Watervergunning: aanvraag om wijziging van de vergunning krachtens de Waterwet (Wtw) van AVR Afvalverwerking B.V. Zaaknummer RWSZ

Transcriptie

1 Onderwerp Watervergunning: aanvraag om wijziging van de vergunning krachtens de Waterwet (Wtw) van AVR Afvalverwerking B.V. Zaaknummer RWSZ Inhoudsopgave 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Aanvraag 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer 6. Procedure 7. Conclusie 8. Ondertekening 9. Mededelingen 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 17 maart 2017 een aanvraag ontvangen van AVR Afvalverwerking B.V., Vestiging Rozenburg, (hierna: AVR) om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem te wijzigen. De aanvraag betreft het brengen van stoffen, afkomstig van AVR, gelegen aan de Professor Gerbrandyweg 10 te Rotterdam-Botlek in de Nieuwe Waterweg en de Sint Laurentshaven. De aanvraag is geregistreerd onder zaaknummer RWSZ Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: De aan AVR Afvalverwerking B.V. (hierna: AVR) verleende vergunning d.d. 12 februari 2015, met nummer RWS-2015/5747 I, als volgt te wijzigen: RWS INFORMATIE Pagina 1 van 10

2 3. Voorschriften Voorschrift 1, lid 1 en 2 wordt met ingang van 31 december 2017 vervangen door een nieuw voorschrift 1, lid 1 en 2. Voorschrift 1 Soorten afvalwaterstromen 1. In de Nieuwe Waterweg mogen uitsluitend de hieronder genoemde afvalwaterstromen worden gebracht: Lozingspunt Meetpunt Soort afvalwaterstroom A1/A2 101 Effluent ABI zure lijn RO s 102 Effluent ABI basische lijn RO s 103 Effluent ABI reservelijn RO s 105 Potentieel verontreinigd hemelwater tankenpark 105 Sealwater pompen RO s en CWT 105 Water uit opvangputten 105 Spoel-, lek- en schrobwater afkomstig van activiteiten vloer Spui flashvaten RGR 106 Effluent ABI VO Effluent ABI MoVi (VO-11, VO-12, VO-13) 114 Brijn van de Reverse Osmose unit en geneutraliseerd regeneraat uit ionenwisselaars Reverse Osmose 115 Koelwater afkomstig van Turbine C condensor V Koelwater afkomstig van Turbine D condensor H013B 117 Koelwater afkomstig van Turbine C condensor V7 118 Koelwater afkomstig van Turbine D condensor H114B 140 Effluent ABI BEC A1/A2 Koelwater auxillary koeling Ketelspui RO s 0 t/m 6 Spoelwater van Taproggefilters en Bol&Kirchfilters Ketelspui CWT (VO s) Koelwater blowdown VO s Koelwater BEC Overstort rivierwaterpompen RWS INFORMATIE Pagina 2 van 18

3 2. In de Sint Laurenshaven mogen uitsluitend de hieronder genoemde afvalwaterstromen worden gebracht: Lozingspunt C en D G1 en G2 Meetpunt Soort afvalwaterstroom Spui bedrijfswaternetwerk Spui bluswaternet Voorschrift 2, lid 3 wordt vervangen door een nieuw voorschrift 2, lid 3. Voorschrift 2 Lozingseisen 3. Het effluent van de ABI van de BEC mag alleen in het oppervlaktewater worden gebracht, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op meetpunt 140 niet worden overschreden: Parameter Eenheid I Onopgeloste bestanddelen mg/l 30* Kwik ug/l 15 Cadmium ug/l 50 Thallium ug/l 50 Arseen ug/l 20 Lood ug/l 150 Chroom ug/l 60 Koper ug/l 40 Molybdeen mg/l 1 Nikkel ug/l 60 Zink ug/l 400 Antimoon ug/l 850 Kobalt ug/l 50 Mangaan ug/l 200 Vanadium ug/l 500 Tin ug/l 150 PCDD/F ng TEQ/l 0,1 Kjeldahl stikstof mg/l 25* I: maximale concentratie in een etmaalmonster *: maximale concentratie in een steekmonster Het debiet op meetpunt 140 mag een hoeveelheid van 4 m 3 /uur niet overschrijden. De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. RWS INFORMATIE Pagina 3 van 18

