ruimte volgens de verschillende graden van verstedelijking van de stadsgewesten Bron: Afbakening: Van Hecke et al. (2009) Figuur 2 Spreiding van de samengestelde ruimtelijke variabele in het kader van het Grote Woononderzoek 2013 Bron: Vanderstraeten en Heylen (2015) Woontypologie, woninggrootte en woningbezetting. Het GWO2013 vergeleken met de SEE

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Grote Woononderzoek 2013 Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen HIVA - KU Leuven Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. De resultaten van het grote woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams

Nadere informatie

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Wat vertelt het Grote Woononderzoek 2013 ons over betaalbaarheid in de sociale huur in Vlaanderen? Dr. Kristof Heylen HIVA - KU Leuven VIVAS Bewonerscongres

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 1. Methodologische toelichting. Lieve Vanderstraeten & Kristof Heylen

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 1. Methodologische toelichting. Lieve Vanderstraeten & Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 1. Methodologische toelichting Lieve Vanderstraeten & Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 1. Methodologische toelichting Lieve Vanderstraeten & Kristof Heylen Projectleiding:

Nadere informatie

Technische woningkwaliteit

Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Inleiding Grote Woononderzoek 2013: 2 luiken Vragenlijst bij 10 000 huishoudens Woningscreening bij de helft van deze huishoudens Woningscreening

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck Projectleiding: Griet Verbeeck Leuven, maart 2015

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Kwaliteitscontrole van de in- en uitwendige woningscreening. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Kwaliteitscontrole van de in- en uitwendige woningscreening. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Kwaliteitscontrole van de in- en uitwendige woningscreening Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Kwaliteitscontrole van de in- en uitwendige woningscreening

Nadere informatie

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Voorwoord Geert Goeyvaerts, Marietta Haffner, Kristof Heylen, Katleen Van den Broeck, Frank Vastmans (coördinator) en Sien Winters Promotor: Erik Buyst Onderzoek

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners. Katleen Van den Broeck

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners. Katleen Van den Broeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners Katleen Van den Broeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten

Nadere informatie

Wonen in multifunctionele woonkernen

Wonen in multifunctionele woonkernen Herziening RSL2 Ontwerp 27 november 2017 Wonen in multifunctionele woonkernen Inleiding Kernnota Thema s Stadsdelen & Deelruimten Prioritaire Projecten 101 Wonen in multifunctionele woonkernen B. Bestaande

Nadere informatie

Workshop 1 GIS-toepassingen Demografie en capaciteit Woonbehoeftestudie (Leuven) 20 oktober

Workshop 1 GIS-toepassingen Demografie en capaciteit Woonbehoeftestudie (Leuven) 20 oktober Workshop 1 GIS-toepassingen Demografie en capaciteit Woonbehoeftestudie (Leuven) 20 oktober 1 Gis voor het in kaart brengen van de woonbehoeften in Leuven Joris Voets 1. Trendscenario Doel van de studie

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Verkeerskundige interpretatie van de belangrijkste tabellen (Analyserapport) D. Janssens, S. Reumers, K. Declercq, G. Wets Contact: Prof. dr. Davy

Nadere informatie

WONEN IN VLAANDEREN ANNO 2013 De bevindingen uit het Grote Woononderzoek 2013 gebundeld

WONEN IN VLAANDEREN ANNO 2013 De bevindingen uit het Grote Woononderzoek 2013 gebundeld WONEN IN VLAANDEREN ANNO 2013 De bevindingen uit het Grote Woononderzoek 2013 gebundeld Sien Winters, Wesley Ceulemans, Kristof Heylen, Isabelle Pannecoucke, Lieve Vanderstraeten, Katleen Van den Broeck,

Nadere informatie

Woningmarkt in kaart brengen

Woningmarkt in kaart brengen Woningmarkt in kaart brengen Vlaamse beleidsprioriteit 1 De gemeente zorgt voor een divers en betaalbaar woonaanbod in functie van de woonnoden 1 De woningmarkt in de gemeente in kaart brengen, zowel de