4 Voorschrift 2, lid 4 wordt met ingang van 31 december 2017 vervangen door een nieuw voorschrift 2, lid Op het meetpunt 105 mogen de volgende per parameter aangegeven lozingseisen niet worden overschreden: Parameter Eenheid I Onopgeloste bestanddelen mg/l 50 CZV mg/l 125 Olie mg/l 5 Som metalen mg/l 1 Som metalen: som van arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink I: maximale concentratie in een steekmonster De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. Voorschrift 13 wordt toegevoegd: Voorschrift 13 Minimalisatieverplichting Uiterlijk 5 jaar na inwerkingtreding van deze beschikking en vervolgens elke vijf jaar, moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder voor de ZZS-stoffen (Zeer Zorgwekkende Stoffen) die naar het oppervlaktewater geloosd worden, de volgende informatie verstrekken: 1. de mate waarin deze zeer zorgwekkende stof op het oppervlaktewater geloosd wordt; 2. de reeds toegepaste technieken om de emissie van deze zeer zorgwekkende stof zoveel mogelijk te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken; en 3. een vermijdings- en reductieplan, gericht op het zoveel als technisch en kostentechnisch haalbaar is verder beperken van deze emissies, met daarin: a. een overzicht van de technieken om emissies van deze zeer zorgwekkende stoffen in de toekomst nog verder te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, verder te beperken; b. informatie over het rendement en de validatie van deze technieken; c. informatie over de bedrijfszekerheid en de kosten van deze technieken; d. informatie over afwenteleffecten van deze technieken; en e. een keuze voor de op basis van deze informatie al dan niet toe te passen technieken. Tekening nummer 2 in bijlage 3 wordt vervangen door een nieuwe tekening nummer 2 in bijlage 3: Situatie. Meet- en lozingspunten riolering, A , d.d RWS INFORMATIE Pagina 4 van 18

5 4. Aanvraag Algemeen AVR heeft bij besluit van 12 februari 2015, met nummer RWS-2015/5747 I, een vergunning gekregen voor het brengen van stoffen in de Nieuwe Waterweg en de Sint Laurenshaven en voor het onttrekken van water aan en het brengen van water in de Nieuwe Waterweg. Vergunninghouder vraagt wijziging van deze vergunning, omdat er veranderingen zijn in de bedrijfssituatie/lozingssituatie. De wijziging is van dien aard dat het noodzakelijk wordt geacht de vergunning te actualiseren. Daarom heeft AVR op 17 maart 2017 een aanvraag ingediend om de vigerende vergunning te wijzigen Bedrijfssituatie AVR betreft een afvalverwerkingsinrichting. Het bedrijf heeft enkele waterstromen die rechtstreeks na behandeling in een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie geloosd worden op het oppervlaktewater. Een gedetailleerde beschrijving van de installaties is opgenomen in het hoofdstuk Activiteitenrapport van de aanvraag. 4.2 Beschrijving aangevraagde wijzigingen De aanvraag heeft betrekking op: De verhoging van het lozingsdebiet op meetpunt 140, effluent van de Biomassa Energie Centrale (BEC). Aanpassing van de waterzuiveringsinstallatie (WZI)-roosterovens ter verhoging van het afvangstrendement voor antimoon en toestemming voor het gebruik van ijzerchloride. Koppeling van het riool van de afvalverbrandingsinstallatie (AVI) aan het Water Treatment (WT)/Biomassa Energie Centrale (BEC) riool, waarbij lozingspunt B komt te vervallen. 4.3 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden De activiteit lozing van afvalwater van AVR vindt plaats in het KRW-waterlichaam Nieuwe Waterweg. Het KRW-waterlichaam Nieuwe Waterweg (code NL94_9) behoort tot de overgangswateren, categorie O2 (estuarium met matig getijdenverschil), en wordt aangemerkt als kunstmatig waterlichaam. Dat wil zeggen een waterlichaam dat door menselijk toedoen tot stand is gekomen. Voor de sterk veranderde en kunstmatig aangelegde wateren wordt geaccepteerd dat er menselijke beïnvloeding plaatsvindt en dat daardoor de Goede Ecologische Toestand (GET) niet meer te bereiken is. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) is het doel voor deze wateren de ecologische toestand die maximaal kan worden bereikt met gelijkblijvende (menselijke) verstoring van de) hydromorfologie. Deze toestand wordt omschreven als het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). RWS INFORMATIE Pagina 5 van 18