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen

Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen Nadere analyses op basis van het GWO2013 Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Gelieve naar deze publicatie te verwijzen

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018 PERSTEKST Wonen in Vlaanderen anno 18 De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 18 Na de Woonsurvey 05 en het Grote Woononderzoek (GWO) 13 is de Woonsurvey 18 de derde grootschalige bevraging in Vlaanderen

Nadere informatie

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Katleen Van den Broeck* & Isabelle Pannecoucke** *HIVA KU Leuven **KU Leuven campus Sint-Lucas Studiedag Wonen in Vlaanderen

Nadere informatie

Wonen in multifunctionele woonkernen

Wonen in multifunctionele woonkernen Herziening RSL2 Ontwerp 7 maart 2017 Wonen in multifunctionele woonkernen Inleiding Kernnota Thema s Stadsdelen & Deelruimten Prioritaire Projecten 99 Wonen in multifunctionele woonkernen B. Bestaande

Nadere informatie

HET GROTE WOONONDERZOEK 2013. Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V

HET GROTE WOONONDERZOEK 2013. Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V HET GROTE WOONONDERZOEK 2013 1 Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V INHOUD 1. Het Grote Woononderzoek 2013 2. Trends in eigendomsverwerving 3. Profiel van de deelmarkten 4. Betaalbaarheid

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen Projectleiding: Sien

Nadere informatie

Trends op de Vlaamse woningmarkt

Trends op de Vlaamse woningmarkt Trends op de Vlaamse woningmarkt Sien Winters KU Leuven - HIVA Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement, De Schelp 3 maart 2015 www.steunpuntwonen.be

Nadere informatie

Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert De kwaliteit van de renovatiewerken en de tussen 2002 en 2013 gerenoveerde woningen doorgelicht Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Gelieve naar deze publicatie te verwijzen

Nadere informatie

Sectoren / paritaire comités Methodologie

Sectoren / paritaire comités Methodologie Sectoren / paritaire comités Methodologie Wouter Vanderbiesen Mei 2014 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000 Leuven T:+32 (0)16 32 32 39 steunpuntwse@kuleuven.be www.steunpuntwse.be

Nadere informatie

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN 4 BEPALEN VAN GEWICHTEN Van het totaal aantal huishoudens die uit het Rijksregister geselecteerd waren (zgn. bruto-steekproef), hebben er een aantal niet meegewerkt aan de enquête. Zulke non-respons veroorzaakt

Nadere informatie

Commissie Openbare Werken, Mobiliteit en Stedenbouw

Commissie Openbare Werken, Mobiliteit en Stedenbouw Commissie Openbare Werken, Mobiliteit en Stedenbouw Mondelinge vraag OPSCHRIFT Vergadering van 14 april 2016 Nummer: 2016_MV_00149 Onderwerp: Mondelinge vraag van raadslid Isabelle De Clercq: Gemiddelde

Nadere informatie

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid 22 maart 2019 Steunpunt Wonen Wat we weten over de woningkwaliteit van de Vlaamse woningvoorraad. Een synthese van de studies van de afgelopen

Nadere informatie

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode 24-29 Resultaten EU-SILC enquête Kristof Heylen HIVA, KULeuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-25 Bronnen: SEP, PSBH, SEE en

Nadere informatie

DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau. Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans

DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau. Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau

Nadere informatie

Samenhuizen in Gent. 1. Aanleiding. Samenhuizen kan een stedenbouwkundig misdrijf vormen

Samenhuizen in Gent. 1. Aanleiding. Samenhuizen kan een stedenbouwkundig misdrijf vormen Samenhuizen in Gent Samenhuizen in deze nota = meerdere personen die, buiten het klassieke gezinsverband, samen een ééngezinswoning of appartement huren met meer dan één slaapkamer. Onderstaande nota werd

Nadere informatie

Doel, inhoud en steekproefomvang

Doel, inhoud en steekproefomvang Resultaten van de woonsurvey 18 april 19 Kristof Heylen & Lieve Vanderstraeten Doel, inhoud en steekproefomvang 2 1 Doel, inhoud & steekproefomvang Steekproefomvang Ongeveer 3. observaties verspreid over

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 STEUNPUNT WONEN P/A HIVA KU LEUVEN PARKSTRAAT 47 BUS 5300 BE 3000 LEUVEN Perstekst Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 Het Grote Woononderzoek 2013

Nadere informatie

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst VIVES BRIEFING 2019/01 De impact van de btwverlaging naar 6% op sloop en heropbouw Geert Goeyvaerts & Erik Buyst KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Steunpunt Wonen KU Leuven, Faculteit

Nadere informatie

Marktpenetratie DVB-t

Marktpenetratie DVB-t Marktpenetratie DVB-t OPGEMAAKT VOOR: VRT studiedienst, Jo Martens 1 1 01 Onderzoeksmethodologie 2 Onderzoeksmethodologie STEEKPROEF BESCHRIJVING STEEKPROEF GROOTTE QUOTA GEM. DUURTIJD INTERVIEW DATACOLLECTIE

Nadere informatie

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording In opdracht van: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Kenmerk: 360054 Datum: mei 2016 Vertrouwelijk Alle rechten voorbehouden GfK Panel Services

Nadere informatie

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Digitale (r)evolutie in België anno 2009 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 9 februari Digitale (r)evolutie in België anno 9 De digitale revolutie zet zich steeds verder door in België: 71% van de huishoudens in

Nadere informatie

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren Kabinet van Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding Philippe COURARD Kabinet van Minister van KMO'S, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid Sabine LARUELLE Persbericht

Nadere informatie

Middagsessie 7: Leidt meer woonkwaliteit tot meer kwaliteit van wonen?

Middagsessie 7: Leidt meer woonkwaliteit tot meer kwaliteit van wonen? Middagsessie 7: Leidt meer woonkwaliteit tot meer kwaliteit van wonen? Harry Boumeester, OTB Onderzoek voor de gebouwde omgeving / Faculteit Bouwkunde / TU Delft Wooncongres 2017 Delft University of Technology

Nadere informatie

Gezinsenquête. 1. Situering

Gezinsenquête. 1. Situering Gezinsenquête 1. Situering De gezinsenquête is een schriftelijke enquête (postenquête) Bij gezinnen met kinderen tussen 0 en 25 jaar in het Vlaamse Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest Met vragen over

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? Heidi Knipprath & Katleen De Rick COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2013 Wouter Vanderbiesen September 2015 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000

Nadere informatie

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek 1.1 Achtergrond Sinds 1994 voert de Vlaamse Overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek VerplaatsingsGedrag of OVG genoemd. In het OVG worden een

Nadere informatie

De woningmarkt in Vlaanderen

De woningmarkt in Vlaanderen De woningmarkt in Vlaanderen Een blik op de betaalbaarheid, woningkwaliteit en subsidies Kristof Heylen HIVA - KU Leuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-2005 Aandeel huurders van 33%

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2011 Wouter Vanderbiesen November 2013 Methodologisch Rapport Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus

Nadere informatie

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Nadere informatie

ALGEMENE SOCIO-ECONOMISCHE ENQUETE 2001

ALGEMENE SOCIO-ECONOMISCHE ENQUETE 2001 ALGEMENE SOCIO-ECONOMISCHE ENQUETE 2001 00 ALGEMENE TABELLEN 00.0 en 00.1 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS 00.01 Bevolking van Belgische en vreemde nationaliteit naar geslacht De oppervlakte van de administratieve

Nadere informatie

VRAAG: Komt de keuken, gelegen buiten de woning in aanmerking bij de berekening van de opp. en de bepaling van het aantal woonlokalen?

VRAAG: Komt de keuken, gelegen buiten de woning in aanmerking bij de berekening van de opp. en de bepaling van het aantal woonlokalen? THEMA: BEZETTINGSNORM EN OPPERVLAKTE BEZETTINGSNORM VRAAG: Komt de keuken, gelegen buiten de woning in aanmerking bij de berekening van de opp. en de bepaling van het aantal woonlokalen? Conclusie T.O.