6 Functies van het watersysteem Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Een groot deel van het beheer is gericht op de instandhouding van de basisfuncties en de bijbehorende infrastructuur. Uitgangspunt is daarbij te voldoen aan de wettelijk vastgestelde eisen en doelstellingen. Als de basisfuncties op orde zijn, ontstaan ook gunstige condities voor de gebruiksfuncties. Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater is bijvoorbeeld een voorwaarde voor de winning van drinkwater en voor zwemmen. De aanwezigheid van voldoende water is belangrijk voor de scheepvaart en de natuur. Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn in het BPRW, naast de functies die mogelijk vallen onder de beschermde gebieden, de navolgende gebruiksfuncties beschreven: koel- en proceswater; energieproductie; waterrecreatie; visserij; kabels en leidingen. Rijkswaterstaat ondersteunt deze functies als een gastheer op het water. In de overwegingen wordt op deze functies ingegaan voor zover er een relatie is met de aanvraag. Beschermde gebieden Voor de gebruiksfuncties drinkwater, zwemwater, vis- en schelpdierwater en natuur gelden aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit Europese verplichtingen. Deze functies vallen onder beschermde gebieden. Binnen het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn geen zwemwaterlocaties. Verder is de Nieuwe Waterweg niet aangewezen als Natura 2000 gebied of als schelpdierwater en liggen er geen innamepunten voor drinkwater. Chemische toestand Evenals in 2009 voldoet het waterlichaam in 2015 nog niet aan de eisen voor de Goede Chemische Toestand (GCT). Stoffen die de normoverschrijding veroorzaken zijn: meerdere PAK s, kwik, kobalt, koper, tributyltin en hexachloorbenzeen. De belangrijkste reden van wijziging in norm overschrijdende stoffen is dat door ontwikkelingen in analysetechnieken en normstelling meer stoffen getoetst kunnen worden dan in Er heeft geen achteruitgang plaatsgevonden. Kobalt overschrijdt jaarlijks de MAC-waarde. Voor dit metaal wordt in de komende planperiode in een landelijke actie nagegaan of de normoverschrijding veroorzaakt wordt door emissies of door natuurlijke oorzaak. RWS INFORMATIE Pagina 6 van 18

7 Meerdere van de normoverschrijdende stoffen, zijn zogenaamde ubiquitaire stoffen. Dit zijn stoffen, die nog tientallen jaren terug te vinden zijn in het aquatische milieu in concentraties die een significant risico vormen, zelfs als er reeds uitvoerige maatregelen zijn getroffen om de emissies te beperken of te beëindigen. Door het persistente karakter van deze stoffen blijven ze nog lang in het milieu aanwezig. Algemene fysische chemie Het doel voor de winter-din (stikstof) is aangepast en gecorrigeerd voor de saliniteit in de Nieuwe Waterweg. De winter-din is in concentratie sterk verminderd maar matig gebleven. Ecologische toestand Doelen voor de ecologische toestand zijn beschreven per watertype. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hydromorfologische kenmerken van het watertype, biologische kwaliteitselementen en daarvan afgeleide fysisch-chemische parameters volgens bijlage V KRW. De biologische kwaliteit wordt uitgedrukt in een ecologische kwaliteitsratio (EKR) middels een maatlat met de schaal 0-1. De EKR drukt voor algen, waterplanten, macrofauna en vissen de afstand uit tot de referentiesituatie. Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn de volgende ecologische kwaliteitselementen relevant: fytoplankton; macrofauna; overige waterflora; vis. De huidige situatie per kwaliteitselement is weergegeven in de onderstaande tabel. Vanwege menselijk hydromorfologische ingrepen behoort het waterlichaam Nieuwe Waterweg tot een kunstmatig waterlichaam en zullen de ecologische kwaliteitselementen de GET (goede ecologische toestand) niet bereiken. Voor de beoordeling van de kwaliteitselementen is daarom een GEP (goed ecologisch potentieel) afgeleid, die rekening houdt met deze ingrepen. De huidige toetsing per kwaliteitselement is weergegeven in de onderstaande tabel. Kwaliteitselement (EKR) GEP 2015 Fytoplankton 0,60 goed Macrofauna 0,35 goed Overige waterflora 0,05 goed Vissen 0,60 matig Voor een uitgebreidere toelichting van de beschrijving van dit watersysteem wordt verwezen naar de zogenaamde Factsheets KRW die behoren bij het BPRW RWS INFORMATIE Pagina 7 van 18

8 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Waterwet zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag en het besluit hierop richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van de activiteiten op de bescherming en verbetering van de ecologische kwaliteit van het watersysteem. Aan de hand van het in dit hoofdstuk onder punt b beschreven toetsingskader volgt in de volgende paragrafen de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. De effecten op veiligheid en waterkwantiteit spelen geen rol bij dit besluit. 5.1 Regelgeving en beleid Regelgeving ten aanzien van de lozing van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn de meest gevaarlijke stoffen voor mens en milieu en worden gekenmerkt door hun carcinogeniteit, mutageniteit en andere gevaareigenschappen. Het beleid aangaande deze stoffen is dat ze zoveel als mogelijk geweerd worden uit de leefomgeving (brief van 29 juni 2011 van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer, kenmerk RB/ , inclusief bijlage). RWS INFORMATIE Pagina 8 van 18

9 Op grond van de Algemene BeoordelingsMethodiek ( dienen vergunningen voor lozingen van ZZS een voorschrift te bevatten waarin de vergunninghouder opgedragen wordt elke vijf jaar informatie aan het bevoegd gezag te verschaffen over de mate waarin de zeer zorgwekkende stoffen op het oppervlaktewater geloosd worden de mogelijkheden om emissies van deze stoffen te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken Stoffenbeleid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, richtlijn 2000/60/EG) bevat in bijlage X een lijst met prioritaire stoffen. Voor deze stoffen geldt het vereiste de verontreiniging hierdoor geleidelijk te verminderen. Enkele van deze prioritaire stoffen zijn bovendien aangewezen als prioritaire gevaarlijke stoffen. Hiervoor geldt het vereiste om emissies, lozingen en verliezen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen. Hiernaast is in verschillende andere Europese en internationale regelgeving stoffenbeleid geformuleerd (de GHS-Verordening (1272/2008), de REACH-Verordening (1907/2006), het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische vervuilende stoffen (Trb. 2001, 132), het Protocol bij het Verdrag van Aarhus inzake grensoverschrijdende vervuiling van die stoffen (Trb. 1998, 288) en de List of Chemicals for Priority Action onder het OSPAR-Verdrag (Agreement van de OSPAR Commission, Trb. 1993, 16)). In Nederland is dit beleid samengevoegd in het beleid inzake zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), met als doelstelling deze stoffen uit de leefomgeving te weren of ten minste beneden een verwaarloosbaar risiconiveau te brengen (of te houden). Dit beleid betreft eveneens de prioritaire gevaarlijke stoffen als bedoeld in de KRW. De criteria om een stof als ZZS te bestempelen zijn afkomstig uit artikel 57 van de REACH-Verordening. Het RIVM stelt halfjaarlijks een indicatieve lijst op van de stoffen die op dat moment in ieder geval aan die criteria voldoen (zie naar lijsten). De concrete uitwerking van het beleid ten aanzien van ZZS voor lozingen uit puntbronnen op oppervlaktewater is geland in het BBT-informatiedocument Algemene BeoordelingsMethodiek 2016 (ABM). Dit document is aangewezen in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht en hiermee dient het bevoegd gezag rekening te houden bij het verlenen van vergunningen. Op grond van de ABM wordt in de watervergunningen voor lozingen van ZZS een vijfjaarlijkse rapportageverplichting opgenomen, om zo haalbaar en betaalbaar te komen tot een steeds verdergaande reductie van deze emissies. Deze verplichting geeft hiermee onder meer invulling aan het vereiste uit de KRW om emissies, lozingen en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen en sluit bovendien aan bij soortgelijke bepalingen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, die de emissie van ZZS naar lucht reguleren. Ook voor stoffen die niet als ZZS worden gekwalificeerd, geeft de ABM overigens een saneringsinspanning. RWS INFORMATIE Pagina 9 van 18