Nadere informatie

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van

Nadere informatie

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen (In te vullen door het betrokken instituut en terug te sturen naar het secretariaat Febelmar, ter publicatie op de Febelmar website.) Dit rapport omvat een geheel van technische specificaties die moeten

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2012 Wouter Vanderbiesen Maart 2014 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000 Leuven

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête?

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête? FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Het gaat om een enquête die georganiseerd wordt door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid die verantwoordelijk

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

Inleiding tot het debat

Inleiding tot het debat Inleiding tot het debat Publieksmoment Woonbeleidsplan Vlaanderen 29 november 2011 Naar een Woonbeleidsplan Vlaanderen Startfase (2011) Toekomstverkenning Steunpunt Ruimte en Wonen Advies Vlaamse Woonraad

Nadere informatie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Kenniscentrum Vlaamse Steden Workshop private huur 23 maart 2009 De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Sien Winters HIVA KULeuven Steunpunt

Nadere informatie

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen Technisch rapport kiesintentiemetingen (In te vullen door het betrokken instituut en terug te sturen naar het secretariaat Febelmar, ter publicatie op de Febelmar website.) Dit rapport omvat een geheel

Nadere informatie

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Het renovatiepact en Woningkwaliteit minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Waarom Vlaamse veiligheids en kwaliteitsvereisten voor woningen? Art. 23 Grondwet: recht op behoorlijke

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 5. De private huurmarkt: vraagen aanbodzijde. Kristof Heylen

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 5. De private huurmarkt: vraagen aanbodzijde. Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 5. De private huurmarkt: vraagen aanbodzijde Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 5. De private huurmarkt: vraag- en aanbodzijde Kristof Heylen Projectleiding: Sien

Nadere informatie

Past het woningenbestand bij de demografische behoeften? Focus op onderbezetting

Past het woningenbestand bij de demografische behoeften? Focus op onderbezetting Publieksmoment Woonbeleidsplan Vlaanderen Brussel Boudewijngebouw, 29 oktober, 2011 Past het bestand bij de demografische behoeften? Focus op onderbezetting Dominique Vanneste Sociale & Economische Geografie

Nadere informatie

DE KOSTEN VOOR RIOLERING EN ZUIVERING AFVALWATER

DE KOSTEN VOOR RIOLERING EN ZUIVERING AFVALWATER DE KOSTEN VOOR RIOLERING EN ZUIVERING AFVALWATER Resultaten online bevraging executive summary Auteurs: Datum: Herwerking: Veerle Minne, Sarah Botterman 6 februari 2015 VMM Inhoudstafel 1 Managementsamenvatting...

Nadere informatie

STUDENTEN- HUISVESTING IN GENT KOTEN WIJZER VERHUREN? Stad Gent Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning STEDENBOUW- KUNDIGE NORMEN.

STUDENTEN- HUISVESTING IN GENT KOTEN WIJZER VERHUREN? Stad Gent Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning STEDENBOUW- KUNDIGE NORMEN. STUDENTEN- HUISVESTING IN GENT STEDENBOUW- KUNDIGE NORMEN KOTEN WIJZER VERHUREN? 14 juni 2014 Stad Gent Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning Inhoud 1. Stedenbouwkundige vergunningsplicht 2. Geldende

Nadere informatie

Onderzoek Immpact. Sven Damen, KU Leuven. Frank Vastmans, KU Leuven. Erik Buyst, KU Leuven

Onderzoek Immpact. Sven Damen, KU Leuven. Frank Vastmans, KU Leuven. Erik Buyst, KU Leuven Onderzoek Immpact Sven Damen, KU Leuven Frank Vastmans, KU Leuven Erik Buyst, KU Leuven 15 september 2017 Deel 2: Werkelijke woonkost nieuwbouw Voor het toekennen van een hypothecair krediet wordt als

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Kinderen en huisvesting. Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018

Kinderen en huisvesting. Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018 Kinderen en huisvesting Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018 Het afwezige kind in het woonbeleid Vaststelling: kinderen groeien op in diverse woonsituaties en kinderen zijn belangrijke

Nadere informatie

De tabellen geven de private huishoudens van het Vlaams Gewest.