10 Op grond van richtlijn 2006/11/EG geldt hiernaast nog steeds een reductiebeleid voor stoffen in bijlage I bij deze richtlijn. Deze richtlijn is inmiddels ingetrokken, maar omdat de KRW de lidstaten ertoe verplicht ten minste het huidige beschermingsniveau van het milieu te handhaven, wordt in Nederland het reductiebeleid ongewijzigd voortgezet. Dit betekent dat voor alle stoffen genoemd in deze bijlage geldt, dat passende maatregelen moeten worden genomen ter vermindering of beëindiging van de verontreiniging door deze stoffen. Daarnaast mogen op grond van artikel 6.1 van de Waterregeling voor de stoffen van lijst I van deze bijlage waarvoor emissiegrenswaarden zijn vastgesteld, alleen tijdelijke lozingsvergunningen worden verleend. Er kan een overlap bestaan tussen de stoffen bedoeld in richtlijn 2006/11/EG en de zeer zorgwekkende stoffen; een stof kan zowel vallen onder die richtlijn als ZZS zijn. In die gevallen kan bij het kiezen van de rapportagemomenten ter invulling van het reductiebeleid de beslissing over het moment van rapportage afgestemd worden op de duur van de vergunning. 5.2 Beoordeling gevraagde wijzigingen Verhoging van het lozingsdebiet van 3 m 3 /uur naar 4 m 3 /uur bij meetpunt 140, effluent van de Bio Energie Centrale (BEC) AVR heeft een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de overschrijdingen van de lozingsnorm voor stikstof N-Kj in het afvalwater van meetpunt 140. Uit het onderzoek is gebleken dat het vergunde debiet waarmee het afvalwater vanuit de waterzuivering geloosd mag worden, de kern van het probleem is. AVR verzoekt daarom om met een hoger debiet te mogen lozen. Probleem Een verhoogd ammoniagehalte in het effluent van de BEC op meetpunt 140 door een afwijking in het proces. Maatregelen AVR heeft een aantal maatregelen opgenomen om het ammoniagehalte te reduceren: De BEC is uitgerust met een stookregeling. Een verhoogd lozingsdebiet van 3 m³/uur naar 4 m 3 /uur, waardoor de ammonia stripper maximaal werkt. Een verbeterde waterbalans in de WZI. Effecten emissie naar water De concentraties van vergunde parameters zijn gelijk gebleven of verminderd. De vrachten zijn gelijk gebleven of verminderd, met uitzondering van een lichte toename van thallium, chroom en N-Kj. De lichte toename van thallium en chroom komt door een nieuwe meetmethode met een verhogende invloed op de berekende jaarvracht. De toegenomen N-Kj vracht is toe te schrijven aan de emissie-overschrijdingen uit procesafwijkingen. Door de nieuwe maatregelen van deze wijziging zal de N-Kj vracht afnemen. RWS INFORMATIE Pagina 10 van 18

11 Het verhoogde debiet is in lijn met de verblijftijd van de overige WZI s. Het ammoniagehalte in het effluent kan voldoende worden verlaagd. Conclusie De verhoging van het lozingsdebiet leidt tot het verbeteren van het ammoniagehalte in het effluent, waardoor voldaan kan worden aan de vigerende lozingseisen. Doordat het lozingsdebiet wordt verhoogd, werkt de ammonia stripper maximaal, waardoor wordt voldaan aan de toepassing van de best beschikbare technieken Aanpassing van de WZI-roosterovens ter verhoging van het afvangstrendement voor antimoon en toestemming voor het gebruik van ijzerchloride FeCl3 op de WZI In paragraaf van de vergunning van 12 februari 2015, met kenmerk RWS-2015/5747 I, staat beschreven hoe de zuiveringstechniek van roosterovens geregeld is. Door de overschrijdingen van de emissie van antimoon op meetpunt 101 en 103, moest een modificatie aan de waterzuiveringsinstallatie van de AVI plaatsvinden. De modificatie van de WZI-AVI staat beschreven in de aanvraag om de wijziging van de vigerende vergunning. Bij de modificatie zal buffertank T005 worden uitgerust met een ijzer(iii) chloride FeCl3 dosering, gecombineerd met een ph-regeling. IJzer(III) chloride is beoordeeld volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek ABM-toets (2016) en geclassificeerd op B (2). In de aanvraag zijn de resultaten van de ABM-toets beschreven. Hieruit blijkt dat de maatregelen ter beperking van de lozing van de aangevraagde stof ijzerchloride voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Conclusie Door de modificatie van de WZI-AVI blijft de concentratie van antimoon bij meetpunt 101 binnen de vergunde waarde zonder andere nadelige effecten voor het milieu Lozingspunt B afsluiten en het hemelwater/condensaat afkomstig van het terrein afvoeren via meetpunt 105 en lozingspunt A1/A2 naar de Nieuwe Waterweg Uit de evaluatie van lozingspunt B is gebleken dat er problemen zijn met de monstername conform NEN 6600 en de afsluitbaarheid van het riool in het geval van calamiteiten. Daarnaast is er een verhoogd risico op overschrijding van de lozingsnorm voor onopgeloste bestanddelen tijdens zware regenval of regenval na een periode van droogte. Daarom verzoekt AVR om een toestemming om het AVI-rioolstelsel te koppelen met het WT/BEC rioolstelsel waardoor lozingspunt B komt te vervallen en het hemelwater- en terreinwater wordt geloosd via meetpunt 105 en lozingspunten A1/A2. RWS INFORMATIE Pagina 11 van 18