De tabellen geven de private huishoudens van het Vlaams Gewest. TOELICHTING BIJ DE KUBUS "Private huishoudens naar woonplaats, type, omvang, aantal en leeftijd kinderen, kenmerken referentiepersoon e.a. (Vlaams Gewest, 1990-2015) 1. Algemeen De private huishoudens

Nadere informatie

Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid

Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid Woonsituatie van ouderen in Vlaanderen Resultaten van Woonsurvey 2018 Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Vlaamse Ouderenraad Commissie wonen, mobiliteit en veiligheid 9 Mei 2019 Inhoud Eigendomsstatuut

Nadere informatie

Innovatie Woononderzoek

Innovatie Woononderzoek Innovatie Woononderzoek Een toekomst zonder vragenlijst? Daniël Herbers, onderzoeker & projectleider Introductie De vragenlijst is al jarenlang de basis van het Woononderzoek Nederland. Ook in 2018 is

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-020 22 maart 2010 9.30 uur Woononderzoek Nederland 2009 Totale woonlasten stijgen in dezelfde mate als netto inkomen Aandeel en omvang aflossingsvrije

Nadere informatie

STAD IZEGEM STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING WONINGKWALITEIT

STAD IZEGEM STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING WONINGKWALITEIT STAD IZEGEM STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING WONINGKWALITEIT Definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 mei 2018 Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 3 augustus 2018 Artikel 1 DOEL

Nadere informatie

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen?

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans Universiteit Hasselt Studiedag De energiekwaliteit van het Vlaamse woningenpark,

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Deel IV, Profielschetsen van 13 centrumsteden

Deel IV, Profielschetsen van 13 centrumsteden Onderzoeks- en vormingsopdracht Vastgoedprijzen en woningaanbod in de centrumsteden Deel IV, Profielschetsen van 13 centrumsteden Frank Vastmans In opdracht van Agentschap voor Binnenlands Bestuur Team

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt,

Nadere informatie

SAMENVATTING JAARVERSLAG 2012 Steunpunt Wonen

SAMENVATTING JAARVERSLAG 2012 Steunpunt Wonen SAMENVATTING JAARVERSLAG 2012 Steunpunt Wonen Augustus 2013 Inhoud Inhoud iii 1.1 Onderzoeksactiviteiten 1 1.1.1 Basisonderzoek 1 1.1.2 Kortetermijnonderzoeken 3 1.2 Werking van het Steunpunt Wonen 4

Nadere informatie

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? De annual air quality kaarten tonen het resultaat van een koppeling van twee gegevensbronnen: de interpolatie van luchtkwaliteitsmetingen (RIO-interpolatiemodel)

Nadere informatie

Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen

Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen Inleiding Sinds een drietal jaar kunnen hotels maandelijks cijfers doorgeven aan het steunpunt over het aantal verhuurde kamers,

Nadere informatie

Ruimtelijk rendement. en de woonwensen. van Vlamingen. Meer doen met bouwgrond. Op naar een hoger ruimtelijk rendement

Ruimtelijk rendement. en de woonwensen. van Vlamingen. Meer doen met bouwgrond. Op naar een hoger ruimtelijk rendement Ruimtelijk rendement en de woonwensen van Vlamingen Meer doen met bouwgrond. Op naar een hoger ruimtelijk rendement Studiedag 13/12/2016, zaal De Schelp Vlaams Parlement Ann Pisman, ann.pisman@rwo.vlaanderen.be

Nadere informatie

Reflecties woning / gebouwenpas. Toelichting studiemoment 18 maart 2019

Reflecties woning / gebouwenpas. Toelichting studiemoment 18 maart 2019 Reflecties woning / gebouwenpas Toelichting studiemoment 18 maart 2019 Inhoud presentatie 1. Woning / gebouwenpas 2. Energetisch én woningkwaliteitsbeleid 3. Collectief planmatig renoveren 4. Diversiteit

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK CLIËNTERVARINGSONDERZOEK Huishoudelijke Hulp Gemeente Loppersum Wmo Support Datum: 15 maart 2017 Versie: Definitief 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 2.1 Waarom huisbezoeken?... 3 2.2 Leeswijzer... 3 3

Nadere informatie

Presentatie ontwerp - woning AS

Presentatie ontwerp - woning AS arjaan de feyter Presentatie ontwerp - woning AS arjaan de feyter Interior Architect www.arjaandefeyter.be Azalealaan 31 2980 Halle Zoersel Belgium T +32 ( 0 ) 3 385 93 86 M + 32 ( 0 ) 476 62 19 10 E mail@arjaandefeyter.be

Nadere informatie

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen

Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Methodologie, vaststellingen, t evoluties Boekvoorstelling 21 december 2010 Kristof Heylen, HIVA, KULeuven Steunpunt Ruimte en Wonen Inhoud Definitie Methodologie Woonquote

Nadere informatie

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ter bevordering van het kwaliteitsvol wonen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ter bevordering van het kwaliteitsvol wonen Gemeente Moorslede Dienst ruimtelijke ordening Marktplaats 1 8890 Moorslede Tel.: 051/788 914 Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ter bevordering van het kwaliteitsvol wonen Principiële goedkeuring

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC) Werklozen, eenoudergezinnen en huurders meest kwetsbaar voor armoede Vandaag publiceert de Algemene Directie Statistiek

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie

Statistisch Product. Residentiële vastgoedprijsindex

Statistisch Product. Residentiële vastgoedprijsindex Metadata Statistisch Product Residentiële vastgoedprijsindex De residentiële vastgoedprijsindex meet de inflatie in de residentiële vastgoedmarkt. De residentiële vastgoedprijsindex geeft de prijsevolutie

Nadere informatie

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in

Nadere informatie

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Technisch rapport kiesintentiemetingen Technisch rapport kiesintentiemetingen Dit rapport omvat een geheel van technische specificaties die moeten toelaten om de kwaliteit van de kiesintentie peiling in te schatten en aldus de resultaten ervan

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

Omgevingsanalyse Lochristi

Omgevingsanalyse Lochristi PROVINCIE OOST-VLAANDEREN GEMEENTE LOCHRISTI Omgevingsanalyse Lochristi in het kader van het lokaal sociaal beleid 1 Inhoud KWANTITATIEVE OMGEVINGSANALYSE 1. Demografische indicatoren 1.1. Aantal inwoners

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

EDITIE CIJFERKORF WONEN

EDITIE CIJFERKORF WONEN EDITIE 2011 - CIJFERKORF WONEN Het Steunpunt Sociale Planning en de dienst Wonen, Afdeling Levenskwaliteit en Zorg van de Directie Mens bieden woningmarktgegevens aan op gemeentelijk niveau aan gemeenten,

Nadere informatie

Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek?

Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Sien Winters KU Leuven - HIVA Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement,

Nadere informatie

3.1 Bereidwilligheid om vragenlijsten in te vullen (unit non-respons)

3.1 Bereidwilligheid om vragenlijsten in te vullen (unit non-respons) 3 NON-RESPONS 3.1 Bereidwilligheid om vragenlijsten in te vullen (unit non-respons) Een aantal huishoudens weigerden mee te doen aan de enquête of stuurden onvoldoende formulieren terug. In Tabel 1 geven

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/09/049 ADVIES NR 09/10 VAN 2 JUNI 2009 MET BETREKKING TOT DE MEDEWERKING VAN DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE

Nadere informatie

Onderzoeksfiche e00081.pdf. 1. Referentie

Onderzoeksfiche e00081.pdf. 1. Referentie 1. Referentie Referentie Verhetsel, A., Witlox, F. & Tierens, N. (2003). Jongeren en wonen in Vlaanderen. Woonsituaties, woonwensen en woonbehoeften. Antwerpen: De Boeck. Taal Nederlands ISBN 90 455 0394

Nadere informatie