12 Met deze koppeling van de riolen worden de afwijkingen op de volgende wijze weggenomen: Meetpunt 105 is uitgerust met een zandvanger. Meetpunt 105 is uitgerust met volume proportionele monstername + debietmeting. Het rioolstelsel is geheel afsluitbaar met een outlet naar de calamiteitenput (400 m³). De afsluiting van lozingspunt B is aan het eind van 2017 gereed. Dit betekent dat tot 31 december 2017 nog via lozingspunt B geloosd mag worden krachtens de huidige vergunningvoorschriften. Met ingang van 31 december 2017 dient te worden geloosd krachtens de voorschriften zoals vastgelegd in deze beschikking. Voor deze wijziging is een emissie-immissietoets voor de reeds vergunde parameters uitgevoerd. Conclusie Uit de emissie-immissie toets blijkt dat de lozing toelaatbaar is op het oppervlaktewater. Door de toepassing van de best beschikbare technieken is er voldoende bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater Onderzoek naar lozing afvalwater met Zeer Zorgwekkende Stoffen AVR heeft enkele waterstromen die rechtstreeks na behandeling in een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie geloosd worden op het oppervlaktewater. Naar aanleiding van het beleid aangaande de ZZS-stoffen heeft Rijkswaterstaat AVR verzocht een onderzoek te verrichten naar de lozing van ZZS (Zeer Zorgwekkende Stoffen) op het oppervlaktewater. Dit onderzoek maakt deel uit van de aanvraag om deze wijziging van de vigerende vergunning. Het onderzoek was gericht op: 1. de mate waarin deze zeer zorgwekkende stoffen op het oppervlaktewater geloosd worden; 2. de reeds toegepaste technieken om de emissie van deze zeer zorgwekkende stoffen zoveel mogelijk te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, te beperken; en 3. een vermijdings- en reductieplan, gericht op het zoveel als technisch en kostentechnisch haalbaar is verder beperken van deze emissies, met daarin: a. een overzicht van de technieken om emissies van deze zeer zorgwekkende stoffen in de toekomst nog verder te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, verder te beperken; b. informatie over het rendement en de validatie van deze technieken; c. informatie over de bedrijfszekerheid en de kosten van deze technieken, d. informatie over afwenteleffecten van deze technieken; en e. een keuze voor de op basis van deze informatie al dan niet toe te passen technieken. RWS INFORMATIE Pagina 12 van 18

13 In het ZZS-onderzoek is onderscheid gemaakt tussen: Proceswaterstromen waarin ZZS en/of waterbezwaarlijke stoffen in aanwezig (kunnen) zijn. Dit zijn stromen die gebruikt worden ten behoeve van het afvalverwerkingsproces van de BEC, de AVI en de CWT. Hulpstoffen waarin ZZS en/of waterbezwaarlijke stoffen aanwezig (kunnen) zijn. Deze hulpstoffen worden toegevoegd aan verschillende waterstromen en kunnen via de AWZI in het oppervlaktewater terechtkomen. Effluentstromen waarin ZZS en/of waterbezwaarlijke stoffen aanwezig (kunnen) zijn. Dit zijn verontreinigingen afkomstig van het productieproces van AVR waarvan mogelijk nog restanten in het effluent van de benodigde zuiveringstechnische voorzieningen aanwezig kunnen zijn. In het ZZS-onderzoek zijn de reeds vergunde parameters waarvoor effluentnormen zijn opgenomen in de vergunning met nummer RWS-2015/5747 I d.d. 12 februari 2015 getoetst aan de ZZS-lijst van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Daarnaast is ook getoetst op alle metalen die zijn opgenomen in deze ZZS-lijst. In het onderzoek is een overzicht gegeven van alle installaties en relevante waterstromen. Vervolgens zijn de bronmaatregelen en de zuiveringstechnische voorzieningen beschreven om de lozing van ZZS zoveel mogelijk te reduceren en is de ABM toetsing uitgevoerd. Uit deze toetsing blijkt dat in de Z-categorie de stoffen kwik, kobalt, koper, lood, nikkel en dioxines vallen. De lozing van deze stoffen is reeds gereguleerd in de vergunning met kenmerk RWS-2015/5747 I d.d. 12 februari In die vergunning is getoetst dat de huidige lozing van AVR conform BBT plaatsvindt. Omdat krachtens het ZZS-beleid continue aan verbetering dient te worden gewerkt om de belasting van oppervlaktewater door afvalwaterlozingen van ZZS stapsgewijs te reduceren, wordt in voorschrift 13 de vijfjaarlijkse rapportageverplichting opgenomen. Gezien de waterstromen, de ZZS en de meetpunten van AVR, dienen de aanwezige meetpunten van de desbetreffende waterstromen bemonsterd te worden op minimaal de parameters kwik, kobalt, koper, lood, nikkel en dioxines. Daarnaast dient gekeken te worden of mogelijk nog meer ZZS in het afvalwater aanwezig kunnen zijn. Dit kan door een breed analysepakket te analyseren met ZZS die te verwachten zijn in het afvalwater. Door de aanvulling van voorschrift 13 aan de vergunning wordt de vijfjaarlijkse rapportageverplichting opgenomen, zodat wordt voldaan aan de beleidsdoelstelling om Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zoveel als mogelijk te weren uit de leefomgeving. RWS INFORMATIE Pagina 13 van 18

14 5.3 Toelichting op de voorschriften Voorschrift 1 Afvalwaterstromen De wijziging van dit voorschrift betreft het toevoegen van de spui van de flashvaten van de rookgasreinigingsinstallatie (RGR) als afvalwaterstroom op meetpunt 105 in lid 1. In de tabel in lid 2 zijn de vergunde afvalwaterstromen opgenomen na afsluiting van lozingspunt B. Omdat de afsluiting van lozingspunt B aan het eind van 2017 pas gereed is, treden de voorschriften met ingang van 31 december 2017 in werking. Dit betekent dat vóór deze datum nog geloosd mag worden krachtens de huidige voorschriften. Voorschrift 2 Lozingseisen De wijziging van voorschrift 2 lid 3 betreft het wijzigen van het lozingsdebiet op meetpunt 140 (lid 3). In de tabel in lid 4 zijn de vergunde lozingseisen opgenomen na afsluiting van lozingspunt B. Omdat de afsluiting van lozingspunt B aan het eind van 2017 pas gereed is, treden het vierde lid van voorschrift 2 met ingang van 31 december 2017 in werking. Dit betekent dat vóór deze datum nog geloosd mag worden krachtens de huidige voorschriften. Voorschrift 13 Minimalisatieverplichting De minimalisatieverplichting, opgenomen in voorschrift 13, is noodzakelijk in het kader van de beleidsdoelstelling om Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zoveel als mogelijk te weren uit de leefomgeving. Met dit voorschrift wordt haalbaar en betaalbaar gewerkt naar een steeds verdergaande reductie. Hierbij geldt dat sprake is van een continue proces. De rapportage is géén momentopname van de stand van zaken vlak voor het verstrijken van de deadline opgenomen in de vergunning, maar moet inzicht verschaffen in alle ondernomen acties (inclusief resultaten) binnen de periode van 5 jaar. Er geldt een inspanningsverplichting om te onderzoeken of, en zo ja, hoe een verdere emissiereductie gerealiseerd kan worden, dus ook wanneer de beste beschikbare technieken reeds zijn toegepast en de lozing van ZZS niet leidt tot het overschrijden van milieukwaliteitseisen. Van belang is dat hierbij de ontwikkeling van deze technieken op wereldwijde schaal beschouwd dient te worden. Deze minimalisatie kan op verschillende manieren worden gerealiseerd: door substitutie, door nieuwe zuiveringstechnieken of nieuwe productietechnieken, door geoptimaliseerde en duurzame bedrijfsvoering. De beschouwing dient minimaal in te gaan op de technische uitvoerbaarheid, de financiële gevolgen en het milieuhygiënische rendement van de minimalisatieopties. Wat betreft deze aan te leveren informatie gaat het om algemeen beschikbare gegevens; hiervoor is geen actieve proefneming door de lozer vereist. RWS INFORMATIE Pagina 14 van 18

15 6. Procedure 6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of het zich ontdoen van stoffen de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing, zodat niet de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd. 6.2 Behandeling van de zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van 20 juli 2017 tot en met 30 augustus 2017 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp. 7. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de vergunning. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid N.C. Knaap RWS INFORMATIE Pagina 15 van 18

16 9. Mededelingen Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? - Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit ter inzage is gelegd, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; - de reden waarom u beroep instelt; - de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. RWS INFORMATIE Pagina 16 van 18

17 10. Bijlagen Bijlage 3, tekening 2, Situatie. Meet- en lozingspunten riolering, A , d.d RWS INFORMATIE Pagina 17 van 18

18 Bijlage 3, tekening 2, Situatie. Meet- en lozingspunten riolering, A , d.d Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr.. RWS INFORMATIE Pagina 18 van 